Adviezen
RvA no. RA/08-19-LV
Uitgebracht op : 09/04/2019
Publicatie datum: 08/10/2019
Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening rampenbestrijding en de Onteigeningsverordening (zaaknummer 2019/005707)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 6 maart 2019 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 8 april 2019 bericht de Raad u als volgt.
Algemeen
Wetsystematiek
In het algemeen deel van de memorie van toelichting behorende bij de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: het ontwerp) wordt aangegeven dat de Landsverordening rampenbestrijding en de Onteigeningsverordening worden geactualiseerd en uitgebreid met het oog op een bredere inzetbaarheid van bevoegdheden tijdens crises en rampen als bedoeld in het voorgestelde artikel 1, onderdelen a en c van de Landsverordening rampenbestrijding. De Raad is van oordeel dat indien bevoegdheden worden uitgebreid ook het instrumentarium aan wetgeving een sluitend systeem dient te vormen om met crises en rampen om te kunnen gaan. In het advies van de Raad d.d. 12 juni 2018 over de ontwerplandsverordening houdende regels met betrekking tot uitzonderingstoestanden (Landsverordening uitzonderingstoestanden)[1] heeft de Raad in paragraaf 2 “De gekozen systematiek voor de Landsverordening uitzonderingstoestanden” de regering onder meer aanbevolen om een analyse te laten verrichten van alle bestaande wettelijke regelingen in verhouding tot de scenario’s die zich tijdens een uitzonderingstoestand kunnen voordoen. Aan de hand van bedoelde analyse kan de benodigde (nieuwe) noodwetgeving worden vastgesteld of de bestaande noodwetgeving c.q. noodbepalingen worden aangescherpt teneinde een in de praktijk adequaat functionerend systeem van wet- en regelgeving met betrekking tot noodtoestanden, rampen en crises te hebben.
Uit de in maart 2019 van de Directie Risicobeheersing & Rampenbeleid van het Ministerie van Algemene Zaken verkregen informatie kan worden opgemaakt dat de onderhavige wijzigingslandsverordening beschouwd moet worden als de eerste fase in de aanpassing van de wettelijke kaders betreffende crises- en rampenbeheersing. In de volgende fase zal aan de hand van de bevindingen van hoger bedoelde analyse een wetsvoorstel tot vaststelling van de benodigde (nieuwe) noodwet- en regelgeving of tot aanpassing van de bestaande (nood)wet- en regelgeving worden opgesteld.
De Raad beveelt de regering nogmaals aan om de bovenbedoelde analyse zo spoedig mogelijk te laten verrichten en om aan de hand van de bevindingen ervan de benodigde wetsvoorstellen op te stellen. Ook wordt geadviseerd in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.
Inhoudelijke opmerkingen ten aanzien van het ontwerp
Het beleidsplan en de risicokaart (artikel I, onderdeel C)
1º. Het vaststellen van een beleidsplan
In artikel I, onderdeel C, van het ontwerp wordt voorgesteld om een nieuw artikel 2a in de Landsverordening rampenbestrijding op te nemen. In het eerste lid van artikel 2a wordt bepaald dat de Minister van Algemene Zaken ten minste eenmaal in de vier jaar een beleidsplan vaststelt. Het is niet duidelijk om welke reden een termijn van vier jaren wordt gehanteerd.
De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting in te gaan op het bovenstaande.
2º. De openbaarheid van de risicokaart
In artikel I, onderdeel C, van het ontwerp wordt tevens voorgesteld om een nieuw artikel 2c in de Landsverordening rampenbestrijding op te nemen, waarin, voor zover relevant, bepaald wordt dat de risicokaart openbaar is. Het is niet duidelijk op welke wijze de regering deze risicokaart openbaar zal maken en of dit bijvoorbeeld in de Landscourant gepubliceerd zal worden.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.
Het crisisplan (artikel I, onderdeel D)
1º. Het actualiseren van het crisisplan
Artikel I, onderdeel D, van het ontwerp betreft een wijziging van artikel 3 van de Landsverordening rampenbestrijding. In het derde lid van het voorgestelde artikel 3 wordt bepaald dat het crisisplan ten minste eenmaal per vier jaar wordt geactualiseerd. Het is niet duidelijk om welke reden een termijn van vier jaren wordt gehanteerd.
De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting in te gaan op het bovenstaande.
2°. Periodieke beproeving van het crisisplan
In het vierde lid van het voorgestelde artikel 3 van de Landsverordening rampenbestrijding wordt bepaald dat het crisisplan periodiek wordt beproefd. Het is niet duidelijk om de hoeveel tijd het crisisplan beproefd zal worden.
De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting in te gaan op het bovenstaande.
De vaststelling van het crisisbeheersingsplan (artikel I, onderdeel E)
1°. Vaststelling minimaal elke vier jaar
In het vierde lid van het voorgestelde artikel 4 wordt bepaald dat het crisisbeheersingsplan minimaal elke vier jaar wordt vastgesteld. Het is niet duidelijk om welke reden een termijn van vier jaren wordt gehanteerd.
