Adviezen
RvA no. RA/037-06’07
Uitgebracht op : 11/01/2007
Publicatie datum: 11/01/2007
Met verwijzing naar uw verzoek d.d. 12 oktober 2006 om het oordeel van de
Raad van Advies inzake het bovengenoemde onderwerp en de behandeling
ervan in de gewone vergaderingen van de Raad van Advies op maandag 20
november en maandag 4 december 2006 bericht de Raad u als volgt.
Aan de orde is de Ontwerp-Iandsverordening houdende de regeling met
betrekking tot funderend onderwijs.
Het onderhavige ontwerp beoogt het onderwijs in de zin van de
Landsverordening kleuteronderwijs (P.S. 1999, no. 20) en de
Landsverordening basisonderwijs (P.S. 1979, no. 28) te laten opgaan in een
nieuw te vormen funderend onderwijs. Het huidige kleuter- en basisonderwijs
wordt op basis van de ervaringen aangepast aan de eisen van de tijd.
Aan dit vernieuwd onderwijs liggen een drietalonderwijsdoelstellingen ten
grondslag:
de basis wordt gelegd waarop elke burger vanaf 4 jaar in de Antilliaanse
maatschappij haar/zijn verdere leven kan bouwen;
elk kind wordt de vaardigheden, attituden en waarden bijgebracht waarop
het zijn verdere leven kan bouwen, zelfs als het daarna geen formeel
vervolgonderwijs volgt;
op basis van de aan het jonge kind bij te brengen kennis,
inzichten en vaardigheden, wordt een fundament gelegd voor zijn
persoonlijke ontwikkeling en voor een optimale maatschappelijke
participatie in een steeds meer globaliserende wereld welke de basis
vormt waarop het vervolgonderwijs verder kan bouwen.
Het ontwerp is verdeeld in 4 hoofdstukken (Hfst.):
Hfst. I.: in hoofdstuk I wordt in drie titels het funderend onderwijs geregeld;
Hfst. 11.: door middel van hoofdstuk II zijn de als gevolg van het funderend
onderwijs noodzakelijk geachte wijzigingen tot stand gebracht in de
Landsverordening onderwijskundige experimenten (P.B. 1998, no. 6), de
Landsverordening voortgezet onderwijs(P.B. 1979, no. 29) en de Landsverordening
secundair beroepsonderwijs (P.B.).
Hfst. 111 en IV: hoofdstuk 111 regelt het overgangs- en invoeringsrecht;
hoofdstuk IV bevat de slotbepalingen.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende Toelichting heeft de
Raad aanleiding gegeven tot de navolgende opmerkingen.
Algemeen
In de Memorie van Toelichting (pagina's 1 en 2) worden een negental kenmerken
opgesomd waaraan het funderend onderwijs noodzakelijk moet voldoen om de
doelstellingen te verwezenlijken. Als eerste kenmerk wordt genoemd de verlenging
van de periode van gezamenlijk, funderend en selectievrij onderwijs gericht op de
leeftijdsgroep van in principe 4 tot en met 12 jaar. Daarmee wordt de definitieve
studie- en beroepskeuze tot een later tijdstip uitgesteld.
De Raad heeft uit verkregen informatie kunnen opmaken dat voor het funderend
onderwijs de selectievrije onderwijsperiode oorspronkelijk onderverdeeld was in 3
cycli (4 tot en met 14 jaar). Dit conform de moderne onderwijsfilosofieën, en
strategieën, die ten grondslag liggen aan dit innovatief onderwijssysteem. Het
onderhavige ontwerp bestaat echter uit twee opeenvolgende cycli gericht op de
leeftijdsgroepen van respectievelijk 4-8 jaar (eerste cyclus) en 8-12 jaar (tweede
cyclus). De Raad kan noch uit de tekst van het ontwerp noch uit de Memorie van
Toelichting opmaken hoe bedoelde verlenging zijn beslag gevonden heeft in de
thans onderscheiden cycli van het funderend onderwijs. Gezien het belang van dit
kenmerk voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het funderend onderwijs
geeft de Raad de regering in overweging bedoelde verlenging te concretiseren in
een of meer bepalingen.
