no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/16-23-LV: Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2024

Uitgebracht op : 14/07/2023
Publicatie datum: 19/09/2023

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2024

(zaaknummer 2023/026544)

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2024

(zaaknummer 2023/026544)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 13 juli 2023, dat de Raad van Advies op 14 juli 2023 heeft ontvangen, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 14 augustus 2023, bericht de Raad u als volgt.

 

I. Algemene opmerkingen

1. De kwaliteit van de begroting

Kwalitatieve verbetering

De Raad constateert dat de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2024 (hierna: de ontwerpbegroting 2024) duidelijk kwalitatieve verbetering vertoont in vergelijking met de voorgaande (ontwerp)begrotingen. Deze verbetering ziet de Raad als een stap in de goede richting. Echter, er zijn zeker nog verbeterpunten te constateren, met name in de Algemene beschouwingen van de memorie van toelichting behorende bij de ontwerpbegroting 2024 (hierna: de memorie van toelichting), waarop hieronder wordt ingegaan.

2. De inzichtelijkheid van het beleid

Een belangrijk doel van een begroting is om inzicht te verschaffen in reeds in uitvoering zijnde beleid, nieuw te implementeren beleid en de (meerjarige) financiële gevolgen daarvan. In de memorie van toelichting moet in verband daarmee – naast nieuw in 2024 te implementeren beleid – ook ingegaan worden op het beleid dat reeds in uitvoering is en dat gecontinueerd wordt in 2024 en eventueel in de daaropvolgende jaren. Hierdoor kan uit de begroting en de toelichting daarop worden opgemaakt welke inspanningen de regering gepleegd heeft om haar doelen te bereiken en hoe succesvol de regering bijvoorbeeld het landspakket[1] uitvoert en haar regeerprogramma c.q. beleidsvoornemens uit eerdere begrotingen implementeert. Dit draagt bij aan concretisering van de begroting en een ex ante toetsing van het realiteitsgehalte van de begroting.

De Raad constateert dat de Algemene beschouwingen in bepaalde gevallen te  algemeen geformuleerd en weinig informatief zijn. Er ontbreekt een vertaling in concreet te verrichten activiteiten c.q. SMART-geformuleerde doelstellingen.

Daarnaast zijn de beleidsvoornemens niet altijd gerelateerd aan de begrote bedragen voor het dienstjaar 2024 of de daaropvolgende dienstjaren in de meerjarenbegroting noch aan een tijdsplanning voor de realisering daarvan. Behalve dat hierdoor onduidelijk is wanneer welk beleidsonderdeel uitgevoerd zal worden, zal ook een evaluatie van het gevoerde beleid achteraf moeilijk uit te voeren zijn.

Voorts is geconstateerd dat het regelmatig voorkomt dat beleidsvoornemens dan wel de noodzakelijke activiteiten die van belang zijn voor de realisatie van bepaalde doelen, in achtereenvolgende begrotingen worden herhaald, zonder dat daarbij wordt aangegeven waar de regering in het proces staat en wat de stand van zaken op dit moment is.

De Raad adviseert de regering het nodige te doen om de kwaliteit van de Algemene beschouwingen verder te verbeteren door onder andere de stand van zaken aan te geven van het beleid dat reeds in uitvoering is en bij nieuw beleid dit zoveel mogelijk volgens het SMART-principe te formuleren. In voornoemde gevallen is het bovendien belangrijk om aan te geven of dit beleid gefaseerd over meerdere jaren zal worden uitgevoerd.

Ook wordt geadviseerd in de memorie van toelichting kort in te gaan op de stand van zaken voor wat de activiteiten betreft ten aanzien van hoger bedoelde beleidsvoornemens die in achtereenvolgende begrotingen zijn herhaald.

 3. Risico’s waarmee rekening dient te worden gehouden

a. Risico’s gerelateerd aan de uitvoeringskracht

De memorie van toelichting benoemt een aantal projecten waarvan het voornemen is om deze in het dienstjaar 2024 uit te voeren. Daar komen nog de beleidsvoornemens bij die verband houden met de uitvoering van het landspakket. Door het ontbreken van een duidelijk omlijnd beleidskader en vanwege de beperkte inzichtelijkheid in de beleidsuitvoering, zoals hiervoor reeds is aangegeven, is het moeilijk om de voortgang van de uitvoering van deze projecten en van het beleid te bewaken en te beoordelen.

Uit de Algemene beschouwingen kan ook niet worden afgeleid welke doelstellingen die verband houden met bestaand beleid volgens planning (al dan niet deels) zijn gerealiseerd, en op welke punten de regering vóór of achterloopt op eventuele planningen.

Bovendien geven de Algemene beschouwingen weinig zicht op de middelen (waaronder uitvoeringscapaciteit) die nodig zijn om die doelstellingen te bereiken.

Tegen deze achtergrond onderschrijft de Raad het door de regering zelf benoemde aandachtspunt van de beperkte uitvoeringscapaciteit bij de ministeries voor het implementeren van beleidsvoornemens.

In de memorie van toelichting is aangegeven dat voor de implementatie van verschillende plannen, waaronder kapitaalprojecten, de uitvoeringscapaciteit versterkt moet worden (pagina 3, voorlaatste tekstblok, van de Algemene beschouwingen en pagina 17, laatste alinea, van de Nota van Financiën).

De omvang van de voorgenomen beleidsplannen zal volgens de Raad afgestemd moeten worden op de uitvoeringskracht van de ministeries waar de implementatie van de beleidsplannen voornamelijk van afhangt. Voorkomen moet namelijk worden dat een beperkte uitvoeringskracht op den duur resulteert in een cumulatie van niet uitgevoerd beleid.

De Raad constateert weliswaar dat voor het dienstjaar 2024 rekening wordt gehouden met 108 nieuwe instromers (pagina’s 50, laatste tekstblok en 51 van de Nota van Financiën), maar vraagt zich af of daarbij per ministerie op basis van de prioriteten ook steeds rekening is gehouden met andere randvoorwaarden noodzakelijk voor de uitvoering van de beleidsvoornemens op (middel)lange termijn.

De Raad adviseert de regering aandacht aan het bovenstaande te besteden teneinde een zo realistisch mogelijke ontwerpbegroting 2024 te presenteren.

b. Kosten uitvoering van het landspakket

In de memorie van toelichting wordt bij bepaalde ministeries vermeld dat in de (ontwerp)begroting rekening gehouden is met implementatie van onderdelen uit het landspakket. Echter zijn de totale verwachte kosten gemoeid met de uitvoering van het gehele landspakket volgens de Raad niet inzichtelijk gemaakt in de memorie van toelichting. Het is dus niet zeker of er voldoende middelen beschikbaar (zullen) zijn voor een adequate uitvoering van het landspakket. Vast staat dat om de gewenste resultaten uit het landspakket te kunnen krijgen de diverse uitvoeringsagenda’s volledig moeten worden uitgevoerd. In dit verband is het zaak dat de financiering ervan gegarandeerd is en daar meerjarig rekening mee gehouden is in de Begroting voor het dienstjaar 2024 (hierna: Begroting 2024) en de meerjarenbegroting.

De Raad adviseert de regering – voor zover mogelijk – de verwachte kosten gemoeid met de uitvoering van het algehele landspakket inzichtelijk te maken in het ontwerp en daar meerjarig rekening mee te houden in de Begroting 2024.

Voorts vraagt de Raad de regering in de memorie van toelichting in te gaan op de verwachte effecten – voor bijvoorbeeld de economische groei, inflatie, overheidsbegroting, enzovoorts, als gevolg van de implementatie van het landspakket.

c. Financieel beheer

Een risico waar de Begroting 2024 mee kampt is het gebrek aan inzicht in nakomende facturen. Een gevolg hiervan is dat tegen het einde van een jaar ineens grote te betalen bedragen boven water komen. Volgens het Ministerie van Financiën bedroeg het totaal van nakomende facturen eind 2022, circa NAf 90 miljoen, waarvan NAf 30 miljoen was voorzien. Als gevolg van deze onoverzichtelijke situatie is het mogelijk dat verwachte begrotingsoverschotten ineens kunnen omslaan in een tekort. Dit is niet wat met de begrotingscyclus wordt beoogd.

Teneinde het realiteitsgehalte van de Begroting 2024 en om het vertrouwen in het financieel beheer te vergroten vraagt de Raad de regering het nodige te doen zodat vooral deze tekortkoming in het financieel beheer spoedig wordt opgelost.

 4. Ontwikkeling van het welvaartsniveau in Curaçao

Een jaarlijkse groei van de bevolking in Curaçao – mede door meer immigratie in Curaçao dan emigratie vanuit Curaçao – was de afgelopen decennia normaal. Een hogere instroom ten opzichte van uitstroom van bewoners in een (ei)land indiceert dat het betreffende (ei)land relatief aantrekkelijk overkomt bij buitenlanders als vestigingsplaats en dat de eigen bewoners het (ei)land niet graag verlaten. Sinds 2018 is het beeld in Curaçao echter sterk veranderd. In de periode 2018-2021 is de bevolking gekrompen met circa 10.000 personen[2]. Volgens de Raad is een verslechterd welvaartsniveau in een (ei)land vaak de oorzaak van het in groten getale wegtrekken van inwoners. Op basis van enkele ter zake relevante factoren kan enig inzicht worden verkregen in de ontwikkeling/stand van het welvaartsniveau in Curaçao de laatste jaren. In dit verband kunnen bijvoorbeeld de volgende factoren als graadmeter voor het welvaartsniveau worden gehanteerd: werkloosheid, koopkrachtontwikkeling, economische groei, kwaliteit van het onderwijs, stabiliteit van de sociale zekerheidsfondsen, arbeidsmentaliteit, prijzen van nutsvoorzieningen en infrastructuur.

