no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/21-20-DIV

Uitgebracht op : 10/08/2020
Publicatie datum: 23/09/2020

Verzoek aan de Raad van Advies om spoedadvies uit te brengen met betrekking tot de wettelijke kaders ten aanzien van het verstrekken van informatie omtrent afzonderlijke financiële instellingen in Curaçao aan de ministeries van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in Nederland (zaaknummer 2020/017911)

Verzoek aan de Raad van Advies om spoedadvies uit te brengen met betrekking tot de wettelijke kaders ten aanzien van het verstrekken van informatie omtrent afzonderlijke financiële instellingen in Curaçao aan de ministeries van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in Nederland (zaaknummer 2020/017911)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 29 juni 2020 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp bericht de Raad u als volgt.                        

  1. Inleiding
     
  1. Achtergrond van het onderhavige adviesverzoek
     
    De impact van de COVID-19 pandemie op Curaçao is groot: zowel op maatschappelijk vlak alsook op economisch en financieel gebied zijn de gevolgen zeer ingrijpend. Het abrupt wegvallen van alle inkomsten uit de toeristische sector en het moeten stopzetten van alle overige bedrijvigheid ter voorkoming van een mogelijke verspreiding van COVID-19, zijn daarvan de belangrijkste aanleiding. Dit noopt tot snelle actie om verdere onherstelbare schade te voorkomen.
    De precaire financiële positie waarmee Curaçao al voor de COVID-19 pandemie te kampen heeft en de al zeer kwetsbare economie bieden weinig ruimte om bedoelde gevolgen binnen korte tijd zelfstandig en met eigen middelen op te vangen. Curaçao heeft daarom, op grond van artikel 36 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een beroep gedaan op (financiële en personele) bijstand van Nederland. Nederland heeft tot dusverre liquiditeitssteun in twee tranches aan Curaçao verleend. Aan de tweede tranche heeft Nederland een aantal voorwaarden verbonden waarmee de regering van Curaçao ingestemd heeft. Hoewel een aanvang is gemaakt met de daartoe te ondernemen stappen en de regering vooruitgang in de uitvoering daarvan heeft geboekt, had Curaçao op het moment van de behandeling van de aanvraag voor een derde tranche liquiditeitssteun nog niet aan alle voorwaarden voor de tweede tranche voldaan. Om voor de derde tranche liquiditeitssteun (periode juli tot en met september 2020) in aanmerking te komen zullen de landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk in algemene zin moeten voldoen aan de voorwaarden die aan de tweede tranche liquiditeitssteun zijn gesteld. Zij moeten tevens instemmen met de geformuleerde voorwaarden voor de derde tranche liquiditeitssteun, waarbij het voldoen aan deze voorwaarden tevens voorwaarde is voor het in aanmerking komen voor verder liquiditeitssteun (vierde tranche en verder).[1]

 

In de door Nederland aan de tweede tranche liquiditeitssteun verbonden voorwaarden is onder andere opgenomen dat de regering van Curaçao en de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarden (hierna: CBCS) algemene informatie over de financiële sector van Curaçao en bepaalde specifieke informatie over afzonderlijke financiële instellingen met de ministeries van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) van Nederland en De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) dienen te delen.

 

De CBCS benadrukt in een aan de ministers van Financiën van Curaçao en Sint Maarten gerichte brief d.d. 10 juni 2020 (kenmerk JJ/EG/mmh/2020-004569) (hierna: Brief CBCS) onder meer dat de financiële toezichtwetgeving op Curaçao een gesloten geheimhoudingsregime kent. Dit houdt volgens de CBCS in dat het haar niet is toegestaan om verder of anders gebruik te maken van gegevens of inlichtingen die zijn verkregen uit hoofde van de toezichttaak of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor haar taakuitoefening of door de betreffende landsverordening zelf wordt vereist. Handelen in strijd daarmee is strafbaar gesteld.

 

Voorts geeft de CBCS aan dat het voor het functioneren van het toezicht en onder toezicht staande financiële instellingen van cruciaal belang is dat de door deze instellingen aan de toezichthouder te verstrekken (vertrouwelijke en concurrentiegevoelige) gegevens beschermd en afgeschermd worden, hetgeen de ratio is achter het gesloten geheimhoudingsregime. De geheimhoudingsplicht is dan ook absoluut, behoudens de in de betreffende landsverordeningen expliciet en limitatief genoemde uitzonderingen.[2] De gevolgtrekking van de CBCS is dat de financiële toezichtlandsverordeningen geen basis bieden voor het verstrekken van instellingsspecifieke informatie aan Nederlandse ministeries door de CBCS en dat, indien de CBCS daartoe overgaat, zij haar geheimhoudingsplicht schendt en daarmee een strafbaar feit begaat.[3] De CBCS vraagt tot slot naar het standpunt van de Minister van Financiën over het delen van instellingsspecifieke informatie met de ministeries van Financiën en BZK van Nederland.

