no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/04-09-DIV

Uitgebracht op : 10/02/2009
Publicatie datum: 10/02/2009

Ontwerp-Iandsbesluit houdende de beslissing dat de Eilandsverordening tot wijziging van de Pensioenregeling Eilandsraadsleden Curaçao (AB. 1975, no. 37), zoals vastgesteld in de vergadering van de eilandsraad van het eilandgebied Curaçao van 18 december 2008, in strijd is met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen (85/RNA, DWJ' 09/015)

Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 22 januari 2009 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 9 februari 2009, bericht de Raad u als volgt.

Het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit houdende de beslissing dat de Eilandsverordening tot wijziging van de Pensioenregeling Eilandsraadsleden
Curaçao (AB. 1975, no. 37), zoals vastgesteld in de vergadering van de eilandsraad van het eilandgebied Curaçao van 18 december 2008, in strijd is met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen, strekt ertoe te bepalen dat de Eilandsverordening tot wijziging van de Pensioenregeling Eilandsraadsleden Curaçao (AB. 1975, no. 37) in strijd is met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen.

Bestudering van het onderhavige ontwerp alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.

Algemeen
De eilandsraad van het eilandgebied Curaçao heeft op 18 december 2008 de Eilandsverordening tot wijziging van de Pensioenregeling Eilandsraadsleden Curaçao (AB. 1975, no. 37) (Eilandsverordening van 18 december 2008) vastgesteld. Ingevolge artikel 77 van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen (E.R.N.A) kondigt de gezaghebber, behoudens in de gevallen, genoemd in de artikelen 98 en 99, de eilandsverordeningen en de eilandsbesluiten, houdende algemene maatregelen, uiterlijk binnen veertien dagen na de vaststelling af. Met deze bepaling geeft de wetgever de gezaghebber een wettelijke termijn van maximaal veertien dagen om zelfstandig te evalueren of de wettelijke regeling wordt afgekondigd danwel of er gronden aanwezig zijn om artikel 98 of 99 van de E.R.N.A toe te passen. Hierbij geldt dus alleen het inzicht van de gezaghebber.

Artikel 100 van de ERN.A schrijft voor dat de gezaghebber elke eilandsverordening en eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, binnen tweemaal vier en twintig uur na de afkondiging aan de Gouverneur zendt als hoofd van de landsregering en als koninkrijksorgaan. De constitutionele Gouverneur kan dan op eigen initiatief de afweging maken of er gronden in de zin van de artikelen 99 en 98 van de ERNA aanwezig zijn om de afgekondigde eilandsverordening of het afgekondigde eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, te schorsen danwel te vernietigen. Om tot de oordeelsvorming te komen of laatstbedoelde gronden aanwezig zijn, kan de constitutionele Gouverneur de gezaghebber formeel benaderen voor nadere informatie over de afgekondigde wettelijke regeling.

De Raad constateert dat in het onderhavige geval de constitutionele Gouverneur nog vóór verloop van de termijn waarbinnen de afkondiging behoort plaats te vinden, genoemd in artikel 77 van de E.RN.A, de gezaghebber van het eilandgebied heeft benaderd, namelijk op 22 december 2008. De Raad geeft de regering in overweging in voorkomende gevallen rekening te houden met de afwegingsruimte die de ERN.A in het kader van hoger toezicht aan de gezaghebber van een eilandgebied gunt.