Zonder enige statistische gegevens erbij te betrekken kan volgens de Raad worden gesteld dat de ontwikkelingen met betrekking tot alle bovengenoemde gebieden vatbaar zijn voor vergaande verbetering.

Het spreekt dan ook voor zich dat als gevolg van de bovengenoemde factoren het welvaartsniveau sterk bergafwaarts is gegaan/gaat in Curaçao. Hierdoor komen vele gezinnen in een negatieve spiraal terecht, namelijk door onvoldoende middelen zijn ouders niet in staat voor hun kinderen een adequaat leef- en studieklimaat te creëren, hetgeen resulteert in veel drop-outs en/of in algehele degradatie van het opleidingsniveau. Dit laatste heeft negatieve gevolgen voor de scholingsgraad van de beroepsbevolking welke weer negatief uitwerkt op vooral externe potentiële investeringen en natuurlijk ook op de arbeidsproductiviteit van de beroepsbevolking. Kortom, het is een grote uitdaging voor de meeste gezinnen om in financieel opzicht het hoofd boven water te houden en om fatsoenlijk rond te komen met het inkomen. Deze situatie verdient derhalve urgente aandacht van de regering om het tij te kunnen keren.  Met goed op elkaar afgestemde (vastomlijnde) maatregelen kan het welvaartsniveau gestaag op een hoger peil worden gebracht. Dit wordt ongetwijfeld een tijdsintensief proces.

De Raad beveelt de regering aan na overleg met de sociale partners spoedig gepaste maatregelen voor te bereiden teneinde verdere verarming van de bevolking tegen te gaan en de kwaliteit van het leven te verbeteren.  

II. De ontwerpbegroting 2024

 1. Cijfers betreffende de ontwerpbegroting 2024

Het eindcijfer van de ontwerpbegroting 2024 ziet er als volgt uit:

 

Gewone dienst

 

NAf  1.841.614.000

 

Kapitaaldienst

 

NAf      177.371.300

 

Eindcijfer begroting

 

NAf   2.018.985.300

 

Artikel 15, eerste lid, onder a, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Rft) stelt als financiële norm een sluitende gewone dienst. Geconstateerd wordt dat de ontwerpbegroting 2024 en de meerjarenbegroting daaraan voldoen (Zie ‘Tabel 4. Gewone dienst’ op pagina 30 van de Nota van Financiën).

Ten aanzien van de kapitaaldienst geldt volgens artikel 15, eerste lid, onder b en c, van de Rft en artikel 7, tweede en derde lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 (hierna: LvC2010) dat een tekort toelaatbaar is mits dit past binnen de rentelastnorm. Een overzicht van de vertaling van de rentelastnorm in financieringsruimte voor de jaren 2023-2027 wordt in ‘Tabel. 16. Financieringsruimte’ op pagina 69 van de Nota van Financiën weergegeven. Uitgaande van voornoemde tabel 16 voldoet de kapitaaldienst voor het dienstjaar 2024 aan de rentelastnorm. Het feit dat bijvoorbeeld in 2024 voldaan wordt aan de rentelastnorm is te danken aan de lage gemiddelde rente die verschuldigd is over de openstaande leningen. Voor de beeldvorming, zij opgemerkt dat indien voor alle leningen zou worden uitgegaan van een rente van 3,5% – wat volgens ‘Tabel 3. Economische grootheden’ op pagina 28 van de Nota van Financiën de door de regering veronderstelde rente is op obligatieleningen van vijf jaar – de rentelastnorm in dat geval geen ruimte meer zou bieden voor het aangaan van leningen in 2024[3]. In dit verband is het daarom aan te bevelen voorzichtig om te gaan met de beschikbare financieringsruimte en de parameters waar de rentelastnorm van afhangt, zoals de collectieve sector, tijdig vast te stellen. Opgemerkt zij dat de Raad in verschillende adviezen[4] de regering heeft aanbevolen om een gepaste schuldquote  vast te stellen en die in de LvC 2010 op te nemen.

De Raad adviseert de regering rekening te houden met het vorenstaande en spoedig over te gaan tot het wettelijk vaststellen van een voor Curaçao gepaste maximale schuldquote. Verder wordt verwezen naar onderdeel IV. ’11. Renterisico’ van dit advies. 

 2. Staat van het te bezoldigen personeel

Uit de ‘Staat van het te bezoldigen personeel’ behorende bij de ontwerpbegroting 2024 worden door de Raad de personeelsontwikkelingen bij bepaalde diensten in onderstaande tabel weergegeven.

 

Organisatie/jaar 2022 2023 2024
1.         UO politie en Immigratie 779 703 678
2.         Douane 187 162 158
3.         Inspectie der Belastingen/Ontvanger 155 137 102

 

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven of bij de hierboven genoemde organisatieonderdelen – gelet op de sterk afnemende aantallen fte’s – een optimale dienstverlening gegarandeerd is/blijft, met name vanaf 2024.

3. Staat van gewaarborgde leningen

Leningen aan OBNA N.V.

Volgens de Staat van gewaarborgde leningen bij de ontwerpbegroting 2024 zijn in het verleden twee leningen aan OBNA N.V. verstrekt. Volgens pagina 4 van deze staat vervalt de laatste termijn van rente en aflossing van de eerste lening ad 750.000 euro per 15 februari 2024. Uitgaande van genoemde vervaldatum zou het restantbedrag van deze lening per eind 2024 – weergegeven op pagina 3 van de staat – nul moeten zijn. Echter is per eind 2024 nog een restantbedrag te zien van NAf 1.043.015.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting in te gaan op het vorenstaande.

4. Overzicht van de nettobedragen van de baten en lasten van de Collectieve Sector

Uit pagina 1 van het ’Overzicht van de nettobedragen van de baten en lasten van de Collectieve Sector’ behorende bij de ontwerpbegroting 2024 blijkt dat bij ‘nummer ’10. Fundashon Material pa Skol’ voor 2022 NAf 1.197.122 was begroot. Echter vanaf 2023 is er geen bedrag opgebracht.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven wat de status is van Fundashon Material pa Skol.

5. Versoepeling van de inkorting op arbeidsvoorwaarden

Volgens de Nota van Financiën (pagina 53) heeft de regering besloten de inkorting op de arbeidsvoorwaarden (12,5%) te versoepelen voor ambtenaren en gelijkgestelden (onderwijzend personeel). Deze versoepeling zal geleidelijk worden uitgevoerd rekening houdend met de financiële situatie van het Land. Geconstateerd is dat in de ontwerpbegroting 2024 (Beloning van personeel) dit uitgangspunt niet consistent wordt gevolgd. Immers, de begrote bedragen in de meerjarenbegroting bij bepaalde organisatieonderdelen van de ministeries zijn gelijk aan de bedragen die zijn begroot in de Begroting voor het dienstjaar 2023. De voorgenomen versoepeling van de arbeidsvoorwaarden zal voor alle ministeries juist tot hogere beloningskosten moeten leiden.

De Raad adviseert de regering waar nodig de ontwerpbegroting 2024 (Beloning van personeel) op dit punt aan te passen.

III. De memorie van toelichting

1. Commissie Schuldenproblematiek Curaçao

Op pagina 3 van de Algemene beschouwingen – in de eerste alinea – wordt aangegeven dat in het in 2023 uitgebrachte rapport van de Commissie Schuldenproblematiek Curaçao is aangetoond dat om een schuldquote van 55% te behalen voor 2030 additionele duurzame investeringen noodzakelijk zijn. Middels de door het Internationaal Monetair Fonds (hierna: IMF) ontwikkelde aanpak ‘Financial programming’ heeft genoemde commissie aangetoond dat voormelde duurzame investeringen zullen bijdragen aan de economische groei, hetgeen een verlagend effect zal hebben op de schuldquote en tevens – via toenemende belastinginkomsten – voor meer begrotingsruimte zal zorgen. De Raad constateert in dit verband dat terwijl ‘Tabel 6. Financiële indicatoren (IMF)’ op pagina 16 van de Nota van Financiën uitgaat van hogere schuldquotes, bijvoorbeeld 72,9% in 2023, ‘Grafiek 22. Schuldpositie en schuldquote’ op pagina 72 van de Nota van Financiën lagere schuldquotes aangeeft, bijvoorbeeld in 2023 is die lager dan 60% en voorts daalt de schuldquote in de opvolgende jaren tot ongeveer 50% in 2027.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor bovengenoemde discrepantie bij de verwachte ontwikkeling van de schuldquote  en in ieder geval eenduidigheid in de Nota van Financiën aan te brengen hieromtrent.