 

  1. Het verzoek aan de Raad
     
    In het onderhavige adviesverzoek (hierna: adviesverzoek) dat gebaseerd is op artikel 64, vijfde lid, van de Staatsregeling van Curaçao in samenhang met artikel 19, tweede lid, van de Landsverordening Raad van Advies wordt de Raad gevraagd om te adviseren over de wettelijke kaders ten aanzien van het verstrekken van informatie omtrent afzonderlijke financiële instellingen aan de Ministeries van Financiën en BZK van Nederland. Hoewel het adviesverzoek zich beperkt tot de vraag naar het standpunt van de Minister van Financiën ten aanzien van het verstrekken van instellingsspecifieke informatie aan de ministeries van Financiën en BZK in Nederland, zal in het advies ook worden ingegaan op het wettelijk kader voor de verstrekking van deze informatie aan de DNB. Tevens zal worden ingegaan op het verstrekken van algemene informatie over de financiële sector in Curaçao.
     
     
     
  2. De aan de financiële ondersteuning voor de periode 15 mei tot 30 juni 2020 aan Curaçao (tweede tranche liquiditeitssteun) verbonden voorwaarden betreffende de financiële sector
     
    In verband met de tweede tranche liquiditeitssteun aan Curaçao zijn specifiek voor Curaçao een aantal voorwaarden gesteld dat is gericht op de financiële sector. De twee voor het adviesverzoek relevante voorwaarden luiden als volgt:[4]
  1. Curaçao en de CBCS dienen de DNB inzicht te verschaffen in de situatie in de financiële sector in den brede, waaronder potentiële verliezen en waar deze neerslaan. Het betreft ten minste:
  • Inzicht in de huidige kapitaals- en liquiditeitspositie van de belangrijkste financiële instellingen (banken, verzekeraars, pensioenfondsen) en de prognoses voor de komende 6 maanden.
  • Een analyse van de voornaamste risico’s voor deze instellingen op de korte en middellange termijn.
  1. Curaçao en de CBCS verschaffen de DNB gedetailleerde (financiële) informatie over de voorgenomen oplossingen voor de aanpak van probleeminstellingen onder de veronderstelling dat de kosten die voorkomen uit de afwikkeling van deze problemen worden opgevangen binnen de meerjarige begrotingen van Curaçao zelf. Het betreft ten minste:
  • Inzicht in de plannen voor de Girobank, de PSB Bank, Ennia en de gevolgen voor het APC en de overheidsfinanciën.
     
  1. Wettelijk kader met betrekking tot het verschaffen door de CBCS van (algemene en instellingsspecifieke) informatie over de financiële sector aan de ministeries van Financiën en BZK alsmede aan de DNB
     
  1. Inleiding
    In dit onderdeel van het advies komt het wettelijk kader met betrekking tot de CBCS als financiële toezichthouder aan de orde. Daarbij zal worden nagegaan welke wettelijke basis er is voor de CBCS om aan voornoemde Nederlandse ministeries en de DNB de informatie te verstrekken zoals in de bedoelde voorwaarden is opgenomen.
     
  2. De CBCS als financiële toezichthouder
    Op grond van artikel 8, eerste lid, van het Centrale Bank-statuut voor Curaçao en Sint Maarten (hierna: Bank-statuut) oefent de CBCS toezicht uit op personen, ondernemingen en instellingen werkzaam in of vanuit Curaçao of Sint Maarten conform de bepalingen van dit artikel. De CBCS oefent conform artikel 8, tweede lid, van het Bank-statuut onder meer toezicht uit op het bank- en kredietwezen, ondernemingspensioenfondsen, het verzekeringswezen, alsook op de effectenbeurzen, beleggingsinstellingen en administrateurs.
     
