no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/08-14-LV

Uitgebracht op : 09/07/2014
Publicatie datum: 25/09/2014

Ontwerplandsverordening houdende wijziging van de landsverordening comptabiliteit 2010 (zaaknummer 2014/9515)

Ontwerplandsverordening houdende wijziging van de landsverordening comptabiliteit 2010
(zaaknummer 2014/9515)

Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 4 maart 2014, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp, dat de Raad op 12 maart 2014 heeft ontvangen, en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 7 juli 2014, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Algemeen

 

Het ontbrekende advies van Wetgeving en Juridische Zaken

In het licht van het waarborgen van de kwaliteit van wet- en regelgeving heeft de Raad reeds eerder aandacht gevraagd voor de rol van Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: WJZ) in de voorbereidingsfase van ontwerpregelgeving vanwege de deskundigheid en ervaring van WJZ ter zake. Zie daartoe onder andere het advies over het voorstel van Rijkswet inzake de Belastingregeling Nederland Curaçao, d.d. 28 maart 2014, RvA no. RA/05-14-RW.

In de bij dit adviesverzoek gevoegde stukken heeft de Raad geen advies van WJZ aangetroffen. Indien WJZ alsnog advies uitbrengt over het onderhavige ontwerp (hierna: ontwerp) dan stelt de Raad het op prijs deze te mogen ontvangen waarbij de Raad, indien daartoe aanleiding bestaat, alsnog een aanvullend advies zal uitbrengen.

 

De Sociaal Economische Raad in de nieuw voorgestelde Landsverordening comptabiliteit 2010

In artikel I, onderdeel A, van het ontwerp staat een nieuwe definitie van het begrip “staatsorganen” bij onderdeel i van artikel 1. In de huidige Landsverordening comptabiliteit 2010 (hierna: LvC 2010) staat deze definitie in artikel 1, onderdeel h. Aan de nieuw voorgestelde definitie is de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) toegevoegd. In het ontwerp wordt de SER ook in de artikelen 34, tweede lid, 38, 39, derde lid, en 40, tweede lid, van de LvC 2010, geïntroduceerd (artikel I, onderdelen H, I, J en K van het ontwerp).

In de toelichting op artikel I van het ontwerp is niet gemotiveerd wat de reden is van de toevoeging van de SER aan de instanties die in de betreffende artikelen worden genoemd, te weten: de Staten, de Raad van Advies, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Hof van Justitie), de Algemene Rekenkamer en de Ombudsman (hierna gezamenlijk genoemd: instellingen). Dat zijn dus de rechterlijke macht en de Hoge Colleges van Staat[1]. Onder meer in de toelichting op de artikelen 1 en 2 van de Landsverordening Sociaal Economische Raad (tweede pagina) komt dit begrip voor ter onderscheiding van de Hoge Colleges van Staat.

De Raad adviseert de regering de uitbreiding van de definitie van staatsorganen in artikel 1, onderdeel h, van de LvC 2010 (zie artikel I, onderdeel A van het ontwerp) en daarmee de vermelding van de (Secretaris van de) SER in de artikelen 34, tweede lid, 38, 39, derde lid, en 40, van de LvC 2010 (zie artikel I, onderdelen H, I, J en K van het ontwerp), in de memorie van toelichting te motiveren.

 

Inhoudelijke opmerkingen

Het ontwerp

Artikel I, onderdeel A (artikel 1, onder a, b en c, van de LvC 2010)

In het nieuw voorgestelde artikel 1 wordt, evenals in het huidige artikel 1 van de LvC 2010, in de onderdelen a, b en c, naar bijlagen verwezen. De bijlagen zijn echter niet opgenomen in Publicatieblad 2010, no. 87, waarmee de thans geldende LvC 2010 is bekendgemaakt.

De Raad adviseert de regering bedoelde bijlagen alsnog bekend te maken in het Publicatieblad.

