no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/15-15-LB

Uitgebracht op : 16/06/2015
Publicatie datum: 23/07/2015

Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 2 van de Sanctielandsverordening, houdende implementatie van Resoluties 1695 (2006), 1718 (2006), 2087 (2013) en 2094 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (Sanctiebesluit Democratische Volksrepubliek Korea 2015) (zaaknummer 2015/014934)

Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 2 van de Sanctielandsverordening, houdende implementatie van Resoluties 1695 (2006), 1718 (2006), 2087 (2013) en 2094 (2013) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (Sanctiebesluit Democratische Volksrepubliek Korea 2015) 
(zaaknummer 2015/014934)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 22 april 2015 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 15 juni 2015, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van het ontwerp en de bijbehorende nota van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Algemeen

Het advies van de Sociaal Economische Raad

De Raad heeft bij het adviesverzoek geen advies van de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) aangetroffen. Een advies van de SER is volgens artikel 5, eerste lid, van de Sanctielandsverordening noodzakelijk indien het voornemen bestaat tot het vaststellen van een in artikel 3 van de Sanctielandsverordening omschreven sanctiebesluit. Een uitzondering op deze wettelijke verplichting is alleen geoorloofd als naar het oordeel van de minister(s) het algemeen belang zich tegen de toepassing daarvan verzet. De Raad mist in de nota van toelichting een uiteenzetting om welke reden van algemeen belang geen advies van de SER is opgevraagd.

De Raad adviseert de regering de nota van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen of anders het advies van de SER alsnog op te vragen indien dit nog niet is ingewonnen. In dat geval ontvangt de Raad gaarne het advies van de SER zodra dit beschikbaar is teneinde alsnog een aanvullend advies uit te brengen indien daartoe aanleiding bestaat.

Inhoudelijke opmerkingen

a. Het ontwerp

Het verrichten van betalingen (artikel 3)

In artikel 3 van het ontwerp wordt bepaald dat het verboden is om op welke wijze ook, direct of indirect betalingen te verrichten aan personen of entiteiten vermeld op de Geconsolideerde lijst, alsmede aan hun vertegenwoordigers. De Raad leest uit paragraaf 18 van Resolutie 1874 (2009)[1] van de Verenigde Naties, kortgezegd, dat lidstaten, naast het bepaalde in paragraaf 8d en e van Resolutie 1718 (2006), tevens de verplichting hebben om de ter beschikking stelling van financiële dienstverlening en de overdracht aan, via of van het territorium door ingezeten natuurlijke personen of entiteiten van financiële of andere middelen die kunnen bijdragen aan het nucleaire programma van Noord-Korea verboden moeten stellen. De Raad is dan ook van oordeel dat artikel 3 van het ontwerp niet slechts een verbod voor het verrichten van betalingen maar ook het ontvangen van betalingen moet bevatten. Hieronder valt ook de bevriezing van financiële of andere middelen gerelateerd aan voornoemd programma.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.

Familieleden (artikel 6, eerste lid)

Voor personen vermeld op de Geconsolideerde lijst, alsmede hun familieleden, geldt op grond van het eerste lid van artikel 6 van het ontwerp een verbod om Curaçao in te reizen of via Curaçao door te reizen. Naar het oordeel van de Raad dient in navolging van het eerste lid van aanwijzing 94 van de Aanwijzingen voor regelgeving in een begripsbepaling de definitie van de term “familieleden” gegeven te worden, aangezien onder deze term de directe familie (echtgenoot, kinderen, ouders, broers en zusters en neven en nichten) alsook de “extended family” begrepen kan worden en er tevens op grond van artikel 3 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een indeling bestaat naar bloedverwantschap en aanverwantschap. 

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.

De bevoegdheid van de Minister van Financiën en de instemming van het Sanctiecomité (artikel 10)

De bevoegdheid van de Minister van Financiën

In artikel 10, eerste lid, van het ontwerp wordt bepaald dat door de Minister van Financiën ontheffing verleend kan worden ten aanzien van de verboden genoemd in de artikelen 2 tot en met 4 van het ontwerp. Uit artikel 9, eerste lid juncto artikel 1, onder c en d, van de Sanctielandsverordening volgt dat de Minister-President tevens Minister van Algemene Zaken (alleen) of de Minister-President tevens Minister van Algemene Zaken tezamen met de minister die het mede aangaat bevoegd is respectievelijk zijn om een vrijstelling of ontheffing van de voorschriften in de regels omschreven in artikel 3 van de Sanctielandsverordening te verlenen. 

De Raad adviseert de regering artikel 10, eerste lid, van het ontwerp in overeenstemming met artikel 9, eerste lid juncto artikel 1, onder c en d, van de Sanctielandsverordening te brengen.

De instemming van het Sanctiecomité

In artikel 10, eerste lid, van het ontwerp wordt bepaald dat de Minister van Financiën een ontheffing kan verlenen voor de verboden genoemd in de artikelen 2 tot en met 4 van het ontwerp, zo nodig na verkregen instemming van het Sanctiecomité. In de toelichting op de artikelen 2, 3 en 4 van het ontwerp (tweede pagina, tweede tekstblok, vierde volzin van de nota van toelichting) wordt aangegeven dat de Minister van Financiën pas over zal kunnen gaan tot het verlenen van een ontheffing voor de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 2 tot en met 4 van het ontwerp, nadat het Sanctiecomité daarmee heeft ingestemd. De minister is, afhankelijk van de te verlenen ontheffing, volgens de nota van toelichting verplicht om de instemming van het Sanctiecomité af te wachten. Volgens de Raad bestaat er ten aanzien van de verplichting tot het verkrijgen van een instemming van het Sanctiecomité een discrepantie tussen het ontwerp en de toelichting.  

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.

Inspectie van schepen (artikel 12)

Op grond van het eerste lid van artikel 12 van het ontwerp worden schepen die zich op volle zee bevinden ook aan een inspectie als bedoeld in artikel 11 van het ontwerp onderworpen, indien de instemming van de vlaggenstaat wordt verkregen. Indien de vlaggenstaat niet instemt met een inspectie op volle zee, dan dirigeert volgens het tweede lid van artikel 12 van het ontwerp de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning het schip naar een geschikte haven op Curaçao voor een inspectie als bedoeld in paragraaf 13 van Resolutie 1874 (2009)[2].  In paragraaf 13 van Resolutie 1874 (2009) wordt echter bepaald dat niet de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (of enig andere autoriteit van Curaçao) het schip naar een haven in Curaçao zal dirigeren doch dat dit door de vlaggenstaat zelf zal geschieden.

De Raad constateert met andere woorden een discrepantie tussen de bevoegde autoriteit in paragraaf 13 van Resolutie 1874 (2009) en die in artikel 12, tweede lid, van het ontwerp en adviseert deze discrepantie op te heffen.

Rapportage aan het Sanctiecomité (artikel 12, derde lid juncto artikel 13, tweede lid)

Rapportageplicht

Op grond van het derde lid van artikel 12 van het ontwerp zenden de ministers door tussenkomst van de Minister van Algemene Zaken een rapportage als bedoeld in paragraaf 16 van Resolutie 1874 (2009) aan de Minister van Buitenlandse Zaken ter doorgeleiding naar het Sanctiecomité. Het is voor de Raad niet duidelijk welke ministers in het derde lid van artikel 12 van het ontwerp worden bedoeld.

De Raad adviseert de regering het ontwerp op dit punt aan te passen.

Informatieplicht

Volgens het tweede lid van artikel 13 van het ontwerp informeert de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning het Sanctiecomité terstond door tussenkomst van de Minister van Buitenlandse Zaken van een besluit als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Gelet op artikel 4 van de Landsverordening ambtelijk bestuurlijke organisatie waarbij de Minister van Algemene Zaken onder andere belast is met de zorg voor internationale zaken, Koninkrijkszaken en de internationale samenwerking, acht de Raad het aan te bevelen dat dezelfde procedure voor het rapporteren aan het Sanctiecomité zoals opgenomen in het derde lid van artikel 12 van het ontwerp wordt gevolgd.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel 13 van het ontwerp aan te passen.

Noodlanding (artikel 14)

In artikel 14 van het ontwerp wordt bepaald dat de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning ingevolge paragraaf 18 van Resolutie 2094 (2013) toestemming tot het landen, opstijgen of overvliegen van het grondgebied van Curaçao zal verbieden indien een redelijk vermoeden bestaat dat aan boord van een luchtvaartuig zich goederen bevinden als bedoeld in artikel 5 van het ontwerp. In paragraaf 18 van Resolutie 2094 (2013)[3] wordt bepaald dat van deze bepaling afgeweken kan worden in geval van een noodlanding. Het is ter uitvoering van genoemde resolutie naar het oordeel van de Raad noodzakelijk om deze uitzondering in artikel 14 van het ontwerp op te nemen.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel 14 van het ontwerp aan te passen.

De inwerkingtreding van het landsbesluit (artikel 17)

Artikel 17 van het ontwerp betreft de inwerkingtreding van het onderhavige landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Volgens dit artikel treedt het landsbesluit in werking met ingang van de dag na die van de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin de bekendmaking is geschied. De Raad verwijst naar artikel 6, eerste lid, van de Sanctielandsverordening waarin wordt bepaald dat een sanctielandsbesluit alsmede een besluit tot wijziging of intrekking daarvan niet eerder in werking treedt dan twee maanden na de datum van uitgifte van het Publicatieblad waarin het wordt geplaatst.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel 17 van het ontwerp aan te passen.

De nota van toelichting

“Funds, financial assets and economic resources”

In de toelichting op de artikelen 2, 3 en 4 van het ontwerp (pagina 2, voorlaatste tekstblok, van de nota van toelichting) wordt aangegeven dat gekozen is voor de termen “gelden, activa, kapitaal of andere financiële en economische middelen” die ruim geïnterpreteerd dienen te worden en waarbij aansluiting is gezocht bij de termen “funds, financial assets and economic resources” zoals deze in de resoluties van de Verenigde Naties zijn opgenomen. De Raad constateert echter dat in artikel 2 van het ontwerp slechts “gelden of activa” wordt gehanteerd en in artikel 4 de termen “kapitaal of andere financiële middelen”.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging conform de in het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, opgenomen voorstellen te besluiten, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

Willemstad, 16 juni 2015

de wnd. Ondervoorzitter,                                       de Secretaris, 

                                                                              namens deze,

_____________________                                   __________________

mevr. mr. L. M. Dindial                                           mevr. mr. I. Hiemcke

 

[1] United Nations Security Council, Resolution 1874 (2009), 12 June 2009, S/Res/1874 (2009), paragraph 18: “Calls upon Member States, in addition to implementing their obligations pursuant to paragraphs 8 (d) and (e) of resolution 1718 (2006), to prevent the provision of financial services or the transfer to, through, or from their territory, or to or by their nationals or entities organized under their laws (including branches abroad), or persons or financial institutions in their territory, of any financial or other assets or resources that could contribute to the DPRK’s nuclear-related, ballistic missile-related, or other weapons of mass destruction-related programs or activities, including by freezing any financial or other assets or resources on their territories or that hereafter come within their territories, or that are subject to their jurisdiction or that hereafter become subject to their jurisdiction, that are associated with such programs or activities and applying enhanced monitoring to prevent all such transactions in accordance with their national authorities and legislation;”

[2] United Nations Security Council, Resolution 1874 (2009), 12 June 2009, S/Res/1874 (2009), paragraph 13: “Calls upon all States to cooperate with inspections pursuant to paragraphs 11 and 12, and, if the flag State does not consent to inspection on the high seas, decides that the flag State shall direct the vessel to proceed to an appropriate and convenient port for the required inspection by the local authorities pursuant to paragraph 11;”.

[3] United Nations Security Council, Resolution 2094 (2013), 7 March 2013, S/Res/2094 (2013), paragraph 18: “Calls upon States to deny permission to any aircraft to take off from, land in or overfly their territory, if they have information that provides reasonable grounds to believe that the aircraft contains items the supply, sale, transfer or export of which is prohibited by resolutions 1718 (2006), 1874 (2009), 2087 (2013), or this resolution, except in the case of an emergency landing;”.

 

Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

Het ontwerp

Het opschrift en de considerans

Het is de Raad opgevallen dat er tussen het opschrift en de considerans discrepanties zijn voor wat betreft de daarin genoemde resoluties van de Verenigde Naties. De Raad stelt voor om tevens het opschrift van de nota van toelichting in overeenstemming te brengen met het opschrift van het ontwerp.

Voorts stelt de Raad voor om in navolging van aanwijzing 91 van de Aanwijzingen voor de regelgeving de strekking van de regeling kort weer te geven door de verwijzingen naar artikel 7 van de Sanctielandsverordening zoals opgenomen in de considerans als zijnde overbodig te schrappen.

Artikel 1, aanhef

In de aanhef van artikel 1 van het ontwerp komt de zinsnede “deze regeling” voor. De Raad stelt voor om deze zinsnede te vervangen door “dit landsbesluit”.  

Artikel 5, derde lid

De Raad stelt voor om in het derde lid van artikel 5 van het ontwerp de zinsnede “paragraaf 8, onderdeel a, onder iii,” te vervangen door “paragraaf 8, onderdeel a, onder iii, van Resolutie 1718 (2006)”.

Artikel 6, tweede lid

De Raad stelt voor om in het tweede lid van artikel 6 van het ontwerp de benaming “Landsverordening Toelating en Uitzetting”, op grond van artikel 27, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting, op de juiste wijze weer te geven.

Artikel 11

De Raad stelt voor om in artikel 11 van het ontwerp de zinsnede “Door de Minister van Financiën” te vervangen door “Door of namens de Minister van Financiën”.

Artikel 12

De Raad stelt voor om in het derde lid van artikel 12 van het ontwerp ”de Minister van Buitenlandse Zaken” te vervangen door “de Minister van Buitenlandse Zaken van Nederland”.

Tevens stelt de Raad voor om in het vierde lid van artikel 12 van het ontwerp de zinsnede “in de paragraaf 14” te vervangen door “in paragraaf 14”.

Artikel 13

De Raad stelt voor om in het tweede lid van artikel 13 van het ontwerp in navolging van aanwijzing 70 van de Aanwijzingen voor de regelgeving “De Minister informeert” te vervangen door “De minister informeert”.

De nota van toelichting

Vindplaats in voetnoot aangeven

De Raad stelt voor om de vindplaats van het Non-proliferatieverdrag inzake nucleaire wapens in een voetnoot aan te geven.

Paragraaf “Inleiding”

De Raad stelt voor om in de laatste volzin van het tweede tekstblok van de paragraaf “Inleiding” op pagina 1 van de nota van toelichting “Deze ministeriële regeling” te vervangen door “Dit landsbesluit”.

Paragraaf “Artikelsgewijze toelichting”

De Raad stelt voor om in de tweede volzin van het voorlaatste tekstblok op pagina 2 van de nota van toelichting het woord “verhandelde” te vervangen door “verhandelbare”.

In de eerste volzin van het laatste tekstblok op pagina 2 van de nota van toelichting wordt aangegeven dat  artikel 5 de sancties ten aanzien van goederen en materialen regelt. De Raad merkt op dat artikel 5 geen sanctiebepaling doch een verbodsbepaling is. De Raad stelt voor om de nota van toelichting aan te passen.