Adviezen
RvA no. RA/02-10-LV
Uitgebracht op : 10/02/2010
Publicatie datum: 10/02/2010
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 5 januari 2010 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 8 februari 2010, bericht de Raad u als volgt.
De ontwerp-landsverordening, houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen alsmede van het Burgerlijk Wetboek strekt ertoe regels te stellen in verband met regionale en mondiale ontwikkelingen op het gebied van mensenhandel en mensensmokkel alsmede voor een efficiënte bestrijding hiervan. Verder strekt de ontwerp-landsverordening ertoe bepalingen in het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen op te nemen inzake de strafbaarstelling van mensenhandel en uitbuiting van kinderen met het oog op de uitvoering van een aantal verdragen. Ook strekt de ontwerp-landsverordening ertoe de doodstraf af te schaffen ter uitvoering van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (inclusief de bijbehorende zesde en dertiende protocol) (Trb. 2002, 119).
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.
Algemeen
De Raad maakt uit de brief van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken d.d. 8 december 2009, no. DWJ’09/564, alsook uit de financiële paragraaf in de memorie van toelichting (pagina 4) op, dat de voorgestelde wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht in de ontwerp-Landsverordening houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen alsmede van het Burgerlijk Wetboek (“het onderhavige ontwerp”) reeds zijn opgenomen in de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht.
Laatstgenoemde ontwerp-landsverordening heeft de regering d.d. 22 december 2009 ter behandeling aan de Staten aangeboden en is bij de Staten geregistreerd onder nummer 3507. De Raad heeft over voornoemde ontwerp-landsverordening advies uitgebracht d.d. 19 augustus 2009, RvA no. RA/42-08-LV.
Met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht is de Raad bij de toetsing van het onderhavige ontwerp nagegaan of het onderhavige ontwerp afwijkt van de vergelijkbare bepalingen in de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht.
Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
Artikel I, onderdeel B
In het nieuw voorgestelde artikel 9, eerste lid, onderdeel a, ontbreekt de taakstraf als hoofdstraf.
In artikel 11, eerste lid, onder 3°, van de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht is de taakstraf wel als hoofdstraf vermeld.
De Raad geeft in overweging in de memorie van toelichting toe te lichten om welke reden de taakstraf niet als hoofdstraf is opgenomen in het onderhavige ontwerp.
Artikel I, onderdeel K
Ingevolge het nieuw voorgestelde artikel 203a, zesde lid, kan bij veroordeling wegens mensensmokkel worden uitgesproken dat de veroordeelde wordt ontzet van zijn recht tot het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen (artikel 32, eerste lid, onder 3º, van het huidige Wetboek van Strafrecht).
In de vergelijkbare bepaling in de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht, artikel 362, zesde lid, is dit niet opgenomen want daarin wordt niet verwezen naar artikel 62, eerste lid, onderdeel c, van de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht, dat bepaalt dat de veroordeelde kan worden ontzet van het recht om de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen of om tot lid van deze organen te worden verkozen.
De Raad geeft in overweging in de memorie van toelichting toe te lichten om welke reden een veroordeelde wegens mensensmokkel in het onderhavige ontwerp kan worden ontzet van zijn recht tot het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen, hoewel deze mogelijkheid in de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht niet is opgenomen.
Artikel I, onderdeel M
Op grond van het nieuw voorgestelde artikel 286a, zevende lid, in verbinding met artikel 261 van het huidige Wetboek van Strafrecht, kan bij veroordeling wegens mensenhandel worden uitgesproken dat de veroordeelde wordt ontzet van zijn recht tot het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen (artikel 32, eerste lid, onder 3º, van het huidige Wetboek van Strafrecht).
Ingevolge de vergelijkbare bepalingen in de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht, de artikelen 446 en 464, kan een wegens mensenhandel veroordeelde niet worden ontzet van het recht om de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen of om tot lid van deze organen te worden verkozen (artikel 62, eerste lid, onderdeel c, van de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht).
De Raad geeft in overweging in de memorie van toelichting toe te lichten om welke reden een veroordeelde wegens mensenhandel in het onderhavige ontwerp kan worden ontzet van zijn recht tot het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen, hoewel deze mogelijkheid in de ontwerp-Landsverordening houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht niet is opgenomen.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Het onderhavige ontwerp geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende wetstechnische en redactionele opmerkingen. De Raad volstaat met het geven van een aantal voorbeelden.
In het tweede tekstblok van de considerans dient:
– in de vierde regel van onderaf “(Trb. 2000, 71)” te worden gewijzigd in “(Trb. 2001, 70)”;
– in de derde regel van onderaf na “Verdrag van de Raad van Europa inzake bestrijding van mensenhandel” te worden ingevoegd “(Trb. 2006, 99)”.
In het nieuw voorgestelde artikel 5, onder 4°, in onderdeel A van artikel I, dient de verwijzing naar “artikel 324, eerste lid” te worden gewijzigd in een verwijzing naar “artikel 324” aangezien artikel 324 van het huidige Weboek van Strafrecht geen leden kent.
De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.
Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige ontwerp-landsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 10 februari 2010
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
_____________________ ____________________
Prof mr. F.B.M. Kunneman mevr. mr. C.M. Raphaëla