Adviezen
RvA no. RA/17-16-LV
Uitgebracht op : 21/06/2016
Publicatie datum: 19/10/2016
Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Algemene landsverordening Landsbelastingen, Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943, de Landsverordening op de Winstbelasting 1940, de Successiebelastingverordening 1908, de Overdrachtsbelastingverordening 1908 en de Zegelbelastingverordening 1908 (Landsverordening fiscale faciliteiten historische binnenstad en monumenten (zaaknummers 2016/012663, 2015/061429 en 2015/061478)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 29 maart 2016 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 20 juni 2016, bericht de Raad u als volgt.
Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
Algemeen
De kern van de ontwerplandsverordening fiscale faciliteiten historische binnenstad en monumenten (hierna: het ontwerp) is de bevordering van economische activiteiten en bedrijvigheid in Willemstad, welke de regering beoogt door het nemen van fiscale stimuleringsmaatregelen. Deze maatregelen moeten resulteren in toename van investeringen in beschermde monumenten, opdat het proces van “nation building” gestimuleerd wordt en in het bijzonder de binnenstad aantrekkelijker wordt voor toeristen (pagina’s 1 en 2, onder “1. Algemeen deel, Achtergrond”, van de memorie van toelichting).
De financiële gevolgen
1°. Algemeen
In onderdeel “2. Financiële gevolgen” van de memorie van toelichting (pagina’s 4 en 5) geeft de regering de financiële gevolgen van het ontwerp slechts globaal weer. Bij de opgesomde negatieve gevolgen wordt niet recht-streeks gerefereerd aan de desbetreffende voorstellen, waardoor niet bij alle financiële gevolgen af te leiden is op welk voorstel een bepaald financiële gevolg betrekking heeft.
De Raad adviseert de regering bij de financiële gevolgen steeds duidelijk te refereren aan het desbetreffend voorstel en in dat kader alle voorstellen afzonderlijk de revue te passeren.
2°. Artikel II, onderdeel A
De Raad leidt met betrekking tot het voorstel onder artikel II, onderdeel A, van het ontwerp af dat daarover in de memorie van toelichting staat dat bij invoering van de in dit artikel voorgestelde maatregel de opbrengsten uit winstbelasting en inkomstenbelasting zullen afnemen.
De Raad kan de regering voor wat betreft het verwachte financiële gevolg volgen. Echter, het is onvoldoende toegelicht hoe deze voorgenomen vrijstelling van belasting op rente en andere opbrengsten uit een schuldvordering zoals voorgesteld in het ontwerp, de investeerders ten goede zal komen waardoor investeringen in beschermde monumenten zullen worden aangemoedigd en daadwerkelijk bereikt kan worden wat met het onderhavige ontwerp wordt beoogd.
De Raad adviseert de regering de oorzaak-gevolg relatie bij artikel II, onderdeel A van het ontwerp in de memorie van toelichting nader toe te lichten.
3°. Artikel III, onderdeel B
Middels het voorstel onder artikel III, onderdeel B, van het ontwerp beoogt de regering voorts rente-inkomsten van naamloze vennootschappen behaald met een lening verstrekt voor investering in een beschermd monument waarbij het beschermde monument als onderpand voor de hypothecaire lening wordt gebruikt, eveneens vrij te stellen van winstbelasting (pagina 7, onder “Artikel III, Onderdeel B”, van de memorie van toelichting).
Zoals aangegeven in de financiële paragraaf in de memorie van toelichting, zal dit voorstel – via verminderde winstbelasting – inkomstenderving met zich meebrengen voor het Land. De Raad mist echter een toelichting van de regering hoe het voordeel voor de naamloze vennootschappen als gevolg van de voorgenomen vrijstelling van winstbelasting over verworven rente-inkomsten door zal werken op (potentiele) investeerders in monumentale panden.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting het effect van de voorgenomen (belasting)vrijstelling op (de gewenste) investeringen door particulieren in monumentale gebouwen toe te lichten.
Investeringsaftrek en de aftrek van kosten bij de winstberekening
Artikel II, onderdeel C, van het ontwerp beoogt artikel 9A, derde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 te wijzigen. Genoemd artikel 9A gaat over de toepassing van de investeringsaftrek en gaat in het derde lid specifiek over de uitsluitingen van bepaalde bedrijfsmiddelen voor toepassing van de investeringsaftrek. Voor wat betreft woonhuizen wordt weer een uitzondering op deze uitsluiting gemaakt.
Naar het oordeel van de Raad speelt bij toepassing van de investeringsaftrek de aftrek van kosten bij de winstberekening geen rol. De laatste volzin van het voorgestelde artikel 9A, derde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 lijkt daar wel van uit te gaan.
Om bovengenoemde reden is de relatie tussen deze laatste volzin, waarbij het gaat om de aftrek van kosten van een werkruimte, met de rest van het voorgestelde onderdeel b inzake toepassing van de investeringsaftrek niet duidelijk. Dit geldt ook voor artikel III, onderdeel D, van het ontwerp dat beoogt artikel 5A, derde lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 te wijzigen.
