no Print

Adviezen

RvA no. RA/03-23-LB

Uitgebracht op : 28/02/2023
Publicatie datum: 23/03/2023

Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 6, eerste lid, van de Lei Konseho Supremo Elektoral (Landsbesluit profiel leden Electorale Raad) (zaaknummer 2022/037872)

Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 6, eerste lid, van de Lei Konseho Supremo Elektoral (Landsbesluit profiel leden Electorale Raad)

(zaaknummer 2022/037872)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 6 februari 2023 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 27 februari 2023, bericht de Raad u als volgt.

I. Algemeen

1. Het ontwerp

De onafhankelijkheid van bedrijfsleven en belangengroepen (artikel 3, tweede lid, onderdeel e)

In onderdeel e van het tweede lid van artikel 3 van het onderhavige ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen (hierna: het ontwerp), wordt bepaald dat de leden van de Electorale Raad (hierna: raadsleden) onafhankelijk zijn van de politiek, het bedrijfsleven en de belangengroepen. De Raad is van oordeel dat de ervaring en deskundigheid opgedaan in het bedrijfsleven of in belangengroepen een (individueel) raadslid en de Electorale Raad ten goede zouden kunnen komen. Het is daarom niet duidelijk om welke reden een raadslid onafhankelijk moet zijn van het bedrijfsleven en belangengroepen. Door het bepaalde in onderdeel e van het tweede lid van artikel 3 van het ontwerp zou volgens de Raad het aantal potentiële kandidaten voor het bekleden van het lidmaatschap van de Electorale Raad onnodig minder kunnen worden.

De Raad adviseert de regering om duidelijkheid te scheppen door in elk geval ten aanzien van onderdeel e van het tweede lid van artikel 3 van het ontwerp, voor zover het betreft het onafhankelijk zijn van het bedrijfsleven en de belangengroepen, een motivering in de nota van toelichting behorende bij het ontwerp (hierna: nota van toelichting) op te nemen.

2. De nota van toelichting

De toezichthoudende taak van het financieel deskundige raadslid

Uit de vierde zin van de voorlaatste tekstblok van paragraaf 1 “Algemeen” op pagina 2 van de nota van toelichting volgt dat het lid van de Electorale Raad (hierna: raadslid) met een financiële deskundigheid als bedoeld in artikel 8 van het ontwerp, om controle-technische redenen, een toezichthoudende rol op het gevoerde financieel beheer (lees: door de Secretaris of de (plaatsvervangende) voorzitter) zal uitoefenen.

De Raad verwijst naar aanwijzing 158 van de Aanwijzingen voor de regelgeving waarin wordt bepaald dat de nota van toelichting niet kan worden gebruikt voor het stellen van nadere regels.

Voorts is volgens de Raad voornoemde toezichthoudende rol een aparte taak waarmee dit financieel deskundige raadslid belast zal worden. In de LKSE is geen grondslag te vinden voor bedoelde extra taak. In de tweede alinea van subparagraaf “Proces voor ontwikkeling profieleisen” op pagina 1 van de nota van toelichting geeft de regering zelf aan dat de delegatiegrondslag neergelegd in artikel 6, eerste lid, van de LKSE enkel strekt tot het vaststellen van de profielen voor de raadsleden en niet tot toekennen van taken aan deze raadsleden. Het stellen van regels over de taakuitoefening door raadsleden verhoudt zich volgens de regering immers niet met de onafhankelijke positie van die Raad[1].

Als de regering van mening is dat aan de financieel deskundige raadslid van de Electorale Raad een extra taak van toezichthouder moet worden toebedeeld, dan dient vanzelfsprekend hiervoor een grondslag te worden gecreëerd door de LKSE te wijzigen.

Daarnaast beveelt de Raad aan naast de wijziging van de LKSE te bezien of de invoering van deze extra taak aanleiding geeft tot aanpassing van de vastgestelde maandelijkse vergoeding van dit raadslid in artikel 1 van het Landsbesluit vergoeding leden Electorale Raad.

De Raad adviseert de regering om, mede gelet op aanwijzing 158 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, de nota van toelichting aan te passen. Als de regering van mening is dat aan de financieel deskundige raadslid een toezichthoudende taak toebedeeld moet worden dan adviseert de Raad de regering om de LKSE te wijzigen door een (delegatie)grondslag hiervoor te creëren. Daarbij dient tevens overwogen te worden of artikel 1 van het Landsbesluit vergoeding leden Electorale Raad ten aanzien van dit raadslid aangepast moet worden.

