Adviezen
RvA no. RA/018-07
Uitgebracht op : 13/08/2007
Publicatie datum: 13/08/2007
Met verwijzing naar Uw verzoek d.d. 3 mei 2007 om het oordeel van de Raad
van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling ervan in de
gewone vergaderingen van de Raad van Advies op 3 juli 2007 en 6 augustus
2007, bericht de Raad U als volgt.
Aan de orde is het ontwerp-Iandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter
uitvoering van artikel 22, zevende lid, van de Landsverordening Universiteit
Nederlandse Antillen (P.B. 1985, no. 43).
De vaststelling van voor de studenten van de Universiteit van de Nederlandse
Antillen (UNA) geldende inschrijf-, college- en examengelden moet bij
landsbesluit, houdende algemene maatregelen geschieden. Bij Landsbesluit,
houdende algemene maatregelen, van de 3de april 1984 (P.B. 1984, no. 2), ter
uitvoering van artikel 22, zevende lid, van de Landsverordening Universiteit
Nederlandse Antillen (P.B. 1985, no. 43), zijn het inschrijf- en de college- en
examengelden voor het laatst vastgesteld, waarbij o.a. het collegegeld op het
bedrag van NAF. 500,– is bepaald. Verder wordt bij de inschrijving voor elk
collegejaar inschrijfgeld van de student gevraagd, volgens door het college van
curatoren, de universiteitsraad gehoord, te stellen regelen. Deze bevoegdheid
wordt afgeleid van het bepaalde in artikel 1, tweede lid, van voormeld
landsbesluit. Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, is nadien niet
gewijzigd.
Het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit, houdende algemene maatregelen, strekt ertoe om de
collegegelden, aanvangende met het collegejaar 2006-2007, te verhogen tot het bedrag van
NAF. 1.750,– en in het daaropvolgende collegejaar tot NAF. 2.500,–. Voor buitenlandse
studenten worden deze bedragen met ingang van het collegejaar 2007-2008 verhoogd tot
NAF. 2.500,–, voor het collegejaar 2008-2009, tot NAF. 5.500,– en voor het collegejaar 20092010,
het bedrag van NAF. 7.500,–.
Algemeen
In de brieven van DWJZ van 21 juni 2006 en 4 oktober 2006 geeft DWJZ in overweging om
adviezen op te vragen van de Directie Financiën en van de Raad voor Onderwijs en
Arbeidsmarkt (ROA). De Raad wil hierbij opmerken dat het advies van de Directie Financiën
niet in de stukken is aangetroffen.
Verder blijkt bij navraag dat de werkzaamheden van de ROA onlangs door de Raad van
Ministers zijn opgeschort, onder aanbeveling aan de eilandgebieden om een eigen ROA op te
richten.
Bestudering van het ontwerp en de nota van toelichting heeft de Raad aanleiding gegeven tot
het maken van de navolgende opmerkingen.
Het ontwerp
Het onderhavige ontwerp hanteert de begrippen "ingezetenen" en "niet-ingezetenen" om op
basis hiervan onderscheid te maken in de structuur van de tarieven die geheven worden,
teneinde de collegegelden voor buitenlandse studenten hoger te kunnen stellen dan die voor
lokale studenten. De Raad wil hierbij opmerken dat hantering van dit onderscheid niet tot het
door de UNA gewenste resultaat zal leiden. Een buitenlandse student die aan de UNA komt
studeren zal zich hier moeten vestigen en zich hier in het bevolkingsregister moeten
inschrijven. Op basis van deze inschrijving zal deze buitenlandse student, net als een lokale
student, als ingezetene moeten worden aangemerkt. Verder is het de vraag of het
onderscheid tussen "studenten met de Nederlandse nationaliteit" en "studenten met een
buitenlandse nationaliteit" een valide criterium zou kunnen zijn.
Voor wat betreft dit laatste onderscheid merkt de Raad op dat dit tot onbillijkheid zou kunnen
leiden voor een deel van deze laatste groep; te denken valt aan buitenlanders die, met
behoud van hun vreemde nationaliteit, hier jarenlang hebben gewoond en hier belasting
hebben betaald waardoor zij aldus steeds hun bijdrage aan de ontwikkeling van het land
hebben gegeven.
De Raad merkt op dat hij geen moeite heeft met het maken van een onderscheid. Niet
vergeten mag worden dat de UNA voor een substantieel gedeelte gesubsidieerd wordt door
de Regering van de Nederlandse Antillen. Gelet hierop is het denkbaar dat de keuze gemaakt
wordt om slechts lokale studenten te laten profiteren van deze subsidie. Deze gedragslijn
wordt door meerdere universiteiten in het buitenland gevolgd; de Raad heeft er uit juridisch
oogpunt geen bezwaar tegen om ook in ons land een zelfde gedragslijn te volgen. De Raad
wil de Regering in ieder geval in overweging geven om een redelijk en objectief criterium te
hanteren voor het te maken onderscheid.
De Raad merkt op dat artikel 25, tweede lid, van de Staatsregeling van de Nederlandse
Antillen, niet in acht is genomen. Na de considerans moet worden ingevoegd: Heeft, de Raad
van Advies gehoord, besloten:.
In de considerans is opgenomen dat het "noodzakelijk" is om ter uitvoering van artikel 22,
zevende lid, van de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen (P.S. 1985, no. 43),
het "volgende" vast te stellen. In plaats van het woord "noodzakelijk" dient het woord
"wenselijk" te worden gebruikt omdat het een discretionaire bevoegdheid van de Regering is
om tot aanpassing van het vastgestelde collegegeld over te gaan. Verder moet in de
considerans alsnog de strekking van het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, in
het kort worden weergegeven.