  3. De wettelijke basis met betrekking tot het eventueel verstrekken van informatie over banken en verzekeringsbedrijven
     
    1°. Algemeen
    In de toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten kwamen diverse geheimhoudingsbepalingen voor. Met de invoering d.d. 5 december 2015 van de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van
     
    Curaçao en Sint Maarten (hierna: Lv actualisering en harmonisatie) zijn de in de verschillende toezichtlandsverordeningen voorkomende geheimhoudingsbepalingen voor zover mogelijk gestandaardiseerd voor alle financiële toezichtlandsverordeningen.[5] In de memorie van toelichting behorende bij deze landsverordening wordt tevens benadrukt dat de geheimhoudingsplicht slechts de gegevens of inlichtingen betreft die op grond van de betreffende financiële toezichtlandsverordening of met gebruikmaking van bepaalde toezichtbevoegdheden zijn verkregen. De geheimhoudingsplicht geldt ook met betrekking tot de gegevens en inlichtingen verkregen van het Openbaar Ministerie, het Meldpunt, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening ongebruikelijke transacties (hierna: FIU) en/of een buitenlandse toezichthouder. Ten aanzien van andere gegevens of inlichtingen, kan geen beroep worden gedaan op de geheimhoudingsplicht.[6]
     
    Gezien de aan de tweede tranche liquiditeitssteun gestelde voorwaarde dat aan de DNB met name inzicht verschaft moet worden in de financiële situatie van de belangrijkste financiële instellingen, te weten banken en verzekeraars, gaat de Raad hieronder in op de bepalingen met betrekking tot de geheimhoudingsplicht voor de CBCS ten aanzien van deze financiële instellingen.
     
    2°. De Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994
    Artikel 40, eerste lid, van de Landsverordening toezicht bank en kredietwezen 1994 (hierna: LTBK) bepaalt dat gegevens of inlichtingen die ingevolge het bij of krachtens de LTBK bepaalde omtrent afzonderlijke ondernemingen en instellingen zijn verstrekt of zijn verkregen en gegevens of inlichtingen die van een instantie als bedoeld in artikel 41 van de LTBK[7] zijn ontvangen, niet gepubliceerd worden en geheim zijn.
    Voorts is het een ieder die uit hoofde van de toepassing van de LTBK of van een krachtens de LTBK genomen besluit enige taak vervult verboden van de gegevens of inlichtingen, ingevolge de LTBK verstrekt of van een instantie als bedoeld in artikel 41 van de LTBK ontvangen, of van de gegevens of inlichtingen, bij het onderzoek van boeken, bescheiden of andere informatiedragers verkregen, verder of anderszins gebruik te maken of daaraan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak of door de LTBK wordt geëist.[8]
     
    De LTBK bevat echter afwijkingen op de bovenstaande geheimhoudingsplicht te weten:
  • De CBCS is bevoegd ter handhaving van een gezond bank- en kredietwezen aangifte te doen van een vermoeden van een strafbaar feit en in het geval dat door de CBCS aangifte is gedaan, dan wel in het geval waarin zij wordt opgeroepen om als getuige of deskundige op te treden, dan is zij bevoegd in het kader van de opsporing, het gerechtelijk vooronderzoek of de behandeling ter terechtzitting, inlichtingen te verschaffen met dien verstande dat het een strafzaak betreft.[9]
  • De CBCS is bevoegd met gebruikmaking van gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van haar ingevolge de LTBK opgedragen taak, mededelingen te doen mits deze niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke kredietinstellingen. Indien een kredietinstelling daartoe schriftelijk toestemming heeft gegeven, worden de gegevens of inlichtingen met betrekking tot deze kredietinstelling wel gepubliceerd.[10]
  • Voorts is de CBCS op grond van artikel 40, zesde lid, van de LTBK, bevoegd om in afwijking van artikel 40, eerste lid, van de LTBK, de FIU, in te lichten, indien de CBCS bij de uitoefening van de haar ingevolge de LTBK opgedragen taak feiten ontdekt die duiden op een vermoeden van witwassen of financiering van terrorisme.
     
    3°. De Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf
    De Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (hierna: LTV) bevat in artikel 78 soortgelijke bepalingen als die die zijn opgenomen in artikel 40 van de LTBK.
     
    4°. De wettelijke basis voor het verstrekken van informatie aan de DNB als buitenlandse
            toezichthoudende instantie

     
  • De DNB als financieel toezichthouder
    Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van de Nederlandse Bankwet 1998 heeft de DNB tot taak het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen. Artikel 4, tweede lid, van voornoemde wet bepaalt dat de DNB deze taak mede kan uitvoeren in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: BES-eilanden), op de voet van de daarvoor geldende regelingen.
     
