Adviezen
RvA no. RA/18-17-LB
Uitgebracht op : 22/08/2017
Publicatie datum: 20/06/2018
Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 3, vijfde lid, van de Landsverordening Sociaal Economische Raad (Landsbesluit profielschets voorzitter en leden Sociaal Economische Raad)
(zaaknummer 2015/016438)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 18 juli 2017 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 21 augustus 2017, bericht de Raad u als volgt.
I. Inhoudelijke opmerkingen
1. Het ontwerp
a. Politieke betrokkenheid (artikel 2, onderdeel i)
Op grond van artikel 2, onderdeel i, van het ontwerplandsbesluit profielschets voorzitter en leden Sociaal Economische Raad (hierna: het ontwerp) mag men om tot voorzitter van de Sociaal Economische Raad (hierna: de SER) te worden benoemd niet direct of actief betrokken zijn in de politiek.
De Raad kan uit de nota van toelichting niet opmaken wat met “niet direct” of “niet actief” betrokken zijn in de politiek bedoeld wordt. Uit de formulering van artikel 2, onderdeel i, van het ontwerp volgt bovendien dat indirecte of passieve betrokkenheid in de politiek geen beletsel vormt om tot voorzitter van de SER benoemd te worden. Dat is reden te meer om zo concreet mogelijk invulling te geven aan de in genoemd onderdeel i gehanteerde begrippen. Het voorgaande geldt ook voor de artikelen 3, onderdeel f en 4, onderdeel d, van het ontwerp.
De Raad adviseert de regering de nota van toelichting met inachtneming van het voorgaande aan te vullen.
Ook wordt geadviseerd om af te wegen of een minimale periode van afwezigheid uit de politiek ter waarborging van de onafhankelijkheid als vereiste in het ontwerp opgenomen dient te worden. Ter vergelijking wordt verwezen naar de artikelen 2, onderdeel D en 3, onderdeel C, van het Landsbesluit profielschets ondervoorzitter en leden Raad van Advies.
b. De benoeming van de voorzitter en artikel 3
Op grond van artikel 8, tweede lid, van de ontwerplandsverordening houdende wijziging van de Landsverordening Sociaal Economische Raad (Zittingsjaar 2015-2016-101) die op 10 augustus 2017 door de Staten van Curaçao is aangenomen, wordt de voorzitter van de SER benoemd uit de onafhankelijke leden, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel c, van dat ontwerp.
De voorzitter dient op grond van artikel 2, onderdeel a, van het voorliggend ontwerp te beschikken over een academische titel. Op grond van artikel 3, onderdeel a, van laatstbedoeld ontwerp hoeft een onafhankelijk lid van de SER geen academische titel te hebben; een academisch werk- en denkniveau is voldoende. Uitgaande van het voorgaande kan het geval zich voordoen dat een vacature voor een voorzitter van de SER niet opgevuld kan worden met een van de zittende onafhankelijke leden. Immers, de kandidaat dient over een academische titel te beschikken en dat is niet per definitie het geval bij alle onafhankelijke leden. Het kan zijn dat de nieuw te benoemen voorzitter onder die omstandigheden geen persoon is die kennis heeft van de organisatie en de werkwijze van de SER, omdat hij niet eerder lid is geweest van de SER. Voor de positie van voorzitter is dat wellicht wel een pre. In dit verband wordt voorts verwezen naar pagina 2 van de brief d.d. 16 april 2015 (met kenmerk 048/2015-SER) waaruit kan worden opgemaakt dat de voorzitter altijd is voorgedragen en benoemd uit de onafhankelijke leden.
De Raad adviseert de regering met het voorgaande rekening te houden.
c. Academische titel dan wel academisch werk- en denkniveau
1°. Inleiding
De Raad van Ministers heeft in zijn besluit van 12 juli 2017 waarin hij akkoord is gegaan met aanbieding van het ontwerp aan de Raad van Advies voor advies tevens besloten om de Raad van Advies te verzoeken advies uit te brengen over het vereiste van een academische titel dan wel een academisch werk- en denkniveau, zoals opgenomen in het ontwerp betreffende een profielschets voor de voorzitter en de leden van de SER.
De regering heeft niet concreet aangegeven op welke aspecten of specifieke vraagpunten van het vereiste van een academische titel dan wel een academisch werk- en denkniveau zij advies van de Raad verlangt. Indien de vraag van de regering hierna niet voldoende beantwoord wordt geacht, zal de Raad op meer specifiek door de regering gestelde vragen over dit onderwerp in een aanvullend advies de regering hierover adviseren.
2°. Geen diploma, wel academisch werk- en denkniveau
“Academisch werk- en denkniveau” betekent dat iemand behalve door een afgeronde universitaire opleiding, ook op andere manieren voor een ambt of functie kan kwalificeren.
De reden waarom doorgaans voor een ambt of functie een “academisch werk- en denkniveau” en niet een afgeronde universitaire opleiding vereist wordt, is dat degene die de geschikte kandidaat zoekt, mensen niet alleen op grond van hun opleiding uit wil sluiten. De kring van potentiële kandidaten wordt daarmee ruimer. In dat opzicht is genoemde vereiste in de profielschets van de leden, uitgezonderd de voorzitter, van de SER positief te noemen.
De Raad gaat er daarbij wel vanuit dat de SER de criteria waaraan het werk- en denkniveau getoetst wordt zo concreet mogelijk beschrijft om willekeur te voorkomen. Om willekeur te voorkomen is de Raad van oordeel dat deze in de nota van toelichting behorende bij het ontwerp moeten worden opgenomen.
De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting de criteria op te nemen waaraan het academisch werk- en denkniveau getoetst wordt.