In artikel 1, derde lid, is ten onrechte niet geregeld wie bevoegd is het aantal termijnen per
student te bepalen.
De formulering van het zinsdeel "en voor één jonger gezinslid eveneens met 25%", in artkei 4,
is niet duidelijk. Het wel of niet plaatsen van een accent op het woord "één" in dat zinsdeel zal
een verschil kunnen uitmaken voor wat betreft de interpretatie van de bepaling. Thans wordt
onder deze bepaling verstaan dat het vierde en de volgende kinderen uit hetzelfde gezin, niet
in aanmerking komen voor een korting op het te betalen collegegeld. Wordt het betreffende
woord zonder accent geschreven, dan betekent dit dat na het eerste kind, alle andere
kinderen uit dat gezin, onder deze omstandigheden, een vermindering van 25% krijgen.
De nota van toelichting
In de aanhef van de nota van toelichting moet de verwIjzing naar het onderhavige
landsbesluit, houdende algemene maatregelen, in overeenstemming worden gebracht met de
formulering van het opschrift daarvan.
De nota van toelichting op het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit, houdende algemene
maatregelen, hanteert de twee begrippen "inschrijfgeld" en "collegegeld" telkens als een
gezamenlijk begrip, door de bedragen die hiermee gemoeid zijn bij elkaar op te tellen en als
één gezamenlijk bedrag te vermelden.
De Raad acht dit niet correct aangezien de bedragen die bij deze twee begrippen horen op
verschillende wijzen worden vastgesteld. Het bedrag van het collegegeld wordt bij landsbesluit,
houdende algemene maatregelen, vastgesteld, terwijl het bedrag van het inschrijfgeld,
volgens het geldende landsbesluit, houdende algemene maatregelen, door het college van
curatoren, de universiteitsraad gehoord, vastgesteld wordt. Verder vraagt de Raad zich af of
deze door de student te betalen bedragen niet verschillende bestemmingen dienen te hebben.
Voor wat betreft artikel 4 acht de Raad het wenselijk dat de nota van toelichting wordt
uitgebreid met een toelichting op dit artikel.
Tot slot wil de Raad het volgende opmerken. Artikel 12, eerste lid, bepaalt dat het
onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen, in werking treedt met ingang van
de dag na die van de uitgifte van het Publicatieblad waarin het geplaatst is en dat dit terug
werkt tot en met 1 september 2006. De Raad merkt op dat deze bepaling in het algemeen niet
strookt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en wetgeving; deze algemene
beginselen verzetten zich ertegen om met terugwerkende kracht lasten op de burger te
leggen. Dit is echter geen absolute regel; er kunnen zich gevallen voordoen waarin terugwerkende
kracht gerechtvaardigd is.
In de nota van toelichting moet dan worden aangegeven waarom de voorgestelde verhoging
van het collegegeld met terugwerkende kracht gerechtvaardigd is. Ingrijpende budgettaire
gevolgen en uitvoeringsaspecten kunnen bijvoorbeeld van belang zijn in de afweging om terugwerkende kracht aan voormelde verhoging te verlenen.
Als uitgangspunt moet voorts gelden dat een regeling niet verder terugwerkt dan tot het
moment waarop het publiek, in casu de studenten, van regeringswege in kennis zijn gesteld
van het voornemen tot het vaststellen van een nieuwe regeling, bijvoorbeeld door een
publieke mededeling. Bij een voorgenomen terugwerkende kracht brengt de rechtszekerheid
met zich mee dat de publieke mededeling van het desbetreffende besluit duidelijkheid moet
geven over de hoofdlijnen van de voorgestelde regeling.
Het is de Raad bekend dat aan de studenten, bij de inschrijving aan het begin van het
collegejaar 2006-2007 duidelijk is medegedeeld dat de formele regeling van de verhoging in
aantocht was en wat de verhoging inhoudt. Verder blijkt dat de Regering (lees de Raad van
Ministers), op 12 juli 2006 akkoord is gegaan met een trapsgewijze verhoging van het
collegegeld, hetgeen betekent dat de verhoging de instemming heeft van de Regering, het
orgaan dat bevoegd is om aan een regeling terugwerkende kracht te verlenen.
Op grond van hogerbedoelde mededeling hebben de studenten met ingang van het
collegejaar 2006-2007 deze verhoging reeds betaald.
In dit geval is zodanige mededeling en het feit dat betaling van het verhoogde collegegeld
reeds heeft plaatsgehad, voldoende geweest om naderhand aan de maatregel terugwerkende
kracht te verlenen tot het tijdstip van die mededeling. Het rechtszekerheidsbeginsel wordt op
deze wijze niet geschonden, omdat een burger, in casu, de student, vanaf het moment van de
aankondiging van de voorgenomen regeling, niet langer kon vertrouwen op het ongewijzigd
blijven van de bestaande regels. Voormelde verhoging zal ook niet tot een onvoorzien nadeel
voor de studenten leiden. In dit geval is aan de studenten medegedeeld dat de verhoging
formeel zou worden ingevoerd en hebben de studenten met ingang van het collegejaar 20062007
daadwerkelijk de verhoogde collegegelden betaald.
De Raad is van mening dat de terugwerkende kracht in deze zin kan worden gerechtvaardigd.
De Raad kan zich overigens met de doelstelling van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit,
houdende algemene maatregelen, en de nota van toelichting verenigen en geeft de Regering
in overweging om te beslissen conform het daarin opgenomen voorstel, nadat met vorenstaande
opmerkingen rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 13 augustus 2007