Adviezen
RvA no. RA/23-14-LV
Uitgebracht op : 27/08/2014
Publicatie datum: 22/09/2014
Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2015
(zaaknummer 2014/034870)
Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 24 juli 2014, dat de Raad van Advies op 29 juli 2014 heeft ontvangen, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp en naar de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 25 augustus 2014, bericht de Raad u als volgt.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
Algemene opmerkingen
Kwaliteit van het ontwerp
De toelichting op de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2015 (hierna: ontwerpbegroting 2015) en de Nota van Financiën (hierna: Nota) vertonen naar het oordeel van de Raad grote verbeteringen in vergelijking met voorgaande jaren. Er is naar het oordeel van de Raad echter nog ruimte voor verdere verbetering, zoals zal worden uiteengezet in onderhavig advies van de Raad.
Voor wat betreft het project “Verantwoorde beleidsbegroting” waarvan op pagina 4, voorlaatste tekstblok van de Algemene Beschouwingen melding wordt gemaakt, adviseert de Raad de regering – onder verwijzing naar zijn advies op de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting voor het dienstjaar 2014 (hierna: ontwerpbegroting 2014)[1] – in verband met de transparantie en kenbaarheid van beleid, voor het instrument “verantwoordebeleidsbegroting” middelen beschikbaar te blijven stellen om gedegen voorlichting ter zake te blijven geven aan zowel het ambtelijk apparaat als aan de Staten.
Risico’s waarmee rekening dient te worden gehouden
a. Lange termijn risico van de schuldenlast
De Raad wil de aandacht van de regering vragen voor het lange termijn risico van de schuldenlast waarmee de regering naar het oordeel van de Raad onvoldoende rekening houdt in de ontwerpbegroting 2015.
De Nota laat een jaarlijkse financieringsbehoefte zien die binnen de huidige financiële normen past (Nota, pagina 50 e.v.). In de Nota staat onder meer dat de positie gunstig blijft vergeleken met vermelde financiële normen (Nota, pagina 51). De geldende financiële normen zijn in artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten opgenomen. Ook in artikel 7 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 zijn deze financiële normen opgenomen.
In de Nota staat ook dat in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten is vastgelegd dat Nederland inschrijft op emissies ter dekking van de financieringsbehoefte, wat tot gevolg heeft dat het financieringsrisico nihil is (Nota, pagina’s 52, laatste tekstblok en 53, eerste tekstblok).
De Raad merkt op dat ingevolge artikel 16, zevende lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten de Nederlandse Staat een staande inschrijving heeft voor het door Curaçao gevraagde leningbedrag tegen het actuele rendement op Nederlandse staatsleningen van de desbetreffende looptijd. Dit betekent dat tegen gunstige voorwaarden kan worden geleend.
De Raad wijst evenwel op het voorlaatste tekstblok op pagina 261 van de Algemene Beschouwingen waarin staat dat het financiële beleid en beheer zal worden versterkt opdat de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten op termijn overbodig wordt. In geval laatstbedoeld voornemen wordt gerealiseerd, is de Raad van mening dat voor het lenen dan zeer waarschijnlijk hogere (markt) rentetarieven zullen gelden. Omdat de leningen volgens de Staat van opgenomen geldleningen bij de ontwerpbegroting 2015 in 2020 beginnen te vervallen en geherfinancierd moeten worden, zal dit zich vanaf het jaar 2020 voor kunnen doen. In dit licht vraagt de Raad zich af in hoeverre dan nog wordt voldaan aan de thans geldende financiële normen en wat het verloop zal zijn van Grafiek “18. Rentelasten” op pagina 44 van de Nota en (hypothetisch) Tabel “14. Financieringsruimte” op pagina 51 van de Nota.
De Raad adviseert de regering in de Nota op het bovenstaande in te gaan.
De Raad adviseert de regering met het oog op het voorgaande niet alleen af te gaan op de financieringsruimte tegen de thans geldende lage rentetarieven maar tevens een hypothetische meerjarige raming te maken van de verplichtingen van het Land voor wat betreft schuldenlast en rentelasten vergeleken met de daarvoor bestemde normen indien het Land na 2018 tegen nieuwe voorwaarden zou moeten gaan lenen.
Voorts acht de Raad het raadzaam dat de regering nu al inzicht verstrekt in de reële ruimte die zou bestaan in geval de regering nu – in plaats van tegen de door Nederland ingeschreven lage rente – tegen de thans geldende rente zou moeten lenen. Daarmee schetst de regering dan een reëler beeld van de financieringsruimte die beschikbaar komt bij lopende inschrijving op staatsleningen van het Land. Bovendien wordt op die manier inzicht gegeven in de snelheid waarmee onder “normale” omstandigheden – zonder de voorwaarden van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten – de rentelasten de rentelastnorm nadert en deze norm zouden kunnen overtreffen.
Daarnaast is de schuldquote in “Grafiek “22. Bruto schuldpositie en schuldquote” als percentage van het Bruto Binnenlands Product (hierna: BBP) weergegeven (Nota, pagina 53). Het valt de Raad op dat de schuldquote stijgt van ongeveer 31% eind 2014 tot 46% in 2018. Hoewel deze schuldquote nog acceptabel is, is de geconstateerde snelle stijging in combinatie met de hierboven gemaakte opmerkingen, zeer bedenkelijk.
De Raad adviseert de regering in de Nota toe te lichten op welke wijze en op welk tijdstip de regering denkt deze trend van een relatief snelle stijging van de schuldquote, zoals weergegeven in grafiek 22, te kunnen temperen en/of ombuigen.
b. Overheidsbedrijven
In het onderdeel “Dividenden” op pagina’s 33 en 34 van de Nota staat dat er een traject loopt voor het wettelijk verankeren van het dividendbeleid en dat gewerkt wordt aan een efficiëntieslag die ruimte zal moeten creëren om de kwaliteit van de dienstverlening te financieren, alsmede om de financiële situatie van de overheidsentiteiten te versterken en de dividendafdracht te vergroten.
Deze door de regering te realiseren taakstelling zou op termijn ten minste NAf 35 miljoen per jaar moeten opleveren.
De Raad heeft geen inzicht in de financiële situatie van de overheidsbedrijven. Daardoor kan de Raad de risico’s die de financiële situatie van die deze vennootschappen voor de Begroting voor het dienstjaar 2015 (hierna: Begroting 2015) en de meerjarenbegroting kunnen hebben, niet volledig beoordelen.
De Raad is van oordeel dat de meerjarige verhoging van NAf 5 miljoen op de ontwerpbegroting 2015 en de meerjarenbegroting (Nota, pagina 33, derde tekstblok) zonder nadere onderbouwing een risico voor de begroting inhoudt.
