Adviezen
RvA no. RA/01-20-DIV
Uitgebracht op : 03/03/2020
Publicatie datum: 17/04/2020
Verzoek aan de Raad van Advies om advies over een concept-Draaiboek voor de regelgeving ex artikel 64, vijfde lid, van de Staatsregeling van Curaçao
(zaaknummer 2020/000217)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 17 januari 2020 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 2 maart 2020, bericht de Raad u als volgt.
- Inleiding
Aan de Raad is overeenkomstig artikel 64, vijfde lid, van de Staatsregeling van Curaçao een concept van de circulaire “Draaiboek voor de regelgeving” (hierna: concept-Draaiboek) ter toetsing voorgelegd. Deze circulaire geeft een kort overzicht van de staatkundige structuur van Curaçao en schenkt tevens aandacht aan de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk op het gebied van wetgeving en de implementatie van verdragen. Tot slot worden de procedures beschreven voor de totstandkoming van wettelijke regelingen en verdragen.
- Inhoudelijke opmerkingen
- De procedure om te komen tot rijksregelgeving
- Instructie aan de gevolmachtigde minister van Curaçao
De gevolmachtigde minister van Curaçao (hierna: de gevolmachtigde minister) handelt namens de Curaçaose regering en wordt daartoe door deze regering geïnstrueerd.
Naast zijn deelname aan de vergaderingen van de raad van ministers van het Koninkrijk (hierna: de RMR) doet de gevolmachtigde minister ook mee aan de vergadering van de Raad voor Koninkrijksrelaties. Deze vindt doorgaans plaats de dag voor het afstemmingsoverleg met de gevolmachtigde ministers van Aruba en Sint Maarten (zie pagina 19, voorlaatste tekstblok en 21, tweede tekstblok van het concept-Draaiboek.
Op pagina 22, eerste tekstblok, van het concept-Draaiboek onder de voorbeeldkalender staat dat de ontwerpinstructie aan de gevolmachtigde minister welke betrekking heeft op een in de RMR te behandelen onderwerp gelijktijdig met aanbieding voor agendering voor de raad van ministers (hierna: RvM) ter informatie gezonden wordt aan de gevolmachtigde minister ter voorbereiding op het afstemmingsoverleg met de gevolmachtigde ministers van Aruba en Sint Maarten.
Volgens artikel 11 van het reglement van orde voor de raad van ministers (hierna: RvO RvM) worden de voor de raad bestemde stukken in het algemeen vier dagen vóór de behandeling in de RvM rondgezonden, dan wel in afschrift ter kennisneming gebracht van de ministers. Daarvan uitgaande zou de hiervoor bedoelde ontwerpinstructie ook vóór de vergadering van de Raad voor Koninkrijksrelaties bekend moeten zijn bij de gevolmachtigde minister, zodat hij ook voor die vergadering voldoende voorbereid is.
De Raad adviseert in het onderdeel “4. Tijdlijn” op pagina 21 van het concept-Draaiboek ook met het voorgaande rekening te houden. Bovendien adviseert de Raad na punt 15 op pagina 25 van het concept-Draaiboek te vermelden dat in deze fase – gelijktijdig met de aanbieding voor agendering voor de RvM – ook de gevolmachtigde minister de ontwerpinstructie ontvangt.
- Advisering door de Raad van Advies
Het uitgangspunt van het concept-Draaiboek is dat het advies van de Raad van Advies ten aanzien van elk voorstel van rijkswet steeds in een ontwerpinstructie voor de gevolmachtigde minister verwerkt wordt (punt 13 op pagina 25 van het concept-Draaiboek).
Als de voorbeeldkalender op pagina 22 ook voor de Raad als voorbeeld genomen wordt, wordt het volgende zichtbaar.
Het kabinet van de gevolmachtigde minister ontvangt op 7 of 8 mei de betreffende stukken. Onder normale omstandigheden zal de Raad van Advies het adviesverzoek van de regering betreffende die stukken later dan 8 mei ontvangen, op zijn vroegst op 9 mei. Aangezien de ontwerpinstructie reeds op 18 mei gereed dient te zijn in verband met de agendering hiervan voor de vergadering van de RvM op 23 mei, zou het advies van de Raad van Advies uiterlijk 16 mei moeten zijn uitgebracht. Dit in verband met de mogelijke verwerking van dit advies door de ambtelijke diensten in bedoelde ontwerpinstructie.