 

Artikel I, onderdeel B (artikel 4, eerste lid, van de LvC 2010)

Alle baten en lasten van de entiteiten in de collectieve sector worden geraamd onder het ministerie of staatsorgaan waaronder die entiteit ressorteert. Alleen voor de entiteiten in de sociale zekerheid wordt een uitzondering gemaakt (memorie van toelichting behorende bij de LvC 2010, pagina 12, tweede tekstblok van onderaf). In voornoemde memorie van toelichting (pagina 13, laatste tekstblok) staat dat het uitzonderen van de sociale zekerheid wordt gemotiveerd vanuit de gedachte, dat de instelling(en) op dat beleidsterrein een eigen gesloten financieel systeem kennen. De eigen ontvangsten worden namelijk gegenereerd door middel van premieheffing en mogen alleen voor eigen uitgaven benut worden. Ze vloeien in geen geval toe naar de algemene middelen of andere hoofdstukken op de begroting van het Land.

Met artikel I, onderdeel B, van het ontwerp wordt artikel 4, eerste lid, van de LvC 2010, zodanig gewijzigd dat bedoelde uitzondering voor de sector sociale zekerheid komt te vervallen. Deze inhoudelijke wijziging is in de memorie van toelichting niet gemotiveerd.

De Raad adviseert de regering de wijziging van artikel 4, eerste lid, van de LvC 2010, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel B, van het ontwerp in de memorie van toelichting te motiveren.

Artikel I, onderdeel C (het nieuw voorgestelde artikel 10, derde lid, van de LvC 2010)

In artikel I, onderdeel C, van het ontwerp wordt voorgesteld aan artikel 10 een derde lid toe te voegen luidende: “Regelingen, strekkende tot invoering, verlaging of afschaffing van belastingen of tot opheffing van enig ander middel, treden niet in werking, voordat bij begroting met die invoering, verhoging, verlaging, afschaffing of opheffing rekening is gehouden.“

Met ingang van 1 april 2014 zijn leges en retributies ingevoerd voor verschillende diensten die worden verleend op grond van de Landsverordening toelating en uitzetting. In dat licht vraagt de Raad zich af of aan de zinsnede “strekkende tot invoering, verlaging of afschaffing van belastingen” het volgende zou kunnen worden toegevoegd: “of enig ander middel”. Hierdoor komen ook andere heffingen dan belastingen, waaronder de leges en retributies, onder het nieuw voorgestelde artikel 10, derde lid, te vallen.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande na te gaan of het nieuw voorgestelde artikel 10, derde lid, aanpassing behoeft.

 

Artikel I, onderdeel G (artikel 27, vijfde lid, van de LvC 2010)

In onderdeel G van artikel I van het ontwerp wordt voorgesteld artikel 27, vijfde lid, van de LvC 2010 zodanig te wijzigen dat bedragen waar beneden geen activering van investeringen plaatsvindt niet meer bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, maar bij landsbesluit sec vast te stellen.

Mocht er van de zijde van de regering behoefte zijn aan een flexibelere wijze voor de aanpassing van bedoelde bedragen dan adviseert de Raad de regering in artikel I, onderdeel G van het ontwerp, in plaats van “landsbesluit” op te nemen “ministeriële regeling met algemene werking”, aangezien laatstgenoemde regeling algemeen verbindende voorschriften bevat en externe werking heeft maar een landsbesluit sec niet.

Artikel I, onderdeel L (nieuw voorgestelde artikelen 53 en 54 van de LvC 2010)

1°. Algemeen

Artikel I, onderdeel L van het ontwerp bevat in het nieuw voorgestelde artikel 53 van de LvC 2010 overgangsbepalingen die beogen te voorzien in een Begroting voor het dienstjaar 2010 (hierna: Begroting 2010). Het ontbreken van de Begroting 2010 was een belangrijk bezwaar van de Algemene Rekenkamer tegen de jaarrekening voor het dienstjaar 2010 (pagina 33 van het Verslag van bevindingen bij de jaarrekening 2010 van Curaçao (052/13/Curaçao 26 juni 2013)).