 2. Ministerie van Justitie

a. Organisatorische randvoorwaarden bij de uitvoerings- en boven sectorale organisaties

In de memorie van toelichting (pagina 55, laatste tekstblok) staat dat in de ontwerpbegroting 2024 nadrukkelijker dan voorheen veel aandacht geschonken wordt aan de organisatorische randvoorwaarden bij de uitvoerings- en boven sectorale organisaties. De organisatieonderdelen van de ministeries moeten volgens de memorie van toelichting over voldoende kwantitatief en kwalitatief personeel, middelen en materiaal kunnen beschikken om beleid te ontwikkelen.

De organisatorische randvoorwaarden zijn ook van belang om wetgeving te kunnen concipiëren, kwaliteit in functioneren aan te kunnen bieden en om rechtmatig (maar ook efficiënt en doelmatig) handhavend te kunnen optreden. Deze voorwaarden zijn volgens de memorie van toelichting tevens van belang om de juiste preventie en resocialisatie maatregelen te kunnen ontwikkelen en te kunnen implementeren. Dit onderdeel van de memorie van toelichting eindigt met de constatering dat de ‘core business’ van elk organisatieonderdeel niet kan worden verwaarloosd.

Het ministerieel beleidsdomein ‘Jeugd en Jongvolwassenen’ bezien in samenhang met het overheidsbeleid[5] lijkt echter een ander beeld te geven van de geprioriteerde randvoorwaarden zoals hierboven beschreven. De kosten voor bijvoorbeeld deskundigheidsbevordering/trainingen, onderhoud, het inhuren van derden voor bepaalde activiteiten, het inhuren van juridische expertise, zorgdragen voor medische hulp, gezonde voeding, (sport)kleding en schoeisel, schoolartikelen en maandelijkse kantine vergoeding, implementeren van het meerjarig preventieplan, etc. zijn afgaande op de tabel ’20. Jeugd en Jongvolwassenen’ op pagina 59 e.v. van de Nota van Financiën op nul begroot. Dit laatste terwijl het om kosten gaat die van belang zijn en waarmee het Ministerie van Justitie rekening dient te houden, wil dit ministerie de beoogde randvoorwaarden verwezenlijken.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting – voor onder andere het ministerieel beleidsdomein ‘Jeugd en Jongvolwassenen’ – aan te geven hoe deze randvoorwaarden specifiek geprioriteerd zijn.

b. Instrument voor de primaire en secundair preventie

In de memorie van toelichting op pagina 67, tweede tekstblok, wordt opgemerkt dat preventie in de vorm van voorlichting, ondersteuning en begeleiding van jongeren (de primaire preventie) in belangrijke mate toeneemt. Daarnaast is het volgens de regering van belang dat indicaties van crimineel gedrag bij jongeren zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en dat ook vroegtijdig en resoluut (lik op stuk) wordt ingegrepen (de secundaire preventie).

In het vijfde tekstblok op pagina 67 van de memorie van toelichting wordt aangegeven dat Halt-straffen middels landsbesluit, houdende algemene maatregelen, een goed instrument is om de bovengenoemde primaire en secundaire preventie te kunnen bewerkstelligen. Deze constatering wordt helaas niet door de regering verder uitgewerkt.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven waarom de introductie van Halt-straffen middels landsbesluit, houdende algemene maatregelen, als een goed instrument kan dienen ter voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit. Daarnaast adviseert de Raad om in de memorie van toelichting een specifieke periode (datum) op te nemen, ter realisatie van dit landsbesluit. Het enkel melden dat de introductie op de middellange termijn zal plaatsvinden, is aldus niet voldoende.

c. Geprioriteerde projecten

Volgens de memorie van toelichting[6] heeft de regering tot doel het waarborgen dat de jongvolwassenen van een veilige en aangename leefsituatie kunnen genieten.  De regering heeft een aantal belangrijke projecten aangewezen om deze doelstelling te realiseren. Uit de memorie van toelichting kan niet worden opgemaakt welke bedragen voor de uitvoering van deze projecten begroot zijn.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting ten aanzien van de door het Ministerie van Justitie geprioriteerde projecten aan te geven welke bedragen voor de uitvoering van deze projecten begroot zijn.

d. Re-integratie (ex) delictplegers in de maatschappij

Op pagina 71 van de memorie van toelichting is bij de derde bullet van het/de door het Ministerie van Justitie geprioriteerde project/activiteit het volgende opgenomen:

Hulpverlening aan de resocialisatie van delictplegers en levenslanggestraften door versterking van de UO Reclassering met extra mankracht ter stimulering van een succesvolle re-integratie in de samenleving.

De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting in te gaan op de wijze waarop de hulpverlening aan de (succesvolle) resocialisatie van levenslang gestraften – waarbij aan deze gedetineerden perspectief op terugkeer in de samenleving wordt gegeven – daaraan zal bijdragen en in de praktijk zal worden bewerkstelligd. Dit laatste in het licht van de te nemen beslissingen op gratieverzoeken en de tenuitvoerlegging van deze levenslange gevangenisstraffen.

3. Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

a. Samenhang overheidsbeleid

 1°. Teststraat

Teneinde een veilig, effectief en efficiënt systeem van verkeer en vervoer te land te kunnen bewerkstelligen wordt op pagina 78, tweede alinea, van de memorie van toelichting opgemerkt dat voor wat het onderhoud van motorvoertuig betreft de uitvoeringsorganisatie Verkeer en Vervoer een nieuwe teststraat in bedrijf heeft. De aanschaf en installatie van een tweede teststraat wordt in het dienstjaar 2023 afgerond. Het is voor de Raad niet duidelijk of hier sprake is van een typefout of dat daadwerkelijk wordt bedoeld dat de tweede teststraat in het dienstjaar 2023 wordt aangeschaft en gelijktijdig met de aanschaf geïnstalleerd.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting duidelijkheid te geven over de aanschaf en installatie van de tweede teststraat nu wij ons reeds in de tweede helft van het dienstjaar 2023 bevinden.

 2°. Toetsingsbevoegdheid conform de Eilandsverordening personenvervoer

Op pagina 78, derde alinea, van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de bevoegdheid tot toetsing van de rijvaardigheid van een bestuurder bij het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening ligt. Tevens wordt aangegeven dat het houden van toezicht op de naleving van de voorschriften zoals opgenomen in de Eilandsverordening personenvervoer van groot belang is. De inkadering van deze toezichtsbevoegdheid wordt in de memorie van toelichting niet verder besproken. De samenhang met het overheidsbeleid voor wat de taken en uitvoeringshandelingen van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning betreft, komen ten aanzien van het vorenstaande niet duidelijk tot uitdrukking.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting de beoogde samenhang voor wat ‘de bestuurder’ betreft nader uit te werken.  

 3°. E-Mobility pilotproject

De regering streeft naar een ‘volwaardige energietransitie’. Om dit doel te bereiken is op 15 mei 2023 in Willemstad (Curaçao) door de Nederlandse minister voor Klimaat en Energie, de heer Rob Jetten, een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend met de Minister voor Economische Ontwikkeling van Curaçao.[7] Dit akkoord ziet op verschillende technologieën van hernieuwbare energie, waaronder zonne-energie.

Op pagina 79, eerste tekstblok, van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat Refineria di Kòrsou, NV Autobusbedrijf Curaçao en het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning aan de implementatie van het E-Mobility pilotproject werken. Dit project is gericht op de inzet van 6 elektrische bussen, op basis van een off-grid duurzame elektriciteit voorziening (Zonnepark) van Refineria di Kòrsou, in de dienstregeling van NV Autobusbedrijf Curaçao. Volgens de memorie van toelichting zal dit project – dat aldus de energietransitie van het openbaar vervoer op Curaçao beoogt – in 2024 worden voortgezet en operationeel gemaakt. Uit de memorie van toelichting blijkt niet wanneer dit pilotproject is gestart en wat de planning is.

Uit de bovengenoemde samenwerking tussen het Ministerie van Economische Ontwikkeling, twee overheidsvennootschappen[8] en Nederland, volgt niet dat de naamloze vennootschap Curaçao Oil N.V. (hierna: Curoil) als partij bij dit traject is betrokken. Curoil heeft een belangrijke rol ten aanzien van de opslag en distributie van fossiele brandstoffen. Gelet op het streven van de regering, het E-Mobility pilotproject en de rol van Curoil, is het ook van belang om in de memorie van toelichting in te gaan op de verwachte toekomstige  effecten op de winst- en verliesrekening van de bedoelde transitie voor Curoil.

De Raad adviseert om in de memorie van toelichting op de bovengenoemde punten in te gaan.

4°. Wachtlijsten voor overheidsgrond voor woningbouw en sociale woningen

Op pagina 86, derde tekstblok, van de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat door het verder beschikbaar stellen van woningbouwlocaties voor betaalbare woningen, het ministerie hoopt te kunnen voorzien in de behoefte aan betaalbare en kwalitatieve woningen. Dit laatste biedt volgens het ministerie een basis voor de verdere verlaging van de wachtlijsten voor overheidsgrond voor woningbouw en sociale woningen. In de memorie van toelichting wordt echter niet ingegaan op andere mogelijkheden die de nijpende achterstand ten aanzien van het vorenstaande kunnen wegwerken.

