no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/044-07

Uitgebracht op : 08/11/2007
Publicatie datum: 08/11/2007

Initiatief-voorontwerp-Iandsverordening tot wijziging van de Landsverordening minimumlonen (P.S. 1972, no. 110), de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.S. 2004, no. 16) (4742/RNA, LV/22-07).

Met verwijzing naar uw verzoek d.d. 17 februari 2007, door de Raad ontvangen
d.d. 12 september 2007, om het oordeel van de Raad van Advies inzake
bovengenoemd onderwerp, en de behandeling hiervan in de vergadering van
de Raad van Advies op 5 november 2007, bericht de Raad u als volgt.

Aan de orde is een verzoek van de Gouverneur d.d. 17 februari 2007, om een
"informeel advies" van de Raad van Advies, conform de door de Raad van
Ministers d.d. 8 augustus 2001 geaccordeerde afhandelingsprocedure inzake
initiatief-(voor)ontwerp-Iandsverordeningen, waarvan de behandeling in de
Staten nog niet heeft plaatsgehad. Het oordeel van de Raad van Advies wordt
verzocht inzake de initiatief-voorontwerp-Iandsverordening houdende wijziging
van de Landsverordening minimumlonen (P.S. 1972, no. 110), de
Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.S. 2002, no. 63) en de
Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 2004, no. 16).

De onderhavige initiatief-ontwerp-Iandsverordening strekt ertoe om het
minimumloon te verhogen teneinde de levensconditie van de werknemers, die
onder de Landsverordening minimumlonen vallen, te verbeteren. Sij
Ministeriële beschikking met algemene werking van de 20ste december 2006
(P.S. 2006, no. 97) is het minimumloon voor de verschillende eilandgebieden
geïndexeerd. Verder worden de Landsverordening op de inkomstenbelasting
1943 en de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 zodanig aangepast
dat de minimumloners geen loon- en inkomstenbelasting behoeven te betalen.

Bestudering van de onderhavige initiatief-voorontwerp-Iandsverordening en de bijbehorende
memorie van toelichting heeft de Raad aanleiding gegeven tot het maken van de hierna
volgende opmerkingen.

Algemeen

De voorgestelde artikelen 11 en 111 strekken er toe de Landsverordening op de
inkomstenbelasting 1943 en de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 zodanig te
wijzigen dat minimumloners geen belasting behoeven te betalen. Aangezien deze
aangelegenheid de Minister van Financiën direct regardeert, dient volgens de Raad ook de
Minister van Financiën mede-ondertekenaar van de regeling te zijn.

De Raad is van mening dat de noodzaak van invoering van een regeling goed dient te zijn
gemotiveerd. De memorie van toelichting spreekt van de wens van de indieners om het
uurloon op gelijke trend te verhogen als zulks in 2007 is geschied met het pensioen, bedoeld
in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83)(z.g. AOVpensioen),
waarbij verder gesteld wordt dat het AOV-pensioen per 1 januari 2007 verhoogd is
met 18%. De gegeven onderbouwing roept bij de Raad vraagtekens op omdat de hoogte van
het AOV-pensioenbedrag niet gekoppeld is aan het minimumloon. Een verhoging van het
AOV-pensioenbedrag behoeft derhalve niet zonder meer te leiden tot een verhoging van het
minimumloon.
De Raad komt tot het oordeel dat door de indieners een zwakke motivering wordt gegeven
voor het voorgestelde in artikel I. Volgens de Raad dient de noodzaak tot invoering beter te
worden gemotiveerd.

De Staten hebben, zoals aangegeven in de memorie van toelichting (onderdeel e van punt "4.
Voorstel indieners"), in het jaar 2000 de wens geuit dat minimumloners geen inkomstenbelasting
zouden hoeven te betalen. In deze memorie van toelichting wordt gesteld dat met de
onderhavige regeling gevolg wordt gegeven aan deze wens. De Raad vraagt zich af of het
voorgestelde wel strookt met de beleidsvoornemens van de regering.

