Adviezen
RvA no. RA/03-10-LV
Uitgebracht op : 15/06/2010
Publicatie datum: 29/06/2011
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 5 januari 2010 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 12 april 2010, bericht de Raad u als volgt.
De ontwerp-landsverordening houdende regels over de zorg voor de publieke gezondheid strekt, volgens de considerans, ertoe in het belang van de volksgezondheid alsmede ter implementatie van de herziene Internationale Gezondheidsregeling regels te stellen betreffende de uitvoering van de zorg voor de publieke gezondheid, in het bijzonder betreffende de infectieziektebestrijding, en in dat kader bestaande regels te vervangen alsook om nieuwe regels te stellen en deze regels onder te brengen in één landsverordening, opdat een samenhangend geheel ontstaat.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.
Algemeen
Met de onderhavige ontwerp-landsverordening (“het ontwerp”) wordt beoogd een leemte te vullen in de wetgeving op het gebied van de publieke gezondheid, welk oogmerk mede gericht is op het op een hoger plan tillen van de gezondheidszorg in de Nederlandse Antillen (memorie van toelichting, pagina 1). Specifieke aandachtsgebieden daarbij zijn de jeugdgezondheids-zorg en de ouderengezondheidszorg vanwege de kwetsbaarheid van deze groepen in onze samenleving.
Met het ontwerp wordt tevens uitvoering gegeven aan internationale verdragsverplichtingen, namelijk de infectieziektebestrijding ingevolge de herziene Internationale Gezondheidsregeling (Trb. 2007, 34) (“IGR”). Volgens de regering kunnen ook de verplichtingen op het gebied van de jeugdgezondheidszorg worden herleid tot verdragsverplichtingen jegens de jeugd. Deze verplichtingen vloeien voort uit artikel 24 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (Trb. 1990, 46 en 170) (memorie van toelichting, pagina’s 2 en 3).
Bij het opstellen van het ontwerp is zoveel als mogelijk het stramien van de nieuwe Wet publieke gezondheid van Nederland (Stb. 2008, 60) gevolgd. Naar verwachting zal hierdoor het overgangstraject ter zake van de publieke gezondheidszorg voor de eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba minder gecompliceerd verlopen (memorie van toelichting, pagina 18, nummer 6).
De Raad vindt het een positieve ontwikkeling dat het ontwerp een samenhangend geheel van regels voor de infectieziektebestrijding bevat en goed toegankelijk is, alsmede dat daarnaast regels zijn opgenomen betreffende de algemene zorg voor de volksgezondheid waarbij specifieke aandacht is gegeven aan de zorg voor jeugdigen (0-24 jaar) en ouderen (vanaf 60 jaar). De Raad plaatst hierbij drie kanttekeningen.
In de eerste plaats constateert de Raad dat de uitvoering van de onderhavige landsverordening in feite komt te liggen bij de eilandgebieden. Volgens de Raad dienden de eilandgebieden voorafgaand aan het opstellen van het ontwerp reeds om die reden te worden gehoord. Dit geldt met name voor de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten die deze regelgeving na de ontmanteling van de Nederlandse Antillen in zijn geheel zullen moeten uitvoeren, wat ingrijpende organisatorische en juridische gevolgen met zich kan brengen. De verwachting is dan ook dat zij met enorme uitgaven zullen worden geconfronteerd, bijvoorbeeld voor de uitvoering van de verplichting om algemene preventieve maatregelen te treffen ingevolge artikel 6 van het ontwerp. Daarbij dient de vraag te worden gesteld of deze toekomstige landen over voldoende menskracht en middelen beschikken voor de uitvoering van de onderhavige landsverordening. Toegegeven moet worden dat een aantal taken thans reeds wordt verricht door de eilandgebieden, wat een enigszins mitigerend effect zal hebben op de verwachte uitgaven. Terzijde merkt de Raad op dat een eventuele samenwerking tussen de eilandgebieden dan wel de nieuwe entiteiten, in de uitvoering van de onderhavige landsverordening, eveneens een drukkend effect zal hebben op deze uitgaven.