De Raad adviseert de regering in bovengenoemde gevallen het verband tussen de laatste volzin en de rest van het voorgestelde artikelonderdeel nader uit te leggen.
De memorie van toelichting
Artikel I
Het voorgestelde artikel 2, tweede lid, onderdeel m, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen bepaalt dat de schoonheid, de kunstwaarde, de betekenis voor de wetenschap, de geschiedenis van het Land of de volkskundige waarde van een onroerende zaak mede bepalend zijn voor het aanmerken daarvan als monument.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven aan de hand van welke factoren de schoonheid, de kunstwaarde, de volkskundige waarde en de betekenis voor de wetenschap en de geschiedenis van het Land bepaald worden.
b. Gefaseerde invoering
Gelet op enerzijds de verwachte negatieve financiële gevolgen die de in het ontwerp voorgestelde wijzigingen met zich mee zullen brengen, alvorens eventuele positieve financiële effecten merkbaar zullen zijn, en anderzijds de complexiteit bij de kwantificering van de verwachte negatieve financiële gevolgen, is de regering voornemens de voorstellen in het ontwerp gefaseerd in te voeren en de uitwerking daarvan te onderwerpen aan een evaluatie voor eventuele bijsturing.
Gelet op het bovenstaande adviseert de Raad de regering om in de memorie van toelichting te concretiseren hoe de gefaseerde invoering zal geschieden, welke dienst c.q. afdeling van het ministerie van Financiën verantwoordelijk zal zijn voor de monitoring en evaluatie van de in het ontwerp opgenomen voorstellen en of in de (meerjaren)begroting rekening gehouden is met de financiële gevolgen c.q. de per saldo verwachte inkomstenderving met name in de eerste jaren die uit de onderhavige landsverordening zullen voortvloeien.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 21 juni 2016
de wnd. fungerend Ondervoorzitter, de Secretaris,
________________________ _____________________
Ing. G.W.Th. Damoen MSc mevr. mr. C. M. Raphaëla
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
Het ontwerp
Artikel I
Artikel I van het ontwerp gaat ervan uit dat onderdeel l het laatste onderdeel is van artikel 2, tweede lid, van de Algemene landsverordening Landsbelastingen. Met de inwerkingtreding van artikel 45, onderdeel B, van de Landsverordening internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen per 26 september 2015 is het laatste onderdeel van dat artikellid echter onderdeel k.
De regering wordt geadviseerd met het voorgaande rekening te houden.
In het voorgestelde onderdeel m staat dat de onroerende zaak voor ten minste vijftig jaar vervaardigd moet zijn. Voorgesteld wordt om daarvoor in de plaats op te nemen dat de onroerende zaak ten minste vijftig jaar oud moet zijn.
Voorgesteld wordt in het voorgestelde onderdeel o, “UNESCO” voluit te schrijven.
Artikel II, onderdeel D
Voorgesteld wordt in de aanhef het woord “Aan” te schrappen.
Voorgesteld wordt in het voorgestelde onderdeel b, eerste volzin, na “verkrijging” in te voegen “of aanvang van de huur”. In de laatste volzin wordt voorgesteld “de gehuurde” te vervangen door “het gehuurde” en “waarde” door “de waarde”.
Artikelen III tot en met V
Het ontwerp gaat voor wat betreft de nummering niet uit van de geldende teksten van de verschillende te wijzigen regelingen, maar houdt rekening met de voorgenomen wijzigingen in de inmiddels bij de Staten ingediende ontwerplandsverordening pensioensparen, reparatie en modernisering belastingverordeningen (Zitting 2015-2016-093).
Voorgesteld wordt met het voorgaande rekening te houden.
Artikel IV
Voorgesteld wordt in het voorgestelde onderdeel 11, laatste zinsnede, tussen “deze” en “onderworpen” in te voegen “zijn”.
De memorie van toelichting
Het opschrift
Voorgesteld wordt “wijzigen” te vervangen door “wijziging”.
Onderdeel “1. Algemeen”
Voorgesteld wordt bij de eerste vermelding van de afkorting “UNESCO” (voorlaatste tekstblok) voluit te schrijven.
Artikel II
Voorgesteld wordt in de tweede volzin van de toelichting op artikel II van het ontwerp na “lid,” in te voegen “van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943”.
Voorgesteld wordt in het voorlaatste tekstblok op pagina 6, laatste volzin, “(wervingskosten)” te vervangen door “(verwervingskosten)”.
Artikel III
Voorgesteld wordt onder “Onderdeel B”, tweede tekstblok, “de beschermd monument” te vervangen door “het beschermd monument”.
Artikel V
Voorgesteld wordt in de laatste volzin van de toelichting op artikel V van het ontwerp “voorgestelde” te vervangen door “voorgesteld”.
Artikel VII
Voorgesteld wordt artikel VII van het ontwerp toe te lichten onder verwijzing naar het derde tekstblok op pagina 5 van de memorie van toelichting betreffende de gefaseerde invoering van de onderhavige ontwerplandsverordening.