no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/27-12-LV

Uitgebracht op : 09/10/2012
Publicatie datum: 20/12/2012

Ontwerplandsverordening, tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2013 (zaaknummer 2012/04931)

Ontwerplandsverordening, tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2013
(zaaknummer 2012/04931)

Advies:  Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 27 augustus 2012, dat de Raad van Advies op 29 augustus 2012 heeft ontvangen, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 8 oktober 2012, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

I. Algemene opmerkingen

1. Procedureel

De Raad maakt er melding van dat hij over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2013 (hierna: de ontwerpbegroting 2013), die hij heeft ontvangen d.d. 29 augustus 2012, geen advies heeft kunnen uitbrengen binnen de in artikel 8 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 genoemde termijn van een maand. De reden is dat de Raad nagenoeg gelijktijdig ter advisering heeft ontvangen de ontwerpnota van wijziging op het ontwerp van de Eerste Suppletoire begroting 2012 (zaaknummers 2012/049909 en 2012/48256) d.d. 28 augustus 2012 en het ontwerp van de Tweede Suppletoire begroting 2012 (zaaknummer 2012/49335) d.d. 29 augustus 2012. Over deze ontwerpregelingen moet ook binnen een maand advies worden uitgebracht, wat is gebeurd d.d. 27 september 2012 (RvA no’s RA/26-12-LV en RA/28-12-LV). De Raad heeft de Gouverneur bij brief d.d. 18 september 2012 (RvA no. OV/43-12) bericht dat gezien de complexiteit van de hiervoor genoemde ontwerpregelingen het niet haalbaar is om over de ontwerpbegroting 2013 vóór 10 oktober 2012 advies uit te brengen.
Tot slot maakt de Raad er melding van dat de presentatie en uitleg van het Ministerie van Financiën met betrekking tot de onderhavige ontwerpbegroting in tegenstelling tot de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2012 (en de daaraan voorafgaande presentaties aan de Raad van Advies van de Nederlandse Antillen), niet heeft plaatsgevonden. De Raad heeft bedoelde presentaties in het verleden als zeer nuttig ervaren; deze hebben eraan bijgedragen dat eerdere adviezen van de Raad over ontwerpbegrotingen werden toegespitst op de meest belangrijke aspecten van deze ontwerpbegrotingen.

2. Het advies van de Sector Financieel beleid en Begrotingsbeheer

Bij de bij het onderhavige adviesverzoek gevoegde stukken ontbreekt het advies van de Sector Financieel beleid en Begrotingsbeheer van het Ministerie van Financiën zoals vereist op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel in samenhang met artikel 10 van de Landsverordening comptabiliteit 2010. De Raad heeft bij brief d.d. 6 september 2012 (RvA no. OV/40-12) naar voornoemd advies gevraagd maar heeft dit nog niet mogen ontvangen. De Raad vraagt de regering om het betreffende advies alsnog aan de Raad te doen toekomen. De Raad behoudt zich het recht voor om een aanvullend advies uit te brengen indien het advies van de Sector Financieel beleid en Begrotingsbeheer aspecten bevat die de Raad daartoe aanleiding geven.

3. De onderbouwing van de ontwerpbegroting 2013

Artikel 14, tweede lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 bepaalt dat de begroting zowel per hoofdstuk als per functie wordt toegelicht. In het derde lid van artikel 14 zijn de gegevens opgesomd die de toelichting moet bevatten, waaronder de factoren die aan de ramingen ten grondslag liggen en voor zover mogelijk gegevens omtrent de omvang van de activiteiten of prestaties die worden beoogd (beleidsmatige begroting).
In de memorie van toelichting op de ontwerpbegroting 2013 wordt doorgaans opgesomd wat de beleidsdoelen zijn van de respectieve ministeries en voor welke onderwerpen de verschillende organisatorische eenheden moeten zorgdragen. De beleidsvoornemens voor het dienstjaar 2013 worden echter op verschillende terreinen niet steeds duidelijk in beeld gebracht en tevens niet gerelateerd aan de begrote bedragen voor het betrokken dienstjaar of de daaropvolgende dienstjaren in de meerjarenbegroting. Ook wordt geen tijdsplanning gegeven voor de realisering van deze beleidsvoornemens. De Raad geeft de volgende voorbeelden.

Gezien de doelstelling van het project “Duurzame Economische Strategie voor Curaçao” is volgens de Raad daarmee een belangrijke stap gezet ter bevordering van een duurzame economische groei voor Curaçao. Gezien de precaire financieel-economische situatie waarin Curaçao thans verkeert, is de Raad van oordeel dat binnen afzienbare tijd stimuleringsmaatregelen getroffen moeten worden om de groei van de economie van Curaçao een impuls te geven (of te stimuleren). In de Algemene Beschouwingen (pagina 114) bij het Ministerie van Economische Ontwikkeling wordt echter niet aangegeven binnen welke periode verwacht wordt dat genoemd project tot verbeteringen in de Curaçaose economie zal leiden.
De Raad adviseert de regering om in de Algemene Beschouwingen aan te geven binnen welke periode verwacht wordt dat bovengenoemd project zijn vruchten zal afwerpen.