De Raad adviseert de regering om haar beleid in de memorie van toelichting duidelijk toe te lichten en aan te geven welke concrete plannen er zijn om de financiële situatie van de overheidsbedrijven te versterken, om zodoende de in de Begroting 2015 en de meerjarenbegroting opgenomen bedragen, te kunnen handhaven en verwezenlijken.
c. Nieuw ziekenhuis
Voor de financiering van de bouw en inrichting van en transitie naar het nieuwe ziekenhuis is een bedrag van NAf 459.000.000,– opgenomen in de meerjarenbegroting. De constructie van het ziekenhuis is in 2014 aangevangen.
De Raad adviseert de regering om in de Algemene Beschouwingen aan te geven of het begrote bedrag gerelateerd aan het nieuwe ziekenhuis meerjarig toereikend zal zijn voor de bouw en inrichting van en transitie naar het nieuwe ziekenhuis evenals voor de afbouw van het St. Elisabeth Hospitaal.
Daarnaast adviseert de Raad om aan te geven of er eventuele financiële gevolgen voor het Land verbonden zullen zijn aan de afbouw van het St. Elisabeth Hospitaal. Omdat in de afgelopen jaren het bedrag bestemd voor de bouw, inrichting en transitie van het nieuwe ziekenhuis door omstandigheden heel wat hoger is dan eerst werd geraamd, is het de Raad niet duidelijk of de regering er van overtuigd is dat het huidige geraamde bedrag niet door meerkosten, bijvoorbeeld door ontwerpwijzigingen of toevoegingen aan het bestaande ontwerp, zelfs het huidige bedrag zal overschrijden, en dus een risico zal vormen voor de begroting.
De Raad adviseert bovendien om in de Algemene Beschouwingen aan te geven of en op welke wijze het nieuwe ziekenhuis zal bijdragen aan het beheersbaar maken en houden van de kosten in de gezondheidszorg.
d. Kapitaalinvesteringen en exploitatielasten
De Raad constateert evenals bij de Begroting voor het dienstjaar 2014 (hierna: Begroting 2014) dat er een aantal investeringen voorgenomen zijn waarvan op voorhand vaststaat dat daaraan exploitatiekosten verbonden zullen zijn.
De Raad adviseert de regering te toetsen of bij de bedoelde investeringen in alle gevallen rekening is gehouden met exploitatiekosten en kostenverhoging vanwege prijsstijging en zo nodig de ontwerpbegroting 2015 aan te passen.
e. Uitvoeringscapaciteit om de beoogde beleidsdoelen te kunnen bereiken
De Raad vraagt zich af de regering voldoende uitvoeringscapaciteit heeft om de voorgenomen beleidsdoelen te bereiken. Als voorbeeld geeft de Raad de taxatie van onroerende zaken in het kader van de uitvoering van de Landsverordening onroerende zaakbelasting.
Voor de Raad is het bijvoorbeeld ook onduidelijk of het Ministerie van Economische Ontwikkeling de bemensing heeft om met het zeer groot aantal doelstellingen en instrumenten genoemd in het hoofdstuk “Ministerie van Economische Ontwikkeling” van de Algemene Beschouwingen in het jaar 2015 daadwerkelijk te kunnen aanvangen c.q. deze te kunnen verwezenlijken.
De Raad adviseert de regering om na te gaan of het feit dat bepaalde beleidsvoornemens reeds enkele jaren herhaald worden wellicht te wijten is aan gebrek aan capaciteit om het werk uit te voeren (bijvoorbeeld de Centrale Inkoop). Ook adviseert de Raad om eventueel beleidsmaatregelen aan te wijzen om de gevolgen van bedoelde risico’s te matigen.
De onderbouwing van de ontwerpbegroting 2015
Artikel 2 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 schrijft voor dat de begroting, de meerjarenbegroting en de jaarrekening samen met de toelichtingen een inzicht moeten geven in zowel de financiële positie als de baten en lasten zodat met betrekking tot beide een verantwoord beeld kan worden gevormd. Voorts bepaalt artikel 14, tweede lid, van voornoemde landsverordening dat de begroting zowel per hoofdstuk als per functie wordt toegelicht. In het derde tot en met het zesde lid van artikel 14 zijn de gegevens genoemd die de toelichting bij de begroting moet bevatten, waaronder de factoren die aan de ramingen ten grondslag liggen en voor zover mogelijk gegevens over de omvang van de activiteiten of prestaties die worden beoogd (beleidsmatige begroting).
De Raad juicht toe dat ook dit jaar de toelichting op de ontwerpbegroting 2015 verbeteringen vertoont in vergelijking met voorgaande jaren, zowel voor wat betreft de indeling, mede als gevolg van de (gefaseerde) uitvoering van het project “Verantwoorde beleidsbegroting”, als voor wat betreft de inhoud.
De Raad vraagt echter ook dit keer de bijzondere aandacht van de regering voor het duidelijker in beeld brengen van de beleidsvoornemens die in de Algemene Beschouwingen worden opgenomen. Dat betekent dat een beleidsvoornemen niet alleen duidelijk moet worden geformuleerd, maar dat ook aangegeven moet worden welke activiteiten zullen worden verricht om dat voornemen te verwerkelijken en welke meetbare resultaten gedurende en na het hele uitvoeringstraject worden verwacht. Daarnaast dienen de beleidsvoornemens gerelateerd te worden aan de begrote bedragen voor het betrokken dienstjaar of de daaropvolgende dienstjaren in de meerjarenbegroting en aan een tijdsplanning voor de realisering daarvan.
De Raad beveelt ook aan om kort de huidige situatie in kaart te brengen. Goede beleidsbepaling begint immers met een degelijke evaluatie van de huidige situatie en maakt tevens aan een ieder kenbaar welke problemen de overheid wenst op te lossen en/of welke positieve aspecten de overheid wenst te versterken. Ook dit vergemakkelijkt de evaluatie van het te voeren beleid.
De Raad geeft de volgende voorbeelden waar niet voldaan wordt aan de vereisten van een deugdelijke toelichting.
In het hoofdstuk “Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport” (pagina’s 194 en 195 van de Algemene Beschouwingen) wordt een overzicht gegeven van de operationele doelstellingen die behaald moeten worden met hun respectievelijke instrumenten en wat het gaat kosten. Het valt de Raad op dat geen bedragen genoemd worden bij een aantal van die doelstellingen, waaronder “ontwikkelen van leerlijnen” voor het realiseren van “valide centrale toetsen en volgtoetsen voor elke leergroep” en het “stimuleren van het volgen van hoger onderwijs aan de UoC en het uitbreiden van het onderwijsaanbod aan de UoC”.
Voorts worden in het hoofdstuk “Ministerie van Economische Ontwikkeling” op pagina 150 van de Algemene Beschouwingen drie strategische beleidsdoelen genoemd. Daarna volgt een reeks “operationele doelstellingen” en “instrumenten”.
De Raad mist echter (kwantitatieve) indicatoren die zullen bepalen of de genoemde instrumenten inderdaad de vastgestelde beleidsdoelen zullen bereiken en volgens welk tijdpad. In de financiële management rapportages zal melding moeten worden gemaakt van de tot dan bereikte (beleids)doelen.
Ook in het hoofdstuk “Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur” worden diverse activiteiten en de respectievelijke instrumenten genoemd, maar er wordt weinig inzicht gegeven in concrete onderdelen die wijzen op een gepland beleid.
Een voorbeeld waar wel goed gebruik wordt gemaakt van indicatoren is te vinden in het hoofdstuk “Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn” op pagina’s 210 e.v. van de Algemene Beschouwingen.
Het projecteren van voornemens zonder dat er duidelijke specifieke doelstellingen worden vastgesteld en de economische en financiële gevolgen daarvan worden gekwantificeerd, draagt naar het oordeel van de Raad niet bij aan de sturings-, beleids- en verantwoordingsfunctie die de begroting aan de Staten dient te bieden. Immers het parlement moet in staat worden gesteld om het beleid van de regering bij de uitvoering ervan te kunnen evalueren en bij de vaststelling van de jaarrekening het gevoerde beleid op haar effectiviteit te kunnen toetsen en de individuele ministers gebaseerd hierop decharge te kunnen verlenen.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van al het bovenstaande aan te passen.
Cijfers betreffende 2013 en 2014
De tabellen in de Algemene Beschouwingen geven in tegenstelling tot die in de Nota, géén inzicht in de realisatiecijfers van 2013, de Begroting 2014, en de prognose voor 2014 waardoor de Algemene Beschouwingen naar het oordeel van de Raad minder bruikbaar zijn als beleidsinstrument. De begrote bedragen voor 2015 kunnen immers niet worden afgezet tegen die van 2013 en 2014.
De Raad adviseert de regering de Algemene Beschouwingen op bovengenoemd punt aan te vullen.
Lastenverlichting
Op pagina’s 24 en 25 van de Nota staat onder “Loon- en inkomstenbelasting” respectievelijk “Winstbelasting” dat rekening wordt gehouden met een structurele lastenverlichting in de inkomstenbelasting en in de winstbelasting vanaf 2015 indien de uitvoering van het sanerings- en groeipad in overeenstemming met de projecties verloopt. Een deel van de in 2014 voor 2015 en 2016 voorgenomen daling in de opbrengsten uit loon- en inkomstenbelasting zal volgens de Nota worden gebruikt voor het doen dalen van de krachtens de Landsverordening basisverzekering ziektekosten vastgestelde werkgeverspremie.
De Raad adviseert de regering om toe te lichten wat de relatie is tussen de daling in de opbrengsten uit loon- en inkomstenbelasting en het doen dalen van de krachtens de Landsverordening basisverzekering ziektekosten vastgestelde werkgeverspremie.
De lastenverlichting als hiervoor bedoeld wordt gerelateerd aan het uitvoeren van het sanerings- en groeipad overeenkomstig de projecties. De Raad adviseert tevens om aan te geven wat het sanerings- en groeipad precies inhouden en bovendien om een tijdpad op te nemen per wanneer bedoelde sanerings- en groeipad moeten zijn uitgevoerd en om daarnaast beleidsmaatregelen aan te geven hoe de regering een tegenvallend of vertraagd (eind)resultaat zal opvangen.
Versterking financieel beheer en budgetdiscipline
Hanteren van de PEFA-systematiek (het Performance Measurement Framework van de werkgroep Public Expenditure and Financial Accountability).
Het hanteren van de PEFA-systematiek als internationaal erkend normenkader voor financieel beheer wordt onder meer genoemd als een onderdeel van het instrument “versterking van het financieel beheer en de planning en controlcyclus bij alle ministeries” (Algemene Beschouwingen, pagina 264, onderdeel 1.4.1).
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen een tijdpad op te nemen voor de implementatie (van onderdelen) van de PEFA-systematiek.
Budgetdiscipline en financieel beheer
Een belangrijk aspect om het voldoen aan de financiële normen, opgenomen in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, en het voeren van een verantwoord en gezond financieel beheer te bewerkstelligen, is het bevorderen van budgetdiscipline en toezicht op de naleving hiervan. Daartoe dienen de vigerende regels ter versterking van de budgetdiscipline en financieel beheer strikt te worden nageleefd en dienen alle beleidsaangelegenheden op hun financiële en budgettaire implicaties te worden getoetst voordat besluitvorming daarover plaatsvindt (Nota, pagina 4, laatste tekstblok).
De Raad adviseert de regering concreter toe te lichten op welke wijze en op welke termijn de budgetdiscipline en het financieel beheer zullen worden versterkt en verbeterd.
De ontwerpbegroting 2015 en de meerjarenbegroting
Staatsorganen en overige algemene organen
Uitgaven van Hoge Colleges van Staat en het Secretariaat SER/GOA
De Raad constateert dat het in de ontwerpbegroting 2015 geraamde bedrag voor het doen van uitgaven, in vergelijking met de Begroting 2014, voor de meeste Hoge Colleges van Staat en het Secretariaat SER/GOA is verminderd. Deze vermindering is vooral voor de Algemene Rekenkamer en de Ombudsman aanzienlijk. Ook een kleine vermindering op een beperkt budget kan voelbare gevolgen hebben. In de memorie van toelichting is geen onderbouwing voor voornoemde vermindering gegeven.
De Raad is van oordeel dat voornoemde advies- en toezichthoudende organen over voldoende middelen dienen te beschikken om hun bij wet opgedragen taken op een kwalitatief hoog niveau te kunnen uitoefenen. De regering moet ervoor waken dat de uitoefening van deze taken door de verminderde begrotingsbedragen niet in het gedrang komt.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Ministerie van Algemene Zaken
Functie 03. Algemeen beheer Algemene Zaken
De Raad constateert dat de begroting voor het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister een relatief grote verhoging laat zien (NAf 917.469 vergeleken met de Begroting 2014 en vergeleken met de Rekening voor het dienstjaar 2013 (hierna: Rekening 2013)). Dit is overigens het gevolg van hogere personeelslasten. De Raad mist een onderbouwing in de Algemene Beschouwingen voor deze verhoging.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande de Algemene Beschouwingen aan te passen.
Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport
Functie 55 Oudheidkunde en Musea
De Raad merkt op dat monumentaangelegenheden onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning vallen en vraagt de regering waarom de allocatie van de middelen daarvoor niet onder dat ministerie plaatsvindt. Indien de regering er desondanks voor kiest om de middelen voor monumentaangelegenheden onder het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport te plaatsen, adviseert de Raad de regering om duidelijke afspraken te maken hoe en door wie het geld besteed moet worden.
Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur
Kapitaaldienst
Het is de Raad opgevallen dat voor het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur voor de dienstjaren 2016, 2017 en 2018 plotseling veel minder op de kapitaaldienst is begroot dan voor het dienstjaar 2015 (zie de tabel op pagina 233 van de Algemene Beschouwingen).
De Raad vindt dat de systematiek van onttrekking van eerder aangegane leningen uit de gewone dienst die naar de kapitaaldienst worden gebracht om het nieuwe ziekenhuis te bouwen onvoldoende is toegelicht en niet duidelijk blijkt uit de tabellen “1a. Recapitulatie” en “1b. Gecorrigeerde Recapitulatie” (Nota, pagina’s 14 en 15).
Aangezien het zeer omvangrijke bedragen betreft, adviseert de Raad de regering de Algemene Beschouwingen aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.
III. Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot de memorie van toelichting
1. Algemeen
a. Inleiding
De memorie van toelichting behorende bij de ontwerpbegroting 2015 bestaat uit de onderdelen Algemene Beschouwingen en de Nota. De Raad behandelt de Nota in een apart onderdeel.
b. Visie
Het is de Raad opgevallen dat de Ministeries van Algemene Zaken, van Bestuur, Planning en Dienstverlening, van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning, van Economische Ontwikkeling en van Financiën dezelfde visie hebben dat Curaçao in het jaar 2025 een land zal zijn dat berust op goed bestuur met hoge leefkwaliteit, duurzaam sociaaleconomische ontwikkeling en onderwijs dat een ieder motiveert om het beste uit zichzelf te halen.
De Raad stelt ten eerste voor om deze visie, ter voorkoming van onnodige herhalingen, in het algemeen gedeelte van de memorie van toelichting op te nemen. Voorts geeft de Raad de regering in overweging om ten aanzien van de ministeries korte-termijn visies te laten formuleren en ook indicatoren aan te laten geven waarmee de voortgang van het bereiken van deze visie op regelmatige basis zal kunnen worden gemeten en gepubliceerd.
c. Kosten ten aanzien van operationele doelstellingen
Het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening en het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning geven in de Algemene Beschouwingen algemene en operationele doelstellingen aan alsmede diverse instrumenten die daarvoor ingezet dienen te worden. De Raad constateert dat in de Algemene Beschouwingen ten aanzien van voornoemde ministeries niet per doelstelling c.q. instrument is gespecificeerd wat de hieraan verbonden kosten of verwachte inkomsten zullen zijn (programmakosten, apparaatskosten en eventuele inkomsten).
De Raad adviseert de regering om de tabellen in het hoofdstuk “Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening” (pagina’s 60 tot en met 78 van de Algemene Beschouwingen) en het hoofdstuk “Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning” (pagina’s 121 tot en met 145 van de Algemene Beschouwingen) met inachtneming van het bovenstaande, aan te passen.
2. Ministerie van Justitie
Opleidingsinstituut Rechtshandhaving & Veiligheidszorg
Op pagina 95 van de Algemene Beschouwingen is aangegeven dat het Opleidingsinstituut Rechtshandhaving & Veiligheidszorg (hierna: ORV) nog geen erkend opleidingsinstituut is. Het baart de Raad zorgen dat het ORV dagelijks opleidingen aan (toekomstige) opsporingsambtenaren en andere studenten verzorgt, terwijl het ORV niet over de noodzakelijke accreditatie beschikt. De Raad is van mening dat in de Algemene Beschouwingen uitgeweid zou kunnen worden over onder andere de te ontvangen accreditatie van het ORV, over de te ondernemen stappen en tijdsplanning daarvoor en over de waarde van de diploma’s en certificaten die reeds door het ORV zijn afgegeven.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Ministerie van Economische Ontwikkeling
a. Stimuleringsmaatregelen
De overheid kiest ervoor het saneringsplan aan te vullen met maatregelen om de economie te stimuleren en wil daarmee bijdragen aan de economische ontwikkeling van Curaçao (pagina 3, laatste tekstblok van de Algemene Beschouwingen en Nota, pagina 12, eerste tekstblok). Om macro-economische stabiliteit te kunnen realiseren dienen de speerpuntensectoren te worden gestimuleerd. Het Ministerie van Economische Ontwikkeling wil, zoals aangegeven in het hoofdstuk “Ministerie van Economische Ontwikkeling” (pagina 150, bij onder punt 2, en pagina 161, onder “Samenhang van het beleid”, van de Algemene Beschouwingen), een bijdrage hieraan leveren door onder andere in 2015 de nadruk te leggen op de exportsectoren, en targets voor de groei van de export in 2015 voor elke sector uit te werken. De Raad heeft reeds in zijn advies van 29 augustus 2013, RvA no. RA/19-13-LV (pagina 6, onder “5. Stimulering van de economie”) over de ontwerpbegroting 2014 de bijzondere aandacht van de regering gevraagd voor het scheppen van voorwaarden die op directe wijze de economie, in het bijzonder de exportsector, stimuleren.
De Raad adviseert, gezien het bovenstaande, prioriteit te geven aan de operationele doelstellingen, genoemd onder punten 2.5 tot en met 2.8 op pagina’s 163 e.v. van de Algemene Beschouwingen en daarvoor een tijdpad in de Algemene Beschouwingen op te nemen.
Om de economie daadwerkelijk te kunnen stimuleren, en met name de export, zullen tevens meer middelen moeten worden beschikbaar gesteld.
De Raad acht de in de memorie van toelichting beschreven instrumenten en stimuleringsmaatregelen onder de huidige omstandigheden onvoldoende en adviseert de regering de ontwerpbegroting 2015 te wijzigen en de memorie van toelichting aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.
b. Internationaal visserijbeleid
In de Algemene Beschouwingen (pagina 165, tweede tekstblok) staat onder andere dat het internationaal visserijbeleid ter bevordering van exportfaciliteiten moet worden geëvalueerd en aangepast.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen toe te lichten om welke reden het internationaal visserijbeleid, zoals daar beschreven, valt onder de competentie van de Minister van Economische Ontwikkeling en niet onder die van de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur.
Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport
Functie 41 Examenaangelegenheden
De Raad is ervan op de hoogte dat de Uitvoeringsorganisatie Expertisecentrum voor Toetsen en Examens niet in staat was om voldoende toetsen te ontwikkelen voor de verplichte vierde taal voor het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs vanwege onderbezetting.[2] In de Algemene Beschouwingen (pagina 187) wordt daarover echter niets gezegd.
De Raad vraagt de regering om in de Algemene Beschouwingen aan te geven hoe en per wanneer zij voornemens is om de capaciteitsproblemen van voornoemde uitvoeringsorganisatie op te lossen en om de daaraan verbonden kosten te specificeren.
Functie 49 Gemeenschappelijke uitgaven onderwijs
De Raad constateert dat “Ensenañsa Liber” onder Gemeenschappelijke uitgaven onderwijs (Functie 49) wordt genoemd (pagina 190 van de Algemene Beschouwingen) zonder het hiermee gemoeide bedrag te vermelden. Alleen het totaalbedrag dat voor zowel “Enseñansa Liber” als voor zeven instellingen die gesubsidieerd moeten worden (pagina 191 van de Algemene Beschouwingen) is gereserveerd, wordt vermeld.
De Raad is van oordeel dat daardoor geen duidelijk beeld wordt gegeven van de voorgenomen bestedingen.
De Raad adviseert de regering het gereserveerde bedrag op te splitsen voor “Enseñansa Liber” en bedoelde zeven instellingen afzonderlijk.
In eerdere begrotingen zijn de middelen voor het bekostigen van studieboeken aangemerkt als kapitaaluitgaven. Dat blijkt echter noch uit de ontwerpbegroting 2015 noch uit de Algemene Beschouwingen.
De Raad adviseert de regering de Algemene Beschouwingen ter wille van de transparantie in het kader van de “Enseñansa Liber” in bovenbedoelde zin aan te vullen.
De Raad constateert verder dat er in de Staat van Inkomensoverdrachten in de ontwerpbegroting 2015 onder Rubriek 4682 “Bijdrage en Subsidie Bijzonder Onderwijs, Financiering vrij onderwijs” een gelijk bedrag van NAf 6,4 miljoen meerjarig is gereserveerd. De Raad vraagt de regering of zij bij het reserveren van deze middelen voor “Enseñansa Liber” rekening heeft gehouden met de stijgende kosten van studieboeken.
De Raad constateert dat ook voor het studeren in de regio geen inzicht wordt gegeven in de verwachte kosten voor het jaar 2015 en de kostenontwikkeling in de komende jaren.
De Raad adviseert de regering aan te geven welke bedragen voor het studeren in de regio is gereserveerd voor 2015 en de daarop volgende jaren.
Functie 53 Sport
De Raad heeft een vermindering waargenomen van de begrote middelen voor Sport. De regering geeft in de Algemene Beschouwingen geen inzicht in de plannen en de kosten verbonden aan het voorgenomen nieuwe Nationaal Sport Instituut en de financiering daarvan. Het enige wat blijkt is dat het minder zal moeten kosten, maar dat het wel professioneler zal zijn en met een groot aanbod.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen inzicht te geven in de plannen, de daaraan verbonden kosten en de daarmee samenhangende financiering en het voorgenomen beleid dat zal resulteren in meer professionaliteit en een groter aanbod van het voorgenomen nieuwe instituut.
Functie 54 Cultuur
De Raad heeft een vermindering waargenomen van de begrote middelen voor Cultuur en het voornemen om een Nationaal Cultuurinstituut op te richten.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen inzicht te geven in de kosten voor het voorgenomen nieuwe instituut en om inzicht te geven in de plannen en de daarmee samenhangende financiering en in het voorgenomen beleid ter zake.
Op pagina 200 van de Algemene Beschouwingen staat in onderdeel “Operationele doelstellingen” het “oprichten van een nationaal theater” (punt 3) en onder “Instrumenten” dat Centro Pro Arte in haar oude glorie zal worden hersteld (punt 3).
De Raad adviseert de regering om aan te geven op welke wijze de restauratie van de Centro Pro Arte, die aan een stichting in eigendom toebehoort, zal worden gefinancierd omdat daarover niets is opgenomen in “Tabel 17. Beleidsdoelen Investeringen” op pagina 55 van de Nota.
Functie 55 Oudheidkunde en Musea
Op grond van de Monumentenlandsverordening dient de overheid zorg te dragen voor de ambtelijke ondersteuning van de Monumentenraad. Het Monumentenbureau is als organisatorisch onderdeel opgenomen bij “Functie 55 Oudheidkunde en Musea”. De Raad constateert dat een Monumentenbureau echter niet is opgenomen in de Nieuwe Bestuurlijke Organisatie (hierna: NBO) en bestaat in feite dus niet[3].
De Raad is van oordeel dat de regering in de Algemene Beschouwingen dient aan te geven binnen welke termijn het Monumentenbureau opgericht zal worden en door welk organisatieonderdeel of instantie het begrote bedrag zal worden besteed.
De Raad verwijst voorts naar onderdeel “II. De ontwerpbegroting 2015 en de meerjarenbegroting”, onderdeel “ 3. Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport”, “Functie 55 Oudheidkunde en Musea” van dit advies voor wat betreft de allocatie van monumentaangelegenheden.
Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur
Inzichtelijk maken van operationele doelstellingen, instrumenten en meetbare gegevens
Het is de Raad opgevallen dat in het hoofdstuk “Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur” diverse activiteiten en de respectievelijke instrumenten worden genoemd, maar er wordt weinig inzicht gegeven in concrete onderdelen die wijzen op een gepland beleid. De Raad wijst er in dat verband op dat herhaaldelijk bij ieder onderdeel, zonder nadere uitleg, onder “Instrumenten” de termen “monitoring en evaluatie van het uitgevoerde beleid”, “Onderzoek en ontwikkeling”, “Wetgevingstraject”, “Deskundigheidsbevordering”, “Internationale contacten”, “Stakeholders meeting”, “Voorlichting en communicatie”, “Vergunningen” en “Educatie” worden gebruikt.
Dit kan naar het oordeel van de Raad duiden op weinig concrete en uitvoerbare beleidsactiviteiten die aan het eind moeilijk meetbaar zijn.
Daarnaast suggereren de ogenschijnlijk repetitieve gebudgetteerde bedragen bij ieder onderdeel naar het oordeel van de Raad ook dat over concrete uitvoeringstrajecten weinig is geconcretiseerd.
De Raad adviseert de regering de Algemene Beschouwingen op bovengenoemde punten concreter te formuleren.
Kapitaaldienst
Het is de Raad voorts opgevallen dat voor de dienstjaren 2016, 2017 en 2018 plotseling veel minder op de kapitaaldienst is begroot dan voor het dienstjaar 2015 (zie de tabel op pagina 233 van de Algemene Beschouwingen). Dit heeft wellicht te maken met de financiering van het nieuwe ziekenhuis.
De Raad adviseert de regering dat verschil in de Algemene Beschouwingen toe te lichten.
Ministerie van Financiën
Tabel “19 Ministerie van Financiën”
In Tabel “19. Ministerie van Financiën” op pagina 254 e.v. van de Algemene Beschouwingen zijn bij de verschillende “Functies” in de kolommen de organisatorische onderdelen en het doel van die organisatieonderdelen aangegeven.
De Raad adviseert de regering na te gaan of de doelen die bij de diverse organisatorische eenheden staan correct zijn, bijvoorbeeld bij het organisatorisch onderdeel “00 Meldpunt Ongebruikelijke Transacties” bij “Functie 98” waar onder meer als doel staat het bevorderen van de stabiliteit van de waarde van de geldeenheid van de landen.
