Adviezen
RvA no. RA/15A-10-LB
Uitgebracht op : 06/07/2010
Publicatie datum: 29/06/2011
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 29 april 2010 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 5 juli 2010, bericht de Raad u als volgt.
Het onderhavige ontwerp-landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van de artikelen 22a, tweede lid, en 22b, tweede lid, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (Landsbesluit dwangsommen en bestuurlijke boetes melders ongebruikelijke transacties)
strekt, volgens de considerans, ertoe ter uitvoering van de artikelen 22a, tweede lid, en 22b, tweede lid, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties de hoogte van de dwangsom en boete, die door de Toezichthouder kan worden opgelegd, te bepalen.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende nota van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.
Algemeen
Volgens de nota van toelichting dienen de toezichthouders beleidsprocedures inzake de oplegging van de (maximale) boete en dwangsom vast te stellen. De Raad merkt op dat het om verschillende toezichthouders gaat die, onder meer, belast zijn met de handhaving van dezelfde landsverordening, te weten
de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (P.B. 1996, no. 21). Het is daarom volgens de Raad voor het bevorderen van de uniformiteit bij het inzetten van genoemde handhavinginstrumenten gewenst dat de betrokken minister bij de inwerkingtreding van het onderhavige ontwerp-landsbesluit (het ontwerp) de kaders stelt waarbinnen genoemde toezichthouders, aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval, het bedrag van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom dienen te bepalen. De grondslag hiervoor is opgenomen in het nieuwe artikel 22g van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties, ingevoegd bij Landsverordening van de 26ste oktober 2009 tot wijziging van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (P.B. 2009, no. 65).
De Raad geeft in overweging, om op of kort na het tijdstip van inwerkingtreding van het ontwerp, regels vast te stellen over de uitoefening van de bevoegdheid door de toezichthouders om genoemde bestuurlijke sancties op te leggen.
Inhoudelijke opmerking
Het ontwerp
Artikel 2
Ingevolge het nieuwe artikel 22a, eerste lid, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties, ingevoegd bij Landsverordening van de 26ste oktober 2009 tot wijziging van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (P.B. 2009, no. 65), kan de toezichthouder aan de dienstverlener die de geheimhoudingsverplichting, opgenomen in artikel 20, tweede lid, van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties overtreedt, een last onder dwangsom opleggen. Artikel 22a, tweede lid, van laatstgenoemde landsverordening regelt dat de hoogte van de dwangsom voor onder meer genoemde overtreding bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, wordt bepaald. Artikel 2 van het ontwerp strekt ertoe de hoogte van de dwangsom voor de verscheidene overtredingen vast te stellen. De Raad constateert evenwel dat artikel 20, tweede lid, van genoemde landsverordening niet is opgenomen in artikel 2 van het ontwerp. Dit heeft tot gevolg dat de toezichthouder bij overtreding van genoemd artikellid geen dwangsom kan opleggen omdat de hoogte van de dwangsom niet is vastgesteld. De Raad kan zich, voor wat betreft genoemd aspect, verenigen met het advies van het Meldpunt ongebruikelijke transacties Nederlandse Antillen (MOT) d.d. 12 januari 2010, kenmerk MOT-497/kvd/2009. De Raad is evenals het MOT van oordeel dat de hoogte van de dwangsom bij overtreding van artikel 20, tweede lid, van genoemde landsverordening in artikel 2 van het ontwerp dient te worden opgenomen, omdat de regering ingevolge artikel 22a, tweede lid, van genoemde landsverordening verplicht is dit te regelen.
Op grond van het vorenstaande geeft de Raad de regering in overweging in artikel 2 van het ontwerp de hoogte van de dwangsom bij overtreding van artikel 20, tweede lid, van genoemde landsverordening op te nemen.
De Raad constateert dat de toezichthouders op grond van het ontwerp geen mogelijkheid hebben om bij recidive het op te leggen bedrag aan bestuurlijke boete van de last onder dwangsom te verhogen. Een bepaling die daartoe strekt zal noodzakelijk zijn indien er sprake is van recidive en aan de overtreder reeds het maximale bedrag aan bestuurlijke boete danwel van de last onder dwangsom is opgelegd. De Raad meent dat in het ontwerp geregeld dient te worden dat bij recidive, binnen een in het ontwerp bepaalde periode, het bedrag aan bestuurlijke boete danwel van de last onder dwangsom verhoogd wordt.
De Raad geeft de regering in overweging een dergelijke bepaling in het ontwerp op te nemen en in de nota van toelichting hierop in te gaan.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Zowel het ontwerp als de nota van toelichting geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende wetstechnische en/of redactionele opmerkingen.
Het ontwerp
In de considerans dient na “Toezichthouder” te worden ingevoegd “in de zin van genoemde landsverordening”.
In artikel 3, derde lid, van het ontwerp dient “Boeten” vervangen te worden door “Boetes”.
De Raad geeft de regering in overweging artikel 3, derde lid, van het ontwerp dienovereenkomstig aan te passen.
De nota van toelichting
Het komt de Raad voor dat de voorlaatste zin van het onderdeel “Financieel” van de nota van toelichting niet goed loopt.
De Raad geeft de regering in overweging genoemde zin nader te bezien.
De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.
Concluderend geeft de Raad de regering in overweging het onderhavige ontwerp-landsbesluit vast te stellen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 6 juli 2010
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
_____________________ ____________________
Prof mr. F.B.M. Kunneman mevr. mr. C.M. Raphaëla