De toetsing door de Raad van voorgelegde ontwerpen van wet- en regelgeving is breed; zowel juridische, maatschappelijke en uitvoeringstechnische aspecten komen aan de orde. Bij voorstellen van rijksregelgeving toetst de Raad bovendien of de belangen van Curaçao in koninkrijksverband in acht zijn genomen. Niet zelden zijn ook constitutionele en politiek gevoelige onderwerpen aan de orde.
In dit verband is het belangrijk om op te merken dat adviezen van de Raad in zogenoemde werkgroepen voorbereid worden. Een concept van een advies dat door de werkgroep gedragen wordt, wordt geagendeerd voor een plenaire vergadering van de Raad. Het uitgangspunt van de Raad is steeds dat zowel de leden van de werkgroep die het advies voorbereiden, als de overige leden van de Raad voldoende tijd krijgen om zich te verdiepen in de materie welke aan de Raad ter advisering wordt voorgelegd. Alleen dan kan de Raad garant staan voor deugdelijke adviezen die met de waardevolle inbreng van al zijn leden tot stand komen.
De Raad begrijpt het belang om de gevolmachtigde minister tijdig en zo volledig mogelijk te instrueren en zal zich zoals gebruikelijk blijven inzetten om zo spoedig mogelijk advies ter zake aan de regering uit te brengen. De korte adviesperiode die op de voorbeeldkalender aan de Raad gegund wordt, is echter niet voldoende voor de Raad om een weloverwogen advies uit te kunnen brengen. De kwaliteit en bruikbaarheid van de adviezen van de Raad, zijn voor de Raad belangrijker dan het (te) snel uitbrengen van een advies met daarbij het risico dat de regering niet volledig of niet juist geadviseerd wordt. Om die reden zal de Raad alleen dan advies uitbrengen, wanneer de Raad meent dat dit advies voldoende voorbereid is. Dit zal niet in alle gevallen kunnen plaatsvinden vóór de voorbereiding van de hiervoor bedoelde ontwerpinstructie. Zie verder hierna onder “c. De adviestermijn” voor een mogelijke oplossing op termijn.
De Raad adviseert de regering in het licht van het voorgaande in het concept-Draaiboek op te nemen dat de gevolmachtigde minister steeds geïnstrueerd zal worden conform de tot het moment van de instructie ontvangen informatie en adviezen. Indien de Raad van Advies op dat moment nog geen advies ter zake heeft uitgebracht, kan de instructie tevens inhouden dat hetgeen de gevolmachtigde minister namens Curaçao in de vergadering van de RMR inbrengt, onder voorbehoud gebeurt van het nog door de Raad van Advies uit te brengen advies. Dit is mogelijk aangezien deze vergadering van de RMR gericht is op besluitvorming om het voorstel van rijkswet (of ontwerp van een algemene maatregel van rijksbestuur) ter advisering aan te bieden aan de Raad van State van het Koninkrijk (hierna: Raad van State). Nadat de Raad van State advies heeft uitgebracht zal de RMR een beslissing moeten nemen het ingezette wetgevingstraject al dan niet te vervolgen. In de tussentijd wordt het advies van de Raad uitgebracht en kan de gevolmachtigde minister, indien het advies van de Raad daartoe aanleiding geeft, invulling geven aan zijn eerdere voorbehoud. De Raad beseft dat dit niet de meest gewenste gang van zaken is, maar wellicht wel de meest voor de hand liggende zolang de Raad een niet realistische korte termijn krijgt om te adviseren.
- De adviestermijn
Bij brief d.d. 16 december 2011, met kenmerk RvA no. SR/68-11 heeft de Secretaris van de Raad van Advies aan de Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bericht dat de termijn van maximaal twee weken, waarbinnen de Raad van Advies moet adviseren te kort is. De Raad meent dat de Koninkrijksregering de betreffende stukken in een eerder stadium moet kunnen toesturen aan Curaçao opdat Curaçao meer tijd wordt gegund om te reageren op de toegestuurde stukken.