Begrotingskamer
In onderdeel 1.1.5. van de Algemene Beschouwingen (pagina 262) staat dat een Begrotingskamer zal worden belast met het financieel toezicht en het adviseren van de regering en de Staten van Curaçao over de overheidsfinanciën.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen aan te geven wanneer de bedoelde Begrotingskamer zal worden ingesteld.
Aqualectra
In de Algemene Beschouwingen staat dat ten aanzien van Aqualectra belangrijke stappen zijn gezet in het financieel verbeteren van de vermogenspositie (Algemene Beschouwingen, pagina 288, tweede tekstblok).
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen aan te geven welke stappen deze zijn geweest en welk effect ze op het vermogen van het bedrijf hebben. De Raad adviseert in de Algemene Beschouwingen tevens aan te geven op welke wijze Aqualectra verder geherkapitaliseerd zal worden.
Zonnepanelen voor scholen
Voor de installering van zonnepanelen bij scholen wordt een bedrag van NAf 10 miljoen genoemd (Algemene Beschouwingen, pagina 288, derde tekstblok). In Tabel “17. Beleidsdoelen Investeringen” van de Nota (pagina 55) blijkt hiervoor evenwel een bedrag van NAf 6,7 miljoen te worden gereserveerd.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen dan wel de Nota het juiste bedrag voor de investering in zonnepanelen te vermelden.
IV. Nota van Financiën
Algemeen
De Raad complimenteert de regering voor de wijze waarop de gewone dienst in tabel 2 op pagina 18 van de Nota is weergegeven. Het is namelijk de eerste keer dat in een ontwerpbegroting een prognose van het lopende dienstjaar en de realisatie van het dienstjaar voorafgaande aan het lopende dienstjaar is opgenomen. De Raad heeft tevens geconstateerd dat de ontwerpbegroting 2015 overzichtelijker, geordender en transparanter is dan de voorgaande ontwerpbegrotingen.
Groeicijfers
Uit Tabel “1. Economische groei” op pagina 7 van de Nota blijkt dat een groei wordt verwacht van 0,3% voor 2014 en 1,5% voor 2015. Zoals in de diverse media naar voren is gebracht, heeft de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: Centrale Bank) in een presentatie in augustus 2014 gesteld dat er in 2014 een negatieve groei wordt verwacht van 0,4 % voor 2014 en de Centrale Bank projecteert voor 2015 een matige groei van 0,5%.
De Raad adviseert de regering de discrepantie tussen de door de regering gehanteerde groeicijfers en de door de Centrale Bank geprojecteerde cijfers in de memorie van toelichting toe te lichten.
Inflatie en de ramingen in de Begroting 2015
De inflatie valt in 2014 lager uit dan verwacht, namelijk 1,2% in plaats van 2,1% (Nota, pagina 12, laatste tekstblok). Voor 2015 wordt wederom een inflatie van 2,1 % verwacht (Nota, pagina 16, Tabel 3. Economische grootheden), welke hoger is geprojecteerd dan voor onder andere de Verenigde Staten, Japan en Nederland (Nota, pagina 8, Tabel 2. Inflatie (CPI)). Daarbij komt kijken dat in de media naar voren is gekomen dat de Centrale Bank in de in onderdeel 2 genoemde presentatie voor het dienstjaar 2015 een inflatie van slechts 1,0% verwacht.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven waar de hogere inflatie van 2,1% voor het dienstjaar 2015 op gebaseerd is en of er niet een risico bestaat dat de opbrengsten uit indirecte belastingen, zoals de omzetbelasting, invoerrechten en accijnzen, daardoor te hoog worden geprojecteerd in de ontwerpbegroting 2015.
Deelnemingen/dividendbelasting
Zoals aangegeven in de Nota (pagina 26, derde tekstblok) wordt verwacht dat de deelneming/dividendbelasting in de periode 2016-2018 zal dalen met NAf 5,0 miljoen per jaar als gevolg van de nieuwe Belastingregeling tussen Nederland en Curaçao. Tevens wordt verwacht dat als gevolg van de nieuwe belastingregeling de vestiging van nieuwe vennootschappen zal bijdragen tot de groei van de overige belastingmiddelen (Nota, pagina 26, derde tekstblok).
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting de bedoelde groei van de overige belastingmiddelen te kwantificeren en aan te geven waar de positieve financiële effecten hiervan te vinden zijn in de ontwerpbegroting 2015 ter compensatie van de eerdergenoemde verlaging van de deelneming/dividendbelasting.
Niet-belastingopbrengsten
Uit “Tabel 8. Niet-belastingopbrengsten” op pagina 33 van de Nota blijkt dat de post “Andere inkomsten” eerst daalt in 2014 van NAf 261,0 miljoen (R2013) tot NAf 183,7 miljoen (P2014) en daarna een flinke groei vertoont van NAf 183,7 miljoen (P2014) naar NAf 333,5 miljoen (B2015).
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting toe te lichten welke sub-posten van de post “Andere inkomsten” de in Tabel 8 genoemde fluctuaties veroorzaken.
Overwerk
Uit de Staat van Salarissen en sociale lasten (Nota, pagina 38, voorlaatste tekstblok) bij de ontwerpbegroting 2015 blijkt dat het bedrag voor overwerk van het Ministerie van Justitie enorm drukt op de Begroting 2015. Uit genoemde staat kan evenwel niet worden opgemaakt hoe de kosten van overwerk zich voor de jaren 2016 e.v. zullen ontwikkelen.
De Raad adviseert de regering een oplossing te zoeken voor dit structurele probleem.
Pensioenleeftijd ambtenaren
Op pagina 38, eerste tekstblok van de Nota staat dat het voorstel is de pensioenleeftijd voor ambtenaren voorlopig te houden op 60 jaar om zo een afloop van de personeelsaantallen te kunnen bewerkstelligen.
De Raad vindt het niet consistent dat het handhaven van de pensioenleeftijd van 60 jaar als beleidsuitgangspunt wordt gebruikt om het ambtenarenapparaat te verkleinen, terwijl het juist de trend is om de pensioenleeftijd te verhogen als gevolg van de vergrijzing en de overheid zelf deze trend heeft gevolgd door de leeftijdgrens in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering te verhogen naar 65 jaar. Omdat deze gepensioneerden geen ouderdomspensioen ontvangen maar gedurende vijf jaar wel het volledige percentage aan premie voor de Algemene Ouderdomsverzekering moeten betalen wenst de overheid, zo heeft de Raad begrepen, dit voor de gepensioneerde ambtenaren nadelige gevolg te compenseren (zogenoemde AOV-overbrugging). De Raad wijst erop dat door deze compensatie een deel van de besparing op de personeelskosten teniet zal worden gedaan.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.
