Adviezen
RvA no. RA/17-20-LV
Uitgebracht op : 06/07/2020
Publicatie datum: 02/12/2020
Ontwerplandsverordening houdende vaststelling van de Jaarrekening van Curaçao voor het dienstjaar 2018
(zaaknummer 2020/014489)
Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 1 juni 2020 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp, dat de Raad op 5 juni 2020 heeft ontvangen, en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 3 juli 2020, bericht de Raad u als volgt.
I. De ontwerplandsverordening tot vaststelling van de Jaarrekening van Curaçao
voor het dienstjaar 2018
Procedureel
Artikel 51, tweede lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010
Artikel 51, tweede lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 (hierna: LvC 2010) bepaalt dat bij een ontwerplandsverordening tot vaststelling van een jaarrekening worden gevoegd:
een accountantsverklaring en het daarbij behorende verslag van de accountant van het Land, de Stichting Overheidsaccountantsbureau (hierna: SOAB);
het door de Algemene Rekenkamer Curaçao (hierna: Rekenkamer) uitgebrachte rapport van haar bevindingen met betrekking tot de jaarrekening.
De bevindingen van de SOAB en de Rekenkamer met betrekking tot een jaarrekening zijn van cruciaal belang voor een gedegen beoordeling van die jaarrekening en voor de verantwoording die aan de Staten wordt afgelegd met het indienen daarvan.
De controleverklaring en het accountantsverslag van de SOAB
In het dossier betreffende het onderhavige adviesverzoek (hierna: adviesverzoek) bevindt zich een controleverklaring van de SOAB d.d. 27 februari 2020 (hierna: Controleverklaring SOAB) bij de Jaarrekening van Curaçao voor het dienstjaar 2018 (hierna: Jaarrekening 2018).
Het accountantsverslag van SOAB naar aanleiding van de controle van de Jaarrekening 2018 d.d. 27 februari 2020 (hierna: Verslag SOAB) is op die datum aan de Minister van Financiën (hierna: Minister) aangeboden (kenmerk 20/0132C/JH).
De Controleverklaring SOAB en het Verslag SOAB zijn bij de toelichting op de Jaarrekening 2018 gevoegd.
Naar het oordeel van de SOAB[1] :
1°. kan geen oordeel gegeven worden over de getrouwheid van de Jaarrekening
2018 (oordeelonthouding ten aanzien van de getrouwheid), en
2°. voldoen de in de Jaarrekening 2018 verantwoorde baten, lasten en balansmutaties, niet aan de eisen van financiële rechtmatigheid (afkeuring
ten aanzien van de financiële rechtmatigheid).
Genoemd oordeel van de SOAB wordt in de Controleverklaring SOAB en het Verslag SOAB onderbouwd aan de hand van een opsomming van geconstateerde afwijkingen en onzekerheden in de verantwoorde standen en stromen van de jaarrekening per 31 december 2018 (getrouwheidsafwijkingen en – onzekerheden) en van geconstateerde afwijkingen en onzekerheden ten aanzien van de financiële rechtmatigheidsaspecten.[2]
Het Rapport van de Rekenkamer over de Jaarrekening 2018 van april 2020 (hierna: Rapport Rekenkamer)
De Rekenkamer doet elk jaar onderzoek naar de verantwoording van de regering, en daarbij staan als basis de volgende onderwerpen centraal:
de rechtmatigheid van de bestedingen, met andere woorden: de vraag of de middelen volgens de daarvoor geldende regels besteed worden;[3]
de doelmatigheid van de bestedingen, met andere woorden: de vraag of de uitgegeven middelen bijdragen tot het realiseren van het beoogde doel tegen acceptabele kosten.[4]
Ten aanzien van de Jaarrekening 2018 luidt het oordeel van de Rekenkamer als volgt[5]:
1°. de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten in het dienstjaar 2018 zijn niet tot stand gekomen in overeenstemming met de wet- en regelgeving (dus geen financiële rechtmatigheid); en
2°. de jaarrekening geeft geen getrouw beeld van de financiële positie van het Land per 31
december 2018 en het resultaat over het dienstjaar2018.
De Rekenkamer kan de Jaarrekening 2018 niet aldus goedkeuren.
Bovengenoemd oordeel van de Rekenkamer is onderbouwd in het Rapport Rekenkamer. Het valt de Raad op dat in het Rapport Rekenkamer niet uitgebreid wordt stilgestaan bij de doelmatigheid van de bestedingen.
Overschrijding van de wettelijke termijn waarbinnen de Jaarrekening 2018 bij de Staten moet zijn ingediend conform de in de LvC 2010 opgenomen procedure ter zake
1°. De procedure conform de LvC 2010
De procedure voor het vaststellen van een jaarrekening is opgenomen in de artikelen 49 tot en met 51 van de LvC 2010 en is als volgt:
De Minister stelt de jaarrekening over een dienstjaar vóór 1 september van het daaropvolgende jaar vast en zendt deze na accordering door de Raad van Ministers naar de Rekenkamer en de accountant van het Land, in dit geval de SOAB (artikelen 49, eerste lid, en 50, eerste lid, van de LvC 2010).
De SOAB zendt zijn verklaring over een jaarrekening binnen anderhalve maand na ontvangst van deze jaarrekening aan de Minister met een afschrift aan de Rekenkamer die binnen anderhalve maand een mede aan de Staten gericht verslag van bevindingen uitbrengt (artikel 50, derde lid, van de LvC 2010).
Binnen twee maanden na het uitbrengen van het verslag van de Rekenkamer dient de Gouverneur, onder toevoeging van de verklaring en het bijbehorende verslag van de SOAB alsook het verslag van bevindingen van de Rekenkamer, een ontwerplandsverordening tot vaststelling van de jaarrekening in bij de Staten, ter verlening van décharge aan de ministers over het door hen gevoerde beleid en financieel beheer over het betreffende dienstjaar. Als de verklaring van de SOAB of het verslag van bevindingen van de Rekenkamer nog niet beschikbaar is dan geeft de Gouverneur de oorzaak aan en het tijdstip waarop deze worden gezonden aan de Staten, die de jaarrekening niet goedkeuren voordat zij van het verslag van bevindingen van de Rekenkamer hebben kunnen kennisnemen (artikelen 51 en 52 van de LvC 2010).