In de memorie van toelichting (pagina 3, laatste tekstblok en 4, eerste tekstblok) bij het ontwerp staat hierover dat het corrigeren van de Begroting van het dienstjaar 2010 van het land de Nederlandse Antillen vóór de overdracht van taken naar het land Curaçao per 10 oktober 2010, een complexe operatie is.

In het nieuw voorgestelde artikel 54 in artikel I, onderdeel L, van het ontwerp, is ook voor de Begroting van het dienstjaar 2011 een overgangsbepaling opgenomen.

De Raad vindt het een loffelijk streven van de regering om de vaststelling van de Begroting 2010 alsnog te doen plaatsvinden. Naar het oordeel van de Raad is het niet uitgesloten om daarvoor afwijkende regels in de LvC 2010 op te nemen. Er moet dan wel sprake zijn van een uitzonderlijk geval. Als uitzonderlijk kunnen in dit geval worden aangemerkt de overgang in 2010 van het land de Nederlandse Antillen naar het land Curaçao en het feit dat de Begroting 2010 minder dan drie maanden zou beslaan. De van de LvC 2010 voorgestelde afwijkende bepalingen zijn opgenomen in de nieuwe artikelen 53 en 54 van de LvC 2010, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel L, van het ontwerp.

2°. Toetsing door de Raad

Een kwaliteitseis van wetgeving is de juridische eis dat de wetgeving in overeenstemming moet zijn met hoger recht. Dat betekent in dit geval dat de nieuw voorgestelde overgangsbepalingen in artikel I, onderdeel L, van het ontwerp, niet in strijd mogen zijn met de bepalingen van de Staatsregeling van Curaçao (hierna: Staatsregeling) en de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Rijkswet financieel toezicht). De Raad heeft met name dit aspect betrokken bij zijn toetsing van de nieuw voorgestelde artikelen 53 en 54 van de LvC 2010.

De bevindingen van de Raad na toetsing van voornoemde artikelen aan onder andere de Staatsregeling, in het bijzonder artikel 85, en de Rijkswet financieel toezicht zijn als volgt:

Het nieuw voorgestelde artikel 53, vierde lid, dat bepaalt dat de Begroting 2010 geen meerjarenramingen bevat, staat op gespannen voet met artikel 85, vierde lid, van de Staatsregeling en artikel 15, eerste lid, onderdeel a en tweede lid, onderdeel a, van de Rijkswet financieel toezicht.

In het nieuw voorgestelde artikel 54, eerste lid, staat dat, in afwijking van artikel 15, tweede lid, van de LvC 2010, de Begroting 2010 geen geraamde bedragen voor het dienstjaar 2010 bevat. De Raad wijst erop dat de eis tot het opnemen van geraamde bedragen in de begroting niet in artikel 15, tweede lid, van de LvC 2010 staat maar in artikel 12, eerste en derde lid, van de LvC 2010. Dit zou in het ontwerp gecorrigeerd moeten worden. Volgens de Raad behoeft, rekening houdende met het bovenstaande, artikel 54, eerste lid, van het ontwerp, enige aanpassing.
In de memorie van toelichting (pagina 3, laatste tekstblok) staat dat de Begroting 2010 ter kennisgeving dient te worden toegestuurd aan de Staten van het land Curaçao. Ten aanzien hiervan merkt de Raad op dat artikel 85, derde lid, van de Staatsregeling voorschrijft dat de begroting jaarlijks in één of meer ontwerpen door de regering aan de Staten wordt aangeboden en kan niet slechts ter kennisgeving aan de Staten worden toegestuurd.

3°. Conclusie en advies

Het nieuw voorgestelde artikel 53, vierde lid, staat op gespannen voet met de Staatsregeling en de Rijkswet financieel toezicht. De Raad adviseert de regering het ontwerp aan te passen rekening houdende met de hierboven gemaakte opmerkingen.

Artikel III (inwerkingtreding met terugwerkende kracht)

Ingevolge artikel III van het ontwerp treedt de onderhavige landsverordening met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad waarin het is bekendgemaakt in werking en werkt terug tot en met 10 oktober 2010.