    Een voorbeeld van een geldende wettelijke regeling is de Wet financieel toezicht van Nederland (hierna: WFT) waarin de DNB op grond van artikel 1:24, tweede lid, de taak heeft gekregen het prudentieel toezicht [11] op financiële ondernemingen in het Europese deel van Nederland uit te oefenen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot de financiële markten van het Europese deel van Nederland, alsmede bepaalde financiële ondernemingen af te wikkelen.
     
    Een ander voorbeeld is artikel 1:1, onderdeel d, jo artikel 1:5 van de Wet financiële markten BES op grond waarvan de DNB tevens financieel toezichthouder is op de BES-eilanden. De DNB is om die reden financieel toezichthouder met betrekking tot het op Bonaire gevestigde bijkantoor van Ennia, waarvan het hoofdkantoor in Curaçao is gevestigd. In een in 2017 gewezen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: GEA BES) is ten aanzien van de bevoegdheid van de DNB met betrekking tot Ennia evenwel uitgemaakt, dat bij ontstentenis van een gezamenlijke regeling op het gebied van financieel toezicht, de DNB de bevoegdheid van de CBCS in Curaçao heeft te respecteren, hetgeen betekent dat de DNB het aan de CBCS toekomende binnenlandse gezag niet mag doorkruisen.[12] Het GEA BES heeft in 2018 ten aanzien hiervan voorts uitgesproken dat de bevoegdheid van de DNB tot handhaving jegens buitenlandse financiële ondernemingen haar begrenzing vindt waar de op grond van de wetgeving van hun staat van zetel bevoegde nationale toezichthouder, in dit geval de CBCS, specifiek toezicht dient te houden.[13]
    De Raad maakt uit het bovenstaande op dat de DNB ten aanzien van Ennia een mede-toezichthoudende taak heeft.
     
  • Artikel 41, eerste lid, van de LTBK en artikel 78a, eerste lid, van de LTV
    Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de LTBK is de CBCS bevoegd gegevens en inlichtingen die verkregen zijn bij de vervulling van de taak die haar is opgedragen in de LTBK, te verstrekken aan buitenlandse of hier te lande gevestigde toezichthoudende instanties. Verstrekking is niet toegestaan indien:
  1. het doel waarvoor de gegevens of inlichtingen zullen worden gebruikt onvoldoende bepaald is;
  2. het beoogde gebruik van gegevens of inlichtingen niet past in het kader van het toezicht op financiële markten of op rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen die op die markten werkzaam zijn;
  3. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen zich niet zou verdragen met de geldende wettelijke regelingen of de openbare orde;
  4. de geheimhouding van de gegevens of inlichtingen niet in voldoende mate is gewaarborgd;
  5. de verstrekking van de gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze landsverordening beoogt te beschermen; of
  6. onvoldoende is gewaarborgd dat de gegevens of inlichtingen niet zullen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze worden verstrekt.
    De Raad wijst erop dat in artikel 78a, eerste lid, van de LTV een soortgelijke bepaling als die van artikel 41, eerste lid, van de LTBK, is opgenomen.
     
    Indien geen van de bovengenoemde weigeringsgronden zich voordoet is de CBCS naar het oordeel van de Raad bevoegd bedoelde gegevens en inlichtingen op een gemotiveerd verzoek van de DNB te verstrekken aan de DNB, hetgeen ter beoordeling staat van de CBCS. Het is immers de CBCS die bepaalt of er zich een weigeringsgrond voordoet. De Raad gaat ervan uit dat de CBCS ten aanzien van verzoeken om gegevens en inlichtingen beleid heeft aan welke eisen de verzoeken moeten voldoen en op welke wijze deze worden behandeld.
     
    Het moeten verstrekken van gegevens en inlichtingen door de CBCS, aan welk(e) ministerie, instelling of persoon dan ook, kan naar het oordeel van de Raad evenwel niet geëist worden in het kader van de voorwaarden die Nederland aan Curaçao stelt voor het verkrijgen van liquiditeitssteun. Uit artikel 18 van het Bank-statuut vloeit immers voort dat de CBCS niet aangestuurd kan worden door instellingen of organen van de Landen of van de regeringen van de Landen of van enig ander orgaan.
     
    5°. Mededelingen en publicatie op grond van artikel 40, vierde lid, van de LTBK en artikel 78, vierde lid, van de LTV
    De CBCS is op grond van artikel 40, vierde lid, eerste volzin, van de LTBK en artikel 78, vierde lid, eerste volzin, van de LTV wel bevoegd om van de bedoelde financiële gegevens of inlichtingen mededelingen te doen als deze mededelingen niet kunnen worden herleid tot afzonderlijke kredietinstellingen of verzekeraars.
     