Voorafgaand aan de indiening van voornoemde ontwerplandsverordening bij de Staten dient de Raad van Advies binnen een maand na ontvangst van het ontwerp te adviseren (artikel 8, eerste lid, van de LvC 2010).
2°. Overschrijding van de wettelijke termijn voor de indiening van de ontwerp-Jaarrekening 2018 bij de Staten
In de bij de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: ontwerp) behorende memorie van toelichting (hierna: memorie van toelichting) is vermeld dat de Minister de Jaarrekening 2018 binnen de wettelijke termijn van artikel 49, eerste lid, van de LvC 2010 heeft opgesteld en aan de SOAB en de Rekenkamer heeft aangeboden. De opstelling is d.d. 23 augustus 2019 geschied en de aanbieding aan voornoemde controlerende organen vond plaats d.d. 30 augustus 2019.[6] Uitgaande van laatstgenoemde datum zou de ontwerplandsverordening tot goedkeuring van de Jaarrekening 2018 uiterlijk 1 februari 2020 bij de Staten moeten worden ingediend. Vastgesteld wordt dat deze wettelijke indieningstermijn ruimschoots is overschreden. Reeds eerder, onder andere in de adviezen van de Raad over de vaststelling van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2014 en 2015, heeft de Raad erop geattendeerd dat de wettelijke termijn voor de indiening van een jaarrekening bij de Staten steeds wordt overschreden.[7]
In het Verslag SOAB d.d. 27 februari 2020 heeft de SOAB vermeld om welke redenen dit controlerende orgaan de voor haar geldende wettelijke termijn, conform artikel 50, tweede lid, van de LvC 2010, niet heeft gehaald. De SOAB geeft aan een vertraging te hebben opgelopen in de uitvoering van de controlewerkzaamheden omdat de ministeries de gevraagde controle-informatie niet tijdig en volledig hebben opgeleverd. [8]
3°. Advies
De Raad adviseert de regering het nodige te doen teneinde de belemmeringen voor het vaststellen van jaarrekeningen binnen de voor deze geldende wettelijke termijn, voor de toekomst weg te nemen, waarbij de Raad tevens verwijst naar onderdeel I. 4 in dit advies.
Het ontbreken van de landsverordeningen tot vaststelling van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2016 en 2017
In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2016 en 2017 zich in de afrondingsfase bevinden om na verkregen advies van de Raad van Advies aan de Staten aan te bieden.[9] De Raad maakt de regering erop attent dat hem nimmer ter advisering ontwerplandsverordeningen tot vaststelling van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2016 en 2017 zijn aangeboden en dat hij om die reden over die ontwerplandsverordeningen (nog) niet heeft geadviseerd. Het laatst uitgebrachte advies ter zake van de Raad betreft het advies d.d. 1 november 2018 over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de Jaarrekening voor het dienstjaar 2015, met kenmerk RvA no. RA/34-18-LV (zaaknummer 2018/043283).
Uit het Verslag SOAB maakt de Raad wel op dat de SOAB ten aanzien van de dienstjaren 2016 en 2017 controleverklaringen heeft verstrekt.[10] En uit het “Advies bij de jaarrekeningen 2014 tot en met 2017 Curaçao” van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Cft) d.d. 11 juli 2019, met kenmerk Cft 201900086 (hierna: Advies Cft jaarrekeningen 2014-2017), blijkt dat het Cft de definitieve jaarrekening en het jaarverslag voor het dienstjaar 2017 d.d. 21 december 2018 heeft ontvangen en de jaarrekening voor het dienstjaar 2016 d.d. 31 augustus 2017. Uit het Advies Cft jaarrekeningen 2014-2017 blijkt tevens dat het Cft ook over de betreffende controleverklaringen van de SOAB en de adviezen van de Rekenkamer beschikt.[11]
Uit de bij het adviesverzoek gevoegde stukken wordt het echter niet duidelijk om welke reden de ontwerplandsverordeningen tot vaststelling van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2016 en 2017 nog niet ter advisering aan de Raad zijn aangeboden.
De Raad adviseert de regering de ontwerplandsverordeningen tot vaststelling van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2016 en 2017 zo spoedig mogelijk ter advisering aan de Raad te doen toekomen teneinde deze ter vaststelling aan de Staten te kunnen aanbieden.
De kwaliteit van de Jaarrekening 2018
De SOAB
1°. Algemeen
Hierboven is reeds vermeld dat de SOAB over de Jaarrekening 2018 geen oordeel geeft (oordeelonthouding) voor wat betreft de getrouwheid van deze jaarrekening en een afkeurend oordeel geeft ten aanzien van de financiële rechtmatigheid daarvan. De redenen hiervoor zijn gebaseerd op diverse geconstateerde significante afwijkingen en – onzekerheden die in het Verslag SOAB zijn vermeld.[12]
Voor significante afwijkingen wordt onder meer gewezen op een begrotingsoverschrijding van NAf 153,6 miljoen respectievelijk een begrotingsonderschrijding van NAf 123,6 miljoen ten opzichte van de door de Staten vastgestelde begroting per “Hoofdstuk (Ministerie)”, welke financiële rechtmatigheidsafwijkingen zijn. [13] En een significante onzekerheid is bijvoorbeeld de post “Belastingen” aangezien voor de verantwoorde belastinginkomsten een getrouwheidsonzekerheid bestaat van NAf 1.371,9 miljoen wegens significante tekortkomingen in de onderliggende administratieve organisatie en interne beheersing (AO/IB).[14] Volgens de SOAB is verder een getrouwheidsonzekerheid het feit dat de SOAB het geheel van besluitenlijsten of notulen van de Raad van Ministers niet heeft mogen inzien, waardoor er een onzekerheid bestaat ten aanzien van de volledigheid van de financiële verantwoording van de posten van de Jaarrekening 2018. [15]
Van belang is tevens de bevinding van de SOAB dat de ministeries de gevraagde controle-informatie, zoals offertes, overeenkomsten, aanstellingsbesluiten van overheidspersoneel en getekende subsidiebeschikkingen, niet tijdig en volledig hebben opgeleverd. De SOAB merkt verder op dat dit vanaf oktober 2010 het geval is. Het gevolg hiervan is dat diverse posten in de jaarrekeningen van het Land vanaf 10 oktober 2010 tot en met het jaar 2017 een materiële onzekerheid of een onzekerheid van diepgaande invloed bevatten.[16]
2°. De waardering van de “Materiële Vaste Activa” sinds 10 oktober 2010
Een getrouwheidsonzekerheid in het Rapport SOAB is dat er geen oordeel gegeven kan worden over de volledigheid van de Materiële Vaste Activa (hierna: MVA) omdat de SOAB geen oordeel heeft over de volledigheid van de beginstand per 10 oktober 2010. Immers, het voormalig eilandgebied Curaçao heeft geen specificatie overgedragen van de MVA per 9 oktober 2010.[17]
De Raad constateert dat de onzekerheid over de beginstand van de MVA sinds 10 oktober 2010 als een rode draad door de controle-verklaringen van de SOAB loopt. Zie daarvoor bijvoorbeeld de controleverklaringen van de SOAB met betrekking tot de jaarrekeningen over de dienstjaren 2014 [18] en 2015.[19] In zijn advies over de Jaarrekening voor het dienstjaar 2015 heeft de Raad daar een opmerking over gemaakt, namelijk dat de discussie, over onder andere de MVA, tussen de SOAB en de regering jaarlijks plaatsvindt zonder dat er zicht is op een uitkomst. In voornoemd advies heeft de Raad geadviseerd een werkbare modus te vinden opdat deze discussie in het traject van voorbereiding van de jaarrekening daarop, kan worden afgerond.[20] De Raad stelt vast dat dit kennelijk nog niet is gebeurd en is van oordeel dat de SOAB in samenspraak met de regering hier een oplossing voor moet vinden, anders zou dit betekenen dat er nooit een goedkeurende verklaring zal kunnen worden afgegeven ten aanzien van de MVA.