De huidige “versnelde procedure” die gevolgd wordt waarin zowel de Raad als andere adviseurs steeds om spoedadvies gevraagd wordt, alsmede de versnelde besluitvorming over voorstellen van rijkswet dient slechts in noodsituaties gevolgd te worden. Voorkomen moet worden dat Curaçao om die reden onvoldoende invloed heeft op de besluitvorming over voorstellen van rijkswet.
De Raad adviseert de regering het voorgaande op regeringsniveau – dus niet alleen ambtelijk – met Nederlandse ambtsdragers bespreekbaar te maken.
- De interne voorbereiding
De Secretaris en het Secretariaat van de Raad van Advies hebben in het proces van voorbereiding van een (concept) advies over rijksregelgeving een interne voorbereidende rol. Hoe het advies van de Raad intern tot stand komt, hoort gelet het doel van een draaiboek voor regelgeving, daar niet in thuis. Om die reden adviseert de Raad punt 8 op pagina 24 van het concept-Draaiboek te schrappen en daarvoor in de plaats op te nemen dat de Raad het adviesverzoek in behandeling neemt.
- Ministeriële rijksregelingen
Het Draaiboek behoort naar het oordeel van de Raad weer te geven wat gangbaar c.q. (formeel) afgesproken is. Op pagina 30, eerste tekstblok, tweede alinea, van het concept-Draaiboek staat dat het wenselijk is dat de RMR zich ook over de vaststelling van ministeriële rijksregelingen buigt. Of de RMR zich in de praktijk ook over de vaststelling van ministeriële rijksregelingen buigt, blijkt niet uit het concept-Draaiboek.
Indien de regering het uit procedureel oogpunt wenselijk vindt dat de RMR zich ook over de vaststelling van ministeriële rijksregelingen buigt en dit in de praktijk nog niet (altijd) plaatsvindt, adviseert de Raad de regering dit op bestuurlijk niveau bij Nederlandse ambtsdragers aan de orde te stellen.
- Procedure voor de totstandkoming van landsverordeningen
- De begroting en de jaarrekening
Op pagina 13, eerste tekstblok, van het concept-Draaiboek wordt verwezen naar twee bijzondere landsverordeningen, namelijk een landsverordening tot vaststelling van de begroting en een landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening. Daar staat dat de in de Landsverordening comptabiliteit 2010 en de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten vastgestelde regels in die gevallen van toepassing zijn.
In § “5.1. Landsverordeningen” (pagina’s 32 en volgende) van het concept-Draaiboek worden de stappen beschreven die in het proces van totstandkoming van een landsverordening gevolgd moeten worden.
Voor wat betreft stap 1 op pagina 37 van het concept-Draaiboek merkt de Raad op dat de RvM in de praktijk in de regel beslist om tegelijkertijd advies in te winnen van de Raad van Advies en het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten over een ontwerpbegroting of een ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening tot vaststelling van een begroting.
Voorts vervult op ambtelijk niveau in de praktijk het Ministerie van Financiën een trekkersrol ten aanzien van de totstandkoming van een landsverordening tot vaststelling van de begroting en een landsverordening tot vaststelling van de jaarrekening. Het Secretariaat van de Raad van Advies stuurt in die gevallen daarom een scan van een uitgebracht advies over dergelijke ontwerplandsverordeningen naar de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer van het Ministerie van Financiën en niet naar Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: WJZ). Zie in dat verband stap 12 op pagina 38 van het concept-Draaiboek.
Volledigheidshalve wordt ten aanzien van jaarrekeningen ook verwezen naar artikel 51 van de Landsverordening comptabiliteit 2010.
De Raad adviseert de regering de op pagina’s 37 en 38 vermelde stappen in het licht van het voorgaande aan te vullen. Dit kan door het in de tekst opnemen van een voetnoot waarin vermeld wordt dat voor de hiervoor bedoelde landsverordeningen geldt dat de Raad van Advies en het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten tegelijkertijd door de regering gehoord worden en dat het Secretariaat van de Raad niet naar WJZ, maar naar de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer van het Ministerie van Financiën een scan van een uitgebracht advies over dergelijke ontwerplandsverordeningen stuurt.