3. Overig

De aanwijzing van de functies van (plaatsvervangend) raadslid en (plaatsvervangend) secretaris als vertrouwensfuncties

In de overige bij het adviesverzoek gevoegde informatie heeft de Raad een brief d.d. 1 november 2022, met kenmerk 2022-017, van de Electorale Raad gericht aan de Minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening aangetroffen. Uit de brief van de Electorale Raad volgt dat de aanwijzing als vertrouwensfunctie[2] van het lidmaatschap van de Electorale Raad en die van de (plaatsvervangende) secretaris nog niet is geschied. Het aanwijzen van een functie als vertrouwensfunctie kan geschieden door de bijlage genoemd in het eerste lid van artikel 2 van het Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken aan te vullen. De Raad is van oordeel dat het aanvullen van de desbetreffende bijlage van dat landsbesluit in het onderhavige ontwerp geregeld kan worden.

Na aanpassing van de bijlage genoemd in het eerste lid van artikel 2 van het Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken naar aanleiding van dit advies, behoeft het aangepaste ontwerplandsbesluit niet opnieuw voor advies aan de Raad te worden voorgelegd.

De Raad adviseert de regering om het ontwerp aan te passen.

II. Inhoudelijke opmerkingen

1. Het ontwerp

a. De financieel deskundige (artikel 2, derde lid)

In het derde lid van artikel 2 van het ontwerp wordt bepaald dat de persoon die als voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van de Electorale Raad wordt voorgedragen niet voor benoeming als financieel deskundige kan worden voorgedragen. Zoals de bepaling geformuleerd is door tweemaal gebruik te maken van het woord ‘voorgedragen’, wordt uitgegaan van de situatie waarbij (simultaan) zowel een nieuwe (plaatsvervangende) voorzitter als een nieuwe financieel deskundige wordt voorgedragen. Het is niet duidelijk hoe bijvoorbeeld omgegaan zal worden met de situatie waarbij er al een (plaatsvervangende) voorzitter zitting heeft in de Electorale Raad en er een nieuwe financieel deskundige wordt voorgedragen.

De Raad is van oordeel dat het derde lid van artikel 2 van het ontwerp, en met name de woorden ‘voorgedragen’, aangepast moet worden. 

b. Een maatschappelijk breed draagvlak voor de voorzitter (artikel 4, onderdeel e)

Uit onderdeel e van artikel 4 van het ontwerp volgt dat de voorzitter van de Electorale Raad maatschappelijk breed moet worden gedragen. Het is niet duidelijk op welke wijze beoordeeld zal worden of de voorzitter van de Electorale Raad maatschappelijk breed gedragen wordt, aangezien er een toelichting over dit artikel ontbreekt in de nota van toelichting.

De Raad mist voorts in de nota van toelichting een motivering over dit onderdeel waarin onder meer ingegaan wordt op de beweegredenen hiervoor en de eventuele consequenties indien de voorzitter gedurende zijn ambtsperiode niet meer maatschappelijk breed zou worden gedragen.

De Raad adviseert de regering om in de nota van toelichting nader in te gaan op het bovenstaande.

c. De term “een op die deskundigheid gerichte opleiding” (onderdeel a, eerste lid, van de artikelen 7, 8, 9 en 10)

Volgens onderdeel a van het eerste lid van de artikelen 7 en 8 van het ontwerp dienen de juridische deskundige en de financieel deskundige raadsleden “een op die deskundigheid gerichte opleiding” op minimaal WO-niveau respectievelijk HBO-niveau te hebben afgerond. De eis van “een op die deskundigheid gerichte opleiding” wordt niet gesteld aan de informatietechnologie-deskundige en de communicatiedeskundige raadsleden in onderdeel a van het eerste lid van respectievelijk de artikelen 9 en 10 van het ontwerp. Het is niet duidelijk om welke reden er op dat gebied een onderscheid wordt gemaakt tussen deze deskundigen van de Electorale Raad.

De Raad adviseert de regering om in de nota van toelichting te motiveren om welke reden dit onderscheid gemaakt moet worden en zonodig het ontwerp aan te passen.

2. De nota van toelichting

Het basisprofiel

In subparagraaf “De profieleisen” van het algemeen gedeelte van de nota van toelichting wordt aangegeven dat alle leden in principe moeten voldoen aan het basisprofiel voor de leden van de Electorale Raad[3]. Het basisprofiel wordt geregeld in de artikelen 3, 5 en 11 van het ontwerp.