De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting uitgebreider in te gaan op de aanpak van de enorme wachtlijsten voor overheidsgrond voor woningbouw en sociale woningen door in ieder geval andere haalbare oplossingen te noemen.

b. Stand van zaken Luchtvaartlandsverordening en de uitvoeringsregelgeving

Volgens de memorie van toelichting (pagina 81, laatste tekstblok) zullen voor het behalen van de categorie 1 status (van de Federal Aviation Administration) onder andere de Luchtvaartlandsverordening en het landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van de Luchtvaartlandsverordening worden afgerond. Dit laatste voor zover deze landsverordening en dit landsbesluit niet al in 2023 in werking is getreden. Voor een verdere detaillering over wat gedaan moet worden om deze status te halen verwijst de memorie van toelichting naar de Corrective Action Plan.

Aangezien wij inmiddels in de tweede helft van 2023 leven, rijst de vraag wat de stand van zaken is met betrekking tot de totstandbrenging van voornoemde landsverordening en diens uitvoeringsregeling. Omdat al geruime tijd in diverse ontwerpbegrotingen van het Land en de bijbehorende memories van toelichting dit beleidsvoornemen wordt genoemd, is de Raad voorts van oordeel dat in de memorie van toelichting concreter moet worden aangegeven welke maatregelen binnen welke periode genomen moeten worden om deze status wederom te verkrijgen.

De Raad adviseert de regering om de memorie van toelichting aan te passen.

4. Ministerie van Economische Ontwikkeling

a. Verbeteren werking lokale kapitaalmarkt

Volgens de memorie van toelichting in onderdeel ‘Verbeteren werking lokale kapitaalmarkt’ (pagina 94) beoogt de overheid een beter functioneren van de kapitaalmarkt te bewerkstelligen voor kleine en middelgrote ondernemers die niet beschikken over voldoende zekerheden om een lening te kunnen krijgen van de financiële sector. Met het introduceren van een garantie-instrumentarium is de overheid in staat om een bijdrage te leveren aan het realiseren van productieve projecten in de verschillende sectoren. Om dit instrument te kunnen inzetten acht de overheid het oprichten van een garantiefonds van eminent belang.

Door een garantiefonds op te richten draagt de overheid op een zeer concrete wijze bij aan een tekortkoming van de kapitaalmarkt. Alhoewel dit fonds volgens de regering een cruciale rol te vervullen zal hebben op de kapitaalmarkt is volgens de Raad uit de memorie van toelichting niet op te maken in welke fase van oprichting dit fonds is en wanneer dit eventueel tot op de begroting zichtbare lasten voor de overheid zal leiden.

De Raad adviseert de regering concretere informatie met betrekking tot (de oprichting van) het garantiefonds in de memorie van toelichting op te nemen.

b. Airlift commissie

In de tabel 10 ‘Economische speerpunt sectoren’ wordt op pagina 98 van de memorie van toelichting bij nummer 04 het instellen van een airlift commissie genoemd, die gericht is op de identificatie en het aantrekken van luchtvaartmaatschappijen. Voor deze commissie is voor het dienstjaar 2024 NAf 9,8 miljoen begroot, oplopend tot NAf 12 miljoen voor het dienstjaar 2027. Hiernaast is voor het Curaçao Tourism Development Foundation (hierna: CTDF) NAf 27,4 miljoen voor het dienstjaar 2024 opgevoerd en circa NAf 32 miljoen voor de verdere dienstjaren.

Volgens de Raad verdient het de voorkeur specialistische kennis over een branche/sector – voor zover mogelijk – binnen een organisatie te behouden en niet te versplinteren. Het centraliseren van beleid zal in beginsel tot schaalvoordelen cq kostenbesparing leiden en zal de beschikbare expertise bij elkaar houden.

Rekeninghoudend met het vorenstaande adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting aan te geven waarom een separate commissie gericht op de identificatie en het aantrekken van luchtvaartmaatschappijen nodig is en niet gekozen is om een aan toerisme verwante taak, binnen de CTDF – de terzake deskundige instantie – te integreren. Voorts gaat de Raad ervan uit dat de CTDF de nieuwe benaming is voor Curaçao Tourist Board (CTB), anders adviseert de Raad het bestaan van CTDF naast CTB toe te lichten.

c. Toeristische sector

Volgens de memorie van toelichting zal de focus er in de komende periode op gericht zijn om de kans te grijpen de toeristische sector te herstructureren, te verduurzamen en te versterken. Voorts zal de “tourist law” de toeristische sector naar een hoger niveau kunnen brengen. In de memorie van toelichting wordt voorts gerefereerd aan ‘een nieuwe toeristische organisatie’ die zich onder andere zal richten op het managen van het toeristische product ofwel een “Destination Marketing & Management Organization” (pagina 100, eerste en tweede alinea van de memorie van toelichting).

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting de herstructurering en verduurzaming van de toeristische sector en de “tourist law” toe te lichten en daarin ook de in de tweede alinea bedoelde nieuwe toeristische organisatie te vermelden.

d. Internationale visserij

1°. Een nieuwe Landsverordening internationale visserij

Op pagina 102, in het onderdeel ‘Internationale visserij’, van de memorie van toelichting wordt vermeld dat het verder ontwikkelen van de internationale visserijsector mede afhankelijk is van de inwerkingtreding van de nieuwe Landsverordening internationale visserij, die onder andere het juridische kader zal creëren voor een solide uitvoeringsstructuur. Deze is noodzakelijk voor de vereiste rapportage over en monitoring van de visserijvloot en visvangstquota. Het oprichten van een visserij-autoriteit of versterking van de bestaande uitvoeringscapaciteit is in dit kader voorzien.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting een indicatie te geven wanneer de bedoelde nieuwe landsverordening inwerking dient te treden en wat de stand van zaken is van de totstandbrenging van bedoelde nieuwe landsverordening en de benodigde voorbereidingen ter uitvoering van deze landsverordening.

 2°. Visserij-autoriteit

Het realiteitsgehalte van een begroting van het Land weerspiegelt in zekere zin de kwaliteit en daadkracht van de overheid c.q. de ministeries. Het herhaaldelijk opnemen van eenzelfde beleidsvoornemen zonder enige toelichting daarop is zeker niet de bedoeling van een begroting. Geconstateerd is dat al geruime tijd in diverse (ontwerp)begrotingen van het Land en de bijbehorende memorie van toelichting, in ieder geval sinds 2017 sprake is van het voornemen om een visserij-autoriteit op te richten.

De Raad adviseert de regering de stand van zaken met betrekking tot de oprichting van een visserij-autoriteit in de memorie van toelichting aan te geven en in geval hiervoor onvoldoende voorbereidingen zijn getroffen en de oprichting ervan in 2024 niet realistisch wordt geacht, dit beleidsvoornemen voor 2024 achterwege te laten.

e. Handel en export

In het onderdeel ‘Handel en export’ op pagina’s 102 en 103 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op de relevantie van het realiseren van het World Trade Organisation-lidmaatschap (hierna: WTO) voor de Curaçaose economie.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven wat het streven is ten aanzien van de verwerving van het WTO-lidmaatschap en wat de stand van zaken daarvan is.

f. Consumenten en marktwerking

In het kader van het beschermen van de rechten en belangen van consumenten en het waarborgen van eerlijke concurrentie is het Ministerie van Economische Ontwikkeling volgens pagina 108, de eerste tabel, van de memorie van toelichting voornemens een klachtenlijn te operationaliseren bij de Fundashon pa Konsumido (hierna: FpK) waar consumenten klachten over prijzen in detailhandel kunnen indienen. Uit de memorie van toelichting kan niet worden opgemaakt welke instantie uiteindelijk belast wordt met de afhandeling van de klachten van de consumenten. Volgens de Raad vervult de FpK bij geschillen tussen consumenten en winkeliers thans enkel de rol van bemiddelaar en heeft verder geen rol van betekenis voor de consument in geval de desbetreffende zaak/winkelier niet wenst mee te werken, ook al is deze laatste in gebreke gebleven bij de dienstverlening. Te meer vanwege de sterk afgenomen koopkracht van de consumenten in de laatste jaren hecht de Raad sterk aan consumentenbescherming en acht de verdere institutionalisering van consumentenbescherming imperatief.

Mocht de regering voornemens zijn de FpK te belasten met de afhandeling van de eerder bedoelde klachten dan adviseert de Raad in dat geval de regering, erop toe te zien dat de FpK over voldoende kennis, capaciteit en bevoegdheden beschikt teneinde de klachten naar behoren te kunnen afhandelen.

 5. Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn

 a. Cijfers meerjarenbegroting

Het doel van een meerjarenbegroting is om inzicht te geven in voor de naaste toekomst verwachte ontwikkelingen en in de effecten van voorgenomen beleid. Hoewel de inrichting van de meerjarenbegrotingen over het algemeen globaal van aard is, geeft de meerjarenbegroting van het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn naar de mening van de Raad onvoldoende inzicht in de verwachte ontwikkelingen van het voorgenomen beleid.

Het valt op dat de bedragen die meerjarig gereserveerd worden over het algemeen (min of meer) gelijk zijn aan de bedragen die voor overeenkomende posten gereserveerd worden voor het dienstjaar 2024. Dit is echter niet in alle gevallen realistisch. De Raad geeft de meerjarige begrotingen voor bejaardenoorden als voorbeeld (zie de tweede tabel op pagina 143 van de Algemene beschouwingen).