Uit de bij het adviesverzoek meegestuurde stukken constateert de Raad dat de regering van oordeel is, dat met de eilandgebieden overleg is geweest over het ontwerp (aanbiedingsformulier van de betrokken minister aan de Raad van Ministers d.d. 22 december 2009, no. DWJ’09/462, 5910’09/RNA). Weliswaar wordt verwezen naar punt 1 van de besluitenlijst van 24 juni 2009 van de politieke Stuurgroep Staatkundige Veranderingen, maar daar blijkt niet uit dat overleg is geweest met de daarvoor aangewezen organen van de betrokken eilandgebieden. Naar de mening van de Raad zou uitdrukkelijk moeten blijken dat overleg is geweest met de eilandgebieden, waartoe de verwijzing naar punt 1 van de bovengenoemde besluitenlijst niet voldoende is,
De Raad geeft de regering in overweging de eilandgebieden alsnog te horen met betrekking tot het ontwerp, voor zover het onderwerpen betreft waarover de eilandgebieden nog niet zijn gehoord.
Ten tweede is de Raad van mening dat niet alleen aan de jeugd en ouderen bijzondere aandacht moet worden geschonken (artikelen 4 en 5 van het ontwerp), maar ook aan personen in de leeftijd tussen 24 en 60 jaar. Juist deze categorie personen die veelal de werkende klasse vormt van een samenleving, en die voor zowel de jeugd als de ouderen moet zorgen, behoeft extra aandacht, met name in de sfeer van de preventieve gezondheidszorg. De Raad constateert dat zo’n regeling in het ontwerp ontbreekt.
Tot slot merkt de Raad op dat uit de onderhavige landsverordening vele verplichtingen voortvloeien voor diverse organen, instanties en personen.
Om die reden geeft de Raad de regering in overweging om, voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze landsverordening, voorlichting te geven aan bedoelde organen, instanties en personen in het bijzonder, alsook aan de bevolking in het algemeen. Voor zover bij de financiële toetsing van het ontwerp geen rekening is gehouden met de kosten die hiermee gemoeid zullen zijn, adviseert de Raad de regering op grond van het Landsbesluit versterking budgetdiscipline Land (P.B. 2001, no. 40) dit alsnog te doen.
Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
Artikel 4
In het tweede lid, onder h, wordt het opzetten en beheren van elektronische cliëntdossiers verplicht gesteld. Omdat de gegevens van cliënten dan digitaal worden opgeslagen, zouden derden gemakkelijk toegang kunnen hebben tot deze gegevens. Om die reden is de Raad van mening dat er maatregelen moeten worden getroffen ter bescherming van de privacy van bedoelde cliënten. Het betreft hier immers de opslag van medische gegevens als bedoeld in artikel 454 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Volgens de Raad dient geregeld te worden welke gegevens worden opgeslagen en met welk doel, op welke wijze de gegevens worden verwerkt, welke personen toegang hebben tot de elektronische cliëntdossiers, de bewaartermijn en de vernietiging van de gegevens.
De Raad geeft in overweging de in het eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te stellen regels dienaangaande (artikel 4, derde lid, van het ontwerp) te normeren, met dien verstande dat regeling van de bovengenoemde onderwerpen in het eilandsbesluit verplicht wordt gesteld.
Artikel 14, vierde lid
In het vierde lid is bepaald dat de ministeriële beschikking, bedoeld in het eerste of tweede lid, onverwijld wordt ingetrokken wanneer de ontwerp-landsverordening wordt ingetrokken of niet wordt goedgekeurd door de Staten.
Naar de mening van de Raad dient de ministeriële beschikking ook te worden ingetrokken indien de ontwerp-landsverordening niet binnen de gestelde termijn van acht weken bij de Staten is ingediend. Daarbij vraagt de Raad zich af of de termijn van acht weken voldoende is voor het indienen van de ontwerp-landsverordening bij de Staten.