De Rekenkamer
Eerder is reeds vermeld dat de Rekenkamer de Jaarrekening 2018 niet heeft goedgekeurd omdat deze geen getrouw beeld geeft van de financiële positie van het Land per 31 december 2018 en het resultaat over het dienstjaar 2018. In het Rapport Rekenkamer is aangegeven waarop genoemd oordeel is gebaseerd. Opmerkelijk is dat daarbij onder andere is aangegeven dat de oorzaak van de bovengenoemde bevindingen en conclusies gelegen is in het feit dat het financieel beheer niet ordelijk en niet controleerbaar is, hetgeen in het Rapport Rekenkamer wordt onderbouwd.[21] Daarin staat dat het Land in 2018 heeft aangegeven dat haar financieel beheer op orde zal worden gebracht en gehouden en dat als ultieme toetssteen daarvan de jaarrekening over het dienstjaar 2021 een goedkeurende accountantsverklaring zal verkrijgen. Hiervoor is een stappenplan opgesteld. Tijdens het onderzoek van de Rekenkamer is echter geconstateerd dat de realisatie van de oplossingen hierin achterlopen op de planning.[22] Onder meer om die reden heeft de Rekenkamer bepaalde aanbevelingen gedaan aan de Staten. Een van de aanbevelingen aan de Staten is dat dit college erop toeziet dat de Minister alsook de Raad van Ministers de realisatie van de opgenomen doelstellingen in de roadmap naar een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening 2021 (hierna: roadmap) als topprioriteit aanmerken en dit ook uitdragen naar de betreffende ministeries. Daarbij dient elk van de in de roadmap opgenomen plannen en acties van een afrondingsdatum te worden voorzien en voortdurend te worden gemonitord.[23]
De roadmap betreft de door de Minister aan het Cft toegestuurde “roadmap naar een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening 2021” welke roadmap het Cft d.d. 25 januari 2019 heeft ontvangen. De roadmap maakt inzichtelijk op welke onderdelen en processen de nadruk zal liggen bij het versterken van de financiële functie.[24] Met betrekking tot de stand van zaken van de plannen en acties van de roadmap wordt verwezen naar onderdeel I. 4, onder c, van dit advies.
De reactie van de regering in de memorie van toelichting op de bevindingen en conclusie van de controlerende organen
Op vele onderdelen is de regering het niet eens met de bevindingen en conclusies van de controlerende organen.
De regering geeft in de memorie van toelichting bijvoorbeeld aan dat wat het niet kunnen inzien van de besluitenlijsten van de Raad van Ministers door de SOAB betreft, het reglement van orde voor de Raad van Ministers een geheimhoudingsplicht bevat tenzij de minister-president ontheffing daarvan verleent namens de Raad van Ministers of de uitvoering van besluiten dit nodig maakt dan wel de aard en omstandigheden van een besluit bekendmaking vorderen.[25] Voor de regering is het om die reden volstrekt onduidelijk dat de SOAB dit argument hanteert voor de conclusie dat er een onzekerheid bestaat ten aanzien van de volledigheid van de posten in de Jaarrekening 2018.[26]
Met betrekking tot de bevindingen en conclusies van de Rekenkamer verwijst de regering voor een reactie naar haar reacties op de bevindingen en conclusies van de SOAB, aangezien de bevindingen en conclusies van deze twee controlerende organen veelal parallel lopen. [27]
Advies
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven op welke wijze de waardering van de MVA zal worden aangepakt, zodat er in de volgende jaarrekening kan worden uitgegaan van een beginstand van de MVA die acceptabel is voor zowel de SOAB als de regering.
De kwaliteit van de financiële verantwoording in samenhang met de roadmap
Algemeen
Uit de bij het adviesverzoek gevoegde stukken kunnen verschillende factoren worden afgeleid die de kwaliteit van de financiële verantwoording door de regering door middel van de Jaarrekening 2018 mede hebben beïnvloed. Een factor die al geruime tijd als een rode draad door de rapporten en verslagen van de SOAB en de Rekenkamer loopt is het niet op niveau functionerend financieel beheer van het Land.
Lopend traject inzake de verbetering van het financieel beheer
Jaarrekeningen eerdere jaren
Het land Curaçao kampt sinds haar bestaan met tekortkomingen in het financieel beheer. De Rekenkamer heeft bij het onderzoek van de jaarrekening voor het dienstjaar 2014 om die reden met inachtneming van artikel 27, eerste lid van de Landsverordening Algemene Rekenkamer Curaçao daar bezwaar tegen aangetekend. De Raad van Ministers heeft in verband hiermee in 2017 een plan van aanpak opgesteld om de geconstateerde tekortkomingen in de Jaarrekeningen betreffende de dienstjaren tot en met 2014 weg te werken.
