no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/18-14-LV

Uitgebracht op : 25/09/2014
Publicatie datum: 15/10/2014

Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (zaaknummer 2014/017142)

Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten
(zaaknummer 2014/017142)

Advies:  Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 27 mei 2014 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 22 september 2014, bericht de Raad u als volgt.

Bovenbedoeld adviesverzoek heeft betrekking op zowel het onderhavige ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (het ontwerp), als de volgende ontwerpen:

het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, houdende wijziging van het Landsbesluit vaststelling premie, premie-inkomensgrenzen, eigen bijdrage en toeslag basisverzekering ziektekosten en premie ziekteverzekering) (zaaknummer 2014/017142);
het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 3.1, tweede lid, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (Landsbesluit verstrekkingen basisverzekering ziektekosten) (zaaknummer 2014/017142;
het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 5.4, derde lid, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (Landsbesluit medische uitzendingen) (zaaknummer 2014/017142).                    

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Algemeen

Wetstechnisch aspect

De onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: het ontwerp) beoogt volgens de considerans de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (hierna: de Landsverordening) te wijzigen ten einde de daaruit voortvloeiende ongewenste effecten te annuleren dan wel te minimaliseren. Bij de wijziging van de Landsverordening heeft de regering over het algemeen gekozen om de voorgestelde nieuwe tekst uit te schrijven (“komt te luiden als volgt”). Op zich hoeft dat niet bezwaarlijk te zijn. In het onderhavige geval zijn de wijzigingen daardoor echter minder duidelijk en wellicht ook de consequenties van die wijzigingen. Daar komt bij dat de regering vaak slechts de nieuwe tekst in de memorie van toelichting toelicht, terwijl nauwelijks aandacht wordt besteed aan de concrete wijzigingen en aan de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen.

De Raad geeft als voorbeeld het voorgestelde artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, van de Landsverordening waar de nieuwe reikwijdte van de term “verzekerde” wordt gegeven (artikel I, onderdeel A, onder 1, van het ontwerp). In de memorie van toelichting wordt niet ingegaan op de gewijzigde tekst, terwijl dat wel relevant is voor een goed begrip van het nieuwe artikelonderdeel en de achtergrond van de wijziging.

De Raad adviseert de regering de voorgenomen inhoudelijke wijzigingen van de Landsverordening in de memorie van toelichting zorgvuldig aan te geven en steeds afdoende te motiveren.

Dekking van medische kosten gemaakt in het buitenland

Op grond van de Landsverordening worden medische kosten die gemaakt zijn in het buitenland niet vergoed. Thans blijkt in de praktijk dat veel reisverzekeringen de medische kosten die in het buitenland zijn gemaakt slechts vergoedt, indien de basisverzekering van de verzekerde ook een deel van dergelijke medische kosten vergoedt.

De Raad constateert dat het ontwerp de basisverzekering ziektekosten niet uitbreidt met de mogelijkheid om medische kosten die in het buitenland zijn gemaakt te vergoeden.

De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering voor het voorgaande.

De Sociaal Economische Raad

De Sociaal Economische Raad (hierna: SER) heeft op 4 april 2014 advies (met kenmerk 050/2014-SER) uitgebracht over de ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten en een drietal bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Het ontwerplandsbesluit tot wijziging van het Landsbesluit vaststelling premie, premie-inkomensgrenzen, eigen bijdrage en toeslag basisverzekering ziektekosten en premieziekteverzekering dat door de regering aan de SER is voorgelegd is echter nadien ingrijpend gewijzigd. Het ontwerp waarover de Raad thans advies uitbrengt is gezien het voorgaande niet het ontwerp dat door de SER is getoetst.

De financiële gevolgen

De introductie van de Landsverordening had oorspronkelijk het karakter van een bezuinigingsmaatregel. De Raad constateert dat op de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2015 en de meerjarenbegroting[1] rekening wordt gehouden met een stijging van de kosten voor de basisverzekering ziektekosten voor het Land[2].

De Raad vraagt de regering of de door de regering verwachte bijdrage aan het Fonds Basisverzekering Ziektekosten na de inwerkingtreding van de onderhavige landsverordening gelijk zal zijn aan de bijdrage welke de regering oorspronkelijk voor ogen had bij de introductie van de basisverzekering ziektekosten.