De regering heeft in het dienstjaar 2012 ruim NAf. 17 miljoen aangewend om het zogenaamde gratis onderwijs te bekostigen. Het beleid van de regering voor wat betreft het gratis onderwijs en de financiering daarvan wordt in de toelichting op de ontwerpbegroting 2013 echter niet nader uitgewerkt. In de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting zijn ook geen gelden gereserveerd ter dekking van de kosten verbonden aan het gratis onderwijs. Op pagina 128 van de Algemene Beschouwingen staat dat de mogelijkheden voor het gratis onderwijs in 2013 verkend zullen worden. De Raad concludeert aan de hand daarvan dat er vooralsnog geen structurele aanpak van dit door de regering reeds in 2012 geïnitieerde beleid is.

De Raad had, gezien de wens van de regering om het onderwijs structureel te financieren, minimaal verwacht dat er een beleid met bijbehorende planning vertaald zou worden in de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting en dat voor 2013 een additionele bijdrage in de fondsen van de Fundashon Inovashon den Enseñansa (hierna: FIdE) en de Stichting Studiefinanciering Curaçao (hierna: de SSC) ten behoeve van het financieren van het onderwijs zou komen.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen aan te geven hoe het bovenstaande in de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting wordt opgevangen om aan de door de regering opgewekte verwachtingen in de samenleving te voldoen.

Verder kan uit de memorie van toelichting vaak niet geconcludeerd worden welke activiteiten zullen worden verricht om de beleidsdoelen te realiseren. Op pagina 121 van de Algemene Beschouwingen staat bijvoorbeeld dat het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport als missie heeft het waarborgen van voorzieningen zodat elke inwoner van Curaçao zich ten volle kan ontwikkelen en kan uitgroeien tot een volwaardig persoon. In de Algemene Beschouwingen bij genoemd ministerie wordt echter geen inzicht gegeven in de verdere verbetering van de toegankelijkheid tot het onderwijs bijvoorbeeld voor wat betreft het door de regering geïnitieerde traject van het gratis onderwijs.

De Raad constateert voorts dat over substantiële bedragen begroot in de ontwerpbegroting 2013 geen specifieke toelichting in de Algemene Beschouwingen wordt gegeven. De toelichting die wordt gegeven is volgens de Raad in de meeste gevallen niet vertaald naar de begrote bedragen toe en omgekeerd worden deze bedragen, behalve in een enkel geval, bijvoorbeeld in het Hoofdstuk Ministerie van Financiën van de Algemene Beschouwingen (pagina’s 74 tot en met 77), ook niet door de daarbij corresponderende toelichting gemotiveerd.
Bovendien worden grote verschillen tussen de nog niet vastgestelde jaarrekening van het dienstjaar 2011 (hierna: de jaarrekening 2011), de Begroting voor het dienstjaar 2012 (hierna: de Begroting 2012) en de ontwerpbegroting 2013 niet toegelicht. Als voorbeeld noemt de Raad het onder de functie “31 Handel en Ambacht” voor de Uitvoeringsorganisatie Economische Dienst gebudgetteerde bedrag dat in vergelijking met de jaarrekening 2011 met bijna 50% is afgenomen. Deze afname wordt niet gemotiveerd. Ook wordt een subsidiebedrag van circa NAf. 30 miljoen (subfunctie “4600 Subsidies”), welk bedrag 20% hoger is dan het in de Begroting 2012 daarvoor begrote bedrag, niet toegelicht. Zie bijvoorbeeld ook functie “45. Bijzonder speciaal onderwijs” waar het verschil tussen de ontwerpbegroting 2013 en de jaarrekening 2011 ruim NAf. 7,4 miljoen bedraagt.
De Raad adviseert de regering om de gebudgetteerde bedragen van een deugdelijke toelichting te voorzien.
De Raad concludeert dat in de memorie van toelichting in het algemeen onvoldoende is aangegeven welke beleidsvoornemens wanneer gerealiseerd zullen worden, welke activiteiten daartoe zullen worden verricht en welke bedragen op de ontwerpbegroting 2013 voor het verrichten van deze activiteiten worden gebudgetteerd. Dit heeft de beoordeling van de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting door de Raad enigszins bemoeilijkt. De Raad adviseert de regering de ontwerpbegroting 2013 en de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

4. Belangrijke dekkingsmaatregelen

In het tweede tekstblok op pagina 156 van de Algemene Beschouwingen staat dat een aantal stappen ondernomen zijn om de pensioenfondsen kostendekkend te maken. De Raad stelt vast dat bedoelde stappen in de voorbereidingsfase zijn en nog niet zijn geïmplementeerd. Deze maatregelen in de pensioensfeer en de invoering van de basisverzekering ziektekosten zijn belangrijke dekkingsmaatregelen. Over de basisverzekering ziektekosten is in het hