no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/08-17-LV

Uitgebracht op : 26/04/2017
Publicatie datum: 27/07/2017

Initiatiefontwerplandsverordening regelende de instelling, inrichting, samenstelling en bevoegdheid van een Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Curaçao (Landsverordening Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt) (Zittingsjaar 2016-2017-112)

Initiatiefontwerplandsverordening regelende de instelling, inrichting, samenstelling en bevoegdheid van een Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt Curaçao (Landsverordening Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt) (Zittingsjaar 2016-2017-112) 

Advies:  Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 21 maart 2017 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 24 april 2017, bericht de Raad u als volgt.

Algemeen

De noodzaak voor het initiatiefontwerp

Uit de memorie van toelichting behorende bij de onderhavige initiatiefontwerplandsverordening (hierna: het initiatiefontwerp) kan worden opgemaakt dat het de bedoeling is een vast college van advies in de zin van artikel 72 van de Staatsregeling van Curaçao in te stellen, namelijk de Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (hierna: de Adviesraad). Een dergelijk adviescollege kan slechts binnen het in de Landsverordening adviescolleges vastgestelde algemeen wettelijk kader tot stand worden gebracht en zijn adviestaak uitoefenen. Volgens de memorie van toelichting behorende bij laatstgenoemde landsverordening[1] dient bij de instelling van een vast adviescollege te worden toegelicht op grond waarvan dit college niet kan worden gemist. In dit licht wordt ook verwezen naar aanwijzing 4, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving (hierna: de Aanwijzingen) waarin is bepaald dat tot het ontwerpen van nieuwe regelingen alleen wordt besloten, indien de noodzaak daarvan is komen vast te staan.

In de memorie van toelichting bij het initiatiefontwerp wordt gesteld dat het huidige onderwijsstelsel om meerdere redenen niet meer volledig voldoet en dat de onderwijs- en vormingssector aan een grondige revisie en hervorming toe is. In de memorie van toelichting is naar het oordeel van de Raad onvoldoende gemotiveerd waarom het onafhankelijk advies van de Adviesraad over onderwerpen van het onderwijs en de arbeidsmarkt noodzakelijk wordt geacht. Het is niet duidelijk op welke wijze de Adviesraad invulling zal geven aan zijn adviestaak op het terrein van de arbeidsmarkt.

Daarnaast is het de Raad opgevallen dat er twee Adviesraden zouden kunnen ontstaan die dezelfde benaming en taak zouden hebben. In de toelichting op artikel 1 van het initiatiefontwerp wordt immers verwezen naar de Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt genoemd in artikel 70 van de Landsverordening secundair beroepsonderwijs. De Raad mist een onderbouwing in de memorie van toelichting van hoe deze twee Adviesraden van elkaar zullen verschillen en ook om welke reden de adviestaak van de Adviesraad niet aan de in artikel 70 van de hierboven genoemde landsverordening of aan een ander bestaand adviescollege kan worden opgedragen.

De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande in de memorie van toelichting de noodzaak voor de instelling van de Adviesraad te motiveren.

Advies van de Sociaal-Economische Raad

Aangezien het adviesterrein van de Adviesraad raakvlakken heeft met het adviesterrein van de Sociaal-Economische Raad (hierna: de SER) is het advies van de SER van belang.

Om deze reden adviseert de Raad de Staten om de regering te benaderen met het verzoek om advies van de SER over het initiatiefontwerp ten behoeve van de Staten in te winnen. De Raad ontvangt gaarne voormeld advies zodra dit beschikbaar is ten einde een aanvullend advies uit te brengen indien daartoe aanleiding bestaat.

Financiële paragraaf

In artikel 11 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 is bepaald dat in de toelichting op ontwerpen van wet- en regelgeving een afzonderlijk onderdeel moet worden opgenomen waarin de financiële gevolgen voor en de dekking door het Land worden vermeld. Hoewel de toelichting op genoemd artikel niets daarover zegt, maakt de Raad naar aanleiding van de laatste volzin daarvan op, dat het artikel alleen ministers bindt. Toch kan er naar het oordeel van de Raad een invloed hiervan naar de Staten uitgaan. Immers, de lasten voor de overheid en de lasten voor burgers, bedrijven en instellingen, die voortvloeien uit het initiatiefontwerp, zullen op de begroting van het Land gaan drukken. In aanwijzing 157 van de Aanwijzingen wordt ook bepaald dat de memorie van toelichting een verantwoording dient te bevatten over de lasten voor de overheid en de financiële gevolgen van een ontwerpregeling. Indien een ontwerp voor een landsverordening financiële gevolgen voor het Land bevat, dient overeenkomstig aanwijzing 159 van de Aanwijzingen in een afzonderlijk gedeelte van de memorie van toelichting aangegeven te worden in welke omvang daaraan meer of minder uitgaven of ontvangsten zullen zijn verbonden.

Gezien het bovenstaande adviseert de Raad in een financiële paragraaf in de memorie van toelichting de verwachte kosten verbonden aan de uitvoering van de onderhavige (initiatief)landsverordening inzichtelijk te maken en aan te geven hoe deze kosten gedekt zullen worden.

Inhoudelijke opmerkingen

Het initiatiefontwerp

Afwijking van de Landsverordening adviescollege in het initiatiefontwerp

In de memorie van toelichting bij de Landsverordening adviescolleges wordt aangegeven dat bij formele wetgeving afgeweken kan worden van de bepalingen daarin[2].  Deze afwijking dient echter deugdelijk te worden gemotiveerd. Het is de Raad opgevallen dat in het initiatiefontwerp in diverse bepalingen is afgeweken van de Landsverordening adviescolleges zonder dat daarvoor een deugdelijke motivering in de memorie van toelichting is opgenomen.

De Raad volstaat in dit advies met het geven van enkele voorbeelden en vraagt de aandacht hiervoor.

1°. Het aantal leden

In artikel 3, eerste lid van het initiatiefontwerp wordt het aantal leden van de Adviesraad gesteld op ten hoogste vijftien leden. Op grond van artikel 10 van de Landsverordening adviescolleges bestaat een adviescollege uit ten minste drie en ten hoogste zeven leden, de voorzitter daaronder begrepen. Het maximum toegestane aantal leden, zoals vastgesteld in de Landsverordening adviescolleges, wordt zonder degelijke onderbouwing overschreden.

2°. Representativiteit

Uit het tweede en derde lid van artikel 3 van het initiatiefontwerp volgt dat de leden uit de werkgeverskring en de werknemerskring op voordracht van representatieve organisaties worden benoemd. In de Landsverordening adviescolleges wordt niet de eis gesteld dat er sprake dient te zijn van representatieve organisaties. Het is in het kader daarvan onduidelijk om welke reden in het initiatiefontwerp wordt afgeweken van het algemeen wettelijk kader.

3°. Deskundigheid

In het vijfde lid van artikel 3 van het initiatiefontwerp wordt bepaald dat drie leden benoemd worden vanwege hun deskundigheid. Volgens het eerste lid van artikel 12 van de Landsverordening adviescolleges worden de leden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor de advisering op het beleidsterrein waarvoor het adviescollege is ingesteld alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring. Het is niet duidelijk om welke reden volgens het initiatiefontwerp slechts drie leden benoemd worden vanwege hun deskundigheid en hierbij afgeweken wordt van het algemeen wettelijk kader.

4°. De positie van de secretaris

Uit artikel 3 van het initiatiefontwerp blijkt dat de secretaris ook lid is van de Adviesraad. In het vierde lid van artikel 15 van de Landsverordening adviescolleges wordt bepaald dat de secretaris geen lid is van het adviescollege. In de memorie van toelichting ontbreekt een onderbouwing om welke reden afgeweken wordt van het algemeen wettelijk kader.

5°. Het aftreden van leden

Volgens het eerste lid van artikel 7 van het initiatiefontwerp treden de leden om de vier jaar af met dien verstande dat elk jaar de helft volgens een van tevoren vastgesteld rooster aftreedt. In artikel 11, tweede lid, van de Landsverordening adviescolleges wordt bepaald dat de leden

worden benoemd voor ten hoogste vier jaren. Het is niet duidelijk om welke reden afgeweken wordt van laatstgenoemd artikel. Het is ook niet duidelijk om welke reden er in tegenstelling tot de Landsverordening adviescolleges die dit niet kent, sprake dient te zijn van een stelsel van tussentijdse aftreding van leden volgens een van tevoren vastgestelde rooster. 

