Adviezen
RvA no. RA/07-10-LV
Uitgebracht op : 15/06/2010
Publicatie datum: 31/08/2010
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 9 februari 2010 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 14 juni 2010 bericht de Raad u als volgt.
De ontwerp-landsverordening tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Landsverordening herziening huwelijksvermogensrecht) strekt, volgens de considerans, ertoe het bestaande huwelijksvermogensrecht te herzien.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.
Algemeen
Doel en draagvlak van het gewijzigde huwelijksgoederenregime
De ontwerp-landsverordening tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (Landsverordening herziening huwelijksvermogensrecht) (het ontwerp) brengt ingrijpende wijzigingen aan in het huwelijksvermogensrecht. Het huwelijksvermogensrecht is een rechtsgebied dat rechtstreeks ingrijpt in het leven van (gehuwde) burgers. De Raad constateert dat noch uit de memorie van toelichting noch uit de overige stukken blijkt of betrokken beroepsgroepen, zoals rechters, advocaten en notarissen en relevante maatschappelijke organisaties over deze voorstellen zijn geraadpleegd. Ook constateert de Raad dat in de memorie van toelichting wel de belangrijkste wijzigingen worden beschreven, maar niet welk doel die wijzigingen dienen en waarom deze noodzakelijk zijn.
De Raad adviseert de memorie van toelichting op deze punten aan te vullen.
Voorlichting
Zoals de Raad hiervoor al heeft opgemerkt, brengt het ontwerp ingrijpende wijzigingen met zich voor de (gehuwde) burger.
Om die reden geeft de Raad in overweging om voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze landsverordening over de gevolgen daarvan voorlichting te geven aan de bevolking en de eerder genoemde meest betrokken beroepsgroepen.
Voor zover bij de financiële toetsing van het ontwerp geen rekening is gehouden met de kosten die hiermee zijn gemoeid, adviseert de Raad de regering op grond van het Landsbesluit versterking budgetdiscipline Land (P.B. 2001, no. 40) dit alsnog te doen.
Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
Artikel I (titel 6, artikel 1:88, vijfde lid, Burgerlijk Wetboek (BW))
Het voorgestelde artikel 1:88, vijfde lid, BW betreft een uitzondering op het toestemmingsvereiste van de andere echtgenoot voor een rechtshandeling, indien de rechtshandeling wordt verricht door een bestuurder van een naamloze vennootschap of een besloten vennootschap. De Raad vraagt zich af hoe deze bepaling zich verhoudt tot de ontwerp-landsverordening personenvennootschap. De memorie van toelichting bij het voorgestelde artikel 1:88, vijfde lid, BW biedt daarover geen uitsluitsel.
De Raad adviseert te bezien of de ontwerp-landsverordening personenvennootschap noopt tot aanpassing van het voorgestelde artikel 1:88, vijfde lid, BW of tot het opnemen van een passage over de relatie daarvan met het onderhavige ontwerp in de memorie van toelichting.
De memorie van toelichting
Algemeen deel van de memorie van toelichting
Op pagina 2 van het algemeen deel van de memorie van toelichting wordt onder punt 5 gemeld dat het ontwerp en de toelichting daarbij zijn ontleend aan voorstellen gedaan door de Arubaanse Commissie nieuw Burgerlijk Wetboek en dat de voorstellen ook overeen komen met de voorstellen neergelegd in het ontwerp Boek 1 van het nieuw Burgerlijk Wetboek van Suriname, dat tot stand is gebracht met assistentie vanuit de Nederlandse Antillen. De Raad constateert dat de voorstellen eveneens over het algemeen gelijkluidend zijn met het Nederlandse Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en dat een deel van de voorstellen grotendeels gelijkluidend zijn met het voorstel van wijziging van de titels 6, 7 en 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (aanpassing wettelijke gemeenschap van goederen) in Nederland (Kamerstukken I, 2008-2009, 28 867) dat thans nog voorligt in de Eerste Kamer.
De Raad adviseert de relatie tussen dit ontwerp en het Nederlandse voorstel ook nader toe te lichten in het algemeen deel van de memorie van toelichting en waar nodig bij de artikelsgewijse toelichting.