Het is bekend dat de bevolking van Curaçao vergrijst. Uitgaande daarvan is het te verwachten dat ieder jaar dan meer geld moet worden vrijgemaakt voor ouderenzorg. Uit de meerjarige begrotingen voor bejaardenoorden blijkt niet dat daarmee rekening is gehouden.

Voor de Raad is dan ook niet duidelijk hoe reëel de in de meerjarenbegroting opgenomen bedragen zijn.

Gezien het bovenstaande adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting de gebudgetteerde bedragen voor de dienstjaren 2024 tot en met 2027 te heroverwegen.

b. Slachtoffers van huiselijk en relationeel geweld en plaatsing in het buitenland

Op pagina 145 van de Algemene beschouwingen wordt in het laatste tekstblok gewezen op gevallen waarin vrouwen, mannen, jongeren en kinderen op Curaçao, die slachtoffer worden van huiselijk geweld en/of relationeel geweld vanwege de ernst van de situatie, ter wille van hun veiligheid, zo snel mogelijk het eiland dienen te verlaten. Daarover wordt gesteld dat de plaatsing in het buitenland plaatsvindt op kosten van het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn.

De Raad adviseert de regering in de Algemene beschouwingen te vermelden hoeveel van dergelijke gevallen zich in de afgelopen periode hebben voorgedaan en een vergelijking met voorgaande jaren op te nemen om een eventuele trend op dit gebied te kunnen volgen. 

 c. Ratificeren van verdrag en uitvoeringswetgeving

Op pagina 152 van de Algemene beschouwingen wordt in het vierde tekstblok van onderen gesteld dat Curaçao het verdrag van mensenrechten van Istanbul nog niet heeft geratificeerd en dat hierdoor nog geen lokale wetgeving hoeft te worden ingevoerd. In hetzelfde tekstblok staat echter dat het niet is uitgesloten dat het verdrag in 2024 wel zal worden geratificeerd.

De Raad merkt hierover op dat als er geen lokale regelgeving ter implementatie van het verdrag (uitvoeringswetgeving) wordt opgesteld en aangenomen het verdrag ook niet kan worden geratificeerd. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Nederland is namelijk heel streng in dit kader; bij het ontbreken van uitvoeringswetgeving kan geen aansluiting plaatsvinden bij een verdrag.

De Raad adviseert de regering in de Algemene beschouwingen op de planning ten aanzien van het benodigde implementatietraject in te gaan.

IV. De Nota van Financiën

1. Coherente aanpak van beleid

Volgens pagina 2 van de Nota van Financiën is het doel van deze nota om de volgende drie resultaten te bereiken:

a. de Begroting voor het dienstjaar 2024 (hierna: de Begroting 2024) en de meerjarenbegroting over de periode 2025-2027 te voorzien van de correcte context;

b. de Begroting 2024 en de meerjarenbegroting over de periode 2025-2027 adequaat te onderbouwen en hierdoor de inzichtelijkheid te vergroten;

c. de begrotingen te voorzien van een structureel karakter, waarbij de projecties naar de toekomst een rol spelen.

 

Het schetsen van de correcte context, is van belang om effectief beleid te kunnen formuleren.

Uit de Nota van Financiën kan de Raad opmaken dat de regering diverse aandachtsgebieden identificeert. Zie hieronder enkele aandachtsgebieden:

  • Trends

Op pagina 11, in het laatste tekstblok in de Nota van Financiën somt de regering een tiental trends op waarbij aangegeven wordt dat Curaçao de komende jaren daaraan dient te werken.

  • Economisch herstelplan

Op pagina 17, in het laatste tekstblok van de Nota van Financiën wordt aangegeven dat de regering aan een economisch herstelplan werkt dat economische bedrijvigheid dient te stimuleren via investeringen. Voor wat de publieke investeringen/overheidsinvesteringen betreft, geeft de regering prioriteit aan de volgende gebieden: energietransitie, infrastructuur (wegen, telecommunicatie en dergelijke in verband met behoud/verduurzaming milieu in overheids nv’s: olieopslag, luchthaven upgrade), onderwijs, zorg en economische hervormingen.

  • Risico’s

Op pagina’s 22 tot en met 24 van de Nota van Financiën worden risico’s aangegeven die Curaçao de komende jaren zal trachten te mitigeren. De betreffende risico’s zijn: het competitief maken en naar een hoger kwaliteitsniveau brengen van het toeristische product; de heropening van de grenzen met Venezuela en de Artificial Intelligence (AI).

De Raad merkt hierbij het volgende op:

Het is niet geheel duidelijk of het bovenstaande volgens de regering een totaalbeeld geeft van de context waarmee rekening wordt gehouden bij het formuleren van beleid voor de komende jaren. Zo zijn er meerdere (belangrijke) aandachtsgebieden en risico’s voor het land die hier onbenoemd blijven, zoals onder meer het risico dat samenhangt met de ENNIA-problematiek, het langere termijn houdbaarheidsrisico van fondsen die door de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) worden beheerd (hierna: sociale fondsen) – in verband met de toenemende vergrijzing van de bevolking – en het renterisico.

Ook zijn er aandachtgebieden die raakvlakken hebben met andere aandachtsgebieden waardoor deze niet als autonome, los van elkaar staande aandachtsgebieden kunnen worden aangemerkt en benaderd, zoals de klimatologische uitdagingen (Zie pagina 11 van de Nota van Financiën.).

Door in de Nota van Financiën de aandachtsgebieden verspreid en onder verschillende noemers te benoemen, ontbreekt er een totaalbeeld van de context waarbinnen beleid wordt geformuleerd c.q. van de pijnpunten waarvoor een oplossing wordt gezocht. Hoewel de detailuitwerking in de begroting van de verschillende ministeries dient te worden uitgewerkt draagt een totaal samenhangend overzicht bij tot meer inzichtelijkheid in het voorgenomen beleid van de regering.

Uitgaande van het vorenstaande is de Raad van oordeel dat de Nota van Financiën in de huidige vorm niet voldoende richtinggevend is.

De Raad adviseert de regering, rekening houdend met de vastgestelde integrale (ministerie overstijgende) visie, het beleidskader te contextueren en op basis van realistische prioritering evenwichtige beleidskeuzes te maken en de aanpak hiervan te concretiseren in de memorie van toelichting.   

 2. ENNIA-problematiek

Volgens pagina’s 19, 20 en 27 van de Nota van Financiën heeft Nederland in het kader van de onderhandelingen inzake de herfinanciering van de Covid-liquiditeitsleningen aan de regeringen van Curaçao en Sint-Maarten als voorwaarde gesteld om tot een oplossing te komen voor de pensioengerechtigden van pensioenverzekeraar ENNIA. De regeringen van Curaçao en Sint Maarten hebben als uitgangspunt dat de ENNIA-problematiek buiten de begroting van de landen moet worden opgelost. Tegelijkertijd realiseert Curaçao zich dat deze problematiek grote economische en maatschappelijke risico’s voor de circa 25.000 polishouders en dus voor de gehele gemeenschap heeft. De regering van Curaçao oriënteert zich thans, samen met die van Sint Maarten en Nederland op mogelijke oplossingsrichtingen voor deze problematiek waarbij rekening zal worden gehouden met de uitgangspunten van de landen. Ook volgens het IMF is een spoedige oplossing in deze van vitaal belang voor Curaçao aangezien deze problematiek een risicofactor vormt voor de economische groei.

Gelet op de gevolgen bij het niet oplossen van dit probleem voor de polishouders en uiteindelijk ook voor de economische groei van Curaçao is het imperatief dat er een oplossing wordt aangedragen. Vooralsnog is het onduidelijk hoe dit probleem wordt aangepakt, wel staat vast dat er, ingeval ervoor gekozen wordt dit binnen de begroting op te lossen, forse extra druk op begroting komt te liggen. Anderzijds zal een oplossing resulteren in herfinanciering door Nederland van de openstaande leningen tegen gunstigere voorwaarden voor Curaçao. De media maken melding van een af te dekken risico van circa NAf 700 miljoen.

Gezien de verwachte ingrijpende gevolgen bij het uitblijven van een oplossing voor het ENNIA-probleem kan volgens de Raad in de memorie van toelichting niet volstaan worden met een vermelding dat de regering zich aan het oriënteren is over mogelijke oplossingsrichtingen voor deze problematiek. In de memorie van toelichting moet worden aangegeven aan welke mogelijke oplossingsrichtingen gedacht wordt. Ook moet een indicatie worden gegeven van de ‘fall back position’ van Curaçao c.q. hoe de risico’s gemitigeerd zullen worden.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting melding te maken van de omvang van het door Curaçao te dragen risico en voorts om mogelijke gevolgen cijfermatig in de ontwerpbegroting 2024 en de meerjarenbegroting te vertalen. Om de mogelijkheid te reduceren dat in de toekomst nog andere gevallen van (aanzienlijke) financiële risico’s zich aandienen als gevolg van mismanagement bij financiële instellingen adviseert de Raad de regering – voorzover nog niet gebeurd – de toezichtsfunctie van de Centrale Bank Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS) op de financiële instellingen verder te versterken.

