no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/06-07

Uitgebracht op : 06/03/2007
Publicatie datum: 06/03/2007

Ontwerp-Iandsbesluit, houdende algemene maatregelen ter uitvoering van artikel 33, eerste lid, van de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376). (4645/PZ'01, 2567/RNA'02, 1428/RNA '02, LB/017-06).

Ontwerp-Iandsbesluit, houdende algemene maatregelen ter uitvoering van 
artikel 33, eerste lid, van de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376).
(4645/PZ'01, 2567/RNA'02, 1428/RNA '02, LB/017-06).

Met verwijzing naar uw verzoek d.d. 11 december 2006 om het oordeel van de
Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling ervan
in de gewone vergadering van de Raad van Advies op maandag 5 februari
2007 bericht de Raad u als volgt.

Aan de orde is het Ontwerp-Iandsbesluit, houdende algemene maatregelen ter
uitvoering van artikel 33, eerste lid, van de Werkliedenverordening 1944 (P.B.
1978, no. 376).

Het onderhavige landsbesluit strekt ertoe, ter uitvoering van artikel 33, eerste
lid, van de Werkliedenverordening 1944 (P.B. 1978, no. 376), een nieuwe tabel
vast te stellen volgens welke van het week- of maandloon de som wordt
afgeleid welke de werkman tot pensioengrondslag moet strekken.
De laatste vaststelling van de pensioengrondslag dateert van 16 maart 1987.
Inmiddels zijn de lonen van de werklieden dusdanig gewijzigd dat het nodig is
dat de pensioengrondslag opnieuw wordt vastgesteld. Vele werklieden zijn
vanwege de privatisering van overheidsdiensten, met behoud van hun
deelgenootschap in het Werkliedenpensioenfonds thans bij de overheid's n.v.'s
werkzaam. Zij hebben door de jaren loonsverhogingen gekend. Deze
loonsverhogingen dienen vertaald te worden naar de pensioengrondslag opdat
de werklieden een pensioen ontvangen dat gebaseerd is op een
pensioengrondslag die gelijk tred heeft gehouden met hun salarisontwikkeling.
Bestudering van het ontwerp en de bijbehorende Nota van Toelichting heeft de
Raad aanleiding gegeven tot de navolgende opmerkingen.

Algemeen
Het bestaan van een aparte pensioenregeling voor de werklieden is het bewijs dat de
regering nog steeds een onderscheid maakt tussen "gouvernementswerklieden" en
ambtenaren. Dit onderscheid past naar de mening van de Raad niet meer in deze tijd.
De Raad geeft de regering dan ook in overweging alles in het werk te stellen om het
genoemde onderscheid op te heffen.

De regering heeft bij brieven d.d. 13 januari 2006 de bestuurscolleges van de
eilandgebieden benaderd voor hun zienswijze met betrekking tot het onderhavige
concept-Iandsbesluit. Uit de door de Raad ontvangen stukken kan worden opgemaakt
dat slechts het eilandgebied Saba op het betreffende verzoek van de regering heeft
gereageerd. De Raad vindt het opmerkelijk dat er geen reactie is van het eilandgebied
Curaçao aangezien een belangrijk deel (81 %) van de extra financiële last voor
rekening van dat eilandgebied komt.

In de brief van 19 november 2001, met referentienummer "AP/6950", van het
Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (APNA) aan de Minister van
Binnenlandse Zaken stelt het APNA, naar aanleiding van het verzoek van de Bond de
Trahadornan di Gobiernu (BTG) om de pensioengrondslag te wijzigen, dat de door
BTG gewenste wijziging van de Werkliedenverordening 1944 bij landsverordening
dient plaats te vinden. In genoemde brief stelt het APNA dat het complexe
wetgevingstraject dat in verband met de totstandkoming van een landsverordening
moet worden doorlopen vrij veel tijd in beslag neemt (op zijn minst zes maanden). Het
advies van het APNA is dan ook om niet over te gaan tot de wijziging van de
Werkliedenverordening 1944 maar gebruik te maken van de mogelijkheid dat de
verordening zelf biedt om bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen een nieuw
maximum pensioengrondslag vast te stellen. APNA stelt verder dat aangezien de
totstandkoming van een landsbesluit, houdende algemene maatregelen veel minder
tijd in beslag neemt dan een landsverordening binnen redelijk korte tijd het verzoek
van de BTG ingewilligd zou kunnen worden.
De Raad heeft echter moeten constateren dat het door het APNA voorgenomen
"redelijk korte tijd" ruim vijf jaren geduurd heeft. Het betreffende concept-Iandsbesluit
is namelijk pas op 11 december 2006 bij de Raad aanhangig gemaakt voor advies. De
Raad vraagt zich af of de regering thans, gezien ervaring met het onderhavige, niet
een wijziging van de Werkliedenverordening 1944 zelf moet overwegen.

Het landsbesluit, houdende algemene maatregelen
Zoals eerder gesteld strekt het onderhavige landsbesluit ertoe, ter uitvoering van
artikel 33, eerste lid, van de Werkliedenverordening 1944 (P.S. 1978, no. 376), een
nieuwe tabel vast te stellen volgens welke van het week- of maandloon de som wordt
afgeleid welke de werkman tot pensioengrondslag moet strekken.
Het is de Raad opgevallen dat het onderhavige landsbesluit niet voorziet in de
mogelijkheid om het bedrag van de pensioengrondslag te indexeren. De Raad ziet dit
laatste echter als een gemis omdat door te indexeren mede bereikt wordt dat de
deelgenoot een pensioen ontvangt dat gebaseerd is op een pensioengrondslag die
gelijke tred houdt met de salarisontwikkeling. De Raad geeft de regering dan ook in
overweging om de regeling te voorzien van de mogelijkheid van een jaarlijkse
indexering van het pensioenbedrag.

Artikel 2
In artikel 2 wordt gesteld dat de regeling terug werkt tot en met 1 januari 2005.
Deze bepaling heeft tot gevolg dat die deelgenoten die voor het genoemde tijdstip met
pensioen gegaan zijn niet in aanmerking zullen komen voor de voorgenomen
aanpassingen. De Raad vraagt zich af in hoeverre de regering bij het zetten van deze
grens rekening gehouden heeft met mogelijk opgewekte verwachtingen bij de
genoemde groep ervan uitgaande dat de BTG sinds het begin van de jaren 2000
stappen heeft ondernomen om te komen tot de onderhavige aanpassingen.
De Nota van Toelichting (de Nota)
In de Nota (pagina 5) wordt gesteld dat de laatste vaststelling van de
pensioengrondslag dateert van 16 maart 1987. Gesteld wordt ook dat de lonen van de
werklieden inmiddels dusdanig gewijzigd zijn dat het nodig is dat de
pensioengrondslag opnieuw wordt vastgesteld. De Raad vindt het opmerkelijk dat het
zo lang (bijna 20 jaren) heeft moeten duren voordat de nodige stappen ondernomen
worden om de pensioengrondslag aan te passen. Het achterwege laten van de
aanpassing van de pensioengrondslag aan de ontwikkeling van de lonen gedurende
genoemde periode heeft tot gevolg dat de deelgenoten een lager pensioen zullen
ontvangen dan hun gemiddelde inkomen over de actieve jaren. Het huidige maximum
pensioengrondslag is dan ook te laag.
In de Nota van Toelichting wordt gesteld dat de verhoging van de
pensioengrondslagen van de werklieden tot een niveau gelijk aan de salarissen een
eenmalige extra financiële last van ANG 7.450.000,– veroorzaakt voor het
Gouvernements-werkliedenpensioenfonds. Het genoemde bedrag wordt echter naar
de mening van de Raad niet genoegzaam onderbouwd. Het komt de Raad voor dat
het genoemde bedrag nader van een financiële toelichting moet worden voorzien.
In de voorlaatste zin op de eerste pagina van de Nota (pagina 5) is opgenomen het
bedrag: "ANG. 7.450.00,-". Dit bedrag moet naar de mening van de Raad zijn "ANG.
7.450.000,–".
Overigens kan de Raad zich met de inhoud en doelstelling van het onderhavige
ontwerp-Iandsbesluit h.a.m. verenigen en geeft in overweging conform de in het
ontwerp opgenomen voorstel te beslissen nadat met vorenstaande opmerkingen
rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 6 maart 2007