3°. Academisch niveau en niet lager
Volgens het tweede tekstblok van de nota van toelichting behorende bij het ontwerp heeft de SER een belangrijke rol bij het creëren van maatschappelijk draagvlak en een forum voor de sociale partners om overleg te voeren over zaken die werkgevers en werknemers aangaan. In dat opzicht is het goed om na te gaan of en in hoeverre het vereiste van een academisch werk- en denkniveau bedoelde rol van de SER hindert. Daarvoor is het van belang te onderzoeken of de zogenoemde representatieve organisaties van werkgevers en werknemers waaruit de leden van de Raad gekozen worden wel voldoende kandidaten beschikbaar hebben die over bedoelde capaciteiten beschikken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat ook een hoger niet-universitair werk- en denkniveau voldoet om als volwaardig lid van de SER onder alle omstandigheden te kunnen functioneren.
Uiteraard mag het voorgaande niet tot gevolg hebben dat de werkwijze van de SER en de discussies daarbinnen om tot weloverwogen adviezen aan de regering en aan de Staten te kunnen komen daardoor in het gedrang komen.
De Raad adviseert de regering na te gaan bij de SER in hoeverre het mogelijk is om in plaats van de vereiste academische werk- en denkniveau van de leden bedoeld in artikel 4 van het ontwerp, te vereisen dat betrokkenen ten minste een minimale hbo werk- en denkniveau hebben.
2. De nota van toelichting
a. De financiële paragraaf
Mede gelet op de artikelen 10, eerste lid en 11 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 en het zorgvuldigheidsbeginsel is het noodzakelijk dat advies van de sector Financieel beleid en Begrotingsbeheer van het Ministerie van Financiën over alle ontwerpregelingen wordt ingewonnen. Bij de aan de Raad aangeboden stukken is geen advies van genoemd ministerie aangetroffen.
De Raad adviseert de regering artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 alsnog in acht te nemen.
b. Artikel 2
Op grond van artikel 2, onderdelen a en c, van het ontwerp dient de voorzitter van de SER “bestuurlijke ervaring” te hebben respectievelijk “intrinsiek dienstbaar te zijn aan de overlegeconomie”.
De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting aan te geven wat in dit verband bedoeld wordt met “bestuurlijke ervaring” en “intrinsiek dienstbaar zijn aan de overlegeconomie”.
II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging conform de in het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, opgenomen voorstellen te besluiten, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 22 augustus 2017
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________________ _____________________
mevr. mr. L. M. Dindial mevr. mr. C. M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/18-17-LB
Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
1. Het ontwerp
a. De considerans
Voorgesteld wordt in de considerans “de leden en de voorzitter” te vervangen door “de voorzitter en de leden”.
b. Artikel 1
Voorgesteld wordt de artikelen van de Landsverordening Sociaal Economische Raad waarop gedoeld wordt te specificeren.
c. Artikel 2
Voorgesteld wordt aan onderdeel b toe te voegen “ en is gericht op samenwerking”.
Voorgesteld wordt een onderdeel toe te voegen in woorden van de volgende strekking: “Heeft gevoel voor sociale verhoudingen”.
Indien met de term “bruggenbouwer” in onderdeel e hetzelfde bedoeld wordt als in het eerste zinsdeel, wordt voorgesteld “bruggenbouwer” te schrappen. Indien verschillende betekenissen beoogd worden, wordt voorgesteld in de nota van toelichting aan te geven wat met de term “bruggenbouwer” bedoeld wordt.
Voorgesteld wordt onderdeel f te vervangen door” is oplossingsgericht”.
Voorgesteld wordt in onderdeel g “kan omgaan met krachten” te vervangen door “is in staat belangen objectief tegen elkaar af te wegen”.
Voorgesteld wordt onderdeel i op te splitsen in verschillende onderdelen waarin de verschillende eigenschapen die daar genoemd worden apart genoemd worden.
d. Artikel 3
Voorgesteld wordt in onderdeel a “dan el” te vervangen door “dan wel”.
Voorgesteld wordt in onderdeel e dezelfde terminologie te gebruiken voor “mensen die anderen bij elkaar brengen” (bruggenbouwers) als in artikel 2, onderdeel e van het ontwerp.
e. Artikel 4
Voorgesteld wordt in onderdeel b na “sociaal” in te voegen “en” en tussen “en” en “andere” in te voegen van”.
In onderdeel c is als vereiste opgenomen dat de kandidaat de houding moet hebben tot het bereiken van consensus binnen de SER. Het lijkt erop dat daarmee bedoeld wordt dat betrokkene een zogenoemde “bruggenbouwer” moet zijn; de term die in de artikelen 2, onderdeel e en 3, onderdeel e, van het ontwerp wordt gebruikt. Voorgesteld wordt dezelfde terminologie te gebruiken in die gevallen waar hetzelfde bedoeld wordt.
2. De nota van toelichting
a. Algemeen
Hoewel onderhavig ontwerp – volgens de aan de Raad aangeboden stukken – geconcipieerd is aan de hand van een door de SER opgesteld conceptlandsbesluit profielschets voorzitter en leden van de Sociaal Economische Raad, is dit ontwerp van de regering. Om die reden wordt voorgesteld het eerste tekstblok van de tweede pagina van de nota van toelichting te schrappen.
b. Advies van de SER
Voorgesteld wordt in de nota van toelichting een paragraaf op te nemen waarin verwezen wordt naar het advies van de SER betreffende het ontwerp.
c. Artikel 3
Voorgesteld wordt onderdeel c in de nota van toelichting toe te lichten en aan te geven aan de hand van welke criteria beoordeeld wordt of een persoon al dan niet het algemeen belang dient.