- Besluit van de RvM voor aanbieding aan de Raad
Op pagina 37 van het concept-Draaiboek staat bij stap 1 dat de minister een besluit van de RvM moet uitlokken over aanbieding van een ontwerplandsverordening aan de Raad, indien de ministers de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid dragen voor de inhoud daarvan. In voetnoot 86 staat dat de RvM in de praktijk beraadslaagt en besluit over aanbieding aan de Raad van alle ontwerpen en dat er geen onderscheid gemaakt wordt of de verantwoordelijkheid voor een ontwerp gemeenschappelijk of individueel gedragen wordt[1].
De Raad adviseert de praktijk bij stap 1 op pagina 37 van het concept-Draaiboek op te nemen en in een voetnoot in te gaan op artikel 4, tweede lid, onderdeel a en artikel 5, eerste lid, onderdeel a van het RvO RvM en de daarbij behorende toelichting.
- Besluit van de RvM voor spoedadvies aanvraag
Bij stap 4 op pagina 37 van het concept-Draaiboek staat dat WJZ in zijn advies aan de regering motiveert indien een spoedadvies van de Raad van Advies wenselijk is. Uiteindelijk zal de RvM mede gezien het advies van WJZ – met een motivering van het spoedeisend karakter van het adviesverzoek – moeten beslissen. Indien de regering aan de Raad verzoekt om een spoedadvies uit te brengen, dient voor de Raad duidelijk te zijn dat de regering met bedoelde motivering van WJZ akkoord is gegaan, althans dient duidelijk te zijn dat de regering gemotiveerd een spoedadvies aanvraagt.
De Raad adviseert na stap 4 in te voegen dat de motivering van de regering van de aanvraag van een spoedadvies aan de Raad kenbaar moet worden gemaakt met toezending van het besluit van de RvM waaruit dit blijkt of per afzonderlijke brief van de regering.
- Adviezen van derden
In het kader van het waarborgen van de kwaliteit c.q. de zorgvuldige voorbereiding van wet- en regelgeving is het zaak dat de regering ook adviezen van beleidsdirecties inwint. Per geval wordt door de Raad nagegaan of het ontbrekende advies van een beleidsdirectie moet worden opgevraagd. Het advies zal onder andere worden opgevraagd wanneer het een dermate technisch onderwerp betreft dat niet kan worden voorbijgegaan aan het advies van de beleidsdirectie.
De Raad adviseert de regering in het licht van het voorgaande in voetnoot 84 op pagina 37 van het concept-Draaiboek na “zijn” in te voegen “in ieder geval”.
- De stukkenwisselingen tussen de Staten en de regering
1°. De gebruikte terminologie
Op pagina 43 van het concept-Draaiboek wordt in het eerste tekstblok, laatste volzin verwezen naar de artikelen 38 tot en met 42 van het reglement van orde van de Staten (hierna: RvO Staten) in verband met de verschillende stukkenwisselingen tussen de Staten en de regering.
In de praktijk wordt doorgaans op een (eind)verslag in een nota naar aanleiding van het (eind)verslag gereageerd (zie artikel 38, tweede lid, van het RvO Staten voor wat betreft het verslag en de nota naar aanleiding van het verslag). Op een voorlopig verslag wordt in een memorie van antwoord gereageerd (zie artikel 38, eerste lid, van het RvO Staten). Indien een nader voorlopig verslag volgt, wordt daarop in een nader memorie van antwoord gereageerd. Dit laatste blijkt niet uit de tabel op pagina 43, derde kolom, tweede rij. Daar gaat men ervan uit dat op een nader voorlopig verslag de regering met een nota naar aanleiding van het nader voorlopig verslag reageert. Dit kan echter niet uit artikel 39 van het RvO Staten worden afgeleid.
De Raad vraagt uw bijzondere aandacht voor het voorgaande.
2°. Schematische weergave van de schriftelijke voorbereiding
De Raad adviseert bovendien op pagina 43 van het concept-Draaiboek niet alleen in tabelvorm, maar ook in de tekst zelf in te gaan op de mogelijke reacties van de Centrale Commissie van de Staten en de respons van de regering daarop. De Raad geeft in overweging de tweede rij van de tabel op pagina 43 van het concept-Draaiboek op te splitsen in twee afzonderlijke rijen met aan de ene kant “het voorlopig verslag” en aan de andere kant “het nader voorlopig verslag” en de met dat laatste samenhangende reactie van de regering in een “nadere memorie van antwoord”. De Raad adviseert voorts aan de tabel een vierde kolom toe te voegen met de vervolgprocedure. Ook een schematische weergave (”stroomschema”) van de artikelen 38 tot en met 42 van het RvO Staten in plaats van een tabel wordt voorgesteld. Dit kan naar het oordeel van de Raad het een en ander overzichtelijker maken.