Artikel I
Titel 6, artikel 1:87 BW
Het voorgestelde artikel 1:87 BW voert voor de wijze van verrekening de beleggingsleer in, zodat echtgenoten delen in de winst en het verlies. De Raad kan zich verenigen met dit uitgangspunt, maar wijst erop dat het echtgenoten meer dan voorheen kwetsbaar maakt, als de andere echtgenoot willens en wetens de andere echtgenoot wil benadelen. Zo zou een echtgenoot in het vooruitzicht van een scheiding bijvoorbeeld een goed bewust met verlies kunnen verkopen. Dit klemt temeer, omdat echtgenoten elkaar geen verantwoording schuldig zijn over het gevoerde bestuur over de onder hun bestuur staande goederen en slecht bestuur niet tot een schadevergoedingsplicht leidt (zie het voorgestelde artikel 1:138 BW).
De Raad adviseert in de memorie van toelichting nader in te gaan op de mogelijkheden die een benadeelde echtgenoot in zo’n geval ten dienste staan.
Titel 7, artikelen 1:96b, 1:116 en 1:131, eerste lid, BW
De Raad constateert dat waar aansluiting is gezocht bij het eerder genoemde Nederlandse voorstel van wet er verschillen zijn tussen de voorgestelde artikelen 1:96b, 1:116 en 1:131 BW in dit ontwerp en de voorgestelde artikelen 1:96b, 1:116 en 1:131 BW van het Nederlandse voorstel.
De Raad adviseert de verschillen ten opzichte van het Nederlandse voorstel in de memorie van toelichting nader toe te lichten.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting geeft de Raad aanleiding tot het maken van wetstechnische en redactionele opmerkingen. De Raad volstaat met het geven van een aantal voorbeelden.
Het ontwerp
In artikel 1:135 BW in artikel I van het ontwerp dient “helften” te worden vervangen door ”helfte”.
In verband met het in artikel I voorgestelde artikel 1:99 BW van het ontwerp dient het eerste lid van artikel 110, het eerste lid van artikel 111 en artikel 112 in zijn geheel te vervallen. Indien naast inschrijving in het huwelijksgoederenregister nog een andere vorm van bekendmaking wenselijk is, dient dat in een aan artikel 99 toe te voegen bepaling te worden geregeld.
In artikel III, waarbij artikel 20a van de Landsverordening overgangsrecht nieuw Burgeriljk Wetboek wordt ingevoegd, dient in het tweede lid de woorden “af lossingen” steeds aan elkaar te worden geschreven.
De memorie van toelichting
Op pagina 3, onder punt 3, van de memorie van toelichting dient de tweede volzin “Dat het wederzijds recht op informatie in titel 6 (….), ook bij koude uitsluiting” te worden vervangen door “Het gevolg van onderbrenging van het wederzijdse recht op informatie in titel 6 heeft tot gevolg dat dit recht voor alle echtgenoten dwingendrechtelijk wordt opgelegd. Belangrijkste argument voor het opnemen van de informatieplicht in titel 6 is, dat voor het correct uitvoeren van de regeling van de draag- en fourneerplicht voor de kosten van de huishouding het noodzakelijk is de inkomens- en vermogensposities van de echtgenoten te kunnen achterhalen, ook bij een “koude uitsluiting”.”
Op pagina 3 van de memorie van toelichting, onder punt 3, vijfde volzin, dient tussen “Maar ook” en “het vaststellen” het woord “voor” te worden ingevoegd.
Op pagina 10 van de memorie van toelichting, onder het kopje “De lasten van de gemeenschap” onder punt 2, vijfde volzin, dient het woord “schenkingen” te worden vervangen door “schenkingsovereenkomsten”.
Op pagina 12, onder punt 6, van de memorie van toelichting dient in de laatste volzin het woord “valt” te worden vervangen door het woord “vallen”.
Op pagina13 van de memorie van toelichting, bovenaan de pagina, dient het woord “spons” te worden vervangen door het woord “magneet”.
Op pagina 17, onder punt 6, laatste zin, van de memorie van toelichting dienen “artikel 139 leden 2 en 3” te worden vervangen door artikel 139, eerste en tweede lid, “artikel 140 leden 1 en 2” door “artikel 140, eerste en tweede lid,” en “artikel 143 leden 1 tot en met 3” door “artikel 143, eerste tot en met derde lid”.
De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.
Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige ontwerp-landsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 15 juni 2010
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
_____________________ ____________________
Prof mr. F.B.M. Kunneman mevr. mr. C.M. Raphaëla