Aanwijzing 126, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving Curaçao bepaalt dat aan een regeling slechts terugwerkende kracht wordt verleend indien daarvoor een bijzondere reden bestaat. De memorie van toelichting (pagina 4, laatste tekstblok, laatste volzin) geeft alleen een onderbouwing voor het ingaan met terugwerkende kracht van artikel 53, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel L, van het ontwerp, maar niet het met terugwerkende kracht ingaan van de overige bepalingen van het ontwerp.

Aangezien de in het ontwerp voorgestelde wijzigingen grotendeels inhoudelijk van aard zijn, bestaat de kans dat niet alle bepalingen van het ontwerp zich lenen voor terugwerking tot en met 10 oktober 2010. De Raad wijst daarvoor op de volgende bepalingen:

1°. Artikel I, onderdeel A, onder i, en onderdelen H, I, J en K (De SER)

De toevoeging van de SER aan de staatsorganen in de LvC 2010 in artikel I, onderdelen A, onder i, H, I, J en K, van het ontwerp. Nagegaan moet worden of de nieuw voorgestelde bepalingen ten aanzien van de begroting van het Secretariaat  van de SER reeds sinds 10 oktober 2010 worden nageleefd.

2°. Artikel I, onderdeel B (De collectieve sector)

Artikel 7 van de LvC 2010 houdt financiële normen in voor het opstellen van de begroting. Het derde lid van artikel 7 bepaalt dat de rentelastnorm overeenkomt met 5% van de gemiddelde gerealiseerde gezamenlijke inkomsten van de collectieve sector van het Land over drie jaren voorafgaand aan het jaar waarin de begroting is of wordt ingediend. De rentelastnorm mag volgens dit artikellid niet worden overschreden.

Zoals hierboven reeds is vermeld, komen de entiteiten in de sociale zekerheid thans niet op de begroting en in de jaarrekening van het Land voor. Zij zijn om die reden niet relevant bij het vaststellen van de rentelastnorm. Na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van het ontwerp, zullen deze entiteiten, anders dan thans het geval is, wel relevant zijn voor de bepaling van de rentelastnorm.

De Raad adviseert de regering om, met inachtneming van het bovenstaande, na te gaan of het verlenen van terugwerkende kracht tot en met 10 oktober 2010, aan artikel I, onderdeel B, gehandhaafd moet worden. Het kan volgens de Raad niet de bedoeling zijn ook dit onderdeel met terugwerkende kracht te laten ingaan.

3°. Artikel I, onderdeel B (Nieuw voorgesteld artikel 4, vierde lid, van de LvC 2010)

In het nieuw voorgestelde artikel 4, vierde lid, van de LvC 2010, staat dat de terugbetaling van hetgeen is ontvangen wegens belasting of enig ander middel, in mindering wordt gebracht op gelijksoortige ontvangsten van het jaar, waarin de terugbetaling plaatsheeft. En indien meer is terugbetaald dan van de ontvangsten kan worden afgetrokken, het meerdere als uitgaaf wordt verantwoord.

Omdat de thans geldende LvC 2010 deze bepaling niet bevat en er reeds begrotingen van het Land zijn vastgesteld (dienstjaren 2011 tot en met 2014) zou nagegaan moeten worden of het nieuw voorgestelde artikel 4, vierde lid, met terugwerkende kracht tot en met 10 oktober 2010 in werking moet treden.

4°. Artikel II (Publicatie)

Artikel II van het ontwerp bevat een bepaling omtrent het plaatsen in het Publicatieblad van de onderhavige landsverordening dat zich niet leent voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht. 

De Raad adviseert de regering het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

De memorie van toelichting

Pagina 2 (Financiële paragraaf)

In de financiële paragraaf op pagina 2 van de memorie van toelichting staat in de laatste volzin dat de wijzigingen puur wetstechnisch van aard zijn en om die reden geen financiële gevolgen hebben. De Raad is van mening dat diverse in het ontwerp voorgestelde wijzigingen van de LvC 2010 zuiver inhoudelijke zijn. De Raad gaat daar hieronder, in onderdeel “d. Pagina 4 (Artikel III van het ontwerp)”, concreet op in.

