Adviezen
RvA no. RA/16-22-LV
Uitgebracht op : 19/07/2022
Publicatie datum: 27/01/2023
Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening inzake concurrentie en een tweetal landsverordeningen
(zaaknummer 2021/009398)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 10 juni 2022 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 18 juli 2022, bericht de Raad u als volgt.
I. Inhoudelijke opmerkingen
1. Het ontwerp
a. Het ontbreken van een inwerkingtredingsbepaling
Het is de Raad opgevallen dat een inwerkingtredingsbepaling ontbreekt in de ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening concurrentie en een tweetal landsverordeningen (hierna: het ontwerp). In aanwijzing 133 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (hierna: Awr) wordt bepaald dat een (wettelijke) regeling in haar eigen inwerkingtreding moet voorzien. Een afwijking van deze regel is alleen mogelijk indien er, volgens de toelichting op die aanwijzing, sprake is van een vastgestelde wettelijke regeling zonder een inwerkingtredingsbepaling erin[1]. Uit de memorie van toelichting of de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken is niet gebleken om welke reden geen inwerkingtredingsbepaling in het ontwerp opgenomen zou moeten worden.
De Raad is daarom van oordeel dat er een inwerkingtredingsbepaling in het ontwerp opgenomen moet worden.
De Raad adviseert de regering om het ontwerp aan te passen.
b. De vernummering van artikelen
In onderdeel M van artikel I van het ontwerp wordt voorgesteld om de artikelen 11.5, 11.6 en 11.7 te vernummeren tot respectievelijk 11.4, 11.5 en 11.6. In de toelichting op onderdeel M wordt aangegeven dat deze wijziging een verbetering betreft van een verkeerde nummering. De huidige tekst van de Landsverordening inzake concurrentie bevat inderdaad geen artikel 11.4.
Volgens het eerste lid van aanwijzing 178 van de Awr worden artikelen bij wijziging van regelingen niet vernummerd, tenzij dit noodzakelijk is. De Raad mist in de memorie van toelichting een reden waarom het vernummeren van de desbetreffende artikelen van de Landsverordening inzake concurrentie noodzakelijk is.
De Raad adviseert de regering om onderdeel M van artikel I van het ontwerp te schrappen of in de memorie van toelichting over de noodzaak van deze voorgestelde wijziging uit te weiden.
2. De memorie van toelichting
a. De noodzaak voor het wijzigen van de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao (artikel III)
1º. Het wijzigen van de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao in het ontwerp
In het algemeen gedeelte van de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de Landsverordening inzake concurrentie gewijzigd moet worden teneinde onjuistheden en kennelijke verschrijvingen te herstellen die het werk van de Fair Trade Authority Curaçao (hierna: FTAC) bemoeilijken. Uit de overwegingen blijkt echter dat ook de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao (hierna: Lob) gewijzigd moeten worden. Het is niet duidelijk om welke reden artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Lob gewijzigd moet worden. In de Landsverordening inzake concurrentie wordt niet naar dit artikellid verwezen. De Raad is van oordeel dat deze voorgestelde wijziging in artikel III van het ontwerp niet in overeenstemming is met de strekking van het ontwerp en om deze reden uit het ontwerp geschrapt moet worden.
De Raad adviseert de regering artikel III van het ontwerp en de toelichting daarop te schrappen en het algemeen gedeelte van de memorie van toelichting aan te passen.
2º. Herziening van de Lob bij een aparte (wijzigings-)landsverordening
Niettegenstaande het advies om de voorgestelde wijziging van de Lob niet in het ontwerp op te nemen, is de Raad van oordeel dat deze landsverordening aan herziening toe is. Naast artikel 11 van de Lob dient bijvoorbeeld ook het toepassingsbereik van het begrip bestuursorgaan in onderdeel a, van artikel 1 van de Lob in overeenstemming gebracht te worden met artikel 2 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar)[2]. De herziening van de Lob dient echter om hiervoor genoemde reden niet in het ontwerp plaats te vinden, maar in een aparte (wijzigings-)landsverordening.
De Raad adviseert de regering om het wetgevingstraject om te komen tot een nieuwe of herziene Lob op gang te brengen.
b. Informatieverstrekking
In de toelichting op onderdeel J van artikel I van het ontwerp wordt aangegeven dat het tweede en derde lid van artikel 8.1 van de Landsverordening inzake concurrentie overgenomen zijn uit artikel 11 van de Lob. Volgens de Raad is dit ook het geval ten aanzien van het tweede en derde lid van artikel 9.2 van de Landsverordening inzake concurrentie.
Het valt op dat onderdeel g van het tweede lid van artikel 11 van de Lob niet overgenomen is. In dat onderdeel wordt bepaald dat het verstrekken van informatie achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van (goede) betrekkingen van Curaçao en van het Koninkrijk met andere staten of internationale organisaties. Het is niet duidelijk om welke reden deze voorwaarde niet meegenomen zou moeten worden in het derde lid van de artikelen 8.1 en 9.2 van de Landsverordening inzake concurrentie.
De Raad adviseert de regering om het ontwerp en indien daarvoor aanleiding bestaat de memorie van toelichting aan te passen.
3. Overige opmerkingen ten aanzien van de Landsverordening inzake concurrentie
Met het ontwerp wordt beoogd om onjuistheden te herstellen en kennelijke verschrijvingen te corrigeren in de Landsverordening inzake concurrentie, de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren en de Lob. De Raad wenst de regering echter te wijzen op een viertal artikelen in de Landsverordening inzake concurrentie waarin dit soort omissies of onjuistheden ook voorkomen.
De regering wordt voorgesteld om deze verbeterpunten mee te nemen in het ontwerp.
a. De kinderombudsman (artikel 2.5)
In het tweede lid van artikel 2.5 van de Landsverordening inzake concurrentie worden de incompatibiliteiten met het lidmaatschap van de Fair Trade Authority Curaçao (hierna: FTAC) geregeld. Het lidmaatschap van de FTAC is onverenigbaar met de functie van Ombudsman (onderdeel h van het tweede lid van artikel 2.5). De Raad is van oordeel dat het lidmaatschap van de FTAC ook onverenigbaar moet zijn met de functie van Kinderombudsman[3].
b. Monstername (artikel 6.2, tweede lid, onderdelen b en c)
In het tweede lid van artikel 6.2 van de Landsverordening inzake concurrentie worden de bevoegdheden van de toezichthouders opgesomd. In onderdeel b van dat artikellid wordt bepaald dat de toezichthouder inzage mag verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers. Daarvan mag deze toezichthouder ook afschriften nemen en deze daartoe tijdelijk meenemen. De toezichthouder mag echter ook monsters nemen.
Volgens de Raad worden in zijn algemeenheid geen monsters genomen van documenten, bescheiden of informatiedragers. Monsters worden genomen ten behoeve van een proefondervinding en om te oordelen over de kenmerken en kwaliteiten van producten. De Raad is van oordeel dat het nemen van monsters daarom niet in onderdeel b van het tweede lid van artikel 6.2 moet worden opgenomen, maar bijvoorbeeld in onderdeel c daarvan. In onderdeel c wordt namelijk bepaald dat de toezichthouders bevoegd zijn om goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen. Het nemen van een monster kan met andere woorden deel uitmaken van de bevoegdheid opgenomen in onderdeel c.
c. Het onderzoek naar een overtreding of een niet-naleving van een bepaling
Uit artikel 7.11 van de Landsverordening inzake concurrentie volgt dat er een onderzoek ingesteld zal worden indien er een redelijk vermoeden bestaat van een overtreding als bedoeld in de artikelen 3.1 eerste en tweede lid, 4.1, eerste lid, 4.2, eerste lid, 4.4, eerste lid, maar ook 5.2 en 6.2, vijfde lid.