6°. De positie van de medewerkers van het secretariaat

Op grond van het derde lid van artikel 8 van het initiatiefontwerp kan, gehoord de Adviesraad, bij landsbesluit worden voorzien in het overige personeel van het secretariaat. Ingevolge artikel 15, vijfde lid van de Landsverordening adviescolleges benoemt, bevordert, schorst en ontslaat de minister die het aangaat, na overleg met de voorzitter van het adviescollege, de secretaris en de andere medewerkers. Ingevolge laatstgenoemd artikel is niet geregeld dat een en ander bij landsbesluit vastgesteld moet worden. In de memorie van toelichting ontbreekt een onderbouwing om welke reden afgeweken wordt van laatstgenoemd artikel.

7°. Herbenoembaarheid van leden

Op grond van het tweede lid van artikel 11 van de Landsverordening adviescolleges kan de herbenoeming van een lid slechts tot tweemaal geschieden. In artikel 7 van het initiatiefontwerp wordt geen beperking gesteld aan de herbenoembaarheid van leden en uit de memorie van toelichting is niet gebleken om welke reden in deze afgeweken wordt van de Landsverordening adviescolleges.

Benoeming van leden

1°. Werkgeverskring

In het tweede lid van artikel 3 van het initiatiefontwerp wordt bepaald dat er drie leden benoemd kunnen worden uit de werkgeverskring. Uit het vierde lid van dit artikel volgt dat er vier leden benoemd kunnen worden op schriftelijk voordracht van de schoolbesturen alsmede een onderwijsinstelling in het hoger onderwijs. Bij vergelijking van deze twee artikelleden wordt de indruk gewekt dat een schoolbestuur of een onderwijsinstelling in de sfeer van de werkgevers zou kunnen liggen. De Raad mist een onderbouwing in de memorie van toelichting ter zake het verschil tussen deze twee artikelleden.

De Raad vraagt de aandacht voor het bovenstaande.

2°. Afkomst

In het vijfde lid van artikel 3 van het initiatiefontwerp wordt bepaald dat drie leden benoemd worden die afkomstig zijn uit verschillende geledingen van de maatschappij. De Raad is van oordeel dat in de memorie van toelichting aangegeven dient te worden om welke geledingen van de maatschappij het hierbij gaat.

De Raad vraagt de aandacht voor het bovenstaande.

Benoeming van plaatsvervangende leden

Volgens artikel 4 van het initiatiefontwerp wordt voor elk lid van de Adviesraad een plaatsvervanger benoemd. De Raad verwijst in deze naar de toelichting op artikel 10 van de Landsverordening adviescolleges waaruit volgt dat in het nieuwe adviesstelsel dat sinds 10 oktober 2010 geldend is voor Curaçao de noodzaak voor het benoemen van plaatsvervangende leden niet meer aanwezig is. Het benoemen van plaatsvervangende leden is heden ten dage alleen aangewezen bij overlegorganen vanwege het feit dat daarbij de vertegenwoordiging van bepaalde groepen of belangen voorop staat.

Aangezien de onderhavige Adviesraad geen overlegorgaan is, adviseert de Raad om artikel 4 van het initiatiefontwerp met inachtneming van het bovenstaande te schrappen met dien verstande dat elders in het initiatiefontwerp waar melding wordt gemaakt van plaatsvervangende leden dit ook aangepast wordt.

Onverenigbare functies

1°. De functies

In het eerste lid van artikel 6 van het initiatiefontwerp worden enkele functies genoemd die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Adviesraad. In deze opsomming ontbreken een aantal functies. In artikel 6, eerste lid, onderdeel b van de Landsverordening ombudsman wordt bepaald dat de Ombudsman geen lid van een vast college van advies mag zijn. Ook de gevolmachtigde minister mag geen lid of plaatsvervangend lid van de Adviesraad omdat hij vanwege zijn functie geen ingezetene meer is van Curaçao.

Verder ontbreken in de opsomming van de functies in het eerste lid van artikel 6 van het initiatiefontwerp het ambt van Gouverneur, de vervanger van de Gouverneur, lid, plaatsvervangend lid of secretaris van de Algemene Rekenkamer, lid, plaatsvervangend lid of secretaris van de SER, lid van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten en de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de Fair Trade Authority Curaçao.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

2°. Het vervallen van het lidmaatschap

In het tweede lid van artikel 6 van het initiatiefontwerp worden de gronden aangegeven waarop het lidmaatschap voor de Adviesraad van rechtswege zal vervallen. De Raad is van oordeel dat het lidmaatschap ook van rechtswege dient te vervallen als een lid (of plaatsvervangend lid) tot minister wordt benoemd.