Inhoudelilke opmerkingen
Het ontwerp
– Kennisgeving als bedoeld in artikel 99 van de E.R.N.A
De gezaghebber van het eilandgebied Curaçao heeft bij brief d.d. 31 december 2008 aan de Gouverneur te kennen gegeven dat de Eilandsverordening tot wijziging van de Pensioenregeling Eilandsraadsleden Curaçao (AB. 1975, no. 37), zoals vastgesteld in de vergadering van de eilandsraad van het eilandgebied Curaçao van 18 december 2008, als in strijd zou kunnen worden beschouwd met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen en dat zij gelet hierop besloten heeft om met inachtneming van artikel 99 van de E.R.N.A de afkondiging van de betreffende eilandsverordening op te schorten. De Raad constateert dat voormelde kennisgeving als een kennisgeving in de zin van artikel 99 in samenhang met artikel 98, tweede lid, van de E.R.N.A kan worden beschouwd. Aangezien de kennisgeving van de gezaghebber aan de in artikel 99 van de E.R.N.A gestelde (formele) eisen voldoet, rest de Raad nog een inhoudelijke toets toe te passen op het onderhavige ontwerplandsbesluit.
De Raad stelt hierbij voorop dat de Gouverneur als hoofd van de landsregering
slechts tot de beslissing kan komen dat de opschorting van de afkondiging van voornoemde eilandsverordening door de gezaghebber terecht is, indien strijd met een Jandsverordening of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, of met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen aanwezig is. Ingevolge artikel 99, tweede lid, in samenhang met artikel 98, tweede lid, van de E.RN.A dient de Gouverneur, de Raad van Advies gehoord, te beslissen of zodanige strijd aanwezig is.
– Het toetsingskader van de Raad van Advies en de voorgeschiedenis
Alvorens in te gaan op de bevindingen van de Raad na bestudering van de aangeboden documenten acht de Raad het noodzakelijk de nadruk erop te leggen dat het toepassen van het middel van hoger toezicht op door bestuursorganen van een eilandgebied tot stand gebrachte regelgeving met grote terughoudendheid dient te geschieden, zeker waar het betreft de regeling van een onderwerp in het kader van de uitoefening van door de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen of de E.R.N.A aan het eilandgebied gegeven autonome bevoegdheden. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 99 van de ERN.A moet men op duidelijke en overtuigende wijze kunnen aangeven waarom in een bepaald geval de eilandelijke regeling in strijd is met een landsverordening of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, dan wel met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen.

Alleen deze gronden leiden tot toepassing van het bepaalde in artikel 99 van de E.R.N.A. Een eilandgebied is, binnen de door de wet of het algemeen belang van de Nederlandse Antillen gestelde grenzen, geheel zelfstandig bij het doen van keuzes voor het te voeren beleid bij de uitoefening van zijn autonome bevoegdheden. Zolang het eilandgebied in overeenstemming met de wet handelt, is het niet steeds noodzakelijk dat de centrale overheid het ook eens moet zijn met de wijze waarop (een orgaan van) het eilandgebied meent gestalte te moeten geven aan het te voeren eigen bestuursbeleid.

De Raad acht het ook van belang alvorens in te gaan op de inhoud van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit stil te staan bij het toetsingskader dat de Raad heeft gehanteerd voor zijn oordeelsvorming.

De Raad maakt uit de ontvangen stukken op, dat de strekking van de Eilandsverordening van 18 december 2008 grotendeels overeenkomt met die van de Eilandsverordening van 28 juni 2007 tot regeling van de uitkering en het pensioen voor politieke gezagsdragers van het eilandgebied Curaçao die de eilandsraad van het eilandgebied Curaçao op 28 juni 2007 heeft vastgesteld en dat de omstandigheden waaronder de Eilandsverordening van 18 december 2008 tot stand is gekomen vergelijkbaar zijn met die waaronder de Eilandsverordening van 28 juni 2007 tot stand is gekomen.
De Raad heeft op 9 augustus 2007 het advies met kenmerk RvA no. RA/031-07 uitgebracht over de voorgenomen beslissing van de regering omtrent de opschorting van de afkondiging door de gezaghebber van vier eilandsverordeningen, waaronder de hierboven aangehaalde Eilandsverordening van 28 juni 2007. De door de Raad hiervoor genoemde omstandigheden maken dat de Raad zich in het onderhavige advies overwegend van dezelfde uitgangspunten zal bedienen als die gehanteerd in het advies d.d. 9 augustus 2007.