3°. Nota naar aanleiding van het eindverslag
Artikel 42, tweede lid, van het RvO Staten bepaalt dat de Centrale Commissie van de Staten met het uitbrengen van het eindverslag uitdrukkelijk te kennen geeft het voorstel gereed te achten voor openbare behandeling. Op een “blanco eindverslag” van de Centrale Commissie van de Staten wordt geen reactie van de regering verwacht. Het voorstel is daarmee gereed voor openbare behandeling. In de praktijk kan het echter voorkomen dat in een eindverslag nog vragen zijn opgenomen waarop de regering antwoord moet geven. In die gevallen reageert de regering op het eindverslag in een nota naar aanleiding van het eindverslag.
De Raad adviseert in het licht van het voorgaande de tabel op pagina 43 van het concept-Draaiboek aan te vullen.
- Het nader rapport
In het nader rapport gaat de regering in op de punten die door de Raad in zijn advies naar voren zijn gebracht. Op pagina 40, onder punt 7, eerste volzin, van het concept-Draaiboek staat dat een nader rapport alleen wordt opgemaakt, indien het advies van de Raad strekt tot aanbieding aan de Staten van een ontwerplandsverordening waarover de Raad geadviseerd heeft. De redenering daarbij is dat indien de Raad adviseert het betreffende ontwerp niet aan de Staten aan te bieden het oorspronkelijke ontwerp waarover de Raad advies heeft uitgebracht dusdanig dient te worden aangepast, dat het nieuwe (aangepaste) ontwerp aan de Raad dient te worden voorgelegd.
In verband met het voorgaande wijst de Raad op artikel 27, tweede lid, van de Landsverordening Raad van Advies in samenhang met het eerste lid, onderdeel a van genoemd artikel. Op grond van genoemde artikelonderdelen dient de regering op elk advies van de Raad betreffende onderwerpen die de regering aan de Raad heeft voorgelegd, schriftelijk te reageren. Dat bedoelde schriftelijke reactie in een nader rapport vorm krijgt of anderszins, neemt niet weg dat de regering op grond van genoemde artikelonderdelen ook in die gevallen waarin het betreffende ontwerp – naar aanleiding van het advies van de Raad of om andere redenen – niet aan de Staten wordt aangeboden, schriftelijk op het advies van de Raad moet reageren.
De Raad vraagt uw bijzondere aandacht voor het voorgaande en adviseert de regering het concept met inachtneming van het voorgaande aan te passen.
- Openbaarmaking van ontwerpregeling en advies van de Raad
Een ontwerplandsverordening en het advies van de Raad van Advies over dat ontwerp worden volgens het concept-Draaiboek (pagina 36, onder “3. Advisering Raad van Advies”, eerste tekstblok, tweede alinea) openbaar bij de aanbieding van het ontwerp door de Gouverneur aan de Staten.
Artikel 27, eerste lid, van de Landsverordening Raad van Advies verwacht een actie van openbaarmaking. Het derde en vierde lid, eerste volzin, van artikel 27 van de Landsverordening Raad van Advies regelen slechts het tijdstip van openbaarmaking. Vanaf voornoemd tijdstip moet de Minister van Algemene Zaken zorgdragen voor openbaarmaking op de in artikel 9, tweede en derde lid, van de Landsverordening openbaarheid van bestuur voorgeschreven wijze. De loutere aanbieding van een ontwerplandsverordening en het advies van de Raad van Advies daarover aan de Staten, brengt daarom niet automatisch met zich mee dat de openbaar te maken stukken, openbaar gemaakt zijn in de zin van artikel 27 van de Landsverordening Raad van Advies waarnaar in voetnoot 83 verwezen wordt. Dit geldt evenzeer voor ontwerpen van landsbesluiten, houdende algemene maatregelen (zie artikel 27, derde lid, onderdeel c, en artikel 27, vierde lid, van de Lansverordening Raad van Advies voor wat betreft het tijdstip van openbaarmaking).