Voorts is de Raad ook van mening dat het lidmaatschap dient te vervallen als een lid (of plaatsvervangend lid) geen steun meer heeft van de organisatie die hem heeft voorgedragen.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

Bloed- en aanverwantschap

De Raad mist in het initiatiefontwerp een bepaling ter zake de bloed- en aanverwantschap tussen de leden (en plaatsvervangende leden) van de Adviesraad.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

Formatie van het secretariaat

Op grond van het derde lid van artikel 8 van het initiatiefontwerp kan bij landsbesluit worden voorzien in het overige personeel van het secretariaat. In het initiatiefontwerp is echter geen grondslag geschapen om het maximum aantal formatieplaatsen en indien nodig de organisatiestructuur van het secretariaat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vast te stellen.

Het nemen van beslissingen

Volgens het eerste lid van artikel 10 van het initiatiefontwerp zal een vergadering van de Adviesraad geen doorgang vinden als niet tenminste de helft van het aantal leden daarvan aanwezig is. Uit het tweede lid van artikel 10 volgt dat een vergadering wel plaats zal vinden, ongeacht het aantal opgekomen leden, als de Adviesraad tweemaal is bijeengeroepen zonder dat ten minste de helft van de leden aanwezig waren. De Raad vraagt zich af of het tweede lid van artikel 10 zinvol is. Gezien het tweede lid van artikel 20 van de Landsverordening adviescollege kan in een vergadering van de Adviesraad geen advies worden vastgesteld indien niet ten minste de helft van de leden aanwezig zijn.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

Ambtenaren

1°. De adviserende stem van de ambtenaar

In het eerste lid van artikel 12 van het initiatiefontwerp wordt bepaald dat andere personen tot de beraadslagingen in de vergaderingen van de Adviesraad kunnen worden toegelaten en dat deze personen alsdan een adviserende stem hebben. Aangezien ambtenaren volgens het tweede lid van het betreffende artikel als waarnemer tot de vergaderingen toegelaten kunnen worden, is de Raad van oordeel dat ambtenaren in elk geval uitgesloten dienen te worden van het uitbrengen van een adviserende stem. Ambtenaren dienen in de regel slechts een minister van advies te dienen.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp op dit punt aan te passen.

2°. Ambtenaren als waarnemers

In het tweede lid van artikel 12 van het initiatiefontwerp wordt bepaald dat iedere minister de Adviesraad kan verzoeken om ambtenaren als waarnemer toe te laten tot de vergaderingen van de Adviesraad indien daarin aangelegenheden worden behandeld die zijn ministerie betreffen. Volgens artikel 1 van het initiatiefontwerp is de Adviesraad een onafhankelijk orgaan. De Raad is van oordeel dat de onafhankelijkheid voorop dient te staan en dat het van belang is dat de leden ongehinderd en open kunnen beraadslagen.

Om deze redenen adviseert de Raad het tweede lid van artikel 12 van het initiatiefontwerp te schrappen.

Het openbaar maken van adviezen

Uit artikel 17 van het initiatiefontwerp blijkt niet binnen welke termijn de adviezen van de Adviesraad door dit orgaan bekend gemaakt zullen worden.

De Raad adviseert de Staten om het initiatiefontwerp op dit punt aan te passen.

Geldelijke voorzieningen

1°. De bezoldiging van de secretaris

In artikel 18 van het initiatiefontwerp wordt bepaald dat de geldelijke voorzieningen van de leden van de Adviesraad en de secretaris bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld. Het is niet duidelijk om welke reden voor de bezoldiging van de secretaris geen aansluiting wordt gezocht bij het Bezoldigingslandsbesluit 1998.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp op dit punt aan te passen.

2°. De rechtspositie van de secretaris en het overige personeel

De Raad adviseert om een grondslag in het initiatiefontwerp op te nemen om de rechtspositie van de secretaris en het overige personeel te regelen.

3°. De geldelijke voorzieningen voor de secretaris

Uit artikel 18 van het initiatiefontwerp is niet duidelijk of de plaatsvervangende secretaris (of de plaatsvervangende leden) in aanmerking kan komen voor geldelijke voorzieningen.

De Raad adviseert om het initiatiefontwerp op dit punt aan te passen.

De inwerkingtredingsdatum

De regering moet zorgdragen voor de vaststelling van de benodigde uitvoeringsvoorschriften, waaronder het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, bedoeld in artikel 18 van het initiatiefontwerp. Om deze reden adviseert de Raad artikel 19 van het initiatiefontwerp zodanig aan te passen dat de inwerkingtredingsdatum van de onderhavige (initiatief)landsverordening bij landsbesluit wordt vastgesteld.