Volgens de Raad gaat het in met name de artikelen 4.2, eerste lid, 4.4, eerste lid, 5.2 en 6.2, vijfde lid, niet om overtredingen van (verbodsbepalingen) maar om verplichtingen die bij niet-naleving ervan gevolgen met zich mee zullen brengen. Hierdoor dient het eerste lid van artikel 7.11 van de Landsverordening inzake concurrentie aangepast te worden.
d. De beschikking (artikel 8.6, tweede lid)
In het tweede lid van artikel 8.6 van de Landsverordening inzake concurrentie wordt van artikel 16, tweede lid, van de Lar afgeweken. Volgens het tweede lid van artikel 16 van de Lar geldt de dag waarop een beschikking is gegeven als de dag waarop deze is verzonden of uitgereikt. In afwijking hiervan geldt volgens het tweede lid van artikel 8.6 de dag waarop de beschikking is bekend gemaakt in de Landscourant als de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt. Volgens de Raad moet het tweede lid van artikel 8.6 van de Landsverordening inzake concurrentie anders geformuleerd worden. De Raad stelt voor dat in afwijking van artikel 16, tweede lid, van de Lar, de dag waarop de beschikking in de Landscourant is bekendgemaakt zal gelden als de dag waarop deze is gegeven.
Het belang van de datum van uitgifte van een beschikking (al dan niet op grond van artikel 8.6 van de Landsverordening inzake concurrentie) heeft primair te maken met het vaststellen van een bezwaar- of beroepstermijn maar daarnaast ook met het voorkomen van het prematuur indienen van bezwaar of beroep door de belanghebbende[4]. Bij het prematuur indienen van een bezwaar- of beroepschrift kwam het vaak voor dat de beschikking reeds was vastgesteld maar nog niet officieel bekend gemaakt. De belanghebbende kreeg er langs een andere weg toch wetenschap van en ging in bezwaar of beroep voordat de bezwaar- of beslistermijn verlopen was. Dit leidde vroeger tot verlies van rechtsbescherming en hiervoor heeft de wetgever een voorziening getroffen in het derde lid van de artikelen 16 en 56 van de Lar.
De Raad adviseert de regering het tweede lid van artikel 8.6 van de Landsverordening inzake concurrentie in het ontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
De Raad van Advies heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerp en adviseert de regering om daarmee rekening te houden voordat zij deze bij de Staten indient.
Willemstad, 19 juli 2022
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
namens deze,
____________________ ___________________
mevr. mr. L. M. Dindial mevr. mr. I. Hiemcke
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/16-22-LV
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
1. Het ontwerp
a. De duidelijkheid van het opschrift
Uit het opschrift van het ontwerp volgt dat beoogd wordt om een wijziging aan te brengen in de Landsverordening inzake concurrentie en in een tweetal landsverordeningen. Om welke tweetal landsverordeningen het gaat blijkt pas uit de overwegingen.
In het eerste lid van aanwijzing 84 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (hierna: Awr) wordt bepaald dat het opschrift van een wettelijke regeling een beknopte aanduiding moet geven van het onderwerp van de regeling. Opschriften van onder meer wijzigingsregelingen die slechts een verwijzing inhouden naar, in dit geval, landsverordeningen zijn onwenselijk omdat ze geen informatie geven over het onderwerp van de regeling[5].
De Raad is van oordeel dat het opschrift van het ontwerp ten behoeve van de duidelijkheid aangepast moet worden. Uit het opschrift van het ontwerp moet blijken dat het niet alleen gaat om een wijziging van de Landsverordening inzake concurrentie maar ook om een wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienarenen de Lob als de wijziging van de Lob erin blijft staan.