De Raad heeft voor het advies d.d. 9 augustus 2007 de volgende uitgangspunten
gehanteerd:

  • in de gevallen dat bij de besluitvorming en beslissingen van een ambtsdrager over onderwerpen die direct het persoonlijke belang raken van degenen die bij de besluitvorming betrokken zijn, dient extra zorgvuldig te worden opgetreden in de besluitvormingsprocedure en bij het nemen van de beslissingen;
  • de eis van transparantie gebiedt dat men gedurende het gehele traject van de besluitvormingsprocedure, dus inclusief de aan de besluitvorming voorafgaande voorbereiding, met de nodige zorgvuldigheid te werk gaat. De voorbereiding moet zodanig zijn dat een redelijk inzicht wordt verkregen in de gevolgen die de tot stand te brengen regeling zal hebben voor het eilandgebied;
  • deskundige advisering is een belangrijk middel, om te komen tot een verantwoorde besluitvorming. Goed bestuur eist dat het orgaan dat bevoegd is het besluit te nemen ook voldoende acht slaat op de aan hem uitgebrachte adviezen. Geconstateerde gebreken dienen vóór het nemen van een definitieve beslissing te worden hersteld c.q. gemitigeerd;
  • de verlening van terugwerkende kracht aan een regeling kan slechts in uitzonderlijke gevallen worden aanvaard;
  • in de gevallen dat het betreft regelingen die door de eilandsraad zijn genomen op basis van zijn autonome bevoegdheden en die via democratische besluitvorming tot stand zijn gekomen, levert strijdigheid met het eilandsbelang slechts in duidelijk sprekende gevallen ook strijdigheid met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen op.

De Raad heeft in het advies d.d. 9 augustus 2007 ook ten overvloede benadrukt dat het recht van de verschillende politieke gezagdragers in de Nederlandse Antillen op een gedegen regeling van hun pensioen niet moet worden miskend. Het is alleszins gerechtvaardigd dat, zoals in casu, een wettelijke voorziening voor bepaalde gezagdragers inzake hun pensioen wordt getroffen, echter een dergelijke voorziening dient op een juiste wijze tot stand te komen.

– Relevante feiten in het onderhavige geval
Relevante feiten in het onderhavige geval zijn voor de Raad de feiten, zoals opgenomen in onder andere de brief d.d. 31 december 2008 (kenmerk 2008/69712) van de gezaghebber van het eilandgebied Curaçao, het advies d.d. 11 april 2008 van de Commissie bezoldiging en pensioenen Gezagsdragers Curaçao en het memorandum d.d. 23 december 2008 van de Afdeling Financiên aan het bestuurscollege van genoemd eilandgebied. In de brief d.d. 31 december 2008 stelt de gezaghebber dat de omstandigheden waaronder met name de aanpassing van de pensioenregeling voor eilandsraadsleden tot stand is gekomen vergelijkbaar zijn met die van 2007. Ook nu hebben de Voorbereidingscommissie van de eilandsraad en de eilandsraad in een zeer kort tijdbestek de betreffende eilandsverordening afgehandeld. De gezaghebber stelt dat de eilandsverordening vooraf reeds in 2005 voorzien was van een advies van de Afdeling Financiên, doch dat gesteld dient te worden dat in dit advies niet is vervat hoe de dekking danwel het evenwicht tussen de uitgaven door de totstandkoming van de aanpassing van de pensioenregeling voor eilandsraadsleden en de middelen op termijn weer tot stand wordt gebracht. Een dekkingsplan voor de toekomst voor de met de totstandkoming van de eilandsverordening gemoeide kosten ontbrak bij de vaststelling van de eilandsverordening door de eilandsraad, zo ook de budgettaire compensatie voor het lopende jaar. Een geactualiseerd advies van de Afdeling Financiên is in december 2008 vóór de vaststelling van de pensioenregeling voor eilandsraadsleden opgevraagd noch gekregen. Pas op 23 december 2008 heeft de Afdeling Financiên nader advies gegeven met betrekking tot de aanpassing van de pensioenregelingten behoeve van de voltijds raadsleden.
Voor wat de financiêle consequenties betreft verwijst de gezaghebber naar het advies dat de Commissie bezoldiging en pensioenen Gezagsdragers Curaçao (adviescommissie) op verzoek van het bestuurscollege zelf heeft uitgebracht. De gezaghebber stelt dat de adviescommissie heeft geadviseerd om de pensioenregeling voor de voltijdsraadsleden marktconform te maken en dat betoogd kan worden dat de eilandsraad bij zijn beraadslaging dit advies niet voldoende in acht heeft genomen.
Aan de Eilandsverordening van 18 december 2008 is evenals aan die van 28 juni 2007 terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2000. Uit de aan de Raad overgelegde stukken, in het bijzonder het advies van de Afdeling Financiên d.d. 23 december 2008, kan worden opgemaakt dat op het moment van de vaststelling van de Eilandsverordening van 18 december 2008 nog niet duidelijk was hoe de verwachte kosten die met uitvoering van de betreffende regeling zijn gemoeid, gedekt zullen worden althans hoe het evenwicht tussen de uitgaven enerzijds en de middelen anderzijds op termijn weer tot stand kan worden gebracht. Dit laatste wordt ook door de gezaghebber van het eilandgebied Curaçao in haar brief d.d. 31 december 2008 bevestigd. Anders dan bij de voorbereiding van de Eilandsverordening van 28 juni 2007 is in het onderhavige geval door het bestuurscollege van het eilandgebied Curaçao bij eilandsbesluit van 31 oktober 2007 een adviescommissie ingesteld. Deze adviescommissie had tot taak een adequate bezoldiging5- en pensioenregeling ten behoeve van de gezagsdragers van genoemd eilandgebied voor te stellen. Het bestuurscollege heeft daarbij overwogen dat de vast te stellen bezoldings- en pensioenregeling op de geldende wettelijke kaders moet zijn gebaseerd en overeen moet komen met wat maatschappelijk aanvaardbaar is.
De Voorbereidingscommisie van de eilandsraad raadt in het voorlopig, tevens eindverslag d.d. 16 december 2008 betreffende de Eilandsverordening van 18 december 2008, deeilandsraad aan om akkoord te gaan met een voorstel dat afwijkt van het advies van deadviescommissie. De voorbereidingscommissie motiveert echter niet wat ten grondslag ligt aan haar oordeel om van het advies van de adviescommissie af te wijken.