De memorie van toelichting

De kwaliteit van de memorie van toelichting

De Raad is van oordeel dat wat in de memorie van toelichting staat weinig toelichtend is voor het instellen van een nieuw vast college van advies. In dit verband wordt verwezen naar onderdeel “1. De noodzaak voor het initiatiefontwerp“ onder “I. Algemeen” van dit advies. De memorie van toelichting behelst voorts een zeer summiere artikelsgewijze toelichting.

De Raad adviseert alsnog in de memorie van toelichting een gedegen toelichting te geven op het initiatiefontwerp.

b.   De geheimhoudingsplicht

1°. Discrepantie

In de toelichting op artikel 13 van het initiatiefontwerp wordt aangegeven dat de geheimhoudingsplicht slechts voor de leden van de Adviesraad geldt. In artikel 13 zelf wordt deze plicht op een ieder gelegd.

De Raad adviseert om deze discrepantie tussen het initiatiefontwerp en de memorie van toelichting op te heffen.

2°. Secretariaat

In de toelichting op artikel 13 van het initiatiefontwerp wordt slechts verwezen naar de leden van de Adviesraad waarvoor een geheimhoudingsplicht moet gelden. De Raad is van oordeel dat deze geheimhoudingsplicht in ieder geval niet alleen voor de leden van de Adviesraad maar ook voor de secretaris en de overige medewerkers van het secretariaat, die de Adviesraad ondersteunen, moet gelden.

De Raad adviseert de memorie van toelichting op dit punt aan te passen.

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Willemstad, 26 april 2017

de fungerend Ondervoorzitter,                                    de Secretaris,

 

___________________________                              _____________________

mevr. mr. L.M. Dindial                                                 mevr. mr. C.M. Raphaëla

 

Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/08-17-LV

 

Zowel het initiatiefontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

1.   Het initiatiefontwerp

Algemeen

De Raad adviseert om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het model voor de aanhef van een landsverordening, zoals opgenomen in artikel 7 van de Bekendmakingsverordening.

Definitiebepaling

In het initiatiefontwerp wordt veelvuldig verwezen naar de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport. (Zie bijvoorbeeld de artikelen 2, tweede lid,16, eerste lid en 17.)

Onder verwijzing naar de aanwijzingen 58 en 95 van de Aanwijzingen adviseert de Raad een definitiebepaling in het initiatiefontwerp op te nemen.

Artikel 2

Voorgesteld wordt om in het tweede lid van artikel 2 van het initiatiefontwerp:

achter het woord “Wetenschap” een komma op te nemen;

“algemene maatregelen en van bestuur” te vervangen door “landsbesluiten, houdende algemene maatregelen,”;

“ministeriele regelingen” te vervangen door “ministeriële regelingen met algemene werking”;

de volzin te laten eindigen met een punt.

Artikel 3

Voorgesteld wordt om in het eerste lid van artikel 3 van het initiatiefontwerp “de.” te schrappen. In het derde lid, tweede volzin, dient “werkgeverskring” vervangen te worden door “werknemerskring”. In het zesde lid dient “De voorzitter en secretaris en diens vervangers” vervangen te worden door “De voorzitter, de secretaris en de vervanger van de voorzitter of de secretaris”.

Conform artikel 11 van de Landsverordening adviescolleges worden de leden van een adviescollege bij landsbesluit benoemd. De Raad adviseert de zinsnede “bij landsbesluit worden benoemd door de. de Minister van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport” in het eerste lid van artikel 3 van het initiatiefontwerp te vervangen door “op voordracht van de minister belast met onderwijs bij landsbesluit worden benoemd”.

Artikel 10

Aangezien er geen derde lid is dient de cijfer “3.” na het tweede lid van artikel 10 van het initiatiefontwerp geschrapt te worden.

Artikel 16

In het eerste lid van artikel 16 van het initiatiefontwerp dient “door Regering”, mede in navolging van de toelichting op aanwijzing 70 van de Aanwijzingen voor de regelgeving vervangen te worden door “door de regering”. Tevens dient “andere Minister” vervangen te worden door “andere minister”.

Artikel 17

In artikel 17 van het initiatiefontwerp dient “adivezen” vervangen te worden door “adviezen” en dient “Regering” in navolging van de toelichting op aanwijzing 70 van de Aanwijzingen voor de regelgeving met een kleine letter geschreven te worden.