De Raad adviseert de regering rekening houdende met het voorgaande pagina 36, onder “3. Advisering Raad van Advies”, eerste tekstblok, laatste volzin als volgt te doen luiden. “Het ontwerp en de adviezen moeten in elk geval openbaar gemaakt worden bij de aanbieding van het ontwerp door de Gouverneur aan de Staten”.
- Conclusie
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging conform de in het concept-Draaiboek opgenomen voorstellen te besluiten, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
- Opmerkingen van technische en redactionele aard
Opmerkingen van technische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Onder verwijzing naar het besluit van de Raad van Ministers d.d. 24 oktober 2012 (zaaknummer 2012/061193) met betrekking tot de plaatsing van adviezen op de website van de Raad, wordt u erop geattendeerd, dat dit advies na zes weken nadat het aan de Gouverneur is aangeboden op de website van de Raad zal worden geplaatst, tenzij de Minister van Algemene Zaken de Raad binnen voornoemde termijn bericht dat plaatsing op de website op grond van een van de gronden, genoemd in artikel 11 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao, niet gewenst is.
Willemstad, 3 maart 2020
de wnd. Ondervoorzitter, de Secretaris,
____________________ _____________________
dr. J. Sybesma mevr. mr. C. M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/01-20-DIV
Het concept-Draaiboek kan op een aantal punten technisch en redactioneel worden verbeterd. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
- Pagina 3
Op pagina 3 van het concept-Draaiboek wordt dit draaiboek aangeduid als “Draaiboek voor de regelgeving”. Deze aanduiding komt ook voor in het besluit van de RvM van 15 januari 2020 en het bij het adviesverzoek gevoegde advies van 9 januari 2020 van WJZ[2] ter zake. Op de kaft van bedoeld concept komt echter de aanduiding “Draaiboek wettelijke regelingen en verdragen” voor.
Voorgesteld wordt de aanduiding op de kaft en de aanduiding in het concept-Draaiboek met elkaar in overeenstemming te brengen.
- Pagina 5
Voorgesteld wordt voetnoot 2 te schrappen en de tekst daarvan in woorden van de volgende strekking na de eerste volzin te plaatsen. “Daarnaast is door de werking van artikel 5, eerste lid, van het Statuut, ook de Grondwet van Nederland van belang voor het Koninkrijk en daarmee dus ook voor Curaçao. Dit artikel regelt namelijk dat bijvoorbeeld de in het Statuut genoemde organen van het Koninkrijk en de uitoefening van de koninklijke en de wetgevende macht in aangelegenheden van het Koninkrijk geregeld worden in de Grondwet, voor zover het Statuut daar niet zelf in voorziet. Ten aanzien van die punten spreekt het Statuut ook van de Grondwet van het Koninkrijk”.
Voorgesteld wordt voetnoot 4 te schrappen en de inhoud daarvan te plaatsen aan het einde van het tweede tekstblok, met dien verstande dat na “Nederland” ingevoegd wordt “in samenhang met artikel 5, eerste lid, van het Statuut”. Aan deze nieuwe volzin wordt voorgesteld een voetnoot te voegen met de volgende inhoud: “De procedure om te komen tot een consensusrijkswet wijkt op een aantal punten af van die van een gewone rijkswet”.
- Pagina 8
Voorgesteld wordt voetnoot 9 te schrapen en in het laatste tekstblok, vijfde volzin na “artikel 4” in te voegen “, tweede lid, onderdelen a tot en met d en artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b,”.
Voorgesteld wordt voorts in dezelfde volzin de woorden “en besluitvorming” tussen haakjes te plaatsen vanwege de hiervoor voorgestelde verwijzing naar artikel 5, eerste lid, onderdelen a en b, van het RvO RvM.
- Pagina 9
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, voorlaatste volzin, “incompabiliteit” te vervangen door “incompatibiliteiten met het ambt van” en in de laatste volzin “is” te vervangen door “zijn”.
- Pagina 10
Voorgesteld wordt in voetnoot 14 de juiste verwijzing naar literatuur te hanteren.
- Pagina 11
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, derde alinea, tweede volzin, na “bevoegd” de letter “n” te schrappen en in de vierde alinea, derde volzin, de woorden “goedgekeurde ontwerplandsverordening” te vervangen door “in ontwerp goedgekeurde landsverordening die op initiatief van een of meer leden van de Staten aanhangig is gemaakt”.