In het ontwerp worden de kring van verzekerden (artikel 2.1 van de Landsverordening) en de medische verstrekkingen (artikel 3.1 van de Landsverordening) aangepast, wordt de mogelijkheid van voortzetting van een medische behandeling in het buitenland geïntroduceerd (het nieuwe artikel 5.5 van de Landsverordening) en wordt de nominale premie afgeschaft (artikel 6.2, eerste lid, onderdeel b, van de Landsverordening). De memorie van toelichting geeft in “§ 2. Financiële gevolgen” geen beeld van de financiële gevolgen van bovengemelde wijzigingen. Er wordt slechts ingegaan op de financiële gevolgen van het verlagen van de inkomensafhankelijke premie voor gepensioneerden en de wijze waarop zulks gecompenseerd zal worden. Bedoelde gevolgen vloeien naar het oordeel van de Raad echter niet voort uit het onderhavige ontwerp, maar zijn gerelateerd aan het ontwerplandsbesluit waarin de premies voor de basisverzekering ziektekosten worden aangepast.

In onderdeel “1.7. Vervallen nominale premie” van de memorie van toelichting (derde tekstblok)  is in procentpunten aangegeven op welke wijze de derving van premieopbrengsten als gevolg van het afschaffen van de nominale premie gecompenseerd zal worden door een verhoging van de inkomensafhankelijke premie. Echter een kwantificering hiervan is niet in “§ 2. Financiële gevolgen” opgenomen.

Voorts wordt in “§ 3. Adviezen van de Sociaal Economische Raad en Raad van Advies” enigszins ingegaan op de andere financiële gevolgen van het ontwerp, maar een totaalbeeld van de financiële implicaties van het ontwerp hoort naar het oordeel van de Raad thuis in “§ 2. Financiële gevolgen”. Dit totaalbeeld kan vervolgens worden aangevuld met de financiële gevolgen van de bij dit ontwerp behorende uitvoeringslandsbesluiten.

De Raad adviseert de regering de financiële paragraaf aan te passen rekening houdend met het voorgaande.

II. Inhoudelijke opmerkingen

Het ontwerp

De verzekerde

Het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, eerste lid, van de Landsverordening voegt als nieuwe voorwaarde voor het verzekerd zijn op grond van de Landsverordening toe dat de ingezetene in het bezit moet zijn van het bewijs van registratie in de zin van artikel 5.1 van de Landsverordening.

Deze wijziging wordt, zoals hiervoor al vermeld, niet in de memorie van toelichting gemotiveerd.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven wat de beweegreden voor de hiervoor bedoelde wijziging is. Immers, op grond van de huidige regeling zijn alle ingezetenen, met uitzondering van degenen in nader aangeduide categorieën, steeds verzekerde in de zin van de Landsverordening.

Naast het hiervoor gestelde heeft de voorgestelde wijziging tot gevolg dat een persoon die verkiest om niet in het bezit te zijn van een dergelijk registratiebewijs of die onbewust daarover geen bezit heeft, geen verzekerde is in de zin van de Landsverordening. Die persoon zal om die reden geen premie verschuldigd zijn.

De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering hiervoor.

De voorgestelde wijziging heeft voorts tot gevolg dat artikel 5.2, eerste lid, van de Landsverordening niet uitvoerbaar is, omdat de Uitvoeringsorganisatie aan de verzekerde een bewijs van registratie moet verstrekken. Om verzekerd te zijn dient de betrokkene echter op basis van het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, eerste lid, van de Landsverordening (al) in het bezit te zijn van het betreffende bewijs van registratie.

De Raad adviseert de regering met het voorgaande rekening te houden.

De kring der verzekerden

10. Artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Landsverordening

In het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Landsverordening wordt uitgegaan van het moment van “inwerkingtreding van deze landsverordening”. De woorden “deze landsverordening” duiden in dit geval op de Landsverordening basisverzekering ziektekosten die op 1 februari 2013 in werking is getreden.

De voorgestelde nieuwe tekst van genoemd artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, wijzigt de kring van verzekerden door een wijziging van de voorwaarden, volgens de gekozen formulering, per 1 februari 2013. Dat betekent in samenhang met artikel I, onderdeel G, van het ontwerp dat een aantal personen – degenen met een particuliere verzekering die onvoldoende dekking biedt – door de voorgestelde wijziging onder de werking van de Landsverordening zullen worden gebracht.

In de toelichting op laatstgenoemd artikel (pagina 25 van de memorie van toelichting) staat dat de wijziging van de kring der verzekerden een correctie betreft waarmee beoogd wordt een verschuiving van de privé of anderszins verzekerden naar de publieke verzekeraars tegen te gaan. Ook uit de tekst op pagina 3 van de memorie van toelichting, vierde tekstblok, leidt de Raad af dat het niet de bedoeling van de regering is om met dit ontwerp een verschuiving te doen ontstaan van de particuliere verzekering naar de basisverzekering ziektekosten.