– Conclusies van de Raad
De Raad vindt, zoals eerder aangegeven, dat de feiten met betrekking tot de
Eilandsverordening van 18 december 2008 grotendeels overeenkomen met die van de Eilandsverordening van 28 juni 2007.
De Raad concludeert dan ook op grond van de eerder genoemde uitgangspunten dat deeilandsraad ook in het geval van de Eilandsverordening van 18 december 2008 onzorgvuldig is opgetreden in de besluitvormingsprocedure en bij het besluit tot het vaststellen van de betreffende ontwerp-eilandsverordening.
De eilandsraad heeft onzorgvuldig gehandeld door niet aan te geven op welke wijze de financiêle gevolgen, die van verstrekkende aard zijn. zullen worden ondervangen.
De eilandsraad heeft in strijd met het motiveringsbeginsel gehandeld door zonder gedegen motivering van het advies van de ingestelde adviescommissie af te wijken.
Verder wist de eilandsraad dat de omstandigheden bij het vaststellen van de
Eilandsverordening van 18 december 2008 vergelijkbaar waren met die van het jaar 2007.
De eilandsraad wist ook dat de regering in het Landsbesluit van 15 augustus 2007, op basis van de getoetste feiten en omstandigheden, de Eilandsverordening van 28 juni 2007 tot regeling van de uitkering en het pensioen voor politieke gezagsdragers van het eilandgebied Curaçao in strijd met de Eilandenregeling Nederlandse Antillen, de Strafregeling Eilandverordeningen. het Wetboek van Strafrechtvan de Nederlandse Antillen en het algemeen belang van de Nederlandse Antillen heeft geacht. De eilandsraad wist of heeft kunnen weten dat de in het Landsbesluit van 15 augustus 2007 aangedragen gronden voor een groot deel ook op het onderhavige geval toepasbaar zouden kunnen zijn. Toch heeft de eilandsraad ook in dit geval de zorgvuldigheid in de procedure vooraf bij de besluitvorming en bij de besluitvorming zelf niet. althans onvoldoende, in acht genomen.
De Raad vindt verder dat ook in het onderhavige geval onvoldoende rechtvaardiging
aanwezig is voor de verlening van terugwerkende kracht. In het onderhavige geval staat vast dat het besluit van de eilandsraad van het eilandgebied Curaçao ingrijpende budgettaire gevolgen en uitvoeringsaspecten tot gevolg zal hebben. Op het moment van de vaststelling van de Eilandsverordening van 18 december 2008 was nog niet voorzien in budgettaire compensatie voor de met de uitvoering van de betreffende regeling gemoeide extra uitgaven.