    De Raad wijst er daarnaast op dat met de schriftelijke toestemming van de financiële instelling die het aangaat de gegevens of inlichtingen met betrekking tot afzonderlijke kredietinstellingen of verzekeraars wel gepubliceerd kunnen worden op grond van artikel 40, vierde lid, tweede volzin, van de LTBK en artikel 78, vierde lid, tweede volzin, van de LTV. De Girobank en Ennia vallen momenteel onder de noodregeling, bedoeld in hoofdstuk VI van de LTBK respectievelijk hoofdstuk VIII van de LTV. Dit houdt in dat de CBCS bij uitsluiting alle bevoegdheden van de bestuurders en de commissarissen van de Girobank en Ennia uitoefent.[14]  De CBCS kan om die reden zélf de vereiste schriftelijke toestemming verlenen om tot publicatie over te gaan.
     
    Voorts wijst de Raad erop dat de CBCS in die hoedanigheid bevoegd is tot het verrichten van alle bestuurshandelingen, waaronder het verschaffen van gegevens en inlichtingen aan derden. Indien de CBCS in die hoedanigheid gegevens en inlichtingen aan de DNB zou verstrekken dan kan zij daarbij de eis stellen dat die gegevens en inlichtingen niet aan derden worden verstrekt, dus geheim blijven. 
     
      
    6°. Conclusie
    Uit het bovenstaande maakt de Raad op dat er geen wettelijke basis is voor de CBCS om instellingsspecifieke informatie aan de ministeries van Financiën en BZK te verstrekken. De artikelen 41 van de LTBK en 78a van de LTV bieden wel een wettelijke basis voor de verstrekking van bedoelde informatie aan de DNB, mits deze voldoen aan de gestelde wettelijke criteria.
    Uit het bovenstaande maakt de Raad tevens à contrario op dat de geheimhoudingsbepalingen van de LTBK en de LTV niet van toepassing zijn op het verstrekken van algemene informatie. Dit betreft informatie die niet kan worden herleid tot de financiële instellingen die onder het toezicht van de CBCS staan en wordt ondersteund door de artikelen 40, vierde lid, eerste volzin, van de LTBK en 78, vierde lid, van de LTV. Met toestemming van de betreffende kredietinstelling of het verzekeringsbedrijf kunnen de gegevens en inlichtingen over die kredietinstelling of dat verzekeringsbedrijf wel worden gepubliceerd.
    In de uitoefening van de bevoegdheden van de bestuurders en commissarissen van de Girobank en Ennia kan de CBCS voorts op grond van artikel 40, vierde lid, van de LTBK respectievelijk artikel 78, vierde lid, van de LTV, schriftelijk toestemming verlenen om tot publicatie van gegevens of inlichtingen van de Girobank dan wel Ennia, over te gaan. De Raad wijst daarbij tevens op de artikelen 30, tweede lid, van de LTBK en 63, tweede lid, van de LTV die bepalen dat de CBCS in voornoemde hoedanigheid steeds moet waken voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers, in dit geval van de Girobank en Ennia.
     
  1. Het Algemeen Pensioenfonds Curaçao
     
    Op grond van artikel 20, eerste lid, van de Landsverordening Algemeen Pensioenfonds Curaçao (hierna: Lv APC)[15] houdt de CBCS toezicht op het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (hierna: APC) en adviseert de Minister van Financiën en het bestuur van APC, over zaken die het pensioenfonds raken. De CBCS kan op grond van artikel 21 van de Lv APC inlichtingen vorderen die voor een goede vervulling van haar toezichthoudende taak nodig is. De rol van de CBCS in de Lv APC (voorheen de Landsverordening APNA) is geïnspireerd door die welke haar in de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen is toegedacht.[16] Het toezicht van de CBCS op het APC is echter beperkter omdat het toezicht slechts uitgeoefend wordt op het fonds, het pensioenfonds van het APC, en zich niet uitstrekt tot het bestuur en het beleid van het APC.
    De Lv APC bevat een geheimhoudingsbepaling in artikel 29. In de Lv APC zijn evenwel geen bepalingen opgenomen voor de verstrekking van gegevens of inlichtingen aan andere(n) dan de Minister van Financiën, de CBCS en de Algemene Rekenkamer. Wel dienen de jaarrekening en het jaarverslag van het APC algemeen verkrijgbaar te worden gesteld op grond van artikel 18, zevende lid, laatste volzin, van de Lv APC.
     