Op pagina 3 van de memorie van toelichting wordt in het onderdeel "5. Economie en
financiën" de stijging van de uitgaven als gevolg van de verhoging van het minimumloon
geschat. De Raad vraagt zich af wat voor effect de hier genoemde stijging heeft op de
economie van de Nederlandse Antillen, waarbij de Raad zich tevens afvraagt of hiervoor de
nodige berekeningen zijn gemaakt.
Verder merkt de Raad op dat in de memorie van toelichting geen inzicht is gegeven in de
financiële gevolgen voor de Landsoverheid. Ingevolge artikel 87, tweede lid, van de
Eilandenregeling Nederlandse Antillen (ERNA) komt vijf en twintig procent van de belastingen
op inkomsten ten goede aan het Land. Een verlaging van de inkomsten aan directe
belastingen zal aldus gevolgen hebben voor de Landsoverheid. In de memorie van toelichting
is ook geen aandacht geschonken via welke bekostigingswijze de kostenverhoging voor de
L:andsoverheid zal worden opgevangen. De Raad stelt voor om de memorie van toelichting
rekening houdende met het voorgaande, aan te vullen.
Mede gelet op artikel 2a, tweede lid, van de ERNA en aangezien de invoering van de
onderhavige regeling een direct effect heeft op de inkomsten van de eilandgebieden, zullen
deze hierover moeten worden gehoord.

Verder wil de Raad de regering aanbevelen om ten behoeve van de Staten de berekening van
de cijfers van de kostenverhoging en inkomstenderving na te laten trekken.

Opmerkingen van wetstechnische aard

Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting geven de Raad aanleiding tot het maken
van opmerkingen van wetstechnische aard.

Ten aanzien van het ontwerp heeft de Raad de volgende opmerkingen van wetstechnische
aard.
A. In het opschrift van het ontwerp en de memorie van toelichting dient "P.S. 2004, no. 16" te
worden vervangen door "P.S. 1975, no. 254".
In het opschrift van de memorie van toelichting dienen de woorden "van de" achter het
woord "LANDSVERORDENING" weggelaten te worden en dient de rest van de tekst aan
te sluiten.

S. De punt aan het einde van het opschrift van het ontwerp dient geschrapt te worden.

C. De derde overweging vangt aan met het woord "heeft". De Raad merkt op dat dit woord
met een hoofdletter geschreven dient te worden.

D. In de considerans en in het lichaam van de regeling dienen telkens waar de
landsverordeningen genoemd worden, de vindplaatsen te worden vermeld. Tevens dient
de volgende overweging aan de considerans te worden toegevoegd:
dat artikel 2a, tweede lid, van de Eilandenregeling Nederlandse Antillen in acht is
genomen;.

E. Het kopje van de vier artikelen die in het ontwerp voorkomen dient telkens aan het begin
van de regel geplaatst te worden ofwel uiterst links.

F. Met het voorgestelde artikel I wordt beoogd het eerste lid, het tweede lid, onderdeel c, het
derde lid, onderdeel c, en het vierde lid, onderdeel c van artikel 9 van de
Landsverordening minimumlonen te wijzigen. Uit wetstechnisch oogpunt dient per artikelonderdeel
aangegeven te worden hoe deze zal komen te luiden. De Raad verwijst in dit
kader naar artikel I, onderdeel D, van de in P.B. 2000, no. 69 afgekondigde landsverordening
dat als voorbeeld kan dienen.

G. De Raad constateert dat artikel 24 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting
1943 slechts vier leden kent. Als gevolg hiervan dient het lid dat aan voornoemd artikel
wordt toegevoegd een vijfde lid te zijn en de aanhef van artikel" dient te luiden als volgt:

Aan artikel 24 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.S. 2002, no.
63), wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:.

H. De Raad geeft in overweging om in artikel 1/1 in de eerste volzin van het voorgestelde
artikel 8, achtste lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 direct na de
woorden "zuiver voljaarsloon" een komma te plaatsen en dan in te voegen: bedoeld in artikel 7, vierde lid,.

I. De Raad stelt voor in de laatste volzin van het in artikel 111 voorgestelde artikel 8, achtste
lid, van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 "zoals" te schrappen en na " het
minimumloon" een komma te plaatsen. De aanhef van artikel 111 dient voorts naar de
mening van de Raad als volgt te luiden:
Aan artikel 8 van de Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 2004, no. 16)
wordt een achtste lid toegevoegd, luidende:.

J. De Raad stelt voor artikel IV, tweede lid, als volgt te doen luiden:
2. Artikel I, onderdelen b, c en d, treden in werking op een bij landsbesluit te bepalen
tijdstip, welk voor elk onderdeel verschillend kan zijn.

Ten aanzien van de memorie van toelichting heeft de Raad de volgende opmerkingen van
wetstechnische aard.

A. Pagina 1

In de tekst onder "1. Algemeen gedeelte", dient volgens de Raad het woord
"landsverordening" met een hoofdletter te worden geschreven; het woord "Beschikking"
moet met een kleine letter geschreven worden, terwijl achter dit zelfde woord de volgende
woorden ingevoegd dienen te worden: met algemene werking.

In de eerste regel van de tekst onder "3. Toegepaste indexering per 1 januari 2007", dient
tussen de woorden "van" en "door" het woord "de" ingevoegd te worden.

In de zesde regel dient het woord "Eilandgebied" met een kleine letter geschreven te
worden, terwijl hierna telkens vóór de woorden "Bonaire", "Saba", "St. Eustatius" en "St.
Maarten", het woord eilandgebied ingevoegd dient te worden. De Raad stelt voor om ook
in andere onderdelen van de memorie van toeliching waar nodig de voorgestelde wijziging
aan te brengen.

B. Pagina 2

In de eerste zin onder a, van onderdeel "4. Voorstel indieners", wordt het woord "AOV
gebruikt. De Raad stelt voor "AOV' te vervangen door "het ouderdomspensioen, bedoeld
in artikel 7 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no.
141) (z.g. AOV-pensioen). In de tweede zin dient in plaats van "AOV' het woord "AOVpensioen"
te staan.

C. Pagina 3

In de vierde zin onder e stelt de Raad voor "belasting" te vervangen door: belasting als
bedoeld in de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 (P.B. 2002, no. 63) en de
Landsverordening op de Loonbelasting 1976 (P.B. 1975, no. 254).
In de voorlaatste zin van de eerste alinea onder e, stelt de Raad voor "In de
inkomstenbelasting" te vervangen door "Ingevolge de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943" en in de zin die begint met "De toepassing van basiskorting,"
dient het woord "als" weggelaten te worden, terwijl achter "1943" een komma geplaatst
dient te worden.

De Raad stelt voor om in het onderdeel "5. Economie en financiën" telkens na "miljoen" in
te voegen "op jaarbasis".
De Raad stelt voor om ook de overige onvolkomenheden van redactionele aard in de
memorie van toelichting te herstellen.

Verder wil de Raad de Staten aanbevelen om vóór de behandeling in de Staten goede nota te
nemen van het door de Sociaal Economische Raad uit te brengen advies.

Tot slot geeft de Raad ook in overweging dat initiatiefnemers in de memorie van toelichting of
in de toelichting behorende bij een nota van wijziging extensief ingaan op het advies van de
Raad van Advies. Alhoewel het advies van de Raad van Advies op het voorontwerp van een
initiatief-Iandsverordening niet een advies betreft in de zin van artikel 32, eerste lid, onder 10
,
van de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen, waarin de plicht tot het horen van de
Raad van Advies is opgenomen, acht de Raad het voorgaande om de volgende reden
gewenst. De omstandigheid dat de initiatiefnemers door tussenkomst van de regering de
Raad van Advies adiëren over een initiatief-ontwerp-Iandsverordening of een ingrijpende
wijziging daarvan, vervat in een nota van wijziging, voordat deze door de Staten in
behandeling wordt genomen, is gebaseerd op afspraken die zijn gemaakt gericht op
waarborging van de kwaliteit van de wetgeving. Met het oog daarop is het gewenst dat door
de betrokken initiatiefnemers duidelijk wordt gemaakt dat zij weloverwogen afwegingen
hebben gemaakt of de door de Raad van Advies gedane voorstellen moeten worden
overgenomen. Voor de regering is dit reeds vaste praktijk. Aangezien er voor de regering een
hoorplicht geldt, behoort de regering op grond van het motiveringsbeginsel te onderbouwen
waarom bepaalde voorstellen van de Raad van Advies niet zijn overgenomen.

De Raad verzoekt de regering dit advies ter kennis te brengen van de Staten.

Willemstad, 8 november 2007