De Raad adviseert de regering gezien het voorgaande de tekst van het ontwerp en de toelichting daarop met elkaar in overeenstemming te brengen.

20. Artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b

In het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, van de Landsverordening wordt verwezen naar de Landsverordening Ziekteverzekering. In tegenstelling tot de geldende tekst van artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, van de Landsverordening wordt in de voorgestelde nieuwe tekst niet bepaald dat het gaat om de Landsverordening Ziekteverzekering, zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Landsverordening (31 januari 2013).

De Raad vraagt de regering om in de memorie van toelichting aan te geven wat de reden is voor bovenbedoelde wijziging van de Landsverordening.

In het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, van de Landsverordening staat voorts “de Minister”. Ingevolge artikel 1.1, onder a, van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten is “de Minister” de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur. Bij de uitvoering van de Landsverordening Ziekteverzekering is “de Minister” op grond van artikel 1 van laatstgenoemde landsverordening de Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn.

De Raad adviseert de regering het ontwerp gezien het voorgaande aan te passen.

30. Artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c

In het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, van de Landsverordening staat dat een gepensioneerde die verzekerd is krachtens de voor hem door zijn voormalige werkgever getroffen voorzieningen tegen ziektekosten en de met hem meeverzekerde gezinsleden en nagelaten betrekkingen, geen verzekerde zijn ingevolge de Landsverordening. In genoemd artikel staat niet dat de door de voormalige werkgever getroffen voorzieningen tegen ziektekosten minstens dezelfde dekking moeten bieden als de dekking die de Landsverordening aan verzekerden biedt.

Op pagina 3, laatste volzin van het voorlaatste tekstblok, en op pagina 22, tweede tekstblok, van de memorie van toelichting wordt dat wel gesuggereerd.

De Raad adviseert de regering het ontwerp en de memorie van toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.

Voorts geldt de regeling van het nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, van de Landsverordening alleen voor personen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdelen a, b en f, van de Landsverordening. Personen als bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, onderdeel h van de Landsverordening vallen niet onder de reikwijdte van het nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, van de Landsverordening.

De Raad vraagt de regering om in de memorie van toelichting aan te geven wat haar beweegredenen zijn om artikel 2.1, tweede lid, onderdeel h van de Landsverordening niet in het nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c, van de Landsverordening op te nemen.

40. Gevolgen latere indiensttreding

Het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel h, van de Landsverordening bepaalt dat personen die in dienst treden bij een lokaal bedrijf of lokale instelling die een collectieve ziekteverzekering heeft afgesloten voor werknemers, niet verzekerd zijn krachtens de Landsverordening. Voorwaarde daarbij is dat hun verzekering minstens dezelfde dekking moet bieden als de basisverzekering ziektekosten. De Raad leest in laatstgenoemd artikelonderdeel niet dat bedoelde personen een keuze hebben, zoals gesteld wordt in het vierde tekstblok van pagina 4 van de memorie van toelichting. Volgens de letter van het voorgestelde artikelonderdeel zullen ze automatisch niet meer verzekerd zijn volgens de Landsverordening.

De Raad stelt voor artikel 2.1, tweede lid, onderdeel h en het vierde tekstblok van pagina 4 van de memorie van toelichting waar staat dat de betrokkene zich van de basisverzekering ziektekosten mag afmelden, met elkaar in overeenstemming te brengen.

50. Kinderen

Op grond van het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel i, van de Landsverordening zijn kinderen die na 1 februari 2013 geboren zijn uit ouders die behoren tot één van de categorieën niet verzekerden vallende onder het tweede lid, onderdeel a, niet verzekerd in de zin van de Landsverordening.

In het hiervoor genoemde artikelonderdeel staat – anders dan in de memorie van toelichting (pagina 13, zesde tekstblok) wordt gesteld – niet dat bedoelde kinderen meeverzekerd moeten (kunnen) zijn. Als de verzekering van de ouder niet de mogelijkheid biedt om het kind mee te verzekeren, zal het kind apart particulier verzekerd moeten worden. Indien de ouder nalaat om het kind particulier te verzekeren, zal het kind niet verzekerd zijn tegen ziektekosten.

De Raad adviseert de regering conform het gestelde op pagina 13, zesde tekstblok van de memorie van toelichting, in het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel i, van de Landsverordening toe te voegen voor zover de particuliere verzekering de kinderen met de ouder meeverzekert.

c.   Verzoek verklaring wel of niet verzekerd

Artikel I, onderdeel A, onder 3, van het ontwerp voegt een nieuwe volzin toe aan het derde lid van artikel 2.1 van de Landsverordening. In die nieuwe volzin staat dat de betrokkene binnen de eerste drie maanden van elk kalenderjaar dient aan te tonen dat hij al dan niet verzekerd is.

De Raad leidt daaruit af dat degenen die een beslissing van de Uitvoeringsorganisatie over het al dan niet verzekerd zijn betwisten, binnen drie maanden van elk kalenderjaar moeten aantonen wel of niet verzekerd te zijn.

De Raad vraagt of dat inhoudt dat betrokkene alleen in de eerste drie maanden van het kalenderjaar een beslissing van de Uitvoeringsorganisatie als hier bedoeld mag betwisten.

In de toelichting op artikel I, onderdeel A, van het ontwerp (pagina 22, eerste tekstblok van de memorie van toelichting) staat voorts dat de termijn van drie maanden in uitzonderingsgevallen vanaf een andere datum van het kalenderjaar kan ingaan.

De Raad is van oordeel dat de mogelijkheid om in uitzonderingsgevallen af te kunnen wijken een grondslag mist in de tekst van het ontwerp.

De Raad adviseert de regering het ontwerp op genoemd punt aan te passen.

d.   Nadere regels bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen

In het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder 4 van het ontwerp wordt aan het huidige vierde lid van artikel 2.1 van de Landsverordening – dat vernummerd wordt tot het vijfde lid – toegevoegd dat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, nadere regels kunnen worden gesteld.

De Raad vraagt de regering aan te geven welke nadere regels de regering in dit verband voor ogen heeft.

Verstrekkingen (artikel I, onderdeel B)

In het voorgestelde nieuwe artikel 3.1, eerste lid, onderdeel j, van de Landsverordening staat dat de verzekerde aanspraak heeft op “vervoer in verband met het ontvangen van zorg”. In de tekst van de huidige Landsverordening heeft de verzekerde aanspraak op “vervoer in verband met het ontvangen van zorg als bedoeld in de onderdelen a tot en met g”.

De Raad vraagt de regering of zij met het weglaten van de woorden “als bedoeld in de onderdelen a tot en met g” een uitbreiding van het recht op vervoer van de verzekerde beoogt.

Medische behandeling in het buitenland (artikel I, onderdeel C)

10. Betrokkenheid lokale behandelende arts

Het voorgestelde nieuwe artikel 5.5, tweede lid, van de Landsverordening geeft de voorwaarden voor voortzetting van een medische behandeling gedurende tijdelijk verblijf in het buitenland. Een van die voorwaarden is dat de verzekerde de voortzetting van de behandeling in het buitenland tijdig aanvraagt bij de Uitvoeringsorganisatie indien zulks niet is voorzien bij protocol.

De Raad vraagt de regering aan te geven waarom alleen in de gevallen waarin niet is voorzien bij protocol een motivering van de lokale behandelende arts vereist is.

20. Kenbaarheid inhoud protocol

Ter verzekering van de kenbaarheid van het bepaalde in het protocol bedoeld in het nieuwe artikel 5.5, tweede lid, van de Landsverordening voor alle betrokkenen, adviseert de Raad de regering in het ontwerp te bepalen dat voornoemd protocol door de Uitvoeringsorganisatie op enigerlei wijze ter inzage wordt gelegd.

30. Verantwoordelijkheid voor medische behandeling

Een andere voorwaarde in het voorgestelde artikel 5.5, tweede lid, laatste volzin, van de Landsverordening is dat de in het buitenland gevestigde medische zorgverlener een verklaring moet geven waaruit blijkt dat hij de behandeling zal verlenen en dat hij de verantwoordelijkheid voor de behandeling op zich neemt.

De Raad is van oordeel dat het in de praktijk moeilijk zal zijn om de medische zorgverlener in het buitenland zover te krijgen dat hij de verantwoordelijkheid voor de behandeling op zich neemt.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.

40. Vergoeding van de behandeling

Op grond van het vijfde lid van het voorgestelde artikel 5.5 wordt bij medische uitzendingen of medische behandeling in het buitenland in de zin van artikel 5.5, eerste lid, maximaal de helft van de buitenlandse nota vergoed indien er geen lokaal tarief voorhanden is.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting te motiveren waarom in dergelijke gevallen de helft en niet een ander gedeelte van de buitenlandse nota wordt vergoed.

Vorderingsrecht Uitvoeringsorganisatie (artikel I, onderdeel D)

In artikel I, onderdeel D, onder 2 van het ontwerp wordt artikel 6.5 van de Landsverordening gewijzigd. Het betreft in principe – zo lijkt het op het eerste gezicht – een wijziging van technische aard. De wijziging van het derde lid van artikel 6.5 betreft echter niet alleen een technische of taalkundige aanpassing van bedoeld artikel, maar heeft naar het oordeel van de Raad ook juridische gevolgen.

De voorgestelde wijziging van artikel 6.5 van de Landsverordening wordt in de memorie van toelichting niet toegelicht. Ook het doel dat de regering met de wijziging beoogt, wordt niet in de memorie van toelichting aangegeven.

De Raad adviseert de regering de wijziging van artikel 6.5, derde lid, van de Landsverordening in de memorie van toelichting toe te lichten.

Overgangsbepaling (artikel I, onderdeel G)

1o. Algemeen

Een nieuwe regeling geldt vanaf de inwerkingtreding voor nieuwe gevallen. Voor bestaande gevallen kan door middel van overgangsregels anders worden bepaald.

In het onderhavige geval is de overgangsbepaling opgenomen in artikel I, onderdeel G van het ontwerp zodanig geformuleerd dat niet alleen bestaande gevallen buiten het toepassingsbereik van het nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdelen a tot en met g van de Landsverordening zullen vallen, maar ook de nieuwe gevallen die zich voordoen na de inwerkingtreding van het bepaalde in het ontwerp.

De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering voor het voorgaande en adviseert de regering genoemd artikel aan te passen.

2o. Werknemers en ambtenaren

De Raad constateert dat het wel mogelijk is – op basis van het huidige artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, van de Landsverordening – om uit de basisverzekering ziektekosten te treden indien betrokkene gaat werken bij een bedrijf als bedoeld in genoemd artikelonderdeel.

Op grond van de overgangsregeling opgenomen in artikel I, onderdeel G, van het ontwerp (artikel 12.1, vierde lid) zullen personen die thans onder de basisverzekering ziektekosten vallen en die na de inwerkingtreding van de voorgestelde wijzigingen bijvoorbeeld in dienst treden bij een werkgever die op grond van een arbeidsovereenkomst de ziektekosten van de werknemers dekt (het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel b, van de Landsverordening), niet onder de verzekering van de werkgever komen te vallen. Ze blijven verzekerd volgens de basisverzekering ziektekosten.

De Raad kan uit de memorie van toelichting niet opmaken wat tot voornoemde wijziging heeft geleid en vraagt de regering om die reden in de memorie van toelichting te motiveren waarom het treden uit de basisverzekering ziektekosten in een dergelijk geval niet meer geoorloofd zal zijn

Het voorgaande geldt volgens de letter van het voorgestelde artikel 12.1, vierde lid ook voor personen die in dienst treden bij de overheid (ambtenaren) (het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel d, van de Landsverordening). Personen die op of na 1 februari 2013 onder de werking van de Landsverordening vielen en die na de inwerkingtreding van de voorgestelde wijzigingen ambtenaar worden, zullen als gevolg van het voorgestelde in artikel I, onderdeel G, van het ontwerp onder de werking van de Landsverordening blijven vallen.

3o.  Internationale overeenkomsten en dienstverbanden met rechtspersonen binnen het Koninkrijk

Door de overgangsbepaling opgenomen in artikel I, onderdeel G, van het ontwerp zullen ook personen die op of na 1 februari 2013 verzekerd zijn krachtens de Landsverordening niet uit de basisverzekering ziektekosten kunnen treden indien zij buiten Curaçao een dienstverband aangaan met een elders in het Koninkrijk gevestigde rechtspersoon en voorts voldoen aan het bepaalde in het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel f, van de Landsverordening.

Het hiervoor gestelde is ook het geval voor personen die vallen onder het bepaalde in het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel e, van de Landsverordening.

De Raad kan uit de memorie van toelichting niet opmaken wat tot voornoemde wijzigingen heeft geleid en vraagt de regering om die reden te motiveren waarom het treden uit de basisverzekering ziektekosten in dergelijke gevallen niet meer geoorloofd zal zijn.

4°. Vreemdelingen en kinderen

Met ingang van het moment van inwerkingtreding van het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel g, van de Landsverordening zullen (nieuwe) vreemdelingen met een vergunning tot (tijdelijk) verblijf in Curaçao niet verzekerd worden op grond van de Landsverordening. Vreemdelingen met een vergunning tot (tijdelijk) verblijf die reeds verzekerd zijn volgens de Landsverordening, blijven verzekerd volgens de basisverzekering ziektekosten.