In paragraaf 1.4 van de "Algemene beschouwingen" op pagina 5 van de Memorie
van Toelichting wordt gesteld dat de bestuurscolleges, bevoegde gezagsorganen,
vakbonden en ouderorganisaties in de gelegenheid gesteld zijn (drie adviesrondes)
om advies te geven ten aanzien van de nieuwe onderwijswet- en regelgeving. De
Raad heeft echter uit de begeleidende stukken kunnen opmaken dat de
eilandgebieden en de relevante instanties na ontvangst van het laatste ontwerp de
regering verzocht hebben om enig uitstel te krijgen om te kunnen reageren. Die extra
reactietijd hebben zij nochtans niet gekregen. Het gevolg hiervan is dat die laatste
reacties van betrokkenen niet zijn meegenomen in het onderhavige ontwerp. De
Raad acht echter de bijdrage van de eilandgebieden en de relevante instanties van
uitermate groot belang aangezien zij later belast zullen zijn met de uitvoering van de
regeling. De Raad geeft de regering in het kader van het voorgaande dan ook in
overweging de eilandgebieden en relevante instanties alsnog daadwerkelijk te
betrekken bij de totstandkoming van de onderhavige regeling.
De regering heeft ervoor gekozen bepaalde onderdelen van het ontwerp nader te
doen regelen door bepaalde ambtsdragers of organen. In dit kader wordt verwezen naar het artikel 11, derde lid (het vaststellen van de kerndoelen), artikel 14, derde lid
(het geven van regels ten aanzien van de eisen waaraan het
schoolontwikkelingsplan dient te voldoen), artikel 21, tweede lid (het geven van
regels ten aanzien van de eisen waaraan het onderwijskundige rapport dient te
voldoen), artikel 25, eerste lid (vaststellen van een directiestatuut). De Raad geeft de
regering in overweging te doen zorgen voor de tijdige totstandkoming van de
genoemde (uitvoerings)regelingen.
Een belangrijk aspect van de vormgeving van een regeling is de terminologie die
gehanteerd wordt. Het komt de Raad voor dat de taal die gebezigd wordt in de
onderhavige regeling meer past bij die van een toelichting. De Raad geeft de
regering dan ook in overweging bij de formulering van de bepalingen gebruik te
maken van de gepaste juridische terminologie.
Op pagina 3 van de Memorie van Toelichting is opgenomen dat de eerste titel
(artikel 1-8) van het onderhavige ontwerp van toepassing is op zowel het bekostigd
als onbekostigd onderwijs. De tweede titel geeft regels voor het openbaar en uit de
openbare kas bekostigd funderend onderwijs. Er zijn echter ook niet-gesubsidieerde
scholen die onderwijs aanbieden aan kinderen in de Antilliaanse samenleving. De
overige titels van hoofdstuk I zullen zoals het ontwerp thans is opgesteld niet van
toepassing zijn op deze niet-gesubsidieerde scholen. De Raad acht het gewenst om
in de Memorie van Toelichting op te nemen waarom de regering ervoor gekozen
heeft deze scholen uit te zonderen van de betreffende bepalingen van het funderend
onderwijs.
Het ontwerp
Artikel 1
In artikel 1 worden de diverse begrippen gedefinieerd die belangrijk zijn voor een
goed begrip van de onderhavige regeling. De Raad geeft de regering in overweging
artikel 1 uit te breiden met een definitie van de volgende begrippen: funderend
onderwijs, openbaar orgaan.
Artikel 10
Artikel 10 heeft betrekking op de bevoegdheid van het bevoegde gezag om te
beslissen welke instructietaal of instructietalen in het onderwijs aan de school
gehanteerd wordt/worden. Het is de Raad opgevallen dat er geen criteria gegeven
wordt waaraan het bevoegde gezag moet voldoen bij het kiezen van de
instructietaal/talen. De Raad vindt het niettemin belangrijk dat die criteria wettelijk
vastgelegd worden ter bescherming van de belanghebbenden. De Raad geeft de
regering dan ook in overweging die criteria in de regeling op te nemen. Evenzo
zullen de eisen en criteria met betrekking tot de vooropleiding van de leerkracht
(pagina 10 van de Memorie van Toelichting) in de regeling zelf opgenomen moeten
worden.