De Raad adviseert de regering de financiële paragraaf in de memorie van toelichting aan te passen in die zin, dat de toelichting dat de thans voorgestelde wijzigingen van de LvC 2010 puur wetstechnisch van aard zijn, wordt geschrapt.

Pagina 3 (Artikel 1, onderdeel K, van het ontwerp)

In het tweede tekstblok onder het opschrift “K”, op pagina 3 van de memorie van toelichting, staat dat in artikel 40 van de LvC 2010, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel K, van het ontwerp de zinsnede “Onverminderd de toepassing van artikel 33, derde lid, van de Staatsregeling van Curaçao” aan het begin van artikel 40 wordt ingevoegd. In de toelichting op artikel I, onderdeel K, wordt deze invoeging gemotiveerd.

Omdat voornoemde zinsnede in het ontwerp niet in artikel 40 van de LvC 2010 wordt ingevoegd, adviseert de Raad de regering het ontwerp aan te passen.

Pagina’s 3 en 4 (Artikel 1, onderdeel L, van het ontwerp)

In de laatste volzin op pagina 3 van de memorie van toelichting die doorloopt op pagina 4 staat dat er tevens in moet worden voorzien dat de beschikkingsbesluiten van kracht blijven. Dit zou als overgangsbepaling wettelijk moeten worden geregeld in de nieuwe comptabele voorschriften. Ook in de tweede overweging van de considerans staat dat het ontwerp erin moet voorzien dat de beschikkingsbesluiten van de oude staatkundige constellatie van kracht zouden blijven.

Het is niet duidelijk waar dit over gaat omdat de term “beschikkingsbesluiten” geen bekende terminologie is. Daarnaast is uit het ontwerp niet op te maken dat er een overgangsbepaling zou zijn opgenomen in de nieuwe comptabele voorschriften om de gelding van bedoelde beschikkingsbesluiten voort te zetten.

Mochten met beschikkingsbesluiten worden bedoeld “uitvoeringsbesluiten”, dan valt het te betwijfelen of, met het invoegen van een overgangsbepaling in de LvC 2010, besluiten die vervallen zijn hun geldingskracht terugkrijgen. De uitvoeringsbesluiten zullen opnieuw moeten worden vastgesteld, maar dan gebaseerd op de LvC 2010. Ook als bedoelde besluiten niet vervallen zijn dienen zij, om geldingskracht te hebben ingevolge de LvC 2010, opnieuw te worden vastgesteld.

De Raad adviseert de regering over het bovenstaande nader in te gaan in de memorie van toelichting en indien nodig bedoelde besluiten opnieuw vast te stellen, gebaseerd op de LvC 2010.

Pagina 4 (Artikel III van het ontwerp)

In de toelichting op artikel III van het ontwerp staat ten onrechte dat de wijzigingen, behoudens de artikelen 53 en 54, geen externe werking hebben en slechts correcties van schrijffouten betreffen, of wijzigingen van gehanteerde begrippen en verwijzingen in de tekst van de LvC 2010 zijn (memorie van toelichting, pagina 4, laatste tekstblok).

De Raad geeft enkele voorbeelden van bepalingen in het ontwerp die inhoudelijk zijn en niet wetstechnisch of redactioneel.

–     De uitbreiding van het begrip “staatsorganen” met de SER betekent voor de SER dat formeel een samenstel van bepalingen op dit college en diens Secretaris van toepassing wordt dat voor de SER en de Secretaris geheel nieuw is (artikel I, onderdelen H, I, J en K van het ontwerp).

–     De herdefiniëring van samenwerkingsmiddelen in artikel 4, tweede lid, van de LvC 2010, door artikel I, onderdeel A, onder j in samenhang met artikel I, onderdeel B van het ontwerp, betekent een inhoudelijke uitbreiding van de samenwerkingsmiddelen.