De Raad vindt op grond van het voorgaande dat ook in dit specifieke geval gesproken dient te worden van ondeugdelijk bestuur. Hierdoor is – mede gelet op de precaire financiêle situatie van het eilandgebied Curaçao en de Nederlandse Antillen en in het licht van het beleid van beide entiteiten om tot evenwichtige begrotingen te komen – het algemeen belang van de Nederlandse Antillen in het gedrang gekomen.

De Raad concludeert dat de opschorting door de gezaghebber van de afkondiging van de Eilandsverordening van 18 december 2008 op terechte gronden is geschied.

– Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot de overwegingen. opgenomen in het ontwerplandsbesluit
De Raad maakt de volgende opmerkingen over de overwegingen opgenomen in het
onderhavige ontwerp-Iandsbesluit.

Pagina's 1, 2 en 3
De overwegingen, opgenomen in de tweede en derde alinea op pagina 1 en de eerste, tweede en derde alinea op pagina 2 van het ontwerp-Iandsbesluit, hebben betrekking op het verzoek van de Gouverneur om informatie en de reactie van de gezaghebber van het eilandgebied Curaçao daarop. De Raad vindt dat de procedure, bedoeld in artikel 99 in samenhang met artikel 98, tweede lid, van de E.R. N.A., aanvangt met de kennisgeving van de gezaghebber aan de Gouverneur dat de afkondiging van een door de eilandsraad vastgestelde eilandsverordening is opgeschort. In het onderhavige geval is voormelde procedure aangevangen bij de ontvangst van de brief d.d. 31 december 2008 van de gezaghebber door de Gouverneur. De Raad geeft op grond van het voorgaande de regering
in overweging voornoemde alinea's te schrappen.

Ook stelt de Raad om laatstgenoemde reden voor om in de zesde alinea op pagina 3 van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit de verwijzing naar de brief d.d. 24 december 2008 van de gezaghebber te schrappen.

Pagina 4
In de tweede en derde alinea op pagina 4 van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit licht de regering toe waarom een verwijzing naar het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (Statuut) – voorzover niet daaraan wordt getoetst – niet op gespannen voet staat met de toetsingsvoorschriften van de E.R.N.A. De Raad is van mening dat de regering zich moet beperken tot het weergeven van de in het onderhavige geval gevolgde beleidslijn die overeenkomt met die gevolgd in de gevallen, bedoeld in het Landsbesluit van 15 augustus 2007. De Raad stelt voor om de tweede alinea aan te passen en de derde alinea te schrappen.
Voorts is de Raad van mening dat in de tweede alinea verwezen dient te worden naar het eerste lid van artikel 43 van het Statuut waarin de zorgplicht van het Land is vastgelegd.

Pagina 7
De derde, vierde en vijfde alinea's hangen samen met het Landsbesluit versterking
budgetdiscipline eilandgebieden (P.S. 2001, no. 110). Het Landsbesluit versterking
budgetdiscipline eilandgebieden regelt, zoals gesteld in het onderhavige ontwerplandsbesluit, slechts het budgettaire gedrag van het bestuurscollege. Tegelijkertijd met het scheppen van een wettelijke grondslag voor voornoemd landsbesluit is een begrotingsnorm in artikel 4a van de Comptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden (P.S. 1953, no. 174), bij de Landsverordening Uitvoering Nationaal Herstelplan 1e fase (P.S. 1999, no. 147), ingevoerd. Indien blijkt dat de op de begroting opgenomen uitgaven niet in hetzelfde jaar kunnen worden gedekt door de op die begroting tot dekking ervan opgenomen middelen, moet ingevolge artikel 4a van voornoemde landsverordening in de toelichting aangegeven worden hoe het evenwicht tussen de uitgaven enerzijds en de middelen anderzijds op termijn weer
tot stand kan worden gebracht. De in laatstgenoemd artikel opgenomen norm geldt wel voor de eilandsraad. Aangezien op het moment van de vaststelling van de Eilandsverordening van 18 december 2008 een dekkingsplan voor de toekomst voor de met de totstandkoming van de eilandsverordening gemoeide kosten ontbrak, kan naar de mening van de Raad gesteld worden dat het proces
van besluitvorming op gespannen voet staat met doel en strekking van artikel 4a van de Comptabiliteitsvoorschriften eilandgebieden. De Raad geeft de regering in overweging rekeninghoudende met het voorgaande de derde, vierde en vijfde alinea te herformuleren.

