no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/16-09-RW

Uitgebracht op : 08/10/2009
Publicatie datum: 28/06/2011

Voorstel van Rijkswet tot wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen (1037/RNA, DWJ ’09/087)

Advies:  Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 25 maart 2009 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 5 oktober 2009, bericht de Raad u als volgt.

Het onderhavige voorstel van Rijkswet tot wijziging van verschillende rijkswetten in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel (Rijkswet aanpassing rijkswetten aan de oprichting van de nieuwe landen) strekt, volgens de considerans, ertoe verschillende rijkswetten te wijzigen in verband met de verkrijging van de hoedanigheid van land binnen het Koninkrijk door Curaçao en Sint Maarten en de toetreding van Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot het Nederlandse staatsbestel.

Bestudering van het onderhavige voorstel van rijkswet en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.

Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
De eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba zullen bij het ingaan van de nieuwe staatkundige structuur tot het Nederlandse staatsbestel gaan behoren. In principe dient hierdoor in het onderhavige voorstel van rijkswet onder “Nederland” ook de toekomstige openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba te worden verstaan. Volgens de slotverklaring van de miniconferentie van 10 en 11 oktober 2006 dient als uitgangspunt inzake het recht dat van toepassing zal zijn op deze eilanden te gelden dat de Nederlands-Antilliaanse wet- en regelgeving die aldaar tot de transitiedatum van kracht zijn zoveel mogelijk op genoemde eilanden zullen blijven gelden.

Nederlands recht wordt vooralsnog in principe niet op genoemde eilanden van toepassing. Om duidelijk te maken wanneer een regeling alleen in Nederland en niet in de toekomstige openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba van toepassing is, wordt in het onderhavige voorstel van rijkswet “Nederland” doorgaans aangeduid met “het Europese deel van Nederland”. Als het alleen gaat om de toekomstige
openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba dan worden zij in het onderhavige voorstel van rijkswet afzonderlijk benoemd als openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius.
De Raad constateert dat genoemde systematiek niet consistent in het onderhavige voorstel van rijkswet en in de memorie van toelichting wordt gehanteerd. De openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba worden in het onderhavige voorstel van rijkswet en in de bijbehorende memorie van toelichting soms aangeduid als Caribisch deel van Nederland en als Bonaire, Sint Eustatius en Saba sec. De Raad verwijst hierbij naar de volgende voorbeelden.
In artikel 1.1., onderdeel H (artikelen 13, 14 en 15), van het onderhavige voorstel van rijkswet wordt “een der landen van het Koninkrijk” telkens vervangen door “Het Europese of Caribische deel van Nederland, dan wel Aruba, Curaçao of Sint Maarten”. Ook in de memorie van toelichting op onderdeel H wordt gesteld dat een vreemdeling in de toekomst niet meer tot Nederland toegelaten wordt maar tot hetzij het Europese hetzij het Caribische gedeelte van Nederland.
Voorts wordt in artikel 2.1., onderdeel A ( artikel 1, onderdeel g), van het onderhavige voorstel van rijkswet onder de term “toelating” verstaan: instemming door het bevoegd gezag met het bestendig verblijf van de vreemdeling in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius of Saba.
Verder wordt ook in artikel 3.7., onderdeel H (artikel 24, vierde lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet een onderscheid gemaakt tussen Nederland en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba omdat deze regeling alleen bedoeld is om in Nederland te gelden. De woorden “in Nederland” worden in genoemd artikel vervangen door “in Nederland met uitzondering van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Volgens de Raad kan men hier volstaan door “ in Nederland“ te vervangen door “in het Europese deel van Nederland”.
De Raad geeft in overweging in het onderhavige voorstel van rijkswet en bijbehorende memorie van toelichting de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba consistent als zodanig te benoemen alsmede Nederland consistent als het Europese deel van Nederland aan te duiden.

De memorie van toelichting
Artikel 1.2. (de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid)
Artikel 1.2., onderdeel M, van het onderhavige voorstel van rijkswet bepaalt dat de aanhef en onderdeel d van artikel 67 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid als volgt komt te luiden: Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur of algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de samenwerking tussen de raad en de gemeenschappelijke politiediensten, bedoeld in de Rijkswet Politie, ingeval naar aanleiding van een voorval ook het opleggen van een strafrechtelijke sanctie wordt overwogen.

Volgens de memorie van toelichting kunnen deze regels worden gesteld ter bevordering van de samenwerking voor die gevallen waarin door het openbaar ministerie, de politie of de marechaussee naar aanleiding van hetzelfde voorval een opsporingsonderzoek wordt ingesteld met het oog op het opleggen van een strafrechtelijke sanctie.
De Raad merkt op dat de gemeenschappelijke voorziening politie, ingevolge artikel 20, eerste lid, van het aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal van Nederland aangeboden voorstel van Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als doel heeft mensen, middelen en materieel beschikbaar te stellen aan de politiekorpsen voor de uitvoering van de onderzoeken, bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder a tot en met c, van laatstgenoemde rijkswet. De gemeenschappelijke voorziening politie oefent dus zelf geen operationele taken van de politie uit. Waar het betreft de politie kan een eventuele samenwerking slechts bestaan tussen de Onderzoeksraad voor veiligheid en het politiekorps die naar aanleiding van hetzelfde voorval een onderzoek verricht. Immers het is het betrokken politiekorps dat de gemeenschappelijke voorziening politie zal inschakelen indien dit in verband met de samenwerking tussen dat korps en de Onderzoeksraad voor veiligheid nodig is.
De Raad suggereert artikel 67, onderdeel d, zoals voorgesteld in artikel 1.2., onderdeel M, van het onderhavige voorstel van rijkswet te doen heroverwegen rekening houdend met het aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van Nederland aangeboden voorstel van Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Wetstechnische en redactionele opmerkingen
De Raad acht het gewenst een aantal opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard ten aanzien van het onderhavige voorstel van rijkswet en de daarbij behorende memorie van toelichting te maken. Deze opmerkingen zijn niet uitputtend. De Raad geeft in overweging om het onderhavige voorstel van rijkswet aan een nader onderzoek te onderwerpen om overige onvolkomenheden van wetstechnische en redactionele aard te herstellen.

Het ontwerp
Artikel 1.1. (de Paspoortwet)
Niet alleen in de artikelen 13, 14 en 15 van de Paspoortwet, zoals voorgesteld in artikel 1.1., onderdeel H, van het onderhavige voorstel van rijkswet maar ook in artikel 18, onderdeel c, van de Paspoortwet moet “een der landen van het Koninkrijk” vervangen worden door: Het Europese of Caribische deel van Nederland, dan wel Aruba, Curaçao of Sint Maarten.

Artikel 1.2. (de Rijkswet Onderzoeksraad voor de veiligheid)
In artikel 1.2., onderdeel A (artikel 1), punt 5, alsmede in onderdeel M (artikel 67, onderdeel d), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet de citeertitel van de in genoemde artikelen bedoelde rijkswet juist vermeld worden. “Rijkswet Politie” moet vervangen worden door “Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba”. Ook moet in artikel 1.2., onderdeel M (artikel 67, onderdeel d), van het onderhavige voorstel van rijkswet de term “gemeenschappelijke politiediensten” in genoemd artikel vervangen worden door “gemeenschappelijke voorziening politie”.

In artikel 1.2., onderdeel T (artikel 84, derde lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet na de dubbele punt de komma worden geschrapt.

Artikel 2.1. (de Rijkswet op het Nederlanderschap)
In artikel 2.1., onderdeel B (artikel 3, tweede en derde lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet niet “de Nederlandse Antillen” maar “de Nederlandse Antillen of Aruba” telkens vervangen worden door “Aruba, Curaçao of Sint Maarten”.
In artikel 2.1., onderdeel H (artikel 9, derde lid, onder b), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet het woord “en” worden ingevoegd vóór de letter c. Ook moet “Aruba, Curaçao, Sint Maarten” worden gewijzigd in “Aruba, Curaçao of Sint Maarten”.
 

Artikel 2.3. (de Rijkswet zetelverplaatsing door de overheid van rechtspersonen en instellingen)
In artikel 2.3., onderdeel A (artikel 2), van het onderhavige voorstel van rijkswet wordt onder punt 2 niet aangegeven van welk artikellid van artikel 2 de tweede volzin gewijzigd wordt.

Artikel 2.6. (de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen en Aruba)
In artikel 2.6., onderdeel C (artikel 8, tweede lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet “artikel 8” worden gewijzigd in ” artikel 5”.

Artikel 2.7. (het Wetboek van Militair Strafrecht)
In artikel 2.7, onderdeel B (artikel 5a, eerste lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet na de woorden “in of met betrekking tot” het woord “betrekking” worden geschrapt.

Artikel 2.8. (de Wet militaire strafrechtspraak)
In artikel 2.8., onderdeel D (artikel 17, derde lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet moet na het woord “gerechten” de woorden “in eerste aanleg” worden ingevoegd.

In artikel 2.8., onderdeel D (artikel 17), van het onderhavige voorstel van rijkswet en de toelichting daarop wordt de citeertitel van het onlangs aan de Tweede Kamer van de Staten-Generaal van Nederland aangeboden voorstel van Rijkswet regeling van taken en bevoegdheden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Curaçao, Aruba, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba fout aangehaald. De citeertitel van genoemd voorstel van rijkswet luidt als volgt: Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
De Raad adviseert genoemde rijkswet in het onderhavige voorstel van rijkswet en de memorie van toelichting correct te doen aanhalen.

Artikel 3.1 (de Schepenwet)
In artikel 3.1., onderdeel W (artikel 49, tweede lid), van het onderhavige voorstel van rijkswet is de beoogde wijziging dubbel opgenomen.
De Raad stelt voor om de volgende zinsnede te doen schrappen ter voorkoming van genoemd doublure: wordt “in de Nederlandse Antillen of Aruba” vervangen door “in Aruba, Curaçao of Sint Maarten”.

Hoofdstuk 8 van het onderhavige voorstel van rijkswet heeft als opschrift “Overgangs- en slotbepalingen”. Het is de Raad evenwel opgevallen dat in genoemd hoofdstuk geen overgangsbepalingen zijn opgenomen.
De Raad adviseert daarom de woorden “Overgangs- en” in genoemd opschrift te doen schrappen.

De memorie van toelichting
Artikel 1.2. (de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid)
In het eerste en derde tekstblok op pagina 8 van de memorie van toelichting wordt verwezen naar “artikel X”. Artikel X komt echter niet voor in het onderhavige voorstel van rijkswet. De slotbepaling waar het in genoemde onderdelen van de memorie van toelichting om gaat is opgenomen in artikel 8.1. van het onderhavige voorstel van rijkswet. De Raad stelt dan ook voor om “artikel X” telkens te doen wijzigen in “artikel 8.1”.

 

De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.

Concluderend geeft de Raad de regering in overweging in te stemmen met de aanbieding van het onderhavige voorstel van rijkswet aan de parlementen van de landen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 8 oktober 2009

Namens de Ondervoorzitter,             de Secretaris,

 

_______________________             ____________________
mevr. M. M. Leetz-Cijntje                  mevr. mr. C.M. Raphaëla