Zoals uit het rapport van de Rekenkamer inzake de Jaarrekening 2018 (pagina 25) blijkt heeft zij in haar rapporten inzake de Jaarrekeningen over de dienstjaren 2015, 2016 en 2017 aangegeven dat de overheid in 2018 gestart was met de implementatie van dit plan van aanpak maar dat deze tekortkomingen nog niet waren weggewerkt. Zoals eerder in dit advies is vermeld, heeft de Raad de Jaarrekeningen voor de dienstjaren 2016 en 2017 nog niet ontvangen ter advisering. Uit het advies van het Cft [28] heeft de Raad kunnen opmaken dat in de Jaarrekening voor het dienstjaar 2017 een lichte verbetering te constateren is omdat, met betrekking tot de getrouwheid, een oordeelonthouding in de plaats van een afkeurend oordeel is gegeven. Terwijl ten aanzien van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2014 tot en met 2016 steevast een afkeurend oordeel door de controlerende organen is gegeven. Met betrekking tot de rechtmatigheid van de Jaarrekening 2018 is het oordeel in 2017 – evenals in voorgaande jaren zoals dienstjaren 2014 tot en met 2016 – wel afkeurend.
Uitkomst jaarrekening 2018
Voor de jaarrekening 2018 zijn de oordelen van de controlerende organen ongewijzigd gebleven, namelijk oordeelonthouding voor getrouwheid en afkeurend oordeel voor rechtmatigheid. Vorenstaande oordelen inzake de Jaarrekening 2018 zijn gebaseerd op de volgende feiten:
Rekenkamer constateert rechtmatigheids- en getrouwheidsfouten van in totaal NAf 664,5 miljoen en rechtmatigheids- en getrouwheidsonzekerheden van in totaal NAf 5.991 miljoen en de SOAB komt tot getrouwheids- en rechtmatigheidsafwijkingen van in totaal NAf 664,2 miljoen en tot getrouwheids- en rechtmatigheidsonzekerheden van in totaal NAf 6 miljard.
In het dienstjaar 2018 sluit de gewone dienst af met een tekort van NAf 58,5 miljoen. Hiermee voldoet de jaarrekening niet aan de financiële normen, opgenomen in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Rft). Conform artikel 18, zesde lid, van de Rft dient een tekort op de gewone dienst te worden gecompenseerd. Conform de door de raad van ministers van het Koninkrijk op 12 juli 2019 gegeven aanwijzing aan de regering van Curaçao zouden gerealiseerde tekorten uit de dienstjaren 2017 en 2018 in de jaren 2020-2022 moeten worden gecompenseerd. Echter is het thans – mede gelet op de financieel-economische effecten van de COVID-19 crisis voor het Land – meer dan duidelijk dat dit voornemen niet realistisch is voor wat betreft enige compensatie in 2020. Het eigen vermogen per eind 2018 is van NAf 10 miljoen per eind 2017 omgeslagen in negatief NAf 158,5 miljoen, waarbij niet alle activa volledig zijn verwerkt. Gelet op het algeheel beeld dat verkregen wordt uit de Jaarrekening 2018 is het volgens de Raad evident dat snelle verbetering imperatief is, vooral gezien de vraag of er hierdoor überhaupt gedegen begrotingen kunnen worden voorbereid.
De stand van zaken met betrekking tot de roadmap
De intentie van de regering om de jaarrekening van het Land Curaçao te verbeteren is in 2018 nieuw leven ingeblazen. Daartoe is zij op 17 oktober 2018 schriftelijk met het Cft overeengekomen dat zij het financieel beheer van het Land op orde zal brengen en houden. Hierbij is afgesproken dat de jaarrekening voor het dienstjaar 2021 tijdig zal worden vastgesteld en voorzien zal worden van een goedkeurende verklaring. Het Land heeft middels de roadmap een stappenplan gemaakt om haar doelstelling te realiseren inzake een goedkeurende en tijdige controle-verklaring voor de jaarrekening voor het dienstjaar 2021. De in de roadmap opgenomen aandachtspunten sluiten aan op de geïdentificeerde tekortkomingen in de Jaarrekeningen voor de dienstjaren 2014 tot en met 2017.
In de roadmap zijn de elf meest belangrijke tekortkomingen (aandachtsgebieden) opgenomen die een gezond financieel beheer in relatie tot een goedkeurende controleverklaring belemmeren. De voortgang van deze planning wordt per kwartaal door de Minister aan de Raad van Ministers gerapporteerd door middel van een uitvoeringsrapportage, die onderdeel vormt van de uitgebreide financiële managementrapportages uitgegeven per eind van elk kwartaal.
Teneinde de met de roadmap beoogde doelstelling te kunnen waarborgen is het volgens de Raad imperatief dat de geplande verbeteringen daadwerkelijk binnen de gestelde termijnen worden gerealiseerd.
Uit de uitvoeringsrapportage van eind 2019 van het Ministerie van Financiën blijkt volgens de Rekenkamer dat het Land achterloopt op de realisatie van haar werkzaamheden om de tekortkomingen op te lossen.
Volgens de roadmap moesten vijf van de in totaal elf geïdentificeerde tekortkomingen (aandachtsgebieden) per eind 2019 zijn opgelost hetgeen niet is gebeurd. Onderstaand volgt een overzicht van de elf tekortkomingen, te beginnen met de vijf eerder bedoelde tekortkomingen:
1. de financiële functies die in onvoldoende mate zijn ingevuld;
2. de onzekerheid omtrent de juistheid en de rechtmatigheid van de personeelskosten;
3. de onzekerheid omtrent de juistheid en de rechtmatigheid van de subsidies en overdrachten;
4. de onjuiste waardering van de financiële vaste activa door de onzekerheid over het bestaan en de volwaardigheid van de langlopende leningen en studieleningen die zijn uitgegeven;
5. de begrotingsoverschrijdingen die niet vooraf door de Staten zijn vastgesteld.