3. Reële sector: Nominaal Bruto Binnenlands Product

In ‘tabel 4. Macro-economische indicatoren’ worden onder andere cijfers van het ‘Nominaal Bruto Binnenlands Product (hierna: BBP)’ op pagina 12 van de Nota van Financiën weergegeven voor de jaren 2018-2023. De Raad constateert dat de cijfers voor het BBP afwijken van hetgeen in de financiële managementrapportage van het Ministerie van Financiën (hierna: FMR) van november 2022 zijn opgenomen. Deze laatste geeft ten aanzien van het BBP de volgende cijfers:

2019: NAf 5552,2 miljoen (in plaats van NAf 2995 miljoen);

2020: NAf 4646,5 miljoen (in plaats van NAf 2496 miljoen); en

2021: NAf 4488 (in plaats van NAf 2700 miljoen).

De Raad adviseert de regering de in de voornoemde tabel opgenomen cijfers van BBP op juistheid te controleren en de memorie van toelichting indien nodig op dit punt aan te passen.

4. Lopende rekening

Op pagina 21 – eerste tekstblok – van de Nota van Financiën gaat de regering in op de stand van de betalingsbalans. De regering vermeldt dat het tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans naar verwachting afneemt van 22,8% in 2022 naar 19,7% in 2023, voornamelijk gedreven door de netto-exporten van goederen en diensten. De toename van de exporten zal aanhouden door de toegenomen toerismeactiviteiten. Echter volgens de CBCS geeft hun ‘Economic Bulletin of June 2023’ tekorten op de lopende rekening aan van respectievelijk 19,2% in 2022 en 14,8% in 2023.

De importdekking zal volgens de CBCS naar verwachting afnemen van 5,6 maanden eind 2021 naar 4,7 maanden per eind 2022. De importdekking is ruim boven de norm van drie maanden. Alhoewel de importdekking boven de norm staat, is volgens de Raad het tekort op de lopende rekening significant. Tekorten van deze orde van grootte kunnen leiden tot versnelde afnames van de valutareserves bij de CBCS met als gevolg dat de importdekking verder kan afnemen. Rekening houdend met het vorenstaande adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting de met betrekking tot de lopende rekening gehanteerde cijfers op juistheid te controleren en voorts in te gaan op maatregelen die genomen zullen worden om de tekorten op de lopende rekening terug te dringen.

5. Belastingopbrengsten 2023

In ‘Tabel 5. Belastingopbrengsten’ op pagina 36 van de Nota van Financiën zijn voor 2023 bij de belastingopbrengsten de oorspronkelijk voor 2023 begrote cijfers opgenomen, terwijl er bijvoorbeeld volgens de tabel op pagina 34 van de Nota van Financiën meer actuele cijfers over 2023 beschikbaar zijn, zie de bijgestelde projectie in de kolom ‘Bijgestelde P2023’ op pagina 34.

De Raad vraagt de regering in de memorie van toelichting aan te geven waarom in ‘Tabel 5. Belastingopbrengsten’ niet de meest actuele cijfers voor 2023 zijn opgenomen, anders daartoe over te gaan.

6. Dividenduitkeringen en staatsdeelnemingen

Conform ‘Tabel 8. De overige opbrengsten (Niet-belasting-opbrengsten)’ op pagina 44 van de Nota van Financiën verwacht de overheid vanaf 2023 dividenduitkeringen, weliswaar een laag bedrag in 2023 – ad NAf 1,1 miljoen, dat sterk groeit in 2024 – ad NAf 8,1 miljoen. De Raad gaat ervan uit dat Curacao Airport Holding en Curoil, de bedrijven waarvan verwacht wordt dat die dividend zullen afdragen, op de hoogte zijn van de van hun verwachte dividend afdracht.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting nader in te gaan op deze verwachte opbrengsten door de verwachte dividenden per bedrijf voor 2024 en de opvolgende jaren te specificeren en aan te geven om welke reden verwacht wordt dat andere overheids NV’s zoals Aqualectra die in het verleden wel dividend afdroegen dat in de toekomst naar verwachting niet zullen doen.

Voorts adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting in te gaan op de stand van zaken met betrekking tot de financiële verantwoording c.q. het indienen van jaarrekeningen door bedrijven waarin de overheid aandelen heeft.

 7. Vergunnings- en registratierechten / Kansspel fee

 De verwachte exploitatiekosten

Ten aanzien van de uitvoeringskosten wordt op pagina 57 van de Nota van Financiën, onder ‘Verbruik goederen en diensten’ vermeld dat die NAf 15 miljoen op jaarbasis bedragen. Voor 2023 heeft de regering rekening gehouden met NAf 8 miljoen aangezien de regering verwacht dat de wetgeving, namelijk de Landsverordening op de kansspelen in de tweede helft van het jaar 2023 in werking zal treden. Vermeldenswaardig is dat volgens de memorie van toelichting behorende bij de ontwerplandsverordening op de kansspelen[9] de regering uitgaat van NAf 20 miljoen aan uitvoeringskosten per jaar.

De Raad adviseert de regering eenduidigheid aan te brengen in de verwachte exploitatiekosten.

8. Versoepeling inkorting arbeidsvoorwaarden

Uit pagina 52 van de Nota van Financiën blijkt dat vanaf het jaar 2024 de regering voornemens is ambtenaren en onderwijzend personeel een vakantie-uitkering ter hoogte van 6% uit te keren, alsmede het salaris te indexeren en een loontrede of een lumpsum ter hoogte van 3% toe te kennen. Naar verluidt bestaat er een schriftelijke toezegging door de regering gedaan in 2020 aan de vakbonden dat tredes aan ambtenaren vanaf 2020 zullen worden toegekend.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven in hoeverre de indexering en de toekenning van tredes zullen terugwerken. 

9. Modale bezoldiging

Volgens ‘tabel. 9 Personeelsindicatoren’ op pagina 53 van de Nota van Financiën bedraagt de modale bezoldiging NAf 7.596 in 2023 en NAf 3.384 in 2024.

De Raad adviseert de regering de sterke daling van de modale bezoldiging in 2024 ten opzichte van 2023 in de memorie van toelichting toe te lichten.

 10. Afschrijving vaste activa

Onder andere uit ‘tabel 4. Gewone dienst’ op pagina 30 van de Nota van Financiën blijkt dat de ‘Afschrijving vaste activa’ vanaf 2023 circa NAf 20 miljoen hoger ligt dan in 2022, dit ondanks de niet aanzienlijke investeringen in 2022.

De Raad adviseert de regering deze significante stijging in de Nota van Financiën toe te lichten.

 11. Renterisico

Volgens de ‘Staat van opgenomen leningen’ bij de ontwerpbegroting 2024 heeft Curaçao per begin 2024 totaal NAf 3.487.137.400 aan openstaande leningen. Hiervan is NAf 911.500.000 aan liquiditeitssteun, opgenomen in 2022 als gevolg van de COVID-crisis, een lening tegen nul procent rente. Deze lening vervalt in oktober 2023. De regering is voornemens deze te herfinancieren bij Nederland. Gelet op de internationaal stijgende leenrente is het zeer de vraag of een eventuele herfinanciering tegen nul procent rente mogelijk is. In de ontwerpbegroting 2024 houdt de regering rekening met een financieringsrente van 3%[10] bij de langlopende leningen. Uitgaande hiervan kan een eventuele herfinanciering van deze lening jaarlijkse rentelasten van circa NAf 27 miljoen met zich meebrengen. Dit is het risico dat aan herfinanciering kleeft en waarop in eerdere adviezen door de Raad is gewezen. Ook in 2025 vervalt een lening ten bedrage van NAf 140 miljoen, deze is tegen 2,75% rente. Ook hier zou bij een eventuele herfinanciering de rente kunnen toenemen. Het is zaak dat de regering zo snel mogelijk duidelijkheid krijgt omtrent het verzoek tot herfinanciering van de liquiditeitssteun van NAf 911.500.000 en met de uitkomst van het verzoek rekening houdt in de begroting 2024. Een daling van de schuldquote – zoals blijkt uit bijvoorbeeld ‘grafiek 22. Schuldpositie en schuldquote’ op pagina 72 van de Nota van Financiën – is zeker een goede ontwikkeling, echter drukken de rentelasten, met circa 3,9% van de totale lasten, zwaar op de begroting.

Gelet op het vorenstaande adviseert de Raad de regering om een acceptabele schuldquote te formuleren en rekening houdende met de rentelastnorm en de geformuleerde schuldquote, de nodige maatregelen te nemen opdat de nodige investeringen gepleegd kunnen worden, binnen verantwoorde financiële grenzen.

12. Sociale zekerheid en Schommelfonds Sociale Verzekeringen

Uit ‘tabel 13. Sociale zekerheid’ op pagina 64 van de Nota van Financiën blijkt dat de toevoeging aan het Schommelfonds Sociale Verzekeringen (hierna: Schommelfonds) in de periode 2024-2027 oploopt van NAf 20,9 miljoen in 2024 naar NAf 125,3 miljoen in 2027. Vermeldenswaardig is dat deze toevoeging boven op de jaarlijkse landsbijdrage van circa NAf 500 miljoen aan de sociale fondsen komt. Uitgaande van de brief van het Ministerie van Financiën van 22 juni 2023 (zaaknummer 2023/026544) zijn de eerdergenoemde cijfers met betrekking tot het Schommelfonds gebaseerd op een projectie van de SVB van augustus 2022. Na de uitgifte van de jaarrekening 2022 van de SVB zou de SVB een nieuwe meerjarige projectie aanleveren. Op basis van het vorenstaande gaat de Raad ervan uit dat de onderhavige cijfers kunnen wijzigen. De verwachte significante tekorten bij het Schommelfonds indiceren financiële risico’s voor de overheid en maken de urgentie van het nemen van adequate beheersmaatregelen binnen de sociale zekerheid meer dan duidelijk.