Artikel 24, tweede lid
In artikel 24, tweede lid, wordt gesteld dat één van de leerkrachten van de school
tevens tot vervanger van de directeur benoemd kan worden. De Raad geeft de
regering in overweging in overeenstemming met artikel 36, eerste lid, de benoeming
van de vervanger van de directeur te doen plaatsvinden "het personeel gehoord".
Artikel 29, eerste lid
In artikel 29, eerste lid, wordt gesteld dat het bevoegde gezag het personeel in
algemene dienst van het bevoegde gezag aanstelt dan wel benoemt. Artikel 29
bevat evenwel geen bepaling met betrekking tot de schorsing en ontslag van het
betrokken personeel. De Raad geeft de regering in overweging een bepaling met
betrekking tot de schorsing en ontslag in dit artikel op te nemen.
Artikel 33, eerste lid
De Raad geeft de regering in overweging na "door" in de eerste regel van het eerste
lid van dit artikel in te voegen de woorden "of krachtens".
Artikel 34, derde lid
De Raad geeft de regering in overweging de volgende zin te schrappen: "De Minister
kan degene die zich in dit opzicht aan plichtsverzuim schuldig maakt (…) aan een
openbare school schorsen." De Raad acht deze zin niet noodzakelijk omdat de
Minister naar het oordeel van de Raad altijd maatregelen kan nemen. Overigens is
het woord "plichtsverzuim" naar de mening van de Raad ruim en multi-interpretabel.
Artikel 35, eerste lid en derde lid
In artikel 35, eerste lid wordt bepaald dat een eilandsraad bij eilandsverordening een
openbaar orgaan kan instellen die tot doel heeft een of meer openbare scholen voor
funderend onderwijs in het eilandgebied in stand te houden etc… In het derde lid
wordt gesteld dat het openbare lichaam rechtspersoonlijkheid bezit. Naar de mening
van de Raad zal in de Memorie van Toelichting volledigheidshalve toegelicht moeten
worden welke de wettelijke grondslag van deze bepaling is.
Artikel 35, zesde lid
De Raad geeft de regering in overweging na "de eilandsverordening" in artikel 35,
zesde lid, toe te voegen "genoemd of bedoeld in het eerste lid".
Artikel 36
De Raad geeft de regering in overweging een derde lid toe te voegen aan artikel 36.
In dit derde lid zal een bepaling met betrekking tot de aanstelling en overplaatsing
van de cycluscoördinator opgenomen moeten worden. In de huidige tekst ontbreekt
zulk een bepaling.
Artikel 41, tweede lid
In artikel 41, tweede lid, wordt gesteld dat het bevoegde gezag voorziet: "in andere
onderwijsactiviteiten op de schooL" In de Memorie van Toelichting zal met enige
voorbeelden toegelicht moeten worden wat onder "andere onderwijsactiviteiten"
moet worden verstaan.
De Memorie van Toelichting (MvT)
Pagina 14/15
Artikel 14 stelt regels met betrekking tot het op te stellen schoolontwikkelingsplan.
Naar het oordeel van de Raad sluit de tekst met betrekking tot artikel 14 op pagina
14/15 van de MvT niet aan bij de tekst van de regeling. De MvT is uitgebreider en
heeft betrekking op aspecten die niet in dit artikel geregeld worden. De tekst van het
artikel en de MvT zullen dan ook op elkaar aangepast moeten worden.
Op pagina 14 van de MvT wordt tevens gesteld dat voorzieningen getroffen moeten
worden om tegemoet te komen aan de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften.
De Raad geeft de regering in overweging om de genoemde voorzieningen in een
bepaling in de regeling te concretiseren.
Pagina 18 (artikel 29)
Het doel van de toelichting is een verantwoording te geven van de regeling. De Raad
vraagt zich af in hoeverre de toelichting op artikel 29, eerste lid, zoals gegeven op
pagina 18 van de Memorie van Toelichting een verantwoording is van de bepaling in
dit artikellid nu de tekst van de toelichting gelijk is aan de tekst van artikel 29, eerste
lid.
De Raad kan zich overigens met de Ontwerp-Iandsverordening en de Memorie van
Toelichting verenigen en geeft de Regering in overweging de Ontwerplandsverordening
bij de Staten in te dienen, nadat met vorenstaande opmerkingen
rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 11 januari 2007