–     Artikel 27, vijfde lid, van de LvC 2010, wordt gewijzigd in die zin dat voor het vaststellen van de daar bedoelde bedragen geen landsbesluit, houdende algemene maatregelen, meer vereist is maar een landsbesluit sec (artikel I, onderdeel G, van het ontwerp). Dit betekent inhoudelijk dat voor het vaststellen van bedoelde bedragen de artikelen 64, tweede lid, onder a, en 83 van de Staatsregeling niet meer gevolgd behoeven te worden en ook zijn de artikelen 8 en 10 van de Bekendmakingsverordening niet meer van toepassing. Een gevolg is dat de aanpassing van bedoelde bedragen dan niet meer in het Publicatieblad behoeft te worden bekendgemaakt.

Gezien de diverse inhoudelijke bepalingen in het ontwerp adviseert de Raad de regering de toelichting op artikel III van het ontwerp aan te passen.

Overige inhoudelijke opmerking

Termijn voor de Gouverneur voor de indiening van de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de jaarrekening (artikel 51, eerste lid, van de LvC 2010)

Conform de LvC 2010 dient de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de jaarrekening een adviestraject te doorlopen alvorens deze aan de Staten wordt aangeboden.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming hiervan na te gaan of de in artikel 51, eerste lid, van de LvC 2010 aan de Gouverneur gestelde termijn van een maand voor het indienen bij de Staten van de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de jaarrekening, haalbaar is of aanpassing behoeft.

 

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

Willemstad, 9 juli 2014

 

de Ondervoorzitter,                                                                 de Secretaris,

___________________________                                          ____________________

mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop                                          mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

[1] Van een Hoog College van Staat zijn de inrichting en  samenstelling in de Staatsregeling van Curaçao opgenomen waardoor diens onafhankelijkheid en zelfstandigheid constitutioneel zijn verankerd.

 

 

Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

Het ontwerp

 

Het opschrift

Voorgesteld wordt het opschrift als volgt te doen luiden: “Landsverordening van de (…) tot wijziging van de Landsverordening comptabiliteit 2010”.

De considerans

Voorgesteld wordt de tweede overweging van de considerans te herformuleren aangezien het niet duidelijk is wat hiermee wordt bedoeld, met name niet met de term “beschikkingsbesluiten”.

Artikel I, onderdeel A

Voorgesteld wordt om in de onderdelen a, b en c van het nieuw voorgestelde artikel 1 het woord “Bijlage” te vervangen door “bijlage”.
Voorgesteld wordt in onderdeel g geen cursivering te gebruiken.
Voorgesteld wordt in onderdeel i “Staatsorganen” te vervangen door “staatsorganen” en in onderdeel j “Samenwerkingsmiddelen” door “samenwerkingsmiddelen”.

Artikel I, onderdeel B

Voorgesteld wordt het nieuw voorgestelde artikel 4, derde lid, als volgt te doen luiden: “Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot vijfde en zesde lid.”
Voorgesteld wordt de zinsnede “in mindering gebracht van” in het nieuw voorgestelde artikel 4, vierde lid, te vervangen door “in mindering gebracht op”.

Artikel I, onderdeel D

Voorgesteld wordt artikel I, onderdeel D, als volgt te doen luiden: “In de aanhef van artikel 14, vierde en vijfde lid, wordt “artikel 12, lid 4” telkens vervangen door “artikel 12, derde lid”.

Artikel I, onderdeel G

Voorgesteld wordt het te vervangen tekstgedeelte in artikel 27, vijfde lid, tussen aanhalingstekens te plaatsen.

 

Artikel I, onderdeel H

Voorgesteld wordt om in het voorgestelde artikel 34, tweede lid, letter “d” tussen “van” en “binnen” te vervangen door “de”.

Artikel I, onderdeel I

Voorgesteld wordt artikel I, onderdeel I, als volgt te doen luiden: “In artikel 38 wordt “de Staten, het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de Raad van Advies, de Algemene Rekenkamer en Ombudsman” telkens vervangen door “één van de staatsorganen” en wordt “deze instanties” telkens vervangen door: de staatsorganen.”

