no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/26-10-LB

Uitgebracht op : 21/07/2010
Publicatie datum: 29/06/2011

Ontwerp-landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikelen 2, 3 en 4 van de Sanctielandsverordening, houdende de implementatie van Resoluties 1695 (15 juli 2006) en 1718 (14 oktober 2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (Sanctielandsbesluit Democratische Republiek Korea) (2615/RNA, DWJ’10/219)

Advies:  Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 29 juni 2010 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 19 juli 2010, bericht de Raad u als volgt.

Het onderhavige ontwerp-landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikelen 2, 3 en 4 van de Sanctielandsverordening, houdende de implementatie van Resoluties 1695 (15 juli 2006) en 1718 (14 oktober 2006) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (Sanctielandsbesluit Democratische Republiek Korea) strekt, volgens de considerans, ertoe in het belang van de internationale rechtsorde en de daarop betrekking hebbende internationale afspraken, zoals vervat in de Resoluties 1695 van 15 juli 2006 en 1718 van 14 oktober 2006 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en ter uitvoering van de artikelen 2, 3 en 4 van de Sanctielandsverordening regels te stellen inzake het financiële en goederenverkeer met betrekking tot het nucleaire- en kruisrakettenprogramma van de Democratische Republiek Korea.

Dit adviesverzoek betreft drie ontwerpen, namelijk het onderhavige ontwerp-landsbesluit, houdende algemene maatregelen, het ontwerp-Sanctielandsbesluit Al Qaida c.s., de Taliban van Afghanistan c.s., Osama bin Laden c.s. en lokale terroristen en het ontwerp-Sanctielandsbesluit Islamitische Republiek Iran.
Het oordeel van de Raad over laatstgenoemde ontwerp-landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, is opgenomen in de adviezen d.d. 21 juli 2010, RvA no’s RA/26A-10-LB en RA/26B-10-LB.
 

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende nota van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.

De gevolgde procedure
Alvorens in te gaan op het onderhavige ontwerp-landsbesluit (“het ontwerp”) vraagt de Raad de aandacht van de regering voor de in het onderhavige geval gevolgde procedure.

De regering heeft de aanpassingen in de ontwerp-Sanctielandsbesluiten waarover de Raad op 8 december 2009 heeft geadviseerd van zodanig inhoudelijke aard geacht dat de regering het nodig vond om opnieuw het advies van de Raad van Advies in te winnen.
De Raad gaat ervan uit dat de regering zoals zij dat in het geval van de eerder genoemde ontwerp-Sanctielandsbesluiten heeft gedaan, nu weer, ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Sanctielandsverordening (P.B. 1997, no. 336), de in belangrijke mate betrokken organisaties van belanghebbenden in de gelegenheid heeft gesteld hun mening over de verrichte aanpassingen in de ontwerpen kenbaar te maken.
De Raad constateert echter dat de adviezen van de bij het eerste concept betrokken organisaties in het thans ontvangen dossier ontbreken.

De Raad heeft ondanks het feit dat de genoemde adviezen ontbreken er voor gekozen in het onderhavige geval toch advies uit te brengen. De Raad heeft hiertoe besloten vanwege de mogelijke negatieve implicaties voor in het bijzonder de financiële sector van de Nederlandse Antillen bij het uitblijven van een tijdige voldoening door de Nederlandse Antillen aan de internationale verplichtingen in het kader van het op handen zijnde evaluatie van de Financial Action Task Force on Money Laundering (FATF).

Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
Artikel 6
De Raad heeft in zijn advies RvA no. RA/02A-09-LB, d.d. 8 december 2009, de regering geadviseerd om niet, zoals voorgesteld in artikel 6 van dat betreffende ontwerp de mogelijkheid te openen tot het verlenen van ontheffing door de Minister van Financiën van het in artikel 4, tweede lid, opgenomen verbod. De Raad ging bij zijn advies ervan uit dat de minister of de ministers ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Sanctielandsverordening slechts van de voorschriften in de regels, omschreven in artikel 3 van genoemde landsverordening geheel of gedeeltelijk vrijstelling of, op een daartoe strekkend verzoek, ontheffing kan c.q. kunnen verlenen. Aangezien het voorgestelde artikel 4, tweede lid, zijn grondslag in artikel 4 van de Sanctielandsverordening vindt, hebben de ministers volgens de Raad niet de in de vorige volzin bedoelde bevoegdheid ten aanzien van het bepaalde in voornoemd artikellid.

De Raad constateert dat de regering het advies van de Raad niet heeft opgevolgd en artikel 6 zonder enige aanpassing in het nieuwe ontwerp heeft overgenomen. De regering geeft als reden voor het niet opvolgen van het advies van de Raad, de in paragraaf 10 van Resolutie 1718 van 14 oktober 2006 van de Verenigde Naties geschapen mogelijkheid om op grond van humanitaire redenen af te wijken van de in dit landsbesluit genoemde verboden. Door middel van artikel 6 is voor de Minister van Financiën deze bevoegdheid geschapen (pagina’s 4 en 5 van de nota van toelichting behorende bij het ontwerp).

De Raad vindt dat afgezien van hetgeen in bovengenoemde resolutie is opgenomen dit nimmer er toe kan leiden dat het onderhavige Sanctielandsbesluit niet in overeenstemming is met de Sanctielandsverordening waarop het is gebaseerd.
De Raad is van mening dat artikel 6 van het ontwerp dat ter uitvoering van genoemde resolutie strekt slechts gehandhaafd kan worden indien in de Sanctielandsverordening een grondslag hiervoor wordt geschapen.
De Raad geeft de regering dan ook in overweging de Sanctielandsverordening in bovengenoemde zin te wijzigen.

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Het ontwerp en de nota van toelichting geven de Raad aanleiding tot het maken van volgende wetstechnische en/of redactionele opmerkingen.

Algemeen
De Raad geeft de regering in overweging om zowel in het ontwerp als de nota van toelichting het woord “kruisrakketenprogramma” te vervangen door het woord “kruisrakettenprogramma”.

Het ontwerp
De Raad geeft de regering in overweging aan het einde van artikel 7 de woorden “wordt geplaatst” te vervangen door “geplaatst is”.

 

De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.

Concluderend geeft de Raad de regering in overweging het onderhavige ontwerp-landsbesluit vast te stellen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 21 juli 2010

de Ondervoorzitter,                                      de Secretaris,

 

_____________________                             ____________________
Prof mr. F.B.M. Kunneman                        mevr. mr. C.M. Raphaëla