Adviezen
RvA no. RA/09-16-LV
Uitgebracht op : 11/05/2016
Publicatie datum: 07/10/2016
Ontwerplandsverordening houdende wijziging van het Kiesreglement Curaçao
(zaaknummer 2015/015373)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 10 februari 2016 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 18 april 2016 en 9 mei 2016, bericht de Raad u als volgt.
I. Algemeen
1. Inleiding
De onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: het ontwerp) regelt de wettelijke inbedding van het hoofdstembureau als onafhankelijk orgaan. Uit de bij het adviesverzoek gevoegde stukken kan worden opgemaakt dat het de bedoeling is om het hoofdstembureau als zelfstandig bestuursorgaan (hierna: zbo) in te stellen. Het ontwerp regelt ook het vereiste van rechtspersoonlijkheid van politieke partijen en het verbod fotografische portretten te maken van het stembiljet.
De Raad onderkent, mede gelet op de in het rapport van Transparency International opgenomen aanbevelingen, het belang van het treffen van voorzieningen ter waarborging van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het hoofdstembureau. In dit advies worden enkele kanttekeningen geplaatst op de wijze waarop in het ontwerp invulling hieraan wordt gegeven.
2. De instellingscriteria voor een zbo
Een zbo is een bestuursorgaan dat op afstand van het democratisch gekozen gezag functioneert, zelfstandig een deel van het overheidsbeleid uitvoert en hiërarchisch niet ondergeschikt is aan een minister. Het laatste is een beperking van de ministeriële verantwoordelijkheid en houdt een beperking van democratische controle in (zie aanwijzing 98 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). De minister beschikt ten opzichte van een zbo over de bevoegdheden die hem bij of krachtens landsverordening zijn gegeven. Aan het besluit om het hoofdstembureau als zelfstandig bestuursorgaan in te stellen ligt ten grondslag een advies van Wetgeving en Juridische zaken (Ontwerpnota “Inrichting Onafhankelijk Hoofdstembureau”, pagina’s 4 en 7).
Uit de memorie van toelichting op de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna het ontwerp) kan niet worden opgemaakt dat de regering een kader heeft opgesteld voor de beoordeling in welke gevallen een zbo kan worden ingesteld. In de memorie van toelichting op het ontwerp (pagina 12) staat slechts dat de onafhankelijkheid van het hoofdstembureau ten opzichte van de Staten en de regering wettelijk is vastgelegd in artikel 13 van het ontwerp.
Uit de memorie van toelichting is voorts niet op te maken hoe zbo’s worden ingericht en wat de afwegingen daarbij zijn. Aan de orde zou kunnen komen de vraag in welk geval rechtspersoonlijkheid aan een zbo wordt verleend, hoe een zbo wordt bekostigd, de eventuele verantwoording daarvan in de begroting, hoe de invulling is van de sturingsmiddelen en de overige vereisten waaraan een zbo ingevolge artikel 111, tweede lid, van de Staatsregeling van Curaçao (hierna: de Staatsregeling) moet voldoen.
De Raad is van oordeel dat er op korte termijn regeringsbeleid voor de instelling, inrichting en aansturing van zbo’s moet komen. Dit beleid dient eenduidig te zijn en zou vanuit één centraal punt geïmplementeerd moeten worden ter voorkoming van ongewilde verschillen in nog in te stellen zbo’s, onder andere voor wat betreft vormgeving, inrichting en aansturing. Hierbij vermeldt de Raad dat de regering, in het kader van de ontwerpregelgeving voor de actualisering en harmonisatie van de toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, er reeds melding van heeft gemaakt dat er beleid moet komen waarin instrumenten worden vastgelegd voor toezicht, sturing van beleid en beheer van zbo’s door de regering en dat daarbij de Nederlandse Kaderwet zelfstandige bestuursorganen als leidraad kan dienen.[1]
2. Het hoofdstembureau als zelfstandig bestuursorgaan
De bevoegdheden van de minister
In het ontwerp wordt aan het hoofdstembureau een aantal bevoegdheden en taken toegekend die thans toekomen aan de Minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening (de voorgestelde nieuwe artikelen 13 en 13a van het Kiesreglement Curaçao (hierna: het Kiesreglement).
Het ontwerp legt verder de eindverantwoordelijkheid voor het benoemen, schorsen of het ontslag van de leden en plaatsvervangende leden van het bestuur van het hoofdstembureau bij de regering die daartoe bij landsbesluit dient te beslissen op basis van een bindende voordracht van een benoemingscommissie (de voorgestelde nieuwe artikelen 13b, tweede lid, en 13e van het Kiesreglement).
De regering heeft ervoor gekozen door middel van de invoering van een bindende voordracht de onafhankelijke en zelfstandige positie van het hoofdstembureau te verzekeren. De regering vindt dat een bindende voordracht de enige manier is om de onafhankelijkheid van een te benoemen lid te waarborgen (memorie van toelichting pagina 10). Deze keuze van de regering is echter voor de Raad niet duidelijk vooral omdat die niet voldoende duidelijk wordt gemotiveerd in de memorie van toelichting.
Volgens de Raad dient in dit geval rekening te worden gehouden dat er zowel argumenten voor als tegen de invoering van een bindende voordracht zijn.
Argumenten voor een bindende voordracht
Een bindende voordrachtsrecht houdt in dit geval in dat de verantwoordelijke voor de benoeming, schorsing of het ontslag niet mag afwijken van de gegeven voordracht van de benoemingscommissie. Daarmee bereikt de regering inderdaad dat niet getornd kan worden aan de voordracht van de benoemingscommissie.
Argumenten tegen een bindende voordracht
Enige terughoudendheid is gepast wanneer het gaat om het beperken van de wezenlijke bevoegdheden van de minister zoals de benoeming of het ontslag van bestuursleden. Zeker wanneer de uitoefening van die bevoegdheden wordt beperkt door de invoering van een bindende voordracht van een benoemingscommissie die niet onderhevig is aan een democratische controle. In het ontwerp wordt immers niet geregeld aan wie de benoemingscommissie verantwoording verschuldigd is voor de uitgevoerde bevoegdheden. Ook worden in het ontwerp geen voorzieningen getroffen voor het geval de benoemingscommissie in gebreke blijft ten aanzien van de uitoefening van die bevoegdheden. Het is welliswaar de regering die in de in het ontwerp genoemde gevallen bij landsbesluit dient te beschikken maar dit kan pas gebeuren op basis van een bindende voordracht van de benoemingscommissie.
Een bindende voordracht impliceert dat de regering geen vrije keuze heeft bij het nemen van het betreffende besluit. De beperking van de beoordelingsruimte van de regering in een geval als het onderhavige kan door het ontbreken van een van te voren vastgesteld toetsingskader conflicten oproepen tussen het bestuur en het uitvoeringsorgaan. Die conflicten kunnen voorkomen worden indien in overeenstemming met aanwijzing 13 van Aanwijzingen voor de regelgeving bij de toekenning van bestuursbevoegdheden de uitoefening daarvan zoveel mogelijk wordt genormeerd en met het oog daarop discretionaire bevoegdheden en bevoegdheden met vage toepassingscriteria niet worden toegekend. Als gevolg van de gekozen constructie van een bindende voordracht wordt feitelijk het besluit over een voorgenomen benoeming, schorsing of ontslag van een lid of plaatsvervangend lid van het hoofdstembureau door de benoemingscommissie genomen. Dit terwijl het de regering is die uit het oogpunt van good governance de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van overheidstaken draagt. Het beperken van de ministeriële verantwoordelijkheid mag niet resulteren in een doorbreking van de politieke verantwoordelijkheden.
In de onderhavige regeling gaat alle aandacht van de regering uit naar het onafhankelijk maken van het hoofdstembureau van de regering. Die onafhankelijkheid zou vorm moeten krijgen door de instelling van een zbo waaraan rechtspersoonlijkheid wordt toegekend. Echter, rekening dient te worden gehouden met het feit dat het hoofdstembureau, alhoewel het niet meer hierarchisch ondergeschikt is aan de minister, een instantie blijft die met openbaar gezag is bekleed. Het hoofdstembureau blijft ondanks zijn onafhankelijkheid een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld. In het ontwerp en de memorie van toelichting dient dan ook voldoende aandacht te worden besteed aan de vormgeving van de controle op de uitoefening van de op afstand gezette publiekrechtelijke bevoegdheden.
De Raad adviseert de regering het waarom van de gemaakte keuze voor een bindende voordracht van de benoemingscommissie in het licht van het bovenstaande nader in de memorie van toelichting te motiveren.
b. De wijze van instelling van een zbo
De instelling van het hoofdstembureau als een zbo dient expliciet in het ontwerp te worden geregeld. Artikel 111 van de Staatsregeling bepaalt op welke wijze het hoofdstembureau als een zbo kan worden ingesteld en hoe daaraan bestuursbevoegdheden kunnen worden toegekend.
De Raad adviseert de regering de instelling van het hoofdstembureau als zbo duidelijk te regelen in het ontwerp.
3. Toezicht(houder)
De vormgeving van het toezicht
Voor het hoofdstembureau als zbo dient het toezicht ingevolge artikel 111, vierde lid, van de Staatsregeling bij landsverordening te worden geregeld. Geconstateerd wordt dat het ontwerp geen duidelijke regeling voor de vormgeving van het toezicht op het hoofdstembureau geeft.
In de toelichting op artikel 111, vierde lid, van de Staatsregeling wordt zeer summier ingegaan op het toezicht op een zbo. Aangegeven is dat afhankelijk van de taakstelling van zelfstandige bestuursorganen het toezicht min of meer uitgebreid kan zijn. Deze toelichting zegt verder niets meer over het karakter van dat toezicht. Het ontwerp dient daarom duidelijkheid te verschaffen over de reden waarom in het ontwerp gekozen is om het toezicht op de gegeven wijze te regelen.
Het ontwerp kent taken die als toezichttaken kunnen worden beschouwd toe aan een benoemingscommissie. Echter, in de memorie van toelichting (pagina 10) is opgenomen dat de benoemingscommissie wordt beschouwd als een adviescollege van de regering als bedoeld in de Landsverordening adviescolleges. Op basis van artikel 1 van de Landsverordening adviescolleges mag worden aangenomen dat een adviescollege een adviestaak heeft en geen toezichttaak. Indien het de bedoeling is dat de benoemingscommissie als toezichthouder optreedt dan dient dat duidelijk in het ontwerp te worden geregeld. Echter, niet aan te bevelen is de benoemingscommissie als toezichthouder bevoegdheden toe te delen die de bevoegdheden van de minister of het bestuur van het hoofdstembureau doorkruisen. De minister is degene die democratisch gecontroleerd wordt en de verantwoordelijkheden van het bestuur van het hoofdstembureau behoren bij het bestuur te blijven. De minister heeft immers alleen een (bevoegdheids-) relatie met het bestuur. De benoemingscommissie kan niet als toezichthouder op de stoel van de minister of het bestuur van het hoofdstembureau gaan zitten.
De Raad adviseert de regering het toezicht duidelijk te regelen in het ontwerp. De Raad adviseert ook gezien het gewicht dat wordt toegekend aan de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van het hoofdstembureau daarbij ook voorzieningen in het ontwerp op te nemen voor het geval de toezichthouder in gebreke blijft ten aanzien van de toezichtstaken die hem zijn toebedeeld.
Normering c.q. begrenzing van toegekende bevoegdheden
Aangezien het ontwerp bestuursbevoegdheden toekent aan het hoofdstembureau en de benoemingscommissie, dient in overeenstemming met aanwijzing 13, eerste lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving de uitoefening daarvan zoveel mogelijk te worden genormeerd. Verder dienen volgens 13, tweede lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving discretionaire bevoegdheden en bevoegdheden met vage toepassingscriteria niet te worden toegekend, tenzij daarvoor doorslaggevende gronden zijn die verband houden met de doelstellingen die de regeling nastreeft.
De Raad adviseert de regering het ontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
a. De middelen (het nieuwe artikel 13, tweede lid, van het Kiesreglement)
1°. Het begrip “middelen”
In de tweede volzin van het voorgestelde artikel 13, tweede lid, van het Kiesreglement wordt bepaald dat middelen beschikbaar worden gesteld voor een goede onafhankelijke taakuitoefening. In het ontwerp en in de toelichting op voornoemd artikel wordt niet aangegeven welke middelen bedoeld worden en wie die middelen beschikbaar moet stellen. In “§6. Financiële paragraaf” van de memorie van toelichting wordt zicht gegeven op de financiële middelen die nodig zijn voor een verzelfstandigd hoofdstembureau (pagina’s 6 tot en met 8). Daarbij is ook aangegeven dat die financiële middelen in de begroting van het Land worden verantwoord. Indien in artikel 13 met middelen bedoeld worden de financiële middelen dan moet dat als zodanig ook in het ontwerp worden opgenomen.
De Raad adviseert de regering in het ontwerp op te nemen welke middelen hier bedoeld worden en wie die middelen beschikbaar moet stellen.
2°. Meerjarenramingen
Uit “§6. Financiële paragraaf” kan worden opgemaakt dat de financiële middelen van het hoofdstembureau bestaan uit een bijdrage uit ‘s Landsbegroting. In de betreffende paragraaf is opgenomen dat in de nota “Inrichting Onafhankelijk Hoofdstembureau” een meerjarenbegroting voor een verzelfstandigd hoofdstembureau is opgesteld waarin voor elk jaar geld gereserveerd wordt voor de reguliere verkiezingen. Het voorgestelde artikel 13h van het Kiesreglement verplicht het hoofdstembureau jaarlijks vóór 1 mei een planning, waaronder een begroting naar de minister te zenden. Het ontwerp verplicht het hoofdstembureau niet om een meerjarenbegroting in te dienen bij de minister.
Aangezien het hoofdstembureau volledig bekostigd wordt uit de overheidskas zullen de lasten van het hoofdstembureau worden geraamd en verantwoord tot hun nettobedrag op de Landsbegroting. Om deze reden moet het bepaalde in artikel 7, eerste lid in samenhang met artikel 13 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 in acht worden genomen. In het ontwerp moet dus worden bepaald dat de begroting van het hoofdstembureau vergezeld gaat van een meerjarenbegroting van de baten en lasten voor tenminste drie op dat dienstjaar volgende jaren.
De Raad adviseert de regering het ontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
3°. De verantwoordelijke voor het financieel beheer
De Raad adviseert de regering in het ontwerp te regelen welke functie of ambt bij het hoofdstembureau bevoegd is om namens het hoofdstembureau te beschikken over de bij de begroting van het hoofdstembureau toegestane bedragen.
4°. De bewoording “in overeenstemming met”
In het voorgestelde artikel 13, tweede lid, van het Kiesreglement is opgenomen dat in overeenstemming met het hoofdstembureau en de minister, middelen beschikbaar worden gesteld. De term “in overeenstemming met” heeft de betekenis van passend bij of kloppend met iets. Niet duidelijk is welke betekenis aan deze term wordt gegeven in het ontwerp.
De Raad adviseert de regering het voorgestelde artikel 13, tweede lid, van het Kiesreglement op dit punt aan te passen.
b. Bindende voordracht benoemingscommissie (artikel 13b van het Kiesreglement)
In het voorgestelde artikel 13b, eerste lid, van het Kiesreglement wordt bepaald dat de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau bij landsbesluit worden benoemd op bindende voordracht van de benoemingscommissie.
De Raad adviseert de regering in het ontwerp op te nemen dat de procedureregels met betrekking tot de benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, worden vastgesteld.
Profielschets leden en plaatsvervangende leden (artikel 13b van het Kiesreglement)
Ingevolge het voorgestelde artikel 13b, tweede lid van het Kiesreglement worden de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau op basis van integriteit en deskundigheid op het gebied van het kiesrecht en verkiezingen benoemd.
De Raad adviseert de regering in het ontwerp te bepalen dat de benoeming van de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau op basis van een bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgestelde profielschets geschiedt. Aanbevolen wordt om daarbij te bepalen dat bij voorkeur een lid of plaatsvervangend lid minimaal een aantal jaren, zoals vastgesteld in voornoemd landsbesluit, niet politiek actief is.
d. Onverenigbaarheid (artikel 13b, zesde lid, van het Kiesreglement)
In het voorgestelde artikel 13b, zesde lid, van het Kiesreglement, worden incompatibiliteiten vastgelegd.
De Raad adviseert de regering in de opsomming in het voorgestelde artikel 13, zesde lid, van het Kiesreglement ook te vermelden de actief dienende ambtenaar, personen die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn van de overheid, de leden van een orgaan van de politieke groepering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het Kiesreglement (nieuw) en personen die op een verkiezingslijst van een politieke groepering staan.
e. Openbaarmaking van nevenfuncties
De Raad geeft de regering in overweging in het voorgestelde artikel 13b van het Kiesreglement te regelen dat de nevenfuncties van de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau openbaar moeten worden gemaakt.
f. Schriftelijke verklaring betreffende zakelijke belangen en vermogensbestanddelen
De Raad geeft de regering in overweging in het voorgestelde artikel 13b van het Kiesreglement te regelen dat de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau een schriftelijke verklaring moeten afleggen van de zakelijke belangen en vermogensbestanddelen, alsmede op het aanvaarden dan wel reeds hebben van nevenfuncties en nevenwerkzaamheden gedurende de periode dat het lidmaatschap zal worden dan wel wordt vervuld.
g. Maandelijkse vergoeding (het nieuwe artikel 13c, eerste lid, van het Kiesreglement)
In het voorgestelde artikel 13c, eerste lid, van het Kiesreglement, wordt bepaald dat de aan het lidmaatschap van het hoofdstembureau verbonden maandelijkse vergoeding bij landsbesluit sec wordt vastgesteld. Aangezien de vaststelling van een maandelijkse vergoeding een algemeen verbindend voorschrift is, adviseert de Raad de regering in het ontwerp op te nemen dat die vergoeding bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, moet worden vastgesteld.
h. De benoemingscommissie (het nieuwe artikel 13d, eerste lid, van het Kiesreglement)
In het voorgestelde artikel 13d, eerste lid, van het Kiesreglement wordt de samenstelling van de benoemingscommissie vastgesteld. Niet wordt bepaald wie de benoemingscommissie voorzit dan wel hoe de voorzitter van de benoemingscommissie wordt aangewezen.
De Raad adviseert de regering in het voorgestelde artikel 13d van het Kiesreglement te regelen hoe de voorzitter van de benoemingscommissie wordt aangewezen.
i. Rechtsbescherming (het nieuwe artikel 13e van het Kiesreglement)
1°. Rechtsbescherming ingeval van schorsing of ontslag van belanghebbenden
In het eerste en tweede lid van het voorgestelde artikel 13e van het Kiesreglement wordt bepaald dat de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau op bindende voordracht van de benoemingscommissie bij landsbesluit worden geschorst of ontslagen. Niet geregeld wordt of danwel hoe de belanghebbende die het niet eens is met dat besluit daartegen een rechtsmiddel kan aanwenden. Een punt van aandacht hierbij is dat aan het regeringsbesluit een bindende voordracht van de benoemingscommissie ten grondslag ligt en het feit dat het besluit betrekking heeft op een rechtsbetrekking tussen de leden van het hoofdstembureau en de benoemingscommissie waarop de regering ingevolge het ontwerp geen enkele invloed heeft. De regering heeft in een geval als de onderhavige weinig opties.
De Raad adviseert de regering de rechtsbescherming voor de leden en de plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau duidelijk te regelen in het ontwerp
2°. Rechtsmiddelen van de regering
Een eventuele vernietiging van het besluit of onthouding van goedkeuring kan ingevolge artikel 111 van de Staatregeling alleen plaatsvinden wegens strijd met het recht en het algemeen belang. Mocht een eventueel geding tot een voor de belanghebbende voordelige uitspraak komen dan is niet duidelijk welke de middelen zijn die de regering tot zijn beschikking heeft om de uitspraak zonder veel omwegen uitgevoerd te krijgen. De hoofdstembureaus en stembureaus, hun voorzitters en leden, zijn geen bestuursorgaan in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: LAR). De leden van het hoofdstembureau kunnen in ieder geval als niet belanghebbende in de zin van de LAR geen rechtsmiddel instellen op grond van de LAR tegen de beschikking van de regering. Het ontwerp moet duidelijk aangeven welke rechtsmiddelen de leden wel kunnen aanwenden tegen besluiten van de regering genomen op basis van een bindende voordracht van de benoemingscommissie.
De Raad adviseert de regering de rechtsmiddelen van de regering duidelijk te regelen in het ontwerp.
j. Het vervallen van ambten of functies (het nieuwe artikel 13e, tweede lid, van het
Kiesreglement)
In het voorgestelde artikel 13e, tweede lid, van het Kiesreglement, worden de ontslaggronden van de leden en plaatsvervangende leden van het hoofdstembureau opgenomen. De Raad is van oordeel dat in artikel 13e, tweede lid, van het ontwerp, de volgende ontslaggronden toegevoegd moeten worden:
ontslag wegens het vervullen van een ambt, functie of nevenfunctie als bedoeld in het vierde lid van artikel 13e;
ontslag wegens het anders dan uit hoofde van ziekten of gebreken ongeschikt zijn geworden om de functie te vervullen.
De Raad adviseert de regering in het voorgestelde artikel 13e, tweede lid, van het Kiesreglement, met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
k. Openbaarheid van vergaderingen (het nieuwe artikel 13f van het Kiesreglement)
In het voorgestelde artikel 13f van het Kiesreglement wordt de zittingen van het hoofdstembureau geregeld. In artikel 111, tweede lid, van de Staatsregeling wordt bepaald dat de openbaarheid van de vergaderingen van een zbo bij landsverordening moet worden geregeld. De openbaarheid van de vergaderingen van het hoofdstembureau wordt niet in het ontwerp geregeld.
De Raad adviseert de regering de openbaarheid van de vergaderingen van het hoofdstembureau in het ontwerp te regelen.
l. Het maken van fotografische portretten
1°. De handhaafbaarheid van een fotografieverbod
In het voorgestelde artikel 68a van het Kiesreglement wordt bepaald dat de kiezer verboden is het stemlokaal te betreden met een fototoestel, telefoon of welk ander voorwerp, waarmee fotografische portretten van het stembiljet kunnen worden gemaakt. De Raad is van oordeel dat tot de invoering van dit verbod pas kan worden besloten indien handhaving daarvan in voldoende mate is te realiseren. Uit de toelichting op artikel I, onderdeel G, van het ontwerp kan echter niet worden opgemaakt hoe de regering denkt dit verbod te handhaven.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting op dit punt aan te vullen.
2°. Strafrechtelijke sanctie
Door het noemen van artikel 68a van het Kiesreglement in artikel 132, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel G, van het ontwerp wordt beoogd strafrechtelijke handhaving mogelijk te maken. In het voorgestelde artikel 68a van het Kiesreglement is echter sprake van een verbod en niet van een verplichting, zoals verwoord in het huidige artikel 132 van het Kiesreglement.
Om deze reden adviseert de Raad de regering artikel I, onderdeel G, van het ontwerp op dit punt aan te passen.
m. Het personeel van het ondersteunend apparaat
De Raad adviseert de regering in het ontwerp te bepalen wie de arbeidsvoorwaarden van het personeel van het ondersteunend apparaat dient te regelen.
n. Rechtspersoonlijkheid
De Raad adviseert de regering in het ontwerp te bepalen wie het hoofdstembureau in en buiten rechte vertegenwoordigt.
o. Overgangsbepaling
De Raad adviseert de regering een overgangsbepaling in het ontwerp op te nemen waarin wordt bepaald dat de op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze landsverordening reeds bij het huidige hoofdstembureau aanhangige aangelegenheden door het verzelfstandigde hoofdstembureau worden afgehandeld.
De memorie van toelichting
a. De delegatiebepaling (“bij of krachtens”)
In de laatste volzin van de toelichting op het voorgestelde artikel 13a, vierde lid, van het Kiesreglement (pagina 9) is aangegeven dat de regering krachtens het vierde lid andere taken dan die opgesomd in het tweede en derde lid, aan het hoofdstembureau kan toewijzen (pagina 9). In dit onderdeel van de toelichting wordt het idee gewekt alsof reeds een bevoegdheid daartoe is gedelegeerd aan de regering. In artikel 13a, vierde lid, wordt echter geen specifieke opdracht aan de regering gegeven.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting op dit punt aan te passen.
b. Het stellen van nadere regels voor de werkwijze van de benoemingscommissie
In toelichting op het voorgestelde artikel 13d van het Kiesreglement is aangegeven dat de benoemingscommissie kan worden beschouwd als een adviescollege van de regering als bedoeld in de Landsverordening adviescolleges (pagina 10). Verder is in de toelichting aangegeven hoe de adviezen moeten worden uitgebracht en dat het wenselijk is de werkwijze van de benoemingscommissie in een reglement van orde vast te stellen. Volgens aanwijzing 158 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt de toelichting niet gebruikt voor het stellen van nadere regels.
De Raad adviseert de regering de verplichting voor het vaststellen van het reglement in het ontwerp op te nemen.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsveror- dening niet bij de Staten in te dienen dan nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 11 mei 2016
de fungerend Ondervoorzitter, de Secretaris,
__________________ ____________________
mevr. mr. L.M. Dindial mevr. mr. C.M. Raphaëla
[1] Memorie van toelichting bij de ontwerplandsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverorde-ningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, onderdeel 4, pagina 40, tweede tekstblok (zaaknummer 2014/041989), over welk ontwerp de Raad advies heeft uitgebracht d.d. 19 november 2014 (RvA no. RA/26-11-14).
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
Het ontwerp
1. Aanhef
1°. Eerste overweging
In de eerste overweging van de aanhef is opgenomen de zinsnede: “dat aan de verenigingen van mensen die als politieke partij kandidaten leveren voor de verkiezingen van de Staten van Curaçao”. Vereniging is een juridische term. In de memorie van toelichting (pagina 3) is in “§2. Politieke partijen” opgenomen dat een politieke partij niets anders is dan een groep mensen die zich hebben verenigd. Volgens artikel 70 van Boek 2 van het Bugerlijk Wetboek is een vereniging een verzameling van mensen die zich met een bepaald doel hebben georganiseerd. De toevoeging van de woorden “van mensen” in bovengenoemde zinsnede is dan ook overbodig. Voorgesteld wordt om de woorden “van mensen” weg te laten.
2°.Tweede overweging
Voorgesteld wordt in de tweede overweging aan te geven ten opzichte van wie de onafhankelijkheid van het hoofdstembureau wettelijk verankerd moet worden. Ook wordt voorgesteld het woord “Minister” te vervangen door “minister”.
3°. Laatste overweging
Voorgesteld wordt in de laatste overweging van de aanhef het woord “wettelijke” te vervangen door “wettelijk”.
2. Punten 2 en 3 van artikel I, onderdeel A, van het ontwerp
De punten 2 en 3 artikel I, onderdeel A, van het ontwerp hebben beide betrekking op de toevoeging van een nieuw onderdeel e in artikel 1 van het Kiesreglement.
Voorgesteld wordt de toevoeging van het nieuwe onderdeel e in artikel 1 van het Kiesreglement in overeenstemming met aanwijzing 178, vierde lid, onderdeel B, van de Aanwijzingen voor de regelgeving in één onderdeel te regelen.
3. Voetnoot op pagina 1
Onderaan pagina 1 is een voetnoot met nummer 1 opgenomen. De nummeraanduiding van deze voetnoot komt echter niet voor in de tekst van het ontwerp.
Voorgesteld wordt de tekst van het ontwerp op dit punt aan te passen.
4. Het voorgestelde artikel 13b, derde lid, van het Kiesreglement
Voorgesteld wordt in het voorgestelde artikel 13b, derde lid, van het Kiesreglement na het woord “benoeming” op te nemen de woorden “bedoeld in het tweede lid,”.
5. Het voorgestelde artikel 13b, zesde lid, van het Kiesreglement
Voorgesteld wordt in het kader van de toegankelijkheid van regeling het onderdeel van het voorgestelde artikel 13b, zesde lid, van het Kiesreglement, dat aanvangt met “Zij kunnen niet tegelijk zijn:” in een apart artikellid op te nemen danwel in overeenstemming met aanwijzing 76, derde lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, het bepaalde in artikel 13b, zesde lid in twee artikelen te splitsen.
6. Het voorgestelde artikel 13f, derde lid van het Kiesreglement
Voorgesteld wordt het woord “zorg” aan het slot van het voorgestelde artikel 13f, derde lid, van het Kiesreglement te vervangen door “zorgt”.
7. Het voorgestelde artikel 13h, derde lid van het Kiesreglement
In de laatste volzin van het voorgestelde artikel 13h, eerste lid van het Kiesreglement wordt verwezen naar art. 9a van de Landsverordening comptabiliteit 2010. Volgens de Raad bevat de Landsverordening comptabiliteit 2010 geen artikel 9a.
De Raad adviseert de regering om het voorgestelde 13h, eerste lid, van het Kiesreglement aan te passen in die zin dat naar het juiste artikel wordt verwezen.
De memorie van toelichting
1. Pagina 10
Voorgesteld wordt in de derde volzin van de voorlaatste alinea van de toelichting op het voorgestelde artikel 13b, zesde lid, van het Kiesreglement (pagina 10) het woord “functie” vóór de woorden “van Gouverneur” te vervangen door “functies”.
2. Pagina 11
Voorgesteld wordt in de toelichting op het voorgestelde artikel 13h van het Kiesreglement (pagina 11) in de tweede volzin van de tweede alinea achter het woord “tweede” het woord “lid” op te nemen.