De afronding van de projecten en uit te voeren werkzaamheden gericht op het oplossen van de overige zes geïdentificeerde tekortkomingen is volgens pagina’s 25 en 26 van het Rapport Rekenkamer gepland in juli 2021, waarvoor onderliggende werkzaamheden gedurende 2019 en in januari 2020 moesten starten. Ook deze werkzaamheden lopen volgens de Rekenkamer achter op de planning. De doorlooptijden worden telkens verlengd. Deze zes overige geïdentificeerde tekortkomingen betreffen[29]:
6. de tekortkomingen met betrekking tot langlopende leningen en studieleningen;
7. de onzekerheid met betrekking tot kosten van verbruik goederen en diensten;
8. de onzekerheid met betrekking tot inkomsten uit hoofde van belastingen;
9. de onzekerheid met betrekking tot diverse overige inkomsten;
10. de onzekerheid met betrekking tot opgenomen rechten en verplichtingen;
11. het ontbreken van een bevestiging van de Raad van Ministers bij de jaarrekening en van een besluitenlijst en verslagen van de Raad van Ministers.
Vooruitzichten
Met het oog op het wegnemen van de tekortkomingen constateert de Raad – in vergelijking met de voorlaatste jaarrekening die de Raad ontving ter advisering (namelijk Jaarrekening voor het dienstjaar 2015) – dat tal van verbetertrajecten lopen waarvan een groot deel van deze trajecten niet op schema ligt. Ook kan met betrekking tot de genoemde trajecten volgens de Raad niet worden opgemaakt binnen welke termijn die zullen resulteren in het wegnemen van een tekortkoming in het financieel beheer. Om de gewenste effecten toch tijdig te kunnen behalen bij de lopende trajecten is het imperatief dat inhaalslagen worden gemaakt. Met betrekking tot vier van de eerdergenoemde tekortkomingen constateert de Raad uit de memorie van toelichting dat daarbij aanvankelijk sprake zou zijn van meningsverschillen tussen de regering en de controlerende organen. Deze zijn de hierboven in onderdeel I. 4, onder c, van dit advies vermelde tekortkomingen bij de punten 5, 9, 10 en 11. Met betrekking tot deze vier tekortkomingen zijn geen verbetertrajecten genoemd in de bij het adviesverzoek gevoegde stukken en evenmin kan uit deze stukken worden opgemaakt of hierover een conclusie dan wel consensus is die de opheffing van deze tekortkoming zou indiceren. Volgens de Raad betekent het vorenstaande dat deze tekortkomingen zouden kunnen terugkeren in de volgende jaarrekening.
Uit de memorie van toelichting[30] blijkt wel dat een werkgroep is opgericht bestaande uit vertegenwoordigers van de Rekenkamer, de SOAB en het Ministerie van Financiën teneinde de samenwerking en de communicatie tussen genoemde controlerende organen en het Ministerie van Financiën te optimaliseren. De Raad juicht de oprichting van deze werkgroep toe aangezien er behoefte blijkt te zijn aan verbeterde samenwerking waarbij de betrokken partijen gezamenlijk oplossingsgericht dienen te zijn.
Het proces ter realisering van de voorgenomen verbetering van de kwaliteit van jaarrekeningen zal volgens de Raad geruime tijd in beslag nemen en voortdurend inspanning vergen. Voorts is de voltooiing van de projecten en uit te voeren werkzaamheden die samenhangen met bovengenoemde tekortkomingen bij de punten 1 tot en met 4, sterk afhankelijk van de zeer schaarse financiële middelen waarbij in bepaalde gevallen expertise nodig is die niet voor het oprapen ligt. Gelet op al het vorenstaande beaamt de Raad dat de realisatie van het voorgenomen doel volgens de vastgestelde roadmap een grote uitdaging behelst. Rekening houdend met het feit dat bij bepaalde trajecten de gewenste effecten wellicht niet meteen merkbaar zullen zijn, is het volgens de Raad imperatief dat deze tekortkomingen tijdig moeten zijn weggewerkt teneinde een goedkeurende verklaring van de controleorganen voor de jaarrekening 2021 te kunnen krijgen. Vanwege diverse redenen blijkt voornoemd proces vertraging te hebben opgelopen. Zoals uit het dossier blijkt, kampt de overheid met een tekort aan financiële middelen en aan menskracht. Naast deze zaken die enigszins te voorzien waren, spelen ook onverwachte ontwikkelingen een rol, zoals de COVID-19 crisis die gepaard ging met een lockdown van enkele maanden. Ook de leegloop bij de afdeling AO/IC van het Ministerie van Financiën vanwege de overstap die het personeel van deze afdeling gemaakt heeft naar de nieuwe financiële functie van interne auditors op de diverse ministeries speelt hierbij een rol.
Advies
De Raad adviseert de regering de ingestelde werkgroep intensief in te zetten opdat de meningsverschillen tussen de controleorganen en het Ministerie van Financiën worden opgeheven. Voorts wordt geadviseerd bij de diverse discussies tussen de regering en de SOAB die zonder een eindconclusie worden afgesloten en waaruit onzekerheden dan wel fouten voortvloeien, daaraan de nodige aandacht te besteden opdat de euvels worden weggewerkt.
Gelet op de risico’s die bestaan en die het behalen van de middels de roadmap nagestreefde doelstelling in het gedrang kunnen brengen, wordt de regering tevens geadviseerd:
– de verbetertrajecten waarbij de opstart vertraging heeft opgelopen – die spoedig op te starten;
– de in uitvoering zijnde verbetertrajecten in een hoog tempo voort te zetten; en
– in samenwerking met de SOAB de noodzakelijke additionele stappen te nemen waarbij vooral rekening gehouden dient te worden met de aanbevelingen van de Rekenkamer.
Verder wordt geadviseerd uitgaande van de realiteit, waar nodig de roadmap bij te stellen en na te gaan of het streven met betrekking tot de jaarrekening over het dienstjaar 2021 nog steeds haalbaar is. Mocht de regering constateren dat de nagestreefde doelstelling met betrekking tot de jaarrekening over het dienstjaar 2021 vertraging zal oplopen, wordt geadviseerd tijdig met het Cft hierover in contact te treden.
II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 6 juli 2020
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
____________________ _____________________
mevr. mr. L. M. Dindial mevr. mr. C. M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/17-20-LV
De memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
De memorie van toelichting
Algemene opmerkingen
Afkortingen
Bij de eerste vermelding van een afkorting in de memorie van toelichting dient te worden uitgeschreven waarvoor de afkorting staat. De Raad constateert dat hier niet altijd rekening mee wordt gehouden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
De afkorting “MVA” wordt het derde tekstblok op pagina 5 voor het eerst gebruikt en moet bij de eerste vermelding worden uitgeschreven. Verder wijst de Raad op “Fundashon Kas Popular/FKP (pagina’s 8, eerste tekstblok, pagina 11, derde en vierde tekstblok en pagina 21, derde tekstblok, onder d), EGC (pagina 9, tweede tekstblok), Lvfb (pagina 16, derde tekstblok van onderaf en pagina 30, tweede tekstblok) OWCS (pagina 8, tweede tekstblok, onderdeel d), CDM en CDMH (pagina 9, laatste tekstblok), GOS (pagina 11, derde tekstblok en 23, tweede tekstblok), CDA (pagina 23, tweede tekstblok), en CARTAC (pagina’s 15, eerste tekstblok en 30, derde tekstblok).
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.
Land Curaçao
Op diverse plaatsen in de memorie van toelichting komt “het Land Curaçao” voor, bijvoorbeeld op pagina 1, eerste tekstblok, eerste volzin, pagina 5, derde tekstblok, vierde volzin, en de tweede en derde volzin van onderaf, pagina 7, tweede tekstblok, pagina 20, tweede tekstblok, tweede volzin, pagina 23, vierde tekstblok, eerste volzin, pagina 26, laatste tekstblok, laatste volzin, op pagina 33, voorlaatste tekstblok, laatste volzin alsmede op pagina 34, tweede tekstblok, laatste volzin. Voorgesteld wordt om “het Land Curaçao” in de memorie van toelichting te vervangen door “het land Curaçao”. Wel kan “het Land” worden gehandhaafd als “Curaçao” daar niet aan toegevoegd is.
Jaarrekening(en)
Op diverse plaatsen in de memorie van toelichting komt “Jaarrekening” of “Jaarrekeningen” voor hoewel dit “jaarrekening” dan wel “jaarrekeningen” moet zijn. Zie daartoe bijvoorbeeld pagina 2, namelijk in het opschrift “Wettelijke termijnen aangaande de Jaarrekening” alsook in het eerste tekstblok onder genoemd opschrift, in de eerste, tweede en derde volzin, alsmede in het vierde tekstblok, eerste volzin. Zie ook pagina 5, tweede tekstblok, eerste en tweede volzin.
Voorgesteld wordt om in de memorie van toelichting “Jaarrekeningen” te vervangen door “jaarrekeningen” en “Jaarrekening” door “jaarrekening”, tenzij na “Jaarrekening” een jaartal is vermeld, bijvoorbeeld “Jaarrekening 2018”of “Jaarrekening 2015”. Zie bijvoorbeeld een incorrecte schrijfwijze op pagina 20, eerste tekstblok, onderdeel b, eerste volzin en in het tweede tekstblok, tweede volzin.
Pagina 1
Voorgesteld wordt in de laatste volzin van het eerste tekstblok onder het opschrift “Algemeen” het woord “Jaarrekeningstukken” te vervangen door “jaarrekeningenstukken”.
Pagina 2
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, in de laatste volzin “Rekenkamer” te vervangen door “ARC”.
Reeds in het advies van de Raad d.d. 1 november 2018 inzake de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de Jaarrekening 2015 (zaaknummer 2018/043283, RvA no. RA/34-18-LV) is de regering er in de bijlage behorende bij dat advies (pagina 8, onderdeel “c. Pagina 2” van voornoemd advies) op gewezen dat de in artikel 51, eerste lid, van de LvC 2010 gestelde termijn van een maand ingaande 19 september 2015 is gewijzigd in een termijn van twee maanden (P.B. 2015, no. 50).
De Raad stelt dan ook voor in het derde tekstblok onder het opschrift “Wettelijke termijnen aangaande de Jaarrekening” in de eerste volzin “een maand na het uitbrengen” te vervangen door “twee maanden na het uitbrengen”. Om dezelfde reden wordt voorgesteld in de tweede kolom van de tabel, in de laatste rij “Binnen 1 maand ná verslag ARC” te vervangen door “Binnen 2 maanden ná verslag ARC”.
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok onder het opschrift “Wettelijke termijnen aangaande de Jaarrekening” de laatste volzin te herformuleren aangezien deze niet te volgen is.
Pagina 3
Voorgesteld wordt onder “Concluderend”:
in het eerste tekstblok in de laatste en voorlaatste volzin na “Jaarrekening” het jaartal “2018” te plaatsen;
in het tweede tekstblok in de eerste en tweede volzin “Jaarrekening” te vervangen door “Jaarrekeningen”;
in het tweede tekstblok in de laatste volzin “te worden aangeboden” te vervangen door “aan te bieden”.
Pagina 4
Voorgesteld wordt:
in het tweede tekstblok bij onderdeel a “De regelement” te vervangen door “Het reglement” en “(PB 2012, no. 14)” door “(P.B. 2012, no.14)” en bij onderdeel b de puntkomma en de daaropvolgende aanhalingstekens te vervangen door een punt;
in het derde tekstblok, na de eerste volzin een punt te verwijderen en in de derde volzin “wordt” te verwijderen.
Pagina 5
Voorgesteld wordt:
in het tweede tekstblok in de eerste volzin “LvC” te vervangen door “LvC 2010”;
in het derde tekstblok in de vierde volzin “het eigendom” te vervangen door “de eigendom”.
Pagina 6
Voorgestelde wordt:
in het eerste tekstblok in de eerste volzin “ministerie” te vervangen door “Ministerie”;
in het vierde tekstblok “Landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”.
Pagina 7
Voorgesteld wordt:
in het eerste tekstblok in de tweede volzin “CFT” te vervangen door “College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: CFT)” en in de laatste volzin “1.9” te verwijderen;
in het zesde tekstblok, in de eerste volzin “het economische” te vervangen door “de economische”;
in het laatste tekstblok, in de zevende volzin “MJP gelden” te vervangen door “MJP-gelden”.
Pagina 8
Voorgesteld wordt:
in het eerste tekstblok, in de tweede volzin, “naar mening” te vervangen door “naar de mening” en in de laatste volzin “is toegelicht” te vervangen door “zijn toegelicht”;
in het tweede tekstblok bij onderdeel d, in de tweede volzin “ministerie” te vervangen door “Ministerie”;
in het derde tekstblok, laatste volzin, “de” in te voegen tussen “en” en “Landsontvanger”.
Pagina 9
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok:
in de eerste volzin het zinsdeel “wij over geen saldobevestigingen en geen recente gecontroleerde jaarrekeningen beschikken” te vervangen door “wij niet over saldobevestigingen en recente gecontroleerde jaarrekeningen beschikken”;
in de derde volzin het zinsdeel “Echter grotendeels van de aflossingen zijn” te vervangen door “Een groot deel van de aflossingen is”;
in de vierde volzin “in” in te voegen tussen “inzicht” en “wat”.