De Raad vraagt de regering of zij overwogen heeft om aan de vreemdelingen met een vergunning tot tijdelijk verblijf – die nu volgens de basisverzekering ziektekosten verzekerd zijn – als voorwaarde te stellen dat ze zich particulier moeten verzekeren bij de aanvraag voor een verlenging van die vergunning. Op die wijze kan op termijn bereikt worden dat alle vreemdelingen die een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf in Curaçao nodig hebben, geen beroep kunnen doen op de basisverzekering ziektekosten.

Aan de andere kant zullen kinderen die na 1 februari 2013 geboren zijn uit ouders die behoren tot een categorie niet-verzekerde vallende onder het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Landsverordening niet meer verzekerd zijn krachtens de Landsverordening. Die kinderen hebben volgens de memorie van toelichting (pagina 13, zesde tekstblok) een terugkeeroptie naar hun particuliere verzekering (als meeverzekerde van de ouders).

De Raad leest in laatstgenoemd artikelonderdeel echter niet dat bedoelde kinderen een terugkeeroptie hebben. Volgens de letter van het voorgestelde artikelonderdeel zullen ze automatisch niet meer verzekerd zijn volgens de basisverzekering ziektekosten.

De Raad vraagt de regering, gezien de tekst van het voorgestelde artikel 2.1, tweede lid, onderdeel g, van de Landsverordening, wat in dit geval bedoeld wordt met een terugkeeroptie.

De Raad vraagt de regering voorts om aan te geven welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan de keuze om kinderen van ouders bedoeld onder onderdeel a van artikel 2.1, tweede lid, niet en kinderen van ouders bedoeld in onderdeel b van laatstgenoemd artikellid wel volgens de basisverzekering ziektekosten verzekerd te laten.

i.    Geen terugwerkende kracht (artikel IV)

10.  Algemeen

Het ontwerp beoogt, zoals hiervoor gezegd, de Landsverordening te wijzigen ten einde de daaruit voortvloeiende ongewenste effecten te annuleren dan wel te minimaliseren. In de memorie van toelichting (pagina 3) staat daarover dat reparatie ook inhoudt het herstellen van onwenselijke gevolgen en oneigenlijke werking van de Landsverordening. Daar staat ook dat het uitgangspunt van de Landsverordening  was dat iedereen verzekerd moest zijn tegen ziektekosten, maar niet dat er een verschuiving zou plaatsvinden van de privé of anderszins verzekerden naar de publieke verzekeraars. Waar de werking van de Landsverordening dit wel als gevolg heeft gehad, beoogt de regering dat met het voorliggende ontwerp te corrigeren.

De bedoeling is om geen terugwerkende kracht te verlenen aan de inwerkingtreding van de beoogde wijziging van de Landsverordening. De correctie die de regering voor ogen heeft, is om die reden slechts van belang voor toekomstige gevallen.

Het voorgaande houdt in dat personen die vanwege de gebleken ongewenste werking van de per 1 februari 2013 ingevoerde Landsverordening de gevolgen daarvan hebben moeten meemaken, door het voorliggende ontwerp in principe noch met terugwerkende kracht noch voor de toekomst in hun oude toestand worden gebracht.

De Raad adviseert de regering het ontwerp aan te passen zodat ook personen die door de inwerkingtreding van de Landsverordening benadeeld zijn, van de reparatie van de Landsverordening kunnen profiteren.

20. De gepensioneerde

Concreet genomen betekent het gestelde onder “10. Algemeen” dat bijvoorbeeld een persoon die vóór 1 februari 2013 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en die werkzaam was bij een werkgever bij wie hij na het bereiken van die leeftijd krachtens de door de werkgever getroffen voorzieningen tegen ziektekosten verzekerd kon blijven, per 1 februari 2013 verplicht onder de werking van de Landsverordening is gebracht en – ook na de beoogde wijzigingen – niet terug kan naar zijn oude situatie.

De Raad sluit niet uit dat terugkeren naar de oude situatie in bepaalde gevallen praktisch niet meer mogelijk zal zijn. Bijvoorbeeld omdat de ex werkgever niet meer bereid is de ziektekosten van de gepensioneerde te dragen of omdat de afspraken met de privé verzekeraar voor wat betreft de gepensioneerden definitief zijn stopgezet.

Los van het voorgaande blijkt uit de memorie van toelichting niet wat de beweegredenen van de regering zijn geweest om betrokkenen niet terug te laten gaan naar hun oude situatie (herstel) indien dat praktisch nog mogelijk is.

De Raad vraagt de regering de beweegredenen aan te geven waarom betrokkenen niet in hun oude toestand worden hersteld.