De Raad adviseert de regering om het opschrift van het ontwerp aan te passen.
b. Het opschrift
c. De considerans
Voorgesteld wordt om tussen ‘bestuur’ en het cijfer ‘3’ het woord ‘Curaçao’ op te nemen in navolging van artikel 18 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao (citeertitel).
d. Artikel I, onderdeel A
Voorgesteld wordt om vóór ‘8.1’ het woord ‘artikel’ op te nemen.
e. Voetnoot 3
Voorgesteld wordt om ‘bijlage l’ te vervangen door ‘bijlage t’.
f. Artikel I, onderdeel J, onder 2
Voorgesteld wordt in de aanhef ‘toegevoegd’ te vervangen door ‘ingevoegd’
In het nieuwe vijfde lid moet ‘eerste lid’ vervangen worden door ‘vierde lid’.
g. Artikel I, onderdeel J, onder 3
Voorgesteld wordt om de zinsnede ‘In het zesde lid’ te vervangen door ‘In het nieuwe zesde lid’.
h. Artikel I, onderdeel L, onder 2
In de eerste volzin van het nieuwe vijfde lid moet ‘eerste lid’ vervangen worden door ‘vierde lid’.
i. Artikel II
In dit artikel wordt voorgesteld om onderdeel o van artikel 4 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren te verbeteren. Bij het vaststellen van de Landsverordening inzake concurrentie (artikel 11.5) is er geen rekening gehouden met artikel I, onderdeel C, onder 2 van de Landsverordening van de 28ste december 2015 tot wijziging van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren, tot wijziging van de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren alsmede tot intrekking van de Duurtetoeslagregeling gepensioneerden 1942, gepubliceerd in P.B. 2015, no. 78. Daarin werden de twee nieuwe onderdelen o en p aan artikel 4 van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren toegevoegd.
Dit brengt met zich mee dat bij het vaststellen van de Landsverordening inzake concurrentie in het jaar 2016, in artikel 11.5 bepaald had moeten worden om na onderdeel p een nieuw onderdeel q op te nemen.
De Raad adviseert om in het voorgestelde artikel II van het ontwerp op te nemen hoe de tekst van onderdeel q van artikel 4 moet komen te luiden.
2. De memorie van toelichting
a. Het opschrift
Voorgesteld wordt om het cijfer ‘1’ achter ‘landsverordeningen’ te verplaatsen naar achter ‘concurrentie’.
b. Paragraafindeling
Voorgesteld wordt om onder vernummering van paragraaf 3 tot 4 een nieuwe paragraaf 3 op te nemen met als opschrift ‘Advies van de Raad van Advies’.
c. De toelichting op onderdeel J
Voorgesteld wordt om:
- in een voetnoot de vindplaats op te nemen van de Landsverordening openbaarheid van bestuur van de Nederlandse Antillen;
- in de eerste volzin van de tweede alinea ‘Landsverordening openbaarheid bestuur’ te vervangen door ‘Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao’.
__________________________
[1] In de toelichting op aanwijzing 133 wordt verwezen naar artikel 11 van de Bekendmakingsverordening. Dat artikel biedt een oplossing voor dat soort gevallen door te bepalen dat de desbetreffende wettelijke regeling in werking zal treden met ingang van de dertigste dag na datum van bekendmaking.
[2] In de aanpassing van de Landsverordening ombudsman (P.B. 2020, no’s. 103 en 128) is het toepassingsgebied van de bevoegdheden van dit staatsorgaan uitgebreid naar het ruimere begrip bestuursorgaan zoals de Lar dat omschrijft. De Lob is nog niet gewijzigd en beperkt derhalve het toepassingsgebied tot slechts bestuursorgaan in de zin van de regering of een minister.
[3] P.B. 2020, no. 128, inwerking getreden op 20 november 2020 (P.B. 2020, no. 129).
[4] Zie in dit verband ‘Landsverordening administratieve rechtspraak Curaçao’, mr. M.E.B. de Haseth, prof. mr. L.J.J. Rogier en mr. dr. J. Sybesma, Boom Juridisch, Den Haag 2016, p. 93.
[5] Dit volgt uit de toelichting op aanwijzing 84 van de Awr.