Pagina 10
Voorgesteld wordt:
in het tekstblok boven het opschrift “4. Vorderingen” het woord “aanbevolen” te vervangen door “doorgegeven” en “kan” door “kunnen”.
in het laatste tekstblok het zinsdeel “of niet getrouw” te vervangen door “en is er geen getrouwheidsonzekerheid”.
Pagina 11
Voorgesteld wordt in de laatste volzin van het laatste tekstblok “welk” te vervangen door “welke”.
Pagina 12
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok, in de vijfde volzin van onderaf, “Ontvanger” te vervangen door “Landsontvanger”.
Pagina 13
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, in de tweede volzin onder “Reactie Regering” het woord “ministerie” te vervangen door “Ministerie”.
Pagina 14
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, in de derde volzin van onderaf, het zinsdeel “per 1 januari 2018” tussen “ook” en “het”, te verwijderen.
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok:
in de tweede volzin van onderaf “duurtetoeslaglas-ten” te vervangen door “duurtetoeslag” en “PB” in “P.B.”;
in de vierde volzin van onderaf “Naf” te vervangen door “NAf”.
Pagina 15
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok:
– in de eerste volzin “in kader gebracht” te vervangen door “in kaart gebracht”;
– in de derde volzin “is” te verwijderen;
– in de vierde volzin “het CARTAC” te vervangen door “CARTAC”.
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok:
in de eerste volzin “het” in te voegen tussen “van” en “Bureau”;
in de tweede volzin “een” tussen “ontvangen” en “bedrag” te verwijderen en “NAf’ na “van” in te voegen.
Pagina 16
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok “in-ningsopdracht” te vervangen door “inningsopdracht” en “LvC” door “LvC 2010”, en overigens dit tekstblok te herformuleren omdat het niet te volgen is.
Voorgesteld wordt in het tekstblok boven het opschrift “Recapitulatiestaten” in de tweede volzin “om” te verwijderen.
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok in de eerste volzin “de Landsverordening comptabilteit 2010verkeerd” te vervangen door “de LvC 2010 verkeerd”.
Pagina 17
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, zesde volzin en in het tweede tekstblok, eerste volzin, “Landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”.
Pagina 18
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok:
in de eerste en de tweede volzin “landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”;
in de derde volzin na “artikel 47” in te voegen “van de LvC 2010”;
in de vierde volzin aan te geven wat de modellen A en B behelzen dan wel waar deze modellen onderdeel van zijn of toe behoren;
in de zesde volzin “De tijdstip” te vervangen door “Het tijdstip” en “de tijdstip” door “het tijdstip”;
de laatste volzin te herformuleren aangezien deze niet te volgen is.
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok “artikel 48 van de landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “artikel 48, eerste lid, van de LvC 2010”.
Pagina 19
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok in de laatste volzin:
“Toevoegingen van bedragen in de begroting” te vervangen door “Conform artikel 48, zesde lid, van de LvC 2010, worden toevoegingen van bedragen in de begroting”;
het woord “worden” tussen “tweede lid” en “bij” te verwijderen”;
na “artikel 46, eerste lid,” in te voegen “van de LvC 2010”.
Voorgesteld wordt in het vierde tekstblok “ministerie van Financiën” te vervangen door “Ministerie van Financiën”.
Voorgesteld wordt in het vijfde tekstblok in de tweede en derde volzin “art. 15 van de Landsverordening Financieel Beheer” te vervangen door “artikel 14, eerste lid, van de Landsverordening financieel beheer”.
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok:
in de eerste volzin na “financiële” het woord “administratie” in te voegen;
in de tweede volzin het zinsdeel “heeft als doel om o.a.” te vervangen door “heeft onder andere als doel”;
in de laatste volzin “ministerie” te vervangen door “Ministerie”.
Pagina 21
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, in de eerste volzin “ministerie” te vervangen door “Ministerie”.
Pagina 22
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok in de derde volzin “ministerie” te vervangen door “Ministerie”.
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok:
in de eerste volzin het zinsdeel “wij over geen saldobevestigingen en geen recente gecontroleerde jaarrekeningen beschikken” te vervangen door “wij niet over saldobevestigingen en recente gecontroleerde jaarrekeningen beschikken”;
in de derde volzin het zinsdeel “Echter grotendeels van de aflossingen zijn” te vervangen door “een groot deel van de aflossingen is”.
Voorgesteld wordt in het vierde tekstblok, in de eerste volzin, “wij” in te voegen tussen “hebben” en “geen”.
Voorgesteld wordt in het vijfde tekstblok, in de laatste volzin, het zinsdeel “van de hierboven genoemde” te vervangen door “van het bovenstaande”.
Pagina 25
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, in de eerste volzin, “De Algemene Rekenkamer Curaçao (hierna: ARC)” te vervangen door “ARC” gelet op de in het eerste tekstblok van pagina 1 van de memorie van toelichting vermelde afkorting “ARC”.
Pagina 26
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok:
de puntkomma aan het slot van de eerste volzin te vervangen door een punt, na “jaarrekening” in te voegen “merkt de regering” en “op” na “volgende” in te voegen;
in de tweede volzin “jaarrekening 2017” te vervangen door “Jaarrekening 2017” en “NAf” na “ad” in te voegen;
in de derde volzin “wordt” te vervangen door “werd”;
in de vijfde volzin “regeringis” te vervangen door “regering is”.
Pagina 27
Voorgesteld wordt in het vierde tekstblok, in de eerste en laatste volzin, “Rekenkamer” te vervangen door “ARC”.
Voorgesteld wordt in het vijfde tekstblok, in de eerste volzin “zijn de bevindingen” te vervangen door “ betreffen de bevindingen” en “accountatsverslag” te vervangen door “accountantsverslag”.
Pagina 31
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok:
in de eerste volzin “LvC 2010” in te voegen tussen “lid 2” en “verkeerd”;
in de zesde volzin “Landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”.
Voorgesteld wordt in het laatste tekstbok, in de eerste volzin. “Landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”.