De memorie van toelichting

Verzoek verklaring wel of niet verzekerd

Op grond van artikel 2.1, derde lid, laatste volzin, van de Landsverordening kan een persoon die kan aantonen geen verzekerde te zijn in de zin van de Landsverordening aan de Uitvoeringsorganisatie verzoeken om een verklaring te krijgen dat hij niet in genoemde zin verzekerd is.

In de memorie van toelichting (pagina 21, laatste tekstblok) wordt melding gemaakt van de mogelijkheid om een verzoek in te dienen “om niet te vallen onder de werking van de Landsverordening, de zogeheten ontheffingsverzoeken”.

De Landsverordening geeft de gevallen aan waarin een persoon al dan niet verzekerd is. Er bestaat op grond van de Landsverordening naar het oordeel van de Raad niet de mogelijkheid om, indien een persoon onder de werking van de Landsverordening valt, ontheffing te verzoeken.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting op dat punt aan te passen.

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening niet bij de Staten in te dienen dan nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

 

Willemstad, 25 september 2014

de Ondervoorzitter,                                                                 de Secretaris,

___________________________                                          ____________________

mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop                                           mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

[1] Adviesverzoek van de Gouverneur d.d. 24 juli 2014 (zaaknummer 2014/034870).

[2] Zie pagina 47 van de Nota van Financiën, Tabel 12 in de memorie van toelichting bij de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2015 (zaaknummer 2014/034870).

 

Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

Het ontwerp

De aanhef

De Raad stelt voor in de aanhef “IN NAAM DER KONING!” te vervangen door “IN NAAM VAN DE KONING!” (zie aanwijzing 87 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

 Artikel I, onderdeel A, onder 1

1o. Telkens en in bezit

De Raad adviseert de regering in het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, eerste lid, van de Landsverordening “(telkens tijdig)” te schrappen en “in het bezit is van” te vervangen door “beschikt over”.

2o. Gezinsleden of nabestaanden

Volgens de toelichting op het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel c,  (pagina 21 van de memorie van toelichting, tweede tekstblok, onder Artikel I, onderdeel A) wordt onder gezinsleden of nabestaanden uitdrukkelijk verstaan een vader, moeder en kind of kinderen.

De Raad is echter van oordeel dat zulks niet uitdrukkelijk uit de tekst van het ontwerp blijkt en geeft de regering in overweging bedoeld artikelonderdeel aan te passen.

3o. Ambtenaren

Aangezien ambtenaren niet onder de reikwijdte van de Landsverordening vallen stelt de Raad voor om artikel 3.2, tweede lid, van de Landsverordening te doen vervallen.

4o. Bedrijf

In het voorgestelde nieuwe artikelonderdeel h van artikel 2.1, tweede lid, van de Landsverordening wordt verwezen naar een “hier te lande gevestigd bedrijf”. Nadere verwijzingen naar “dat bedrijf” dienen met “dat” en “zijn” worden aangegeven.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.

5o. Kinderen

Op grond van het voorgestelde nieuwe artikel 2.1, tweede lid, onderdeel i, van de Landsverordening zijn “kinderen” die na 1 februari 2013 geboren zijn uit “ouders” die behoren tot “één van de categorieën niet verzekerden” vallende onder het tweede lid 2, onder a [1], niet verzekerd in de zin van de Landsverordening.

De Raad gaat ervan uit dat de kinderen die hier bedoeld worden, minderjarig zijn.

De Raad adviseert de regering in dat geval het artikelonderdeel aan te passen.

De Raad vraagt de regering voorts of de beide ouders van het kind verzekerd moeten zijn in bovenbedoelde zin.

Indien ten minste één ouder verzekerd moet zijn, adviseert de Raad de regering om het artikelonderdeel aan te passen.

De Raad stelt voorts voor om “na 1 februari 2013” te vervangen door op of na 1 februari 2013” en om “het tweede lid 2, onder a” te vervangen door “het tweede lid, onderdeel a”.

Artikel I, onderdeel A, onder 2

Leden van de Staten en ministers

De Raad stelt voor het voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 2.1 van de Landsverordening als volgt te doen luiden:

In afwijking van het tweede lid zijn leden van de Staten en ministers verzekerd conform het bepaalde in deze landsverordening.

De Raad adviseert de regering voorts artikel 12.5 van de Landsverordening te doen vervallen.

Artikel I, onderdeel B

De verstrekkingen

In het voorgestelde nieuwe artikel 3.1, eerste lid, van de Landsverordening, onderdeel n. wordt “de selectieve preventie zoals individueel gerichte onderzoeken en interventies in het verlengde van de eerste lijnzorg: (…)” onder de vestrekkingen gebracht.