Pagina 8
In de laatste overweging op pagina 8 van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit is gesteld dat de opschorting van de afkondiging door de gezaghebber van de betrokken eilandsverordening op terechte "grondenn is geschied. Echter in het onderhavige geval is slechts één grond in de zin van artikel 99 in samenhang met artikel 98, tweede lid, van de E.R.N.A. aanwezig, namelijk strijd met het algemeen belang van de Nederlandse Antillen. De Raad geeft de regering in overweging de laatste overweging te herformuleren.

Wetstechnlsche en redactionele opmerkingen met betrekking tot het ontwerplandsbesluit
De Raad acht het gewenst een aantal opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard te maken ten aanzien van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit. Deze opmerkingen zijn niet uitputtend. De Raad geeft de regering dan ook in overweging het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit aan een nader onderzoek te onderwerpen om overige onvolkomenheden van wetstechnische en redactionele aard te herstellen.

De Raad geeft de regering in overweging in ieder geval de volgende wijzigingen aan te brengen.

Pagina 1
In de tekst na het onderdeel "Gezien:ndienen in de tweede regel en de tweede overweging na het woord "de Gouverneur" de woorden "van de Nederlandse Antillenn te worden geschrapt.

Pagina's 2 en 8
Ter wille van de consistentie in woordgebruik dient het woord "aangenomenn in de zesde alinea op pagina 2 en in artikel 1 vervangen te worden door het woord "vastgesteld". In het opschrift van het onderhavige ontwerp-Iandsbesluit is wel het woord "vastgesteld" gebruikt dat aansluit bij de in artikel 79 van de E.R.N.A. gebruikte terminologie.

Pagina's 3 en 8
In de vierde en vijfde alinea op pagina 3 en de laatste overweging op pagina 8 dient vóór het woord "eilandsverordening" te worden ingevoegd het woord "onderhavigen.

In de laatste regel op pagina 3 dient het woord "van" te worden geschrapt.

Pagina 4
In de tweede regel van de eerste alinea dient na het woord "hoger toezicht" ingevoegd te worden de woorden: ", bedoeld in het Zesde Hoofdstuk van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen,".
In de laatste regel van de zesde alinea dienen de woorden "wordt afgeweken" te worden geschrapt.

Pagina 5
In de eerste regel van de vierde alinea dient de zinsnede "na alle beroering die ontstaan is"te worden geschrapt.

Deze zinsnede behelst een subjectieve weergave van wat de aanleiding is geweest voor de instelling van de in voornoemde alinea bedoelde commissie.
In laatstgenoemde alinea dient in de vijfde regel na het woord "commissie" te worden ingevoegd "(hierna te noemen: de adviescommissie)".
In de laatste regel van de zevende alinea dient het woord "raadsleden" vervangen te worden door het woord "eilandsraadsleden". In de zesde alinea wordt ook het laatstgenoemde woord gebruikt.

In de eerste regel van de laatste alinea dient na het woord "eindverslag" te worden
ingevoegd de woorden "betreffende de onderhavige eilandsverordening".

Pagina 7
In de eerste regel dient het woord "regelingen" vervangen te worden door "regeling". Het gaat in het onderhavige geval om één regeling, namelijk de Eilandsverordening van 18 december 2008.

In de laatste regel dient het woord "goedgekeurde" vervangen te worden door
"vastgestelde".

De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.

Concluderend geeft de Raad de regering in overweging het onderhavige ontwerplandsbesluit vast te stellen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 10 februari 2009