Voorgesteld wordt in de derde alinea van onderen, de vraag en opmerking aan het slot te schrappen.
- Pagina 13
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok, de derde en tweede volzin van onderen samen te voegen tot de volgende volzin: “Bij het opstellen van nieuwe wettelijke regels, hebben algemene regels voorrang op regels opgenomen in bijzondere landsverordeningen”. Voorts wordt voorgesteld in de laatste volzin, na “dient” in te voegen “dit in het ontwerp te worden opgenomen en”.
- Pagina 14
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, vierde volzin van onderen, “Artikel” te vervangen door “Artikelen”.
- Pagina 19
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok de afkortingen (bij de eerste vermelding) “RKR” en RMR” voluit te schrijven.
- Pagina 22
Voorgesteld wordt de letters waarmee de dagen op de kalender aangeduid worden, aan te passen (aan de Nederlandse taal).
- Pagina 24
In het onderdeel “7. Voorstel van rijkswet”, onder punt 5 wordt voorgesteld “de verrichte en” te vervangen door “het eigen advies en de”.
- Pagina 29
Voorgesteld wordt in de voetnoot, laatste volzin, na het woord “in” in te voegen “de fase van”.
- Pagina 32
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok, eerste volzin, na “toezicht” in te voegen “Curaçao en Sint Maarten”.
- Pagina 37
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, eerste volzin, “een termijn van drie maanden” te vervangen door “een termijn van maximaal drie maanden”.
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, tweede volzin, “een termijn van vier à zes weken” te vervangen door “een termijn van maximaal zes weken”.
- Pagina 38
Voorgesteld wordt op pagina 38, bij stap 15 betreffende de vaste dicta van de Raad in voetnoot 91 te verwijzen naar de dicta van de Raad van Advies op de website van de Raad in verband met mogelijke wijziging van de dicta.
- Pagina 44
Voorgesteld wordt in het onderdeel “4. Openbare behandeling” de eerste volzin van het laatste tekstblok dat gaat over de sluiting van de voorbereiding van een ontwerp-landsverordening door de Centrale Commissie van de Staten, te verplaatsen naar het derde tekstblok op pagina 44.
- Pagina 46
Op pagina 46, voorlaatste tekstblok, staat dat zich in de praktijk dringende redenen kunnen voordoen, waarin afwijking gerechtvaardigd is van het uitgangspunt dat de Raad over dringende wijzigingen gehoord moet worden. In dit kader wordt in voetnoot 100 verwezen naar pagina 23 van het Jaarverslag 2013 van de Raad. In dat jaarverslag is de Raad op pagina 23 ingegaan op een dringende reden (bezwaar) in de zin van artikel 64, vierde lid, van de Staatsregeling die aanleiding geeft het horen van de Raad over rijksregelgeving of verdragen achterwege te laten.
Indien het betreft een bij de Staten ingediende ontwerplandsverordening of een ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, waarin na advisering door de Raad ingrijpende wijzigingen zijn aangebracht, wordt de Raad volgens de laatste volzin op pagina 29 van het Jaarverslag 2010-2011 van de Raad Advies opnieuw gehoord, tenzij dringende redenen zich daartegen verzetten.
Voorgesteld wordt de verwijzing in voetnoot 100 te vervangen door “Jaarverslag 2010-2011 van de Raad van Advies, pagina 29.
Pagina 47
Voorgesteld wordt de derde volzin op pagina 47 en de laatste volzin op pagina 46 samen te voegen.
- Pagina 48
Voorgesteld wordt onder “§ 5.1.2 Initiatiefontwerp”, eerste tekstblok, vierde volzin, “(model PM)” te schrappen.
- Pagina 52
Voorgesteld wordt in de tweede volzin “is” te vervangen door “zijn”.
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, tweede volzin, “PM” de juiste bijlage te vermelden.
[1] Beleidsregels van de Raad met betrekking tot het ontbreken van adviezen van derden ten aanzien van regeringsontwerpen, zoals vastgesteld op 6 maart 2017, pagina 3, onderdeel “g. Adviezen van beleidsdirecties”.
[2] Advies van WJZ met kenmerk WJZ’20/0001 en zaaknummer 2020/000217.