Gesubsidieerde instellingen
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting nader toe te lichten waarom subsidies die door de gesubsidieerde instellingen worden aangewend ter financiering van de kapitaalsuitgaven van de betrokken instelling door de overheid tot eigen kapitaalsuitgaven kunnen worden gerekend, zoals gesteld op pagina 45, laatste tekstblok en pagina 46, eerste tekstblok van de Nota.
Basisverzekering ziektekosten
In Tabel “12. Sociale zekerheid” (Nota, pagina 47) is een groei te zien in de bijdrage van de overheid ten behoeve van de basisverzekering ziektekosten.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven of met de voorgenomen wijzigingen in de Landsverordening basisverzekering ziektekosten in de ontwerpbegroting 2015 rekening is gehouden.
Duurtetoeslagen VUT-uitkeringen
Het budget voor duurtetoeslag en VUT-uitkeringen wordt constant gehouden vanwege de beleidsherziening in relatie tot de VUT en de doorwerking van de pensioenhervormingen (Nota, pagina 48, derde tekstblok).
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven wat voornoemde beleidsherziening inhoudt.
Reserveringen
Op pagina 49 van de Nota wordt aandacht besteed aan reservedotaties. Ook in de Algemene Beschouwingen (pagina 279, eerste tekstblok) wordt hieraan een passage gewijd. Voor de Raad is een en ander niet geheel duidelijk.
De Raad adviseert de regering dan ook in de memorie van toelichting aan te geven wat het saldo per eind 2013 is van de nog te verrekenen begrotingstekorten uit de periode 2010-2012. De Raad adviseert de regering tevens in de memorie van toelichting te vermelden wat het saldo van de reserve-post is per eind 2013 en wat de doteringen dan wel onttrekkingen daarin zullen zijn in de periode 2014-2018.
Centrale huisvesting
In Tabel “17. Beleidsdoelen Investeringen” (Nota, pagina 55) is ongeveer NAf 100,0 miljoen geprojecteerd voor de financiering van het nieuwe overheidsgebouwencomplex. Met de centrale huisvesting zou ongeveer NAf 30 miljoen per jaar kunnen worden bespaard (Nota, pagina 43, eerste tekstblok). De Raad merkt op dat genoemd project reeds drie jaar in opeenvolgende begrotingen is opgenomen, maar dat nog niet duidelijk is wanneer een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering daarvan.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven of, en zo ja, wanneer met bovengenoemd project een aanvang wordt gemaakt en wanneer de besparingen in de meerjarenbegroting daadwerkelijk waarneembaar zullen zijn in de begroting. Bij de Raad is tevens de vraag gerezen of ook andere alternatieven voor de huisvesting van ambtenaren zijn onderzocht.
Publieke uitgaven
In de tabellen 15 en 16 die zijn opgenomen in de bijlage van de Nota van Financiën (Nota, pagina 101) worden de publieke uitgaven met betrekking tot onderwijs en volksgezondheid van Curaçao vergeleken met die van andere landen.
De Raad adviseert de regering om ook de publieke uitgaven van andere beleidsterreinen van de overheid internationaal te vergelijken. De Raad adviseert de regering daarbij beleidsmatig aan te geven hoe effectief deze bestedingen zijn op Curaçao in vergelijking met de andere landen.
V. Opmerkingen van (wets)technische en redactionele aard
De Raad constateert dat de kwaliteit van de ontwerpbegroting 2015 en de bijbehorende memorie van toelichting op (wets)technisch en redactioneel gebied te wensen overlaat. Daarom adviseert de Raad de regering de eindredactie ter zake te versterken.
Opmerkingen van (wets)technische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsveror-dening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 27 augustus 2014
de wnd. Ondervoorzitter, de Secretaris
namens deze,
___________________________ ____________________
Ronald Gomes Casseres mevr. mr. N.M. Eugenia
[1] Zie het advies van de Raad van Advies van 29 augustus 2013, RvA no. RA/19-13-LV, onder “4. Bekendmaking van het project “Verantwoorde beleidsbegroting”.
[2] Zulks blijkt uit de stukken betreffende het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, houdende wijziging van artikel 19 van het Landsbesluit scholen v.w.o, h.a.v.o., v.s.b.o waarover de Raad op 9 juli 2014 advies heeft uitgebracht (RvA no. RA/17-14-LB).
[3] Zie ook het advies van de Raad van 29 augustus 2013, RvA RA-19-13-LV, onder “III. Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot de memorie van toelichting”, “8. Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport”, “c. Het Monumentenbureau”.
Zowel de ontwerpbegroting 2015 als de memorie van toelichting heeft (wets)technische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
Algemene opmerkingen
Afkorting munteenheid
Op grond van het bepaalde in artikel 2, laatste volzin, van de Regeling Muntstelsel Curaçao en Sint Maarten is de aanduiding van de Nederlands-Antilliaanse gulden: “NAf”.
De Raad stelt voor om overal de juiste afkorting voor de gehanteerde munteenheid, te weten “NAf” en niet “ANG”, te gebruiken.
Opschrift tabellen
In de memorie van toelichting zijn bij de diverse ministeries verschillende tabellen opgenomen die voorzien zijn van een opschrift. Deze opschriften zijn niet eenduidig geformuleerd. De Raad wijst er bijvoorbeeld op dat boven diverse tabellen een opschrift staat met het woord “functie” erin, omdat in die tabellen de onderverdeling van de apparaats- en de programmakosten voor een bepaalde functie zijn vermeld. Zie daartoe bijvoorbeeld pagina’s 86 en 234 van de memorie van toelichting. Op pagina’s 119, 148 e.v. en 278 hebben soortgelijke tabellen evenwel een aanduiding waarin het woord “functie” niet voorkomt.
De Raad stelt voor uniformiteit aan te brengen in de opschriften van gelijksoortige tabellen.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
De ontwerpbegroting 2015
De considerans
In de tweede overweging is niet de strekking van de ontwerpbegroting 2015 opgenomen, maar is volstaan met het verwoorden van het bepaalde in artikel 87 van de Staatsregeling van Curaçao over het aangaan van een geldlening. Uit de toelichting op artikel 2 van de ontwerpbegroting 2015 (Nota van Financiën, pagina 70) kan worden opgemaakt dat het ontwerp er onder meer toe strekt het leningenplafond vast te stellen.
De Raad adviseert de considerans aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.
Artikel 2
1°. De Raad stelt voor in het eerste tekstblok in artikel 2 het woord “gerekende” te
vervangen door “gerekend”.
2°. Voorgesteld wordt artikel 2 te herindelen en na te gaan of de verwijzingen naar de
verschillende leden van het artikel correct zijn. Bij de tekst na cijfer 1 wordt bijvoorbeeld
ten onrechte verwezen naar “het eerste lid”.