Op grond van artikel 3.1, tweede lid, van de Landsverordening wordt de aard van de verstrekkingen bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, geregeld.

De Raad stelt daarom voor om het een en ander bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te regelen en om de zinsnede “zoals (…)” te schrappen. In de memorie van toelichting kan desgewenst worden aangegeven wat in dit verband verstaan wordt onder selectieve preventieve zorg.

Artikel I, onderdeel C

Voortzetten medische behandeling in het buitenland

Het voorgestelde artikel 5.5 van de Landsverordening biedt – zo kan worden afgeleid uit de toelichting op het artikel – een grondslag voor het voortzetten van medische behandelingen in het buitenland indien een patiënt tijdelijk in het buitenland moet verblijven.

Het artikel is naar het oordeel van de Raad echter zodanig geformuleerd dat het tot verwarring kan leiden.

De Raad stelt voor om onderdeel b, van het eerste lid van artikel 5.5 (het een tijdelijk verblijf betreft) in de aanhef van het eerste lid op te nemen. Daardoor zal naar het oordeel van de Raad in het artikel zichtbaar worden dat het andere gevallen betreft dan de zogenoemde medische uitzendingen.

De Raad stelt voor om in het vijfde lid van het voorgestelde artikel 5.5 van de Lansverordening “bij medische uitzendingen, danwel” te schrappen.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 6.2, tweede lid

De Raad stelt voor in de tweede volzin van het voorgestelde nieuwe artikel 6.2, tweede lid, van de Landsverordening “tevens” te schrappen. De Raad stelt voorts voor de laatste volzin te herformuleren en in een nieuw artikellid op te nemen.

Artikel I, onderdeel G

Overgangsbepaling

De Raad stelt voor de aanhef van artikel I, onderdeel G (Hoofdstuk 12 wordt gewijzigd als volgt:) te schrappen.

De Raad stelt voorts voor om in het voorgestelde vierde lid “de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (P.B. 2013, no. 3)” te vervangen door “deze landsverordening” en om “a tot en met g” te vervangen door “onderdelen a tot en met g”.

Artikel II

Afschaffen van de nominale premie

Artikel II van het ontwerp regelt specifiek het afschaffen van de nominale premie.

De Raad stelt voor om het afschaffen van de nominale premie wetstechnisch te corrigeren door in artikel I van het ontwerp zelf de in artikel II voorgestelde wijzigingen van de Landsverordening op te nemen. Als gevolg daarvan zal artikel II vervallen en zal ook de inwerkingtredingsbepaling (artikel IV) moeten worden aangepast.

Artikel III

De Raad stelt voor “diezelfde” te vervangen door “die.

Artikel IV

De Raad stelt voor de inwerkingtredingsdatum van de onderhavige landsverordening aan te passen.

De memorie van toelichting

Pagina 3

De Raad stelt voor in het derde tekstblok, eerste volzin, “de Landsverordening Basisverzekering” te vervangen door “de Landsverordening basisverzekering ziektekosten”.

Dit geldt ook voor pagina 12, vijfde tekstblok, laatste volzin, van de memorie van toelichting.

Pagina 4

In het tweede tekstblok staat dat een persoon als ingezetene verzekerd wordt conform de bepalingen van de ontwerplandsverordening indien de werkgever of de particuliere ziektekosten verzekeraar de (collectieve) ziektekostenverzekering beëindigt.

De Raad merkt hierbij op dat ook de betrokkene zelf de particuliere ziektekostenverzekering kan beëindigen. In dat verband adviseert de Raad de regering de memorie van toelichting aan te passen.

De Raad stelt voorts voor om “deze ontwerp-landsverordening” te vervangen door “de Landsverordening basisverzekering ziektekosten”.

Pagina 10

De Raad stelt voor in het eerste tekstblok “nota van toelichting” te vervangen door “memorie van toelichting”.

Pagina 11

De Raad stelt voor in het laatste tekstblok “Landsbesluit premie” te vervangen door “het landsbesluit waarin de premiepercentages wordt geregeld”.

Pagina 20

Onder het hoofdstuk “Economische consequenties” is de zin na “De regering onderschrijft het door de SER gestelde” niet af.

Pagina 22

De Raad stelt voor in de laatste volzin “regeringsdienaren” te vervangen door “overheidsdienaren”.

Pagina 23

De Raad stelt voor in de eerste volzin “regeringsambtenaren” te vervangen door “ambtenaren”.

 

[1] Bedoeld zal zijn artikel 2, tweede lid, onderdeel a.