De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting in te gaan op het bovenstaande.
2º. De verplichting op te leggen door de Minister van Algemene Zaken
In het vijfde lid van het voorgestelde artikel 4 wordt bepaald dat de Minister van Algemene Zaken een dienst, organisatie, inrichting of bedrijf kan verplichten om een crisisbeheersplan vast te stellen. Door het bepaalde in voornoemd artikellid wordt het geheel aan genoemde minister overgelaten om zelf te bepalen wanneer en in welke gevallen de verplichting tot het vaststellen van een crisisbeheersplan zal worden opgelegd. Gezien de strekking van de Landsverordening rampenbestrijding is de Raad van oordeel dat bij of krachtens landsverordening de categorieën diensten, organisaties, inrichtingen en bedrijven aangewezen moeten worden die verplicht zijn een crisisbeheersplan vast te stellen. Daarnaast dienen de rechtsbescherming, de vormgeving en inhoud van het crisisbeheersplan en de toezichthouder geregeld te worden. Ook dienen een grondslag voor het stellen van nadere regels met betrekking tot onder meer de categorieën diensten, organisaties, inrichtingen en bedrijven, en de termijnen waarbinnen het crisisbeheersingsplan moet zijn vastgesteld en geactualiseerd in de Landsverordening rampenbestrijding te zijn opgenomen.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.
3º. Sancties en handhavingsmechanismen
Uit het vijfde lid van het voorgestelde artikel 4 volgt de verplichting om een crisisbeheersingsplan vast te stellen. De Raad is van oordeel dat het (bij landsverordening) stellen van een verplichting weinig of geen effect zal hebben indien deze verplichting niet gehandhaafd kan worden vanwege het ontbreken van sanctiebepalingen. Het valt op dat het in strijd handelen met het vijfde lid van het voorgestelde artikel 4 van de Landsverordening rampenbestrijding niet strafbaar wordt gesteld in bijvoorbeeld artikel 15, eerste lid van de Landsverordening rampenbestrijding en dat hiertegen ook geen bestuursrechtelijke sanctie mogelijk is. De Raad verwijst in deze naar de toelichting op aanwijzing 108 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en geeft de regering in overweging om na te laten gaan welke handhavingsmechanismen het beste in de Landsverordening rampenbestrijding opgenomen dienen te worden of althans in de memorie van toelichting aan te geven om welke reden bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving niet gewenst zou zijn.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.
De secretaris (artikel I, onderdeel I)
Artikel I, onderdeel I, van het ontwerp betreft een wijziging van artikel 8 van de Landsverordening rampenbestrijding. In het tweede lid van het voorgestelde artikel 8 wordt bepaald dat onder meer een secretaris deel uit zal maken van de crisisstaf. Het is niet duidelijk of het in dit geval al dan niet om een ambtelijke secretaris dient te gaan en wat de profielschets, expertise en rechtspositie van deze persoon dient te zijn.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp en de memorie van toelichting aan te passen.
De term “buitengewone omstandigheden” (artikel II, onderdeel A)
In artikel II, onderdeel A, van het ontwerp wordt voorgesteld om het opschrift van titel V van de Onteigeningsverordening te wijzigen. In het nieuwe opschrift komt de term “buitengewone omstandigheden” voor die in de plaats zal komen van de termen “oorlog”, “brand” of “orkaan”. In het algemeen gedeelte van de memorie van toelichting wordt nader uitgeweid over de term “buitengewone omstandigheden”. De Raad is, mede gelet op aanwijzing 158 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, van oordeel dat in de begripsbepaling van de Onteigeningsverordening gedefinieerd dient te worden wat onder “buitengewone omstandigheden” wordt verstaan.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.
Het bewijsstuk van inbezitneming (artikel II, onderdeel B)
1º. Terminologie
Onderdeel B van artikel II van het ontwerp beoogt artikel 94 van de Onteigeningsverordening te wijzigen. In het eerste lid van het voorgestelde artikel 94 wordt de term “schriftelijk bewijsstuk van inbezitneming” gebruikt. In het nieuwe vierde lid van ditzelfde artikel wordt de term “het besluit tot inbezitneming” gehanteerd. Het is niet duidelijk of het in beide gevallen om een besluit, beschikking of andersoortig document gaat.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.
2º. Termijn
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 94 van de Onteigeningsverordening wordt bepaald dat een schriftelijk bewijsstuk van inbezitneming zo spoedig mogelijk wordt afgegeven. In het nieuwe vierde lid van ditzelfde artikel wordt bepaald dat het besluit tot inbezitneming zo spoedig mogelijk in de openbare registers ingeschreven zal worden. De Raad is van oordeel dat in beide artikelen een termijn uitgedrukt in dagen of weken opgenomen dient te worden.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.
Onteigening versus bescherming tegen onvolledige registers (artikel II, onderdeel B)
In het nieuwe vierde lid van het voorgestelde artikel 94 van de Onteigeningsverordening wordt bepaald dat artikel 24, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op de inschrijving van het besluit tot inbezitneming in de openbare registers en het doorhalen van waardeloos geworden inschrijvingen van hypotheken en beslagen. De Raad mist een nadere onderbouwing van dit artikellid in de memorie van toelichting.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te vullen.
II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 9 april 2019
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________ _____________________
mevr. mr. L. M. Dindial mevr. mr. C. M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/08-19-LV
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
1. Het ontwerp
De considerans
Voorgesteld wordt om de considerans in overeenstemming te brengen met aanwijzing 91 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Artikel I, onderdeel C
Voorgesteld wordt om in het eerste lid van het voorgestelde artikel 2a van de Landsverordening rampenbestrijding “crisisbeheersingsorganisatie” te vervangen door “crisisbeheersings- en rampenbestrijdingsorganisatie”.
Voorgesteld wordt om de opsomming in het tweede lid van het voorgestelde artikel 2b van de Landsverordening rampenbestrijding in overeenstemming te brengen met aanwijzing 77, eerste lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Artikel I, onderdeel E
Gelet op het bepaalde in het voorgestelde artikel 1, onderdeel d, wordt voorgesteld in het eerste lid van het voorgestelde artikel 4 “maatregelen” te vervangen door “maatregelen en voorzieningen”.
Ingevolge het voorgestelde artikel 3, derde lid, en in het voorgestelde artikel 4, vierde lid, van Landsverordening rampenbestrijding is de verplichting tot het actualiseren van het rampenplan respectievelijk het crisisbeheersplan opgenomen.
In het derde lid van het voorgestelde artikel 4 van de Landsverordening rampenbestrijding wordt bepaald dat het vijfde lid (van artikel 4 van dezelfde landsverordening) vervangen moet worden door het derde lid. Door deze wijziging wordt het derde lid van artikel 3 van overeenkomstige toepassing verklaard op het (crisisbeheersings)plan met als gevolg dat zowel het derde lid als het vierde lid hetzelfde onderwerp regelen, namelijk de actualisering van het plan.
Voorgesteld wordt in ieder geval de volgende wijzigingen in artikel I, onderdeel E, van het ontwerp aan te brengen:
– punt 3 wordt geschrapt;
– de tekst van het nieuwe derde lid moet overeen komen met de tekst van het voorgestelde vierde lid met dien verstande dat “vastgesteld” vervangen wordt door “geactualiseerd;
– de nummeraanduiding van de leden aan te passen.
Voorgesteld wordt om in het nieuwe vijfde lid van het voorgestelde artikel 4 “crisisbeheersplan” te vervangen door “crisisbeheersingsplan”.
Artikel I, onderdeel G
Voorgesteld wordt om in het tweede lid van het voorgestelde artikel 6 van de Landsverordening rampenbestrijding de zinsnede “De landelijk geneeskundig rampencoördinator is belast met”, onder verwijzing naar de geconsolideerde tekst van dit artikellid, te vervangen door “De landelijk geneeskundig rampencoördinator is ten behoeve van het landgebied belast met”.
Ten overvloede geeft de Raad de regering in overweging om, gebruikmakende van de gelegenheid dat de Landsverordening rampenbestrijding wordt gewijzigd, in het eerste lid van het voorgestelde artikel 6 van de Landsverordening rampenbestrijding opgetreden omissie in de tekst te corrigeren door de zinsnede “De sectordirecteur de Uitvoeringsorganisatie” te vervangen door “De sectordirecteur van de Uitvoeringsorganisatie”.
Artikel I, onderdeel I
Voorgesteld wordt om in het tweede lid van het voorgestelde artikel 8 van de Landsverordening rampenbestrijding de zinsnede “de korpschef van de politie” te vervangen door “de korpschef van het Korps Politie Curaçao”.
Artikel I, onderdeel J
Voorgesteld wordt om in het tweede lid van het voorgestelde artikel 9 van de Landsverordening rampenbestrijding de zinsnede “of crisis te beheersen” te vervangen door “of de crisis te beheersen”.
2. De memorie van toelichting
Het opschrift
Voorgesteld wordt om de vindplaats van de in het opschrift genoemde wettelijke regelingen in een voetnoot te vermelden.
Pagina 9
Voorgesteld wordt om onder de punten b en d voorkomende zinsnede “op Curaçao” te vervangen door “in Curaçao”.
Pagina 10
Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het derde tekstblok “de Staatsregeling” te vervangen door “ de Staatsregeling van Curaçao” en om achter “het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens” de zinsnede “en de fundamentele vrijheden” op te nemen.
Pagina 11
Voorgesteld wordt om de vindplaats van de in het eerste tekstblok genoemde Landsverordening comptabiliteit 2010 in een voetnoot te vermelden.
Tenslotte wordt voorgesteld om in paragraaf 4 “Artikelsgewijze toelichting”, ten behoeve van de duidelijkheid, het opschrift “Onderdeel C” te vervangen door “Artikel I, onderdeel C”.
[1] Advies met kenmerk RvA no. RA/16-18-LV; zaaknummer 2017/038610.