Volgens de Raad is er sprake van een discrepantie tussen het ontwerp en de nota van toelichting. Uit de tekst van de desbetreffende artikelen volgt dat deze absoluut zijn geformuleerd. Echter volgt uit de nota van toelichting, door het gebruik van de woorden ‘in principe’, dat er uitzonderingen mogelijk zijn.

De Raad is van oordeel dat er ten aanzien van het basisprofiel voor de leden van de Electorale Raad geen uitzondering mogelijk moet zijn en adviseert de regering om de nota van toelichting aan te passen. Indien de regering van mening is dat er wel sprake zou kunnen zijn van uitzonderingen, dan dienen de artikelen 3, 5 en 11 van het ontwerp aangepast te worden. Het één en ander dient ook gemotiveerd te worden in de nota toelichting.

 III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

De Raad van Advies heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerp en adviseert de regering daarmee rekening te houden voordat een besluit genomen wordt.

 

Willemstad, 28 februari 2023

de Ondervoorzitter,                                                    de Secretaris,

____________________                                            _____________________

mevr. mr. L. M. Dindial                                               mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/03-23-LB

Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

1. Het ontwerp

a. Algemeen

Het is de Raad opgevallen dat alleen de artikelen 6 tot en met 10 van een opschrift zijn voorzien. Voorgesteld wordt om consequent alle artikelen van een opschrift te voorzien.

b. Het opschrift

Voorgesteld wordt om de vindplaats van de landsverordening genoemd in het opschrift in een voetnoot aan te geven.

c. Artikel 3

Voorgesteld wordt om in onderdeel d van het tweede lid ‘te bewaken en bevorderen’ te vervangen door ‘te bewaken en te bevorderen’.

Tevens wordt voorgesteld om in onderdeel a van het vierde lid ‘analytisch vermogen’ te vervangen door ‘analytisch denk- en werkvermogen’.

d. Artikel 4

Uit de aanhef van artikel 4 kan worden opgemaakt dat dit artikel tot doel heeft competenties te noemen die zowel de voorzitter als de plaatsvervangende voorzitter moeten hebben. Vervolgens wordt in onderdeel e van dat artikel een competentie opgenomen (maatschappelijk breed worden gedragen) die alleen de voorzitter moet hebben. Tussen de aanhef en onderdeel e van artikel 4 bestaat er dus een discrepantie.

Voorts is het maatschappelijk breed worden gedragen geen competentie. Een competentie is een eigenschap van de persoon zelf ofwel het vermogen om een taak met de juiste kennis en vaardigheden te verrichten. Het door de maatschappij breed worden gedragen is een gevolg van het competent zijn.

Voorgesteld wordt om ten behoeve van de duidelijkheid onderdeel e van artikel 4 onder te brengen in een nieuwe tweede lid van dat artikel.

e. Artikel 5

Voorgesteld wordt om in het tweede lid ‘Hoofdstembureau’ in overeenstemming te brengen met artikel 35, onderdeel A, van de LKSE door het te vervangen door ‘hoofdstembureau’.

f. Artikel 6

Opgemerkt wordt dat onderdeel c van artikel 6 van het ontwerp niet goed aansluit op de aanhef van dit artikel. Voorgesteld wordt om ten behoeve van de leesbaarheid artikel 6 aan te passen.

2. De nota van toelichting

a. Pagina 1

Voorgesteld wordt om:

  • in de laatste zin van het derde tekstblok ‘met inachtneming met’ te vervangen door ‘met inachtneming van’;
  • in de eerst zin van het laatste tekstblok de komma achter ‘verkiezingen’ te schrappen.

b. Pagina 2

Voorgesteld wordt om in de laatste zin van het voorlaatste tekstblok na ‘tijdelijke benoemingen’ in te voegen ‘, met inachtneming van artikel 30 van de landsverordening, hebben plaatsgevonden’ en de zinsnede ‘tot stand zijn gekomen bij de inwerkingtreding van de landsverordening,’ te schrappen.

__________________________

[1] Zie subparagraaf “Proces voor ontwikkeling profieleisen”, tweede alinea, laatste zin, van de nota van toelichting.

[2] Artikel 15 van Landsverordening Veiligheidsdienst Curaçao (hierna: LVDC), in samenhang gelezen met artikel 2, eerste lid van het Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken.

[3] Zie de tweede zin van de tweede alinea op pagina 2 van de nota van toelichting.