  2. Eindconclusie
     
    De Raad concludeert dat er geen wettelijke grondslag is voor de CBCS om instellingsspecifieke gegevens en inlichtingen aan de ministeries van Financiën en BZK van Nederland te verstrekken die zijn verkregen bij de uitoefening van haar toezichthoudende taak met betrekking tot kredietinstellingen en verzekeringsbedrijven alsook met betrekking tot APC. Onder de geheimhoudingsbepalingen van de betreffende financiële toezichtlandsverordeningen valt echter niet het verstrekken van algemene informatie over financiële instellingen.
     
    De artikelen 41, eerste lid, van de LTBK en 78a, eerste lid, van de LTV bieden wel de mogelijkheid om instellingsspecifieke gegevens en inlichtingen aan slechts de DNB te verstrekken. Die mogelijkheid biedt de Lv APC niet. Wat het APC betreft kan informatie verkregen worden uit de jaarrekeningen en jaarverslagen die algemeen verkrijgbaar worden gesteld.
     
    Vanwege de op basis van de hoofdstukken VI van de LTBK en VIII van de LTV ingevoerde noodregeling met betrekking tot de Girobank respectievelijk Ennia kan de CBCS echter zelf schriftelijk toestemming verlenen om tot publicatie over te gaan van gegevens of inlichtingen van deze instellingen, aangezien zij het bestuur vormt van die instellingen op grond van de artikelen 40, vierde lid, van de LTBK en 63, tweede lid, van de LTV.
     
    Onder verwijzing naar het besluit van de Raad van Ministers d.d. 24 oktober 2012 (zaaknummer 2012/061193) met betrekking tot de plaatsing van adviezen op de website van de Raad, wordt u erop geattendeerd, dat dit advies na zes weken nadat het aan de Gouverneur is aangeboden op de website van de Raad zal worden geplaatst, tenzij de Minister van Algemene Zaken de Raad binnen voornoemde termijn bericht dat plaatsing op de website op grond van een van de gronden, genoemd in artikel 11 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao, niet gewenst is.
     
     Willemstad, 10 augustus 2020
     
     de Ondervoorzitter,                                                    de Secretaris,
     
      
    ____________________                                            _____________________
    mevr. mr. L. M. Dindial                                               mevr. mr. C. M. Raphaëla
     
     

[1] Aanbiedingsbrief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, drs. R.W. Knops d.d. 10 juli 2020 aan de Rijksministerraad met als onderwerp “Voorwaarden derde tranche liquiditeitssteun Landen”, pagina 1, derde tekstlok.

[2] Brief CBCS, pagina 2, vierde tekstblok.

[3] Brief CBCS, pagina 3, eerste tekstblok.

[4] Aanbiedingsbrief van de Staatssecretaris BZK, drs. R.W. Knops, kenmerk 2020-0000237943, aan de Rijksministerraad met als onderwerp “Advies 2e tranche liquiditeitssteun landen”, pagina 3.

[5] P.B. 2015, no. 67.

[6] Memorie van toelichting behorende bij de Lv actualisering en harmonisatie, onderdeel ”2.13.1 De geheimhoudingsplicht”, pagina 29 e.v.

[7]  Een buitenlandse of hier te lande gevestigde toezichthoudende instantie.

[8]  Artikel 40, tweede lid, van de LTBK.

[9]  Artikel 40, derde lid, van de LTBK.

[10] Artikel 40, vierde lid, van de LTBK.

[11] Toezicht gericht op de soliditeit van financiële ondernemingen en het bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector (artikel 1:124, eerste lid, van de WFT).

[12] GEA BES d.d. 29 juni 2017 (zaaknr. War BES 2017/19), overweging 3, pagina 3.

[13] GEA BES d.d. 3 mei 2018 (zaaknrs. BON201700472&- 473); ECLI:NL:OGEABES:2018:10), onder 4.1, pagina 5.

[14] Zie daartoe de artikelen 30, eerste lid, van de LTBK en 63, eerste lid, van de LTV.

[15] P.B. 2015, no. 1 (G.T.).

[16] Memorie van toelichting behorende bij de Landsverordening APNA, pagina 27 (artikelsgewijze toelichting op artikel 20 van de Landsverordening APNA). De Landsverordening ondernemingspensioenfondsen is inmiddels verouderd (1985) en wordt er om die reden gewerkt aan een nieuwe landsverordening met betrekking tot het toezicht op ondernemingspensioenfondsen. .