De Raad geeft de regering in overweging het vierde lid van artikel 14 te heroverwegen met inachtneming van bovenstaande opmerkingen.
Artikel 37
Hierboven onder “Algemeen” op pagina 1 is gerefereerd aan de tekst van de memorie van toelichting op pagina 18, waarin staat dat bij het opstellen van het ontwerp zoveel als mogelijk het stramien van de Wet publieke gezondheid van Nederland is gevolgd.
De Raad geeft in overweging in de memorie van toelichting toe te lichten om welke reden in het eerste lid is bepaald dat de toe te kennen schadevergoeding ten laste komt van het betreffende eilandgebied en niet, in de geest van artikel 44, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid, ten laste van het land de Nederlandse Antillen.
Artikelen 59 en 60
Gelet op de vele taken die de eilandgebieden in medebewind moeten uitvoeren, geeft de Raad de regering in overweging om, naast de medewerkers van de Inspectie voor de Volksgezondheid, in de landsverordening de grondslag te leggen voor de aanwijzing tot toezichthouder en/of bijzondere opsporingsambtenaar van medewerkers van de eilandelijke dienst belast met de openbare gezondheidszorg, voor zover dit doelmatig is voor de uitvoering van de eilandelijke medebewindstaken.
Artikel 66
De Raad geeft in overweging in het eerste lid van artikel 66 te regelen welk bestuursorgaan de bedoelde kosten van de overtreder kan invorderen.
Opmerkingen van redactionele aard
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende redactionele opmerkingen. De Raad volstaat met het geven van een aantal voorbeelden.
Het ontwerp
Pagina 1
Op pagina 1 ontbreken in noot nummer 2 het jaartal en het nummer van het Publicatieblad.
Artikel 37
In het eerste lid, dient vóór het woord “eilandgebied’ te worden ingevoegd het woord “betrokken”.
Artikel 56
In de eerste volzin van het eerste lid dient vóór het woord “genomen” te worden ingevoegd het woord “worden”.
Artikelen 59, 60 en 61
In de toelichting op de artikelen 59 en 60 (memorie van toelichting, pagina 36) staat dat de aangewezen ambtenaren van de Inspectie voor de Volksgezondheid, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Landsverordening Inspectie voor de Volksgezondheid (P.B. 2003, no. 8) (“LIV”), verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de naleving van het bij en krachtens deze landsverordening bepaalde. Artikel 11, eerste lid, eerste volzin, van de LIV bepaalt het volgende: “Met het toezicht op de naleving van wettelijke regelingen op het gebied van de volksgezondheid zijn, naast de krachtens die wettelijke regeling aangewezen personen, belast de bij landsbesluit aangewezen medewerkers van de Inspectie.
De Raad adviseert de zinsnede “aangewezen personen bij de Inspectie” in de artikelen 59 en 60 te vervangen door “aangewezen medewerkers van de Inspectie”, overeenkomstig de in artikel 11, eerste lid, van de LIV gehanteerde terminologie.
De memorie van toelichting
Pagina 36
Onder het opschrift “Artikelen 59, 60 en 61” dient na het woord “eilandelijke” in de vierde regel van onderaf, het woord “dienst” te worden ingevoegd.
Artikel 64 van het ontwerp
De Raad adviseert de termen “belanghebbenden” en “rechthebbenden” in artikel 64, tweede respectievelijk derde lid, van het ontwerp, toe te lichten.
Artikel 75 van het ontwerp
De Raad geeft in overweging in de memorie van toelichting toe te lichten welke overwegingen ten grondslag liggen aan de bepaling, dat de inwerkingtreding van de verschillende artikelen van het ontwerp of onderdelen daarvan, verschillend kan worden vastgesteld.
De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.
Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige ontwerp-landsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 15 april 2010
de Waarnemend Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________________ ____________________
mevr. M.M. Leetz-Cijntje mevr. mr. C.M. Raphaëla