2.   De memorie van toelichting

Algemeen

Voorgesteld wordt om in tekst van de memorie van toelichting telkens en waar nodig “Curacao” te vervangen door “Curaçao”. Voorts dienen afkortingen, zoals “CBS”, “AKO”, “OECD” en “UoC” zoveel mogelijk voluit geschreven te worden.

Pagina 1

Voorgesteld wordt om op de eerste pagina van de memorie van toelichting de volgende aanpassingen aan te brengen:

in de eerste volzin van het eerste tekstblok onder “Algemene beschouwingen” dient “Onderwijs” met een kleine letter geschreven te worden, dient “een van de vijftal” vervangen te worden door “één van de vijftal” en dient achter “aandachtsgebieden” het woord “is” opgenomen te worden;

in de tweede volzin van het eerste tekstblok onder “Algemene beschouwingen” dient “Universele Rechten van de Mens” vervangen te worden door “Universele Verklaring van de Rechten van de Mens”;

in de eerste volzin van het tweede tekstblok onder “Algemene beschouwingen” dient het woord “zowel” te worden geschrapt;

in de tweede volzin van het tweede tekstblok onder “Algemene beschouwingen” dient “spelt” vervangen te worden door “speelt” en dient achter “belang” het woord “is” te worden opgenomen;

in de derde volzin van het tweede tekstblok onder “Algemene beschouwingen” dient “comepetenter” te worden vervangen door “competenter”.

Pagina 2

Voorgesteld wordt om op de tweede pagina van de memorie van toelichting de volgende aanpassingen aan te brengen:

in de tweede volzin van het eerste tekstblok dienen de worden in de zinsnede “Kwalificatie, Allocatie, Socialisatie en Persoonsvorming” met een kleine letter geschreven te worden;

in de vierde volzin van het eerste tekstblok dient “smaneleving” vervangen te worden door “samenleving”;

in de vijfde volzin van hetzelfde tekstblok dient “Allocatie” met een kleine letter geschreven te worden;

in de enige volzin van het tweede tekstblok dient “integale” vervangen te worden door “integrale”.

Pagina 3

Voorgesteld wordt om op de derde pagina van de memorie van toelichting de volgende aanpassingen aan te brengen:

in de tweede volzin van het tweede tekstblok dient “houden” vervangen te worden door “gehouden” en dient de bron of vindplaats van de daarin genoemde “OECD 21st Century Skills” in een voetnoot vermeld te worden;

achter de punten 2 en 4 van de opsomming in het derde tekstblok dient een puntkomma opgenomen te worden;

in punt 4 van de opsomming dient “modern” vervangen te worden door “moderne”;

in punt 6 van de opsomming dient “aansluitien” vervangen te worden door “aansluiten” en dient “de onderwijs” vervangen te worden door “het onderwijs”.

Pagina 4

Voorgesteld wordt om op de vierde pagina van de memorie van toelichting de volgende aanpassingen aan te brengen:

in punt 18 van de opsomming in het eerste tekstblok dient “Persoonelijkheidsproblemen” vervangen te worden door “Persoonlijkheidsproblemen”;

in de derde volzin van de toelichting op artikel 1 van het initiatiefontwerp dient “Deze” vervangen te worden door “Dit”.

Pagina 6

Voorgesteld wordt om op de zesde pagina van de memorie van toelichting de volgende aanpassingen aan te brengen:

in de toelichting op artikel 15 van het initiatiefontwerp dient de zinsnede “rekening houden met” vervangen te worden door “rekening houdende met”;

in de toelichting op artikel 16 van het initiatiefontwerp dient “uitvegen” vervangen te worden door “uitgeven”;

in de toelichting op artikel 17 van het initiatiefontwerp dient de zinsnede “zijn worden zijn” vervangen te worden door “is, worden zij”.

Ook wordt voorgesteld de toelichting op de artikelen 18, 19 en 20 van het initiatiefontwerp als zijnde overbodig te schrappen. Overeenkomstig de toelichting op aanwijzing 160 van de Aanwijzingen is het overbodig in de toelichting een parafrase van een artikel of een mededeling dat een artikel geen toelichting behoeft op te nemen.

 

[1] Zie blz.11 van de memorie van toelichting.

[2] Zie blz.12, eerste tekstblok, van de memorie van toelichting.