Adviezen
RvA no. RA/16-14-LV
Uitgebracht op : 09/07/2014
Publicatie datum: 22/08/2014
Initiatiefontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening regelende de organisatie en taakstelling van de Griffie van de Staten van Curaçao (Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten (A.B. 2010, no. 87))
(Zitting 2013-2014-048)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 14 mei 2014 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergaderingen van de Raad van Advies d.d. 9 juni 2014 en 7 juli 2014, bericht de Raad u als volgt.
Bestudering van het onderhavige initiatiefontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
I. Inhoudelijke opmerkingen
1. Het initiatiefontwerp
Het onderhavige initiatiefontwerp (het initiatiefontwerp) strekt volgens de memorie van toelichting (tweede tekstblok, eerste volzin) ertoe artikel 4 van de Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten zodanig te wijzigen dat de Staten meer flexibiliteit krijgen om tijdelijke arbeidskrachten aan te trekken zonder dat daarmee het maximum aantal formatieplaatsen wordt overschreden. Ter illustratie van het probleem dat de Griffie van de Staten (Griffie) thans met de huidige regeling ondervindt wordt in de memorie van toelichting (eerste tekstblok, vierde volzin) een voorbeeld uit de praktijk gegeven. Geschreven staat dat vanwege het wisselende voorzitterschap van de Staten gekozen is om de functie van secretaris van de Voorzitter van de Staten steeds door een tijdelijke kracht te doen bezetten, omdat genoemde functionaris het vertrouwen van de Voorzitter moet kunnen genieten om te kunnen functioneren. De uitvoering van die keuze is echter tot nu onmogelijk gebleken omdat artikel 4 van de Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten voorschrijft dat de formatieplaatsen van de Griffie volledig moeten zijn bezet alvorens over kan worden gegaan tot het inschakelen van uitzendkrachten dan wel een tijdelijk dienstverband kan worden aangegaan met een arbeidskracht.
Uit het voorgestelde artikel I maakt de Raad op dat het tijdelijke dienstverband met een arbeidskracht maximaal een jaar is met de mogelijkheid dat het een keer voor eenzelfde maximum periode kan worden verlengd. Een tijdelijk dienstverband met een arbeidskracht kan dus maximaal twee jaar duren. Aangezien in bepaalde gevallen, zoals in het geval van de secretaris van de Voorzitter van de Staten, het vertrouwen tussen de aan te trekken arbeidskracht en de (Voorzitter van) de Staten van belang kan zijn voor een gedegen uitoefening van de functie, kan bij de Griffie de behoefte bestaan om een tijdelijk dienstverband met een arbeidskracht aan te gaan voor meer dan twee jaar. De Raad is van oordeel dat het ten behoeve van de continuïteit en de ontwikkeling van de Griffie beter is om de looptijd van het tijdelijke dienstverband met arbeidskrachten niet, zoals voorgesteld in de laatste volzin van het voorgestelde artikel 4 van voornoemde landsverordening, aan een maximum termijn te binden. Ter waarborging dat de uitvoering van voornoemd artikel in overeenstemming blijft met de bedoeling van de wetgever bestaan er naar het oordeel van de Raad, mede gezien recente jurisprudentie (noot 1) , twee alternatieven.
Eerste alternatief:
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, met inachtneming van artikel 7 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht Staten, is het gewenst dat in elke arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk wordt aangegeven of titel 7A van het Burgerlijk Wetboek (BW) daarop van toepassing is.
Indien voor dit alternatief wordt gekozen adviseert de Raad de laatste volzin van het voorgestelde artikel 4 in artikel I van het ontwerp te schrappen en de memorie van toelichting aan te passen.
Tweede alternatief:
Er kan een lid aan het voorgestelde artikel 4 worden toegevoegd waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat titel 7A van het BW niet van toepassing is op een tijdelijk dienstverband als bedoeld in het eerste lid. Hierdoor wordt voorkomen dat partijen gebruik kunnen maken van de mogelijkheid in artikel 1613x, tweede lid, van Boek 7A van het BW om vóór of bij de aanvang van de dienstbetrekking voornoemde titel van toepassing te doen zijn ten einde in de toekomst een lange voortzetting van het dienstverband te bewerkstelligen.
Indien voor dit alternatief wordt gekozen adviseert de Raad de laatste volzin van het voorgestelde artikel 4 in artikel I van het ontwerp te schrappen en overeenkomstig het bovenstaande een lid aan dit artikel toe te voegen. Ook adviseert de Raad de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
2. De memorie van toelichting
In de memorie van toelichting (eerste tekstblok, derde volzin) staat dat alle formatieplaatsen eerst bezet moeten zijn met ambtenaren. De Raad merkt op dat op grond van artikel 1, derde lid in samenhang met artikel 7, eerste lid van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht Staten de formatieplaatsen bij de Griffie ook door degenen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten kunnen zijn opgevuld.
De Raad adviseert de memorie van toelichting met inachtneming van het vorenstaande aan te passen.
II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Willemstad, 9 juli 2014
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________________ _____________________
mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop mevr. mr. C. M. Raphaëla
(1) Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, St. Eustatius en Saba d.d. 4 februari 2014, EJ 6563-H 286/13
Zowel het initiatiefontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
a. Het initiatiefontwerp
1. Het opschrift
De Raad adviseert, op grond van artikel 10 van de Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten, het opschrift van het initiatiefontwerp als volgt te doen luiden: Landsverordening van de […] tot wijziging van de Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten (A.B. 2010, no. 87).
2. De considerans
De Raad adviseert de considerans van het initiatiefontwerp als volgt te doen luiden:
“dat het wenselijk is artikel 4 van de Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten te wijzigen ten einde de continuïteit en ontwikkeling van de Griffie van de Staten te waarborgen”.
3. De aanhef
De Raad adviseert in de aanhef van het initiatiefontwerp overeenkomstig aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving “IN NAAM DER KONING!” te vervangen door “IN NAAM VAN DE KONING!”.
4. Artikel I
De Raad adviseert de aanhef van artikel I van het initiatiefontwerp en het opschrift van het voorgestelde artikel 4 als volgt te doen luiden:
Artikel 4 van de Landsverordening Organisatie en Taakstelling Griffie van de Staten komt te luiden als volgt:
Artikel 4
Voorts stelt de Raad voor in de eerste volzin van artikel I van het initiatiefontwerp “als”, “de aanhalingstekens” en “(PM)” te schrappen en “tijdelijke” te vervangen door “een tijdelijk”.
Verder stelt de Raad voor de tweede volzin van het voorgestelde artikel I in een apart artikellid onder te brengen. In dat artikellid wordt vervolgens voorgesteld “tijdelijk” te vervangen door “tijdelijke.”
5. Artikel II
Voorgesteld wordt artikel II van het initiatiefontwerp overeenkomstig aanwijzing 140, eerste lid, onder C, van de Aanwijzingen voor de regelgeving te redigeren.
b. De memorie van toelichting
Ten aanzien van het opschrift van de memorie van toelichting verwijst de Raad naar het gestelde onder “a. Het initiatiefontwerp” van deze bijlage.
De Raad stelt voor in de tweede volzin van het eerste tekstblok “kunnen de Staten” te vervangen door “kan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht Staten”.