3°. De Raad stelt voor in de tekst bij cijfer 2 in de tweede volzin het woord “Rente” te
vervangen door “rente”.
Bijlagen
Staat van gewaarborgde leningen
In de toelichting op de “Staat van gewaarborgde leningen” (pagina 4 van de Staat van gewaarborgde leningen) staat in onderdeel 6 tussen haakjes “Tijdelijke Postspaarbankverordening 2010”. Gelet op artikel 17 van bedoelde landsverordening is de citeertitel “Postspaarbankverordening 2010” en stelt de Raad voor het woord “Tijdelijke” te schrappen.
De memorie van toelichting
Algemene Beschouwingen
1°. Woordgebruik
De Raad merkt op dat er in de memorie van toelichting enkele woorden en/of termen voorkomen die niet op de juiste wijze geschreven en/of gebruikt worden. De Raad adviseert de regering om de memorie van toelichting aan te passen door:
“Ministerie van Bestuurlijke Planning en Dienstverlening” (bijvoorbeeld in de inhoudsopgave van de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting 2015) te vervangen door “Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening”;
overal in de tekst van de memorie van toelichting waar dit voorkomt de benaming van de verschillende ministeries in overeenstemming te brengen met artikel 1 van de Landsverordening ambtelijke bestuurlijke organisatie;
overal in de tekst van de memorie van toelichting waar dit voorkomt “regeerprogramma 2013-2016” of “regeerakkoord 2012-2016” te vervangen door “Regeerprogramma 2013-2016” of “Regeerakkoord 2012-2016”;
steeds consequent ervoor te kiezen om termen zoals “social media” in het Engels of “sociale media” in het Nederlands te gebruiken en niet door elkaar;
steeds de juiste citeerwijze van wettelijke regelingen te hanteren en niet slechts een afkorting van de naam zoals “LABO” of “LMA”;
bij het gebruiken van afkortingen, bij de eerste vermelding ervan, steeds aan te geven waarvoor deze afkorting staat (zie bijvoorbeeld pagina 76, laatste tekstblok, “BOI en BCZ”, pagina 104, onder punt 3, “DJI” en pagina 257, onder punt 3, “FATF”);
“Curacao” (bijvoorbeeld op pagina’s 268, tweede tekstblok en 270, voorlaatste tekstblok) te vervangen door “Curaçao”.
2°. Inleiding
Pagina 3
Voorgesteld wordt in de derde volzin van het laatste tekstblok “onder hande” te vervangen door “onder handen”.
Pagina 4
Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok de puntkomma aan het einde van de tekst te vervangen door een punt en in het tweede tekstblok in de eerste volzin “verbetering slag” te vervangen door “verbeteringsslag”.
3°. Staatsorganen en overige algemene organen
Pagina 8
Voorgesteld wordt in de eerste volzin van de laatste alinea na “ten behoeve” het woord “van” in te voegen.
Pagina 15
Voorgesteld wordt in de eerste volzin van het laatste tekstblok “Landsverordening” te vervangen door “Landsverordening Algemene Rekenkamer Curaçao”.
Pagina 19
Voorgesteld wordt in de laatste volzin van de tweede alinea in het tweede tekstblok “worden gerealiseerd” te schrappen.
4°. Ministerie van Algemene Zaken
Pagina 35
Voorgesteld wordt om:
in de derde volzin onder paragraaf “Instrumenten”, de zinsnede “sub beleidsdomeinen” te vervangen door “sub-beleidsdomeinen”;
in het tweede aandachtspunt in dezelfde paragraaf “Instrumenten”, “wet en regelgeving” te vervangen door “wet- en regelgeving”.
Pagina 40
Voorgesteld wordt om de eerste volzin onder paragraaf “Algemene doelstelling” te herformuleren en te verduidelijken.
Pagina 46
Voorgesteld wordt om:
in de eerste volzin op deze pagina de tweede “realiseren van” als dubbel gebruikt te schrappen;
in de laatste volzin van paragraaf “3.3.2 Toepassen en verder ontwikkelen van tools en technieken” het woord “2X” te vervangen door “tweemaal”;
de tweede volzin van paragraaf “3.3.3 Trainingen” te laten aansluiten op de rest van de tekst;
de derde volzin van paragraaf “3.3.3 Trainingen” te herformuleren en te verduidelijken.
5°. Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening
Pagina 51
De Raad stelt voor om:
de organisatie-eenheid “02 Ministeriedrijfsvoering” te vervangen door de juiste term;
bij het tweede aandachtspunt van de doelen van de organisatie-eenheid “05 Beleidsorganisatie BPD”, het woord “Curasst” te vervangen door “Curaçao”.
Pagina 59
Voorgesteld wordt om in de eerste doelstelling, genoemd in het laatste tekstblok, de zinsnede “met speciale aandacht aan het bevorderen” te vervangen door “met speciale aandacht voor het bevorderen”.
Pagina 69
Voorgesteld wordt om in het vierde en vijfde aandachtspunt in de tweede kolom op deze pagina “Wegen Verkeer Verordening” en “Wegen Verkeer Verordening Curaçao” te vervangen door “Wegenverkeersverordening Curaçao 2000”.
Pagina’s 72 en 73
De Raad stelt voor om:
in het eerste aandachtspunt op pagina 72 in plaats van de vindplaats ook de volledige titel van de betreffende wettelijke regeling op te nemen;
in het derde aandachtspunt onder “De volgende instrumenten worden ingezet” op pagina 73 de zinsnede “publicatiebladen 2003 No 22, 1980 No 32. En 1994 No 67” te vervangen door “geldende wettelijke regelingen”.
Pagina 76
Voorgesteld wordt om bij de eerste gedachtestreep onder “Operationele doelstelling 2: Authentieke, toegankelijke, vindbare en betrouwbare informatievoorziening voor het publiek” de zinsnede “bij publiekrecht ingestelde” te schrappen, de haakjes weg te halen en de afkorting “incl.” te vervangen door “zoals”. In de derde gedachtestreep stelt de Raad voor om “beheers overdracht” te vervangen door “beheersoverdracht” en “Archiefbesluit, art 2-9” te vervangen door “van de artikelen 2 tot en met 9 van het Archiefbesluit”.
Pagina 79
De Raad stelt voor om bij het tweede gedachtepunt onder “Meetbare gegevens” de tweede “is” te schrappen.
Pagina 80
De Raad stelt voor om in de tabel op pagina 80 de gehanteerde afkorting voor het Ministerie van Economische Ontwikkelen “MED” te corrigeren in “MEO”.
6°. Ministerie van Justitie
Pagina 83
De Raad stelt voor om in de tweede alinea het woord “zzich” te vervangen door “zich”.
Pagina 84
Voorgesteld wordt om in het tweede beleidsterrein (derde kolom, tweede gedachtepunt) van functie “18 Overige Ministerie van Justitie” het woord “slachtofferen” te vervangen doo