Pagina 32
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok:
in de eerste en tweede volzin, “landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”;
in de derde volzin na “artikel 47” in te voegen “van de LvC 2010”;
in de vierde volzin aan te geven wat de modellen A en B behelzen dan wel waar deze modellen onderdeel van zijn of toe behoren;
in de zesde volzin “De tijdstip” te vervangen door “Het tijdstip” en “de tijdstip” door “het tijdstip”;
de laatste volzin te herformuleren aangezien deze niet te volgen is.
Pagina 33
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok:
in de eerste volzin “landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”;
in de laatste volzin “Toevoegingen van bedragen in de begroting” te vervangen door “Conform artikel 48, zesde lid, van de LvC 2010, worden toevoegingen van bedragen in de begroting” en het woord “worden” tussen “tweede lid” en “bij” te verwijderen. Ook wordt voorgesteld om in laatstgenoemde volzin na “artikel 46, eerste lid,” in te voegen “van de LvC 2010”.
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok:
in de tweede volzin “het getroffen” te vervangen door “de getroffen” en “NAf” na “totaal” in te voegen;
in de derde volzin “beschouwd dit een verrmogensmutatie” door “beschouwt dit als een vermogensmutatie”;
in de negende volzin “Naf 13,0 mln.” te vervangen door “NAf 13,0 mln.”;
in de elfde volzin “wordt” te vervangen door “werd”.
Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, in onderdeel a, “regelement” te vervangen door “reglement” en “(PB 2012, no. 14)” door “(P.B. 2012, no. 14).
Pagina 34
Voorgesteld wordt aan het einde van het eerste tekstblok de puntkomma en aanhalingstekens te vervangen door een punt.
Pagina 37
Voorgesteld wordt in de laatste kolom van de tabel, derde rij:
– in de eerste volzin“het” in te voegen tussen “Vanaf” en “eilandgebied”;
– in de derde volzin “uitgaven verantwoordt” te vervangen door “uitgave verantwoord”.
Pagina 39
Voorgesteld wordt in de laatste kolom van de tabel, in de derde rij:
in de eerste volzin “de nieuwe” te vervangen door “het nieuwe”;
in de derde volzin “gebeurt” te vervangen door “gebeurd”;
in de vijfde volzin “landsverordening comptabiliteit 2010” te vervangen door “LvC 2010”.
Pagina 40
Voorgesteld wordt in de laatste kolom van de tabel, in de derde rij:
in de tweede volzin, “aan de eind” te vervangen door “aan het eind”;
in de laatste volzin “reële” door “reëel”.
Pagina 42
Voorgesteld wordt in de laatste kolom, in de laatste rij, laatste volzin, “de geraamde bedrag” te vervangen door “het geraamde bedrag”.
Pagina 43
Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok “minister” te vervangen door “Minister”.
Voorgesteld wordt in het vijfde tekstblok, in de tweede volzin, “ge” te verwijderen.
ii. Pagina 44
Voorgesteld wordt in het derde tekstblok “ministerie” te vervangen door “Ministerie”.
Voorgesteld wordt in het zesde tekstblok “minister” te vervangen door “Minister”.
[1] Controleverklaring SOAB, pagina 1.
[2] Verslag SOAB, pagina 1, laatste tekstblok.
[3] Zie “Hoofdstuk III. Rechtmatigheidsonderzoek” van de Landsverordening Algemene Rekenkamer Curaçao.
[4] Zie “Hoofdstuk IV. Doelmatigheidsonderzoek” van de Landsverordening Algemene Rekenkamer Curaçao.
[5] Rapport Rekenkamer, pagina 6, eerste tekstblok.
[6] Memorie van toelichting, pagina’s 2 (tabel) en 3, eerste tekstblok.
[7] Het advies van de Raad d.d. 9 mei 2018, RvA no. RA/15-18-LV (zaaknummer 2018/012074), pagina’s 3 tot en met 5 en het advies van de Raad d.d. 1 november 2018, RvA no. RA/34-18-LV (zaaknummer 2018/043283), pagina 6, eerste tekstblok.
[8] Verslag SOAB, pagina 10, tweede tekstblok.
[9] Memorie van toelichting, pagina 3, tweede tekstblok onder “Concluderend:”.
[10] Verslag SOAB, pagina 10, laatste tekstblok.
[11] Advies Cft jaarrekeningen 2014-2017, pagina 1, eerste tekstblok.
[12] Verslag SOAB, pagina 2, e.v., onderdeel 1.1 en pagina 4 e.v., onderdeel 1.2.
[13] Verslag SOAB, pagina 3, onder “Algemeen”.
[14] Verslag SOAB, pagina 55, onder “Conclusie”.
[15] Controleverklaring SOAB, pagina 2 onder “Algemeen”.
[16] Verslag SOAB, pagina’s 9 en 10.
[17] Controleverklaring SOAB, pagina 1, in onderdeel “2. Materiële Vaste Activa”.
[18] Accountantsverslag SOAB inzake de Jaarrekening 2014, kenmerk 16/0250R/SF, d.d. 8 maart 2016, pagina 8, onder “Waardering”.
[19] Controleverklaring SOAB over de Jaarrekening 2015 d.d. 10 november 2016, pagina 4, onderdeel “3. Materiële Vaste Activa”.
[20] Advies van de Raad van Advies d.d. 1 november 2018, RvA no. RA/34-18-LV, pagina 4, derde tekstblok
[21] Rapport Rekenkamer, pagina 6, tweede en derde tekstblok, en pagina 7, eerste tekstblok.
[22] Rapport Rekenkamer, pagina 7, eerste tekstblok.
[23] Rapport Rekenkamer, pagina 7, tweede en derde tekstblok, onder punt 1.
[24] Bericht op basis van artikel 12 lid 5 Rft van het Cft aan de Raad van Ministers van Curaçao, d.d. 13
februari 2019, kenmerk Cft 201900016, pagina 5, voorlaatste tekstblok.
[25] Artikel 19 van het reglement van orde voor de raad van ministers.
[26] Memorie van toelichting, pagina 4, tweede en derde tekstblok.
[27] Memorie van toelichting, pagina 27, onder “Reactie Regering”.
[28] Advies d.d. 11 juli 2019 met kenmerk Cft 201900086
[29] Memorie van toelichting, pagina 29, punten 4 en 6, pagina 30, punten 7 en 8 en pagina 33, punten 10 en 11.
[30] Memorie van toelichting, pagina 6, tweede tekstblok.