no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/11B-09-RW

Uitgebracht op : 18/09/2009
Publicatie datum: 28/06/2011

Voorstel van Rijkswet tot Wijziging van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in verband met de wijziging van de staatkundige hoedanigheid van de eilandgebieden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet wijziging Statuut in verband met opheffing van de Nederlandse Antillen) (485/RNA09, DWJ’09/046 e.a.)

Advies:  Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 26 februari 2009 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 14 september 2009, bericht de Raad u als volgt.

Het voorstel van rijkswet strekt tot wijziging van het Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden in verband met het verkrijgen van de hoedanigheid van land in het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel, en het in verband daarmee opheffen van de Nederlandse Antillen als land.

Bestudering van het onderhavige voorstel van rijkswet en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.

Inhoudelijke opmerkingen

Het ontwerp
Artikel 57a zoals voorgesteld in artikel II, onderdeel K, van het onderhavige voorstel van rijkswet
Ingevolge artikel 57a, zoals voorgesteld in artikel II, onderdeel K, van het onderhavige voorstel van rijkswet blijven bestaande rijkswetten, wetten, landsverordeningen, algemene maatregelen van rijksbestuur, algemene maatregelen van bestuur en andere regelingen en besluiten die in strijd zijn met een verandering in het Statuut voor het Koninkrijk (Statuut) gehandhaafd totdat daarvoor met inachtneming van het Statuut een voorziening is getroffen. De Raad vindt dat de gehanteerde begrenzing – totdat daarvoor een voorziening wordt getroffen – onvoldoende zicht geeft op het moment van de beëindiging van genoemde periode. Het komt de Raad voor dat de periode van strijdigheid met het Statuut vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk is. De Raad geeft dan ook in overweging in de memorie van toelichting te doen opnemen dat in het kader van rechtszekerheid en deugdelijkheid van bestuur de periode van strijdigheid met het Statuut niet langer mag duren dan strikt noodzakelijk is.

De memorie van toelichting
Pagina 8
Artikel 27, tweede lid, zoals voorgesteld in artikel II, onderdeel F, van het onderhavige voorstel van rijkswet draagt de landen op om via een onderlinge regeling samenwerkingsafspraken te maken met betrekking tot de totstandkoming van regelgeving of andere maatregelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een verdrag. Op pagina 8 van de memorie van toelichting wordt gesteld dat bedoelde onderlinge regeling een onderlinge regeling betreft in de zin van artikel 38 van het Statuut.
Een onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38 van het Statuut wordt door de betrokken landen vrijwillig aangegaan. De Raad gaat er vanuit dat de landen ingevolge het voorgestelde artikel 27 van het Statuut verplicht zijn een onderlinge regeling te treffen anders dan die bedoeld in artikel 38 van het Statuut.
De Raad geeft in overweging in de memorie van toelichting te laten aangeven wat verstaan moet worden onder “een onderlinge regeling in de zin van artikel 38”.

De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.

Concluderend geeft de Raad de regering in overweging in te stemmen met de aanbieding van het onderhavige voorstel van rijkswet aan de parlementen van de landen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 18 september 2009

de Ondervoorzitter,                                           de Secretaris,

 

______________________                                  ______________________
Prof. mr. F.B.M. Kunneman                             mevr. mr. C.M. Raphaëla