De ontwerpbegroting 2024 zwijgt over te nemen beheersmaatregelen binnen de sociale fondsen en het rapport Besparingsmaatregelen van de Taskforce Financiering en Marktordening (hierna: rapport Monte), opgesteld in 2019. Ook het Curaçao Medical Center (hierna: CMC) brengt – via de SVB – financiële risico’s met zich mee voor de overheid. Sinds het CMC operationeel is, kampt het met financiële tekorten die wellicht voor rekening van de overheid komen. Onder andere over het geschil tussen de overheid c.q. de SVB en het CMC over het verschil tussen het zorgbudget en de operationele kosten is onlangs een onherroepelijk vonnis[11] met grote financiële consequenties voor de overheid uitgesproken. Volgens de Raad is het imperatief dat de scheefgroei tussen de voor de sociale fondsen beschikbare middelen en de lasten ervan, spoedig wordt rechtgetrokken. Ook de executive board van het IMF wijst Curaçao erop dat hervormingen van de sociale zekerheid en de gezondheidssector nodig zijn om hun financiën te herstellen en duurzaam te voorkomen dat deze risico’s voor de Landsbegroting vormen. Een alomvattende hervorming van de gezondheidssector is nodig om de financiële houdbaarheid van de sector te herstellen, fiscale risico’s te beperken en garanties te bieden voor de continuïteit van de gezondheidszorg.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting in te gaan op de nog te nemen beheersmaatregelen dan wel op de stand van zaken van geïmplementeerde beheersmaatregelen (uit het rapport Monte) ter mitigering van de nijpende (financiële) situatie binnen de sociale zekerheid en om de financiële gevolgen van het vonnis over het geschil tussen het CMC en de overheid in de ontwerpbegroting 2024 te verwerken.

De Raad wenst voorts op te merken dat als gevolg van een financiële scheefgroei binnen een bepaalde sector (lees de gezondheidszorg) de uitvoering van andere overheidstaken in het gedrang kan komen. In het licht hiervan wordt de regering opgeroepen spoedig en daadkrachtig in te grijpen binnen de sociale zekerheid.

13. Toevoeging aan Reserves & Voorzieningen vs Overschot op de gewone dienst

In de tabel op pagina 66 van de Nota van Financiën wordt een specificatie gegeven van de uitgavenpost ‘Andere uitgaven’, waarbij deze onderverdeeld is in drie onderdelen. De Raad vermoedt dat het tweede onderdeel in de tabel, namelijk ‘Toevoeging aan Reserves & Voorzieningen’ refereert aan hetgeen in de voorlaatste alinea op deze pagina aan de orde is, namelijk ‘Overschot op de gewone dienst’. Onder ‘Overschot op de gewone dienst’ wordt aangegeven dat er een buffer gevormd wordt voor economisch minder voorspoedige tijden, die aangesproken kan worden om een procyclisch beleid, dat de mindere economische groei zou accentueren, te voorkomen. Het onderdeel – ‘Toevoeging aan Reserves & Voorzieningen’ – in de tabel dat volgens de Raad correspondeert met de kop “Overschot op de gewone dienst” in de voorlaatste alinea is voor de jaren 2024-2027 echter op nul gesteld.

De Raad adviseert de regering het gebruik van twee verschillende benamingen voor dezelfde sub uitgavenpost en het op nul stellen van deze post – terwijl deze aangesproken kan worden bij economisch minder voorspoedige tijden – toe te lichten in de memorie van toelichting.

14. Schuldpositie

Volgens ‘tabel 17. Schuldpositie’ op pagina 71 van de Nota van Financiën bedraagt de schuld per begin 2024 NAf 3.407,7 miljoen en per eind 2024 is die NAf 3.425,0 miljoen. Echter geeft de ‘Staat van geldleningen u/g’ bij de ontwerpbegroting 2024 andere bedragen voor 2024 aan, namelijk een beginstand van NAf 3.487,1 miljoen en een eindstand van NAf 3.461 miljoen.

De Raad adviseert de regering de betreffende bedragen op juistheid te controleren en waar nodig de cijfers aan te passen.       

V. Opmerkingen van (wets)technische en redactionele aard

Opmerkingen van (wets)technische aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden

geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

De Raad van Advies heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerp en adviseert de regering om daarmee rekening te houden voordat zij het ontwerp bij de Staten indient.

 

Willemstad, 14 augustus 2023

de Ondervoorzitter,                                                    de Secretaris,

____________________                                            _____________________

mevr. mr. L. M. Dindial                                               mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/16-23-LV

Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft (wets)technische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

a. De memorie van toelichting

1. Ministerie van Algemene Zaken

 1°. Pagina 38

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok ‘Artikel 91’ te vervangen door ‘Artikel 96’ en ‘moet’ door ‘moet zijn’.

2°. Pagina 39

Voorgesteld wordt:

–     in het eerste tekstblok, laatste zin, ‘kan’ te vervangen door ‘kan het zijn dat’ en ‘verliezen’ door ‘verliest’.

–     in het derde tekstblok, tweede zin, ‘bestrijding van’ te vervangen door ‘bestrijding door’ en in de derde zin ‘Ter bevordering van de helderheid in’ door ‘Om beter inzicht te krijgen in de’.

–     in het vijfde tekstblok, eerste zin, na ‘(veiligheidsplan)’ in te voegen ‘hebben,’ en in de tweede zin ‘de slagkracht van het land’ te vervangen door ‘de mogelijkheid van het Land om snel op te treden’.

3°. Pagina 42

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, tweede zin, ‘te kunnen omvormen’ te vervangen door ‘om te kunnen vormen’.

2. Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

1º. Vindplaatsen van wettelijke regelingen en verdragen

Het is de Raad opgevallen dat een aantal keren verwezen wordt naar wettelijke regeling van Curaçao maar ook naar internationale verdragen. De Raad mist echter in voetnoten de vindplaats van deze wettelijke regelingen en verdragen.

De Raad adviseert de regering om de memorie van toelichting aan te passen.

2º. Het inconsequent gebruik van afkortingen

Het is de Raad voorts opgevallen dat een aantal keren gebruik wordt gemaakt van afkortingen voor bijvoorbeeld benamingen van organisaties en instellingen. Het is voor de lezer niet duidelijk welke organisatie of instelling hiermee bedoeld wordt. Afkortingen kunnen gebruikt worden als deze, wanneer zij voor het eerst in een tekst worden genoemd, voluit wordt geschreven, met de afkorting erachter tussen haakjes.

De Raad adviseert de regering om de memorie van toelichting aan te passen.

3º. Pagina 81

Voorgesteld wordt om:

  • in de negende zin van het tweede tekstblok de cijfer ‘20’ te vervangen door ‘19’;
  • in de derde zin van punt 1 ‘MRAW’s’ te vervangen door ‘ministeriële regelingen met algemene werking’;
  • in de laatste zin van punt 2 ‘PSOC’ voluit te schrijven.

4º. Pagina 86

Voorgesteld wordt om:

  • in de tweede zin van subparagraaf “Bouw” de benaming ‘bouw en woningverordening 1935’ te vervangen door ‘Bouw- en woningverordening 1935’;
  • de derde zin van subparagraaf “Bouw” te herschrijven.
  1. Ministerie van Financiën

1º. Pagina 181

Voorgesteld wordt om:

  • de eerste zin van het laatste tekstblok te herschrijven;
  • in de laatste zin van het laatste tekstblok ‘ertoe’ te schrappen.

2º. Pagina 183

Voorgesteld wordt om:

  • in de eerste zin van het derde tekstblok ‘Hoge” te vervangen door ‘Hoog’;
  • in de eerste zin van het vierde tekstblok ‘tot’ te vervangen door ‘kader van’ en ‘zijn voor’ door ‘besteed worden aan’.

3º. Pagina 185

Voorgesteld wordt om:

  • in de vijfde zin van het tweede tekstblok ‘moest’ te vervangen door ‘moesten’;
  • in de eerste zin van het derde tekstblok ‘AO’ voluit te schrijven.

4º. Pagina 191

Voorgesteld wordt om:

  • in de tweede zin van het eerste tekstblok ‘en vertrouwen bevolking in’ te vervangen door ‘en het vertrouwen van de bevolking in’;
  • in de derde zin van het eerste tekstblok ‘hetgroeiproces’ te vervangen door ‘het groeiproces’;
  • in de tweede zin van de laatste alinea ‘kritische’ te vervangen door ‘kritieke’.

5º. Pagina 201

Voorgesteld wordt om:

  • in de laatste zin van het eerste tekstblok ‘geÏndexeerd is’ te vervangen door ‘geÏndexeerd zijn’;
  • in de enige zin van het vijfde tekstblok ‘Naf’ te vervangen door ‘NAf’;
  • in de laatste zin van het voorlaatste tekstblok ‘aan de overheid’ te vervangen door ‘van de overheid’.

 

b. De Nota van Financiën

1º. Pagina 5

Voorgesteld wordt om:

  • ten aanzien van de economische groei van China, zoals opgenomen in de eerste zin van het eerste tekstblok, aan te geven om welke jaren het gaat;
  • in Tabel 1 ‘Economische groei’ aan te geven dat de groeiprojectie voor Europese Unie 0,8% bedraagt;
  • na te gaan of de economische groeicijfers in Tabel 1 ‘Economische groei’ overeen komen met de IMF Wolrd Economic Outlook van april 2023.

2º. Pagina 6

In de eerste zin van het tweede tekstblok wordt aangegeven dat de West Texas Intermediate Spot prijs in juni 2022 een hoogtepunt van USD 114,84 heeft bereikt. Volgens Grafiek 1 ‘West Texas Intermediate Spot prijs wordt deze hoogtepunt echter in juli 2022 bereikt.

De Raad adviseert de regering om deze inconsistentie te corrigeren.

 3º. Pagina 7

In Tabel 2 ‘Inflatie (CPI) ontbreekt het Wereld inflatiecijfer.

De Raad adviseert de regering om de desbtreffende tabel aan te vullen.

4º. Pagina 8

Voorgesteld wordt om de verwachtte olieprijzen voor 2024 en de veranderingen hiervan ten opzichte van 2023 te vermelden.

5º. Pagina 9

Voorgesteld wordt om de bron van de grafieken te vermelden.

Tevens wordt voorgesteld om de titel van de linker grafiek die de cijfers over de jaren 2010 tot en met 2022 weergeeft in overeenstemming te brengen met de inhoud van die grafiek dat de jaren 2011 tot en met 2022 weergeeft.

6º. Pagina 10

Voorgesteld wordt om in de laatste zin van het tweede tekstblok de percentages 1,6% en 1,4% te vervangen door 1,2% respectievelijk 1,0%.

In het onderdeel ‘Caribisch gebied, Latijns-Amerika en Venezuela’ ontbreekt de economische groei van de wereldeconomie in 2023. Voorts dient in de vierde zin de geschatte wereldinflatiecijfers over 2023 in overeenstemming gebracht te worden met de IMF Wolrd Economic Outlook van april 2023.

7º. Pagina 13

Voorgesteld wordt om de eerste zin van de derde alinea te herschrijven.

8°. Pagina 14

De titel van de tweede tabel dient aangepast te worden zodat het in overeenstemming is met de inhoud.

De derde tabel dient van een titel te worden voorzien.

 9º. Pagina 16

Voorgesteld wordt om in Tabel 6 ‘Financiële indicatoren (IMF)’ de naam ‘Lopende rekening % BBP’ te vervangen door ‘Gewone dienst % BBP’.

10º. Pagina 21

Voorgesteld wordt om in de laatste zin van de laatste alinea ‘Deze’ te vervangen door ‘De’.

11º. Pagina 22

Voorgesteld wordt om de laatste zin van het eerste tekstblok te vervangen door ‘De resultaten van de evaluatie dienen voldoende te zijn, omdat Curaçao anders op de grijze lijst geplaatst kan worden hetgeen negatieve consequenties kan hebben voor de reputatie van Curaçao en het internationale betalingsverkeer.

In de vierde zin van het derde tekstblok wordt, kortgezegd, aangegeven dat de CBCS de wettelijke rente verhoogd heeft. Volgens de Raad is het verhogen van de wettelijke rente een aangelegenheid van de wetgever. Voorgesteld wordt om in de desbetreffende zin aan te geven dat de CBCS de beleningsrente gedurende de jaren 2022 en 2023 in vier stappen verhoogd heeft van 1% naar 5,5% vanaf maart 2023.

12 º Pagina 30

Onder ‘Tabel 4. Gewone dienst’ wordt in de eerste zin aangegeven dat de gewone dienst in de periode 2023-2027 in evenwicht is terwijl volgens de eerder vermelde tabel er vanaf 2025 een overschot is. De eerste zin onder ‘Tabel 4. Gewone dienst’ dient te worden aangepast.

13º Pagina 31

De titel van ‘Grafiek 3. Opbrengsten Belastingopbrengsten’ dient aangepast te worden in ‘Baten’.

14 º Pagina 34

De tabel op deze pagina dient van een titel te worden voorzien.

In de kolom ‘Bijgestelde P2023’ van de tabel dient bij ‘5111 Loonbelasting’ het bedrag 415,2 aangepast te worden in 416,8 (zijnde het verschil tussen 424,01 en 7,2).

15º.Pagina 35

Voorgesteld wordt om de tabel te schrappen aangezien deze al op pagina 28 in Tabel 3 ‘Economische grootheden’ is opgenomen. De inhoud van de tabel kan in de tekst op pagina 35 worden verwerkt.

16º.Pagina 38

Voorgesteld wordt om in het laatste tekstblok ook te verwijzen naar de Begroting voor het dienstjaar 2023.

17º. Pagina 40

Voorgesteld wordt om in Tabel 6 ‘Overige directe belastingopbrengsten’ na te gaan of ook de cijfers voor B2023 en P2023 moeten worden vermeld.

18º.Pagina 49

Volgens de memorie van toelichting (pagina 49, eerste tekstbliok) zijn de lasten in de ontwerpbegroting 2024 verdeeld in negen categorieën. In Grafiek 13 ‘Lasten’ wordt slechts zes van de categorieën lasten weergegeven. Voorgesteld wordt om ten behoeve van de duidelijkheid alle negen categorieën weer te geven.

__________________________

[1] Het landspakket is op 2 november 2020 overeengekomen op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en het land Curaçao.

[2] Financiële managementrapportage van het Ministerie van Financiën, november 2022

[3] Bij maximale rentelasten van NAf 119 miljoen op jaarbasis tegen de voor obligatieleningen veronderstelde 3,5% rente zou de schuld maximaal 119/3,5 x 100 = NAf 3.400 miljoen mogen bedragen, wat reeds het geval is per begin 2024. Vermeldenswaardig is dat voor langlopende leningen de overheid uitgaat van een rente van 3%.

[4] Zie pagina 4, onderdeel I. 6.“a. De schuldquote gerelateerde”, van het advies d.d. 24 augustus 2016, RvA no. RA/22-16-LV over de ontwerplandsverordening tot instelling van een Begrotingskamer (Landsverordening Begrotingskamer) (zaaknummers 2016/012214 en 2016/016608), pagina 10, onderdeel I. “b. Schuldquotenorm wettelijk verankeren”, van het advies d.d. 28 augustus 2017, RvA no. RA/19-17-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2018 (zaaknummer 2017/022679), pagina 3, onderdeel I. 1. “b. Financieringsruimte vs aflossingspotentieel” van het advies d.d. 30 augustus 2018, RvA no. RA/26-18-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2019 (zaaknummer 2018/034626), pagina 28, onder VI. 2. b. “2°. Schuldquotenorm” van het advies d.d. 31 juli 2020, RvA no. RA/24-20-RW over het voorstel van rijkswet houdende regels omtrent de instelling van de Caribische hervormingsentiteit in Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet Caribische hervormingsentiteit Aruba, Curaçao en Sint Maarten), pagina’s 3 en 4, onderdeel I. 3. “a. Schuldquote” van het advies d.d. 2 september 2020, RvA no. RA/29-20-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2021 (zaaknummer 2020/024023). pagina’s 4 en 5, onderdeel ‘I. 3. ‘e. Normen voor financieringsmethode’ van het advies d.d. 6 september 2021, RvA no. RA/27-21-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2022 (zaaknummer 2021/019736) en pagina’s 11 en 12, onderdeel III. ‘7. Omzetten van schulden in renteloze leningen’ van het advies d.d. 18 augustus 2022, RvA no. RA/20-22-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2023 (zaaknummer 2022/023041).

[5] Zijnde de preventie en bestrijding van jeugdcriminaliteit (12 tot 18 jaar) en de preventie en bestrijding van criminaliteit onder de (jong)volwassen (19 tot en met 40 jaar). Volgens de memorie van toelichting dienen deze groepen de nodige aandacht te krijgen.

[6] Zie pagina 68, eerste tekstblok en laatste tekstblok, pagina 69, eerste, vijfde en zesde tekstblok, pagina 70, eerste en laatste tekstblok, pagina 71, laatste tekstblok, pagina 72, eerste en derde tekstblok, pagina 73, tweede tekstblok, van de memorie van toelichting.

[7]https://www.rijksoverheid.nl/documenten/convenanten/2023/07/27/memorandum-van-overeenstemming-tussen-nederland-en-curacao-op-het-gebied-van-hernieuwbare-energie

[8] Refineria di Korsou en de N.V. Autobusbedrijf Curaçao.

[9] De Raad van Advies heeft op op 12 juni 2023 een spoedadviesverzoek van de regering over de ontwerplandsverordening op de kansspelen (zaaknummers 2022/041544, 2022/042286 en 2023/5974) ontvangen.

[10] Door het Ministerie van Financiën aangegeven tijdens de presentatie over de ontwerpbegroting 2024 ten behoeve van de Raad van Advies op 27 juli 2023.

[11] Uitspraak van 26 juli 2023 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, ECLI:NL:OGHACMB:2023:140.