Artikel I, onderdeel K

Voorgesteld wordt in het nieuw voorgestelde artikel 40, eerste lid:

de zinsnede “In het eerste lid” te vervangen door “in het eerste lid in de eerste volzin”;
in de zinsnede “vervangen door”: zonodig onderverdeeld naar sector”, het sluitend aanhalingsteken na het woord “door” te schrappen;
de zinsnede “het hoofd van een uitvoeringsorganisatie en” vervangen door “het hoofd van een uitvoeringsorganisatie en in de tweede volzin.”

Artikel I, onderdeel L

Voorgesteld wordt in het opschrift van artikel I, onderdeel L, tussen “respectievelijk” en “55” het woord “artikelen” in te voegen.
Voorgesteld wordt in het nieuw voorgestelde artikel 54, eerste lid, na het eerst vermelde “dienstjaar” een jaartal te vermelden.

Artikel II

Voorgesteld wordt artikel II, conform aanwijzing 187, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving[1], als volgt te doen luiden: “De doorlopende tekst van de landsverordening wordt bij landsbesluit bekend gemaakt.”

Artikel III

Onder verwijzing naar onder andere aanwijzing 140, eerste lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, wordt voorgesteld de inwerkingtredingsbepaling als volgt te doen luiden: “Deze landsverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking en werkt terug tot en met 10 oktober 2010”.

 

De memorie van toelichting

Pagina 1

Voorgesteld wordt om na “Curaçao” bij letter d een puntkomma te plaatsen en in de tekst bij letter n het woord “geneeskunidge” te vervangen door “geneeskundige “.

Pagina 2

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok:

in de eerste volzin de zinsnede “landsverordeningen van” te schrappen;
in de tweede volzin “vòòr” te vervangen door “vóór” en “Land” door “land”;
in de laatste volzin “wordt” te vervangen door “worden”.

Voorgesteld wordt in het derde tekstblok:

in de eerste volzin “vòòr” te vervangen door “vóór”;
in de tweede volzin de zinsnede “Het is de Regering van Curaçao niet gebleken of die nota van wijziging wel of niet in de toenmalige eilandsraad is vastgesteld” te vervangen door “Het is de regering van Curaçao niet gebleken dat die nota van wijziging door de toenmalige eilandsraad is vastgesteld”;
in de tweede volzin “wijzigingslandsverodening” te vervangen door “wijzigingslandsverordening”;
in de laatste volzin na “H” in te voegen “van artikel I”.

Voorgesteld wordt in de eerste volzin in het vierde tekstblok na “Landsverordening comptabiliteit” het jaartal “2010” in te voegen.

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok in de eerste volzin de zinsnede “in de sociale” eenmaal te schrappen en in de derde volzin de zinsnede “in artikel 4 gevoegd” te vervangen door “in artikel 4 ingevoegd”.

Pagina 3

Voorgesteld wordt in de laatste volzin in het eerste tekstblok het woord “uitgaat” te vervangen door “uitgaaf”.
Voorgesteld wordt in het tekstblok onder “C.” het woord “rechtsgeldige” te vervangen door “vastgestelde”.
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok van onder af in de tweede volzin de zinsnede “wordt telkens bij landsbesluit voorzien” te vervangen door “telkens bij landsbesluit wordt voorzien”.

Pagina 4

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok:

in de eerste volzin de zinsnede “tot 10-10-10” te vervangen door “tot en met 10 oktober 2010”;
in de tweede volzin “correctie” te vervangen door “correcties”, v??r het woord “verwijzingen” in te voegen “foutieve” en na de zinsnede “Landsverordening comptabiliteit” het jaartal “2010”;
aan het einde van het tekstblok de tweede vermelde “verleend ” te schrappen.

 

[1] Vastgesteld door de Raad van Ministers op 31 juli 2013 (2011/39851).