Adviezen
RvA no. RA/15-16-LB
Uitgebracht op : 19/04/2016
Publicatie datum: 20/05/2016
Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 57 van de Landsverordening voortgezet onderwijs (Landsbesluit landsexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.)
(zaaknummers 2015/062833 en 2015/051128)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 22 maart 2016, ontvangen op 29 maart 2016, om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan op 18 april 2016, bericht de Raad u als volgt.
Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
Bedrag voor deelneming aan het landsexamen (artikel 3)
In het derde lid van artikel 3 van het onderhavige ontwerplandsbesluit (hierna: het ontwerp) komt het woord “landsbesluit” voor.
Aangezien de vaststelling van het in voornoemd artikellid bedoelde bedrag een algemeen verbindende voorschrift is, adviseert de Raad de regering het woord “landsbesluit” in artikel 3, derde lid, van het ontwerp te vervangen door “landsbesluit, houdende algemene maatregelen”.
De landsexamencommissie (artikelen 5 en 13)
In het vierde lid van artikel 5 van het ontwerp wordt, kortgezegd, bepaald dat het examenreglement door de voorzitter en de secretaris van de landsexamencommissie, bedoeld in artikel 57, eerste lid, van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o, v.s.b.o., wordt vastgesteld. In het eerste lid van artikel 13 van het ontwerp wordt bepaald dat het examenreglement door de voorzitter van de landsexamencommissie wordt vastgesteld. Volgens de Raad spreken de artikelen 5, vierde lid en 13, eerste lid van het ontwerp elkaar tegen voor wat betreft de bevoegde personen die het examenreglement vast kunnen stellen.
Op grond van het derde lid van artikel 5 van het ontwerp kunnen ook andere leden (dan de voorzitter en de secretaris) in de landsexamencommissie benoemd worden. In het geval deze extra leden benoemd zijn, rijst de vraag
of deze leden ook betrokken moeten zijn bij de besluitvorming inzake het vaststellen van het examenreglement.
De Raad adviseert de regering het ontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
Termijnen (artikelen 6 en 21)
In het zesde lid van artikel 6 van het ontwerp wordt, voor zover relevant, bepaald dat de Onderwijsinspectie (hierna: Inspectie) – na ontvangst van een verzoek voor herziening van een besluit van de voorzitter van de landsexamencommissie bij geconstateerde onregelmatigheden ten aanzien van het landsexamen – een onderzoek instelt, een beslissing op het verzoek neemt en zo nodig vast zal stellen op welke wijze de kandidaat alsnog het commissie-examen of het centraal examen kan afleggen. Uit het ontwerp volgt niet hoelang de onderzoeks- en beslissingstermijn voor de Inspectie zal zijn. Aanbevelenswaardig is om de Inspectie aan wettelijke termijnen te binden.
De Raad adviseert de regering in het licht van het bovenstaande een onderzoeks- en beslistermijn in de artikelen 6 en 21, vierde lid, van het ontwerp op te nemen.
Om praktische redenen niet uitvoerbaar (artikel 7)
Volgens het tweede lid, onderdeel b, van artikel 7 van het ontwerp kan de voorzitter van de landsexamencommissie afwijken van voorschriften met betrekking tot het schoolexamen die om praktische redenen in het commissie-examen niet uitvoerbaar zijn. Uit de nota van toelichting volgt niet om welke praktische redenen het hierbij gaat.
De Raad adviseert de regering de nota van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.
Vrijstellingen van rechtswege (artikel 10)
De kandidaat die het landsexamen aflegt is, voor zover relevant, op grond van het eerste lid, onderdeel e, van artikel 10 van het ontwerp, vrijgesteld van het examen in een vak van het v.w.o. of h.a.v.o. of v.s.b.o. op grond van het overeenkomstige examen afgelegd in Nederland, Sint Maarten of in Aruba, indien voor het overeenkomstige vak een eindcijfer 6 of hoger of een daarmee overeenkomende waardering is behaald. Het is niet duidelijk of onder “Nederland” ook Bonaire, Sint Eustatius en Saba begrepen dienen te worden.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Het indienen van bezwaar (artikel 16)
In artikel 16 van het ontwerp wordt bepaald dat de kandidaat bezwaar kan indienen tegen een besluit waar hij het niet mee eens is. Dit bezwaar dient schriftelijk bij de voorzitter van de landsexamencommissie te worden ingediend. Het is niet duidelijk wat de procedurele regels zijn die ten aanzien van het bezwaarschrift dienen te gelden. Immers, het besluit bedoeld in artikel 16 is op grond van artikel 7, tweede lid, onderdeel j, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna te noemen: Lar) geen besluit in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Regels omtrent het centraal examen (artikel 18)
In het vierde lid van artikel 18 van het ontwerp wordt bepaald dat de kandidaat die te laat komt voor een schriftelijke toets, tot uiterlijk een half uur na de aanvang van die toets, tot het centraal examen mag worden toegelaten. De Raad mist in het ontwerp een vergelijkbare bepaling als artikel 27, derde lid, van het Landsbesluit eindexamens v.w.o, h.a.v.o ,v.s.b.o. In dit artikel wordt bepaald dat een kandidaat die na aanvang van het centraal examen is toegelaten, zijn of haar werk uiterlijk op hetzelfde tijdstip dat voor andere kandidaten geldt moet inleveren.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel 18 van het ontwerp aan te passen.
h. De uitslag van het landsexamen (artikel 26)
1°. De toepassing van de kernvakkenregeling
In de praktijk kunnen zich gevallen voordoen waarin het niet op voorhand duidelijk is op welke wijze de kernvakkenregeling, zoals voorgesteld in het ontwerp, zal worden toegepast. Dit kan zich onder meer voordoen wanneer een leerling twee soorten wiskunde in zijn profiel heeft of indien een leerling het profiel CM (cultuur en maatschappij) heeft en wiskunde daar geen deel van uitmaakt.
De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting in te gaan op het bovenstaande.
2°. De uitslag van het landsexamen
In het achtste lid van artikel 26 van het ontwerp wordt bepaald dat de kandidaat die niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in het eerste en tweede lid van dit artikel, afgewezen is voor het landsexamen. Naar het oordeel van de Raad dient de kandidaat die (tevens) niet voldoet aan het derde, vierde en vijfde lid van artikel 26 van het ontwerp ook te worden afgewezen.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het achtste lid van artikel 26 van het ontwerp aan te passen.
Hardheidsclausule (artikel 36)
In artikel 36 van het ontwerp wordt aan de voorzitter van de landsexamencommissie de bevoegdheid verleend om een zogeheten hardheidsclausule toe te passen. Onder verwijzing naar aanwijzing 105 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en de toelichting hierop is de Raad van oordeel dat de bevoegdheid tot het toepassen van een hardheidsclausule aan de minister verleend dient te worden. Tevens dient zo concreet en nauwkeurig mogelijk in het ontwerp aangegeven te worden op welke onderdelen van het onderhavige landsbesluit de clausule van toepassing is.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel 36 van het ontwerp aan te passen.
De inwerkingtreding (artikel 38)
1°. Ingangsdatum
In artikel 38 van het ontwerp wordt de inwerkingtreding van het landsbesluit bepaald. De Raad begrijpt uit de mededelingen van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport dat het betreffende landsbesluit ten aanzien van de kernvakken, voor zover het betreft de h.a.v.o.-examens, met ingang van het schooljaar 2015 – 2016 dient te gelden. Het één en ander wordt tevens tot uitdrukking gebracht in artikel III van het bij de Raad in behandeling liggende adviesverzoek over een ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot wijziging van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.[1].
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel 38 van het ontwerp aan te passen.
2°. Invoeringstermijn
Zoals hierboven reeds is aangegeven moet het onderhavige landsbesluit tegelijktijdig met het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot wijziging van het Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o in werking treden. Dit brengt met zich mee dat het onderhavige landsbesluit voor wat betreft de havo-examens in werking zal treden met ingang van het schooljaar 2015-2016.
Bij het bepalen van de termijn tussen de bekendmaking en de inwerkingtreding van een regeling moet op grond van aanwijzing 136 van de Aanwijzingen voor de regelgeving rekening worden gehouden met de mogelijkheid voor uitvoeringsorganen en andere bij de regeling betrokkenen om zich tijdig op de regeling in te stellen. Ook indien de invoering spoedeisend is, zal toch verzekerd moeten zijn dat enerzijds de daarbij betrokken burgers en instellingen en anderzijds de uitvoeringsorganen redelijkerwijs in staat zijn de gestelde bepalingen na te komen en uit te voeren. Daarbij kan een goede voorlichting een belangrijk hulpmiddel zijn.
Met het oog op het bovenstaande adviseert de Raad de regering in de nota van toelichting aan te geven op welke wijze hiermee rekening is gehouden.
De nota van toelichting
Afwijkingsmogelijkheid van de procedure van de wijze van corrigeren en beoordelen van het centraal examen
In de toelichting op artikel 19 van het ontwerp wordt verwezen naar het vierde lid van artikel 19 van het ontwerp. Artikel 19 van het ontwerp kent geen vierde lid. Volgens deze toelichting wordt in het vierde lid van artikel 19 van het ontwerp de mogelijkheid gecreëerd om af te wijken van de procedure van de wijze van corrigeren en beoordelen van het centraal examen. De Raad ziet deze afwijkingsmogelijkheid niet elders in het ontwerp voorkomen en vraagt of dit opgenomen dient te worden.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Afwijkingsgronden
Volgens de toelichting op artikel 19 van het ontwerp is de mogelijkheid gecreëerd om af te wijken van de procedure van de wijze van corrigeren en beoordelen van het centraal examen. Afwijking hiervan kan onder meer plaats vinden indien er bijvoorbeeld te weinig tijd of menskracht is. Uit deze toelichting kan niet worden opgemaakt waarvan specifiek kan worden afgeweken ingeval sprake is van weinig tijd. Van overheidswege moet voorts telkens zorggedragen worden voor voldoende menskracht om te voorkomen dat te weinig menskracht aanleiding kan geven tot afwijking van de procedure van de wijze van corrigeren en beoordelen van het centraal examen.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging conform de in het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, opgenomen voorstellen te besluiten, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 19 april 2016
Namens de Ondervoorzitter, fng., de Secretaris,
________________________ _____________________
mevr. mr. L.M. Dindial mevr. mr. C. M. Raphaëla
[1] Zie het adviesverzoek van de Gouverneur d.d. 6 april 2016 over het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot wijziging van het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen van de 23ste juni 2008 ter uitvoering van artikel 32, vijfde lid, van de Landsverordening voortgezet onderwijs (Landsbesluit eindexamens v.w.o., h.a.v.o., v.s.b.o.) (stuknummer 2015/051128 en 2015/062833).
Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
Het ontwerp
Artikel 1
Voorgesteld wordt om de aanhef van artikel 1 van het ontwerp in overeenstemming te brengen met aanwijzing 96 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Ten aanzien van de omschrijving van het begrip “minister” wordt voorgesteld om dit in overeenstemming te brengen met aanwijzing 58 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Artikel 6
In het derde lid van artikel 6 van het ontwerp dient achter “voorzitter” het woord “te” te worden opgenomen.
Artikel 13
Voorgesteld wordt om het tweede lid van artikel 13 van het ontwerp in overeenstemming te brengen met aanwijzing 77, eerste lid, onderdeel c van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
In de tweede volzin van het derde lid van artikel 13 dient “artikel 3, eerste lid” te worden vervangen door “artikel 3, vijfde lid”.
Artikelen 19 en 20
In het tweede lid, tweede volzin, van artikel 19 en in de tweede volzin van artikel 20 van het ontwerp wordt gesproken van “score” en “eindscore”. Voorgesteld wordt om deze begrippen te wijzigen in “cijfer” onderscheidenlijk “eindcijfer”.
Artikel 20
In artikel 20 van het ontwerp dient “artikel 19, derde lid” te worden vervangen door “artikel 19, tweede lid”.
Artikel 30
Voorgesteld wordt om in het zesde lid, onderdeel a, onder 3 en onderdeel b, onder 2, van artikel 30 van het ontwerp “besluit” te vervangen door “landsbesluit”. In artikel 30, zesde lid, onderdeel b, onder 2, van het ontwerp dient tevens de juiste citeertitel van de daarin genoemde wettelijke regeling gehanteerd te worden.
De nota van toelichting
Paragraaf “Algemeen”
In de voorlaatste volzin van paragraaf “Algemeen” van de nota van toelichting dient “besluit” te worden vervangen door “landsbesluit”.
Artikel 1
Onder verwijzing naar de tweede aanwijzing 161 van de Aanwijzingen voor de regelgeving dient in de derde volzin van de toelichting op artikel 1 het woord “ontwerp” te worden vervangen door “landsbesluit”.
Artikel 13
In de eerste volzin van de toelichting op artikel 13 van het ontwerp dient “besluit” te worden vervangen door “landsbesluit”.
Artikel 21
In de derde volzin van de toelichting op artikel 21 van het ontwerp dient vóór “surveillant” het lidwoord “de” te worden opgenomen. In dezelfde volzin dient “instorten van het dak,” als onnodig negatief en spottend te worden geschrapt.
Artikel 24
In de derde volzin van de toelichting op artikel 24 van het ontwerp wordt gesproken van twee voorbeelden. De Raad ziet echter slechts één voorbeeld in de tekst voorkomen.