Adviezen
RvA no. RA/043-06’07
Uitgebracht op : 11/01/2007
Publicatie datum: 11/01/2007
Met verwijzing naar uw verzoek gedateerd 31 oktober 2006 om het
oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en
de bij de Raad ontvangen voorontwerp Initiatief Ontwerplandsverordening
dd. 6 december 2006 en de beraadslaging hierover in
de vergadering van de Raad van Advies van 18 december 2006, bericht
de Raad u als volgt.
Aan de orde is de voorontwerp- Initiatief- Ontwerp-Iandsverordening tot
wijziging van de Landsverordening op de scheepsregistratiebelasting
1987 (P.S. 1987,no. 112).
Dit voorontwerp beoogt de huidige heffing van
scheepsregistratiebelasting te herzien en de categorie schepen waarop
deze gewijzigde heffing van toepassing zal zijn te verruimen. Tevens
wordt voorgesteld de belastbare grondslag voor de heffing te wijzigen en
voortaan uit te gaan van een forfaitair berekende winst, vastgesteld op
basis van de netto-tonnage van de schepen die in de heffing worden
betrokken.
Algemeen
De scheepsregistratiebelasting wordt thans geheven op basis van de
bruto-tonnage van zeeschepen die eigendom zijn van een
belastingplichtig lichaam in de Nederlandse Antillen. In navolging van een
aantal Europese landen, waaronder Nederland, wordt thans voorgesteld
de scheepsregistratiebelasting te herzien en de categorie schepen
waarop deze van toepassing is te verruimen.
In tegenstelling tot de huidige heffing waarbij een belastingtarief geldt per brutoregisterton
van de belaste schepen, zal de verschuldigde belasting onder de nieuwe
regeling bepaald worden aan de hand van het belastingtarief dat geldt voor de
winstbelasting, uitgaande van een fictief berekende winst. Deze winst wordt forfaitair
vastgesteld op basis van de netto-tonnage aangezien de verdiencapaciteit van het schip
immers gerelateerd is aan de netto-tonnage. De netto-tonnage van het schip wordt
vermenigvuldigd met een standaardbedrag per periode voor het vaststellen van de
forfaitaire winst.
Bestudering van het ontwerp en bijbehorende Memorie van Toelichting heeft de Raad
aanleiding gegeven tot het plaatsen van de hiernavolgende opmerkingen.
Het ontwerp
De considerans
In de overweging wordt aangegeven dat het wenselijk is de concurrentiepositie van de
Nederlandse Antillen met betrekking tot de internationale scheepvaart te verbeteren
door de scheepsregistratiebelasting om te zetten in een scheepstonnagebelasting. De
Raad is van mening dat de concurrentiepositie van de Nederlandse Antillen met
betrekking tot de internationale scheepvaart niet alleen verbeterd wordt door alleen de
scheepsregistratiebelasting om te zetten in een scheepstonnagebelasting en stelt dan
ook voor om na het woord "verbeteren" de zinsnede "onder meer' te plaatsen. De
voorgestelde regeling bevat wijzigingen van andere aard dan uitsluitend de heffing van
de belasting die van positieve invloed kunnen zijn op het inschrijven van schepen op de
Nederlandse Antillen.
Artikel I onderdeel A
Ten aanzien van artikel 1 onderdeel A, de aanhef, geeft de Raad in overweging ook te
vermelden dat er sprake is van een nieuw artikel 5A. In navolging hiervan is de Raad
van oordeel dat op pagina 4 na artikel 5, zesde lid, de volgende zinsnede toegevoegd
dient te worden: "Na artikel 5 wordt een nieuw artikel 5A toegevoegd".
Artikel 1
De Raad stelt voor in de begripsdefinities mede op te nemen een nadere definiêring van
de begrippen "Inspecteur" en "Ontvanger" .
Artikel 4
In artikel 4, eerste lid dient de afkorting "art" van het woord artikel, voluit geschreven te
worden.
De Raad vraagt tevens aandacht voor artikel 4, derde lid. Voor de Raad is het niet
geheel duidelijk wat de initiatiefnemers hiermee beoogen. Tevens vraagt de Raad zich
af wat er met het restbedrag van de winst wordt gedaan. Zoals de betreffende regeling
thans wordt geschetst wordt de indruk gewekt dat een vennootschap zoals bedoeld in
artikel 4, derde lid gelijkertijd zowel aan de heffing van de scheepstonnage belasting als
aan de heffing van de winstbelasting onderhevig kan zijn. De Raad is van oordeel dat dit
geenszins de bedoeling van de verordening is, daar een vennootschap die kiest voor de
heffing van de scheepstonnagebelasting slechts belast kan zijn naar de specifieke
regels die hiervoor gelden.
De Raad beveelt aan de initiatiefnemers de bedoeling van deze bepaling nader toe te
lichten.
ArtikelS
In artikelS, eerste lid dient na het jaartal 1940, het teken ";" (puntkomma) vervangen te
worden door het teken ":" (dubbele punt).
Artikel SA
Met betrekking tot artikel SA eerste lid, vraagt de Raad aandacht voor de tweede zin.
De Raad is van mening dat het geformuleerde niet op juridische taal berust en stelt voor
de zin te beginnen met "Geen aanspraak bestaat …. enz".
Artikel 6
De Raad is van mening dat in artikel 6. tweede lid, een bepaling opgenomen dient te
worden waarbij voor schepen die voorzien zijn van een geldige zeebrief en een geldige
meetbrief, afgegeven door de bevoegde autoriteit van een buitenlandse vlaggenstaat,
periodiek de geldigheid van de betreffende documenten getoetst dient te worden door
de beheerder van het register genoemd in artikel 8 van de verordening.
Artikel 8
Met betrekking tot artikel 8, eerste lid, vraagt de Raad zich af welk register hier bedoeld
wordt, wie het beheert en wie dit bijhoudt. Ter verduidelijking stelt de Raad voor dat in
het eerste lid wordt aangegeven wie dit register beheert en bijhoudt en dat de leden 1 en
3 vernummerd worden tot respectievelijk 2 en 3.
Artikel 1 onderdeel J
Met de invoering van wijziging van de scheepsregistratiebelasting wordt de
systeemheffing aangepast. De Raad vraagt zich af in hoeverre -in het licht van
toepassingen inzake naheffing- er sprake dient te zijn van een overgangsregeling inzake
bezwaar en beroep.
Artikel 11
De Raad constateert dat in de te wijzigen vierde en vijfde lid van artikel 9A van de
Landsverordening op de Winstbelasting 1940, het begrip "zeeschepen" niet meer wordt
gebruikt maar dat er alleen gerefereerd wordt naar het begrip "luchtvaartuig". De
toelichting in de Memorie van Toelichting geeft naar de mening van de Raad
onvoldoende weer wat de initiatiefnemers beogen met het weglaten van het begrip
"zeeschepen" in het vierde en vijfde lid van artikel 9A.
De Raad geeft dan ook in overweging het geheel nader toe te lichten.
Daarnaast vraagt de Raad zich af in hoeverre de Algemene Landsverordening
Landsbelastingen als gevolg van de naamwijziging van deze verordening nader
gewijzigd dient te worden en of bovendien geen andere belastingregelingen gewijzigd
dienen te worden waarin verwijzingen voorkomen naar de Landsverordening op de
scheepsregistratiebelasting 1987.
Memorie van Toelichting
De Raad constateert dat telkens de benaming "Belasting inspectie" in de Memorie van
Toelichting wordt gebezigd. De Raad is van oordeel dat deze benaming aangepast dient
te worden in "Directie Fiscale Zaken" zoals aangegeven in de Landsverordening
Organisatie Landsoverheid (P.B. 2001, no. 75).
Pagina 3
Op pagina 3 van de Memorie van Toelichting, paragraaf 2 Artikelsgewijze toelichting,
laatste zin, wordt gebruik gemaakt van het begrip "Antilliaanse fiscale register". De Raad
is van mening dat dit begrip nader toegelicht dient te worden.
Pagina 4
Onder artikel 2 wordt door de initiatiefnemers toegelicht dat de scheepstonnagebelasting
zowel formeel als feitelijk geacht wordt een heffing te zijn naar de winst die forfaitair
wordt vastgesteld. De initiatiefnemers verwijzen daarbij naar de forfaitaire regeling die
geldt voor verzekeringsmaatschappijen zoals opgenomen in artikel 8 van de
Landsverordening op de Winstbelasting 1940. De Raad vraagt zich af of naar analogie
hiervan het niet logischer was geweest de gewijzigde regeling voor de heffing van
belasting op schepen ook op te nemen in de Landsverordening op de Winstbelasting
1940.
Overigens geeft de onderhavige voorontwerp-Initiatief-Ontwerp-Iandsverordening de
Raad geen aanleiding tot verder commentaar en verzoekt de Raad u dit advies ter
kennis te brengen van de Staten van de Nederlandse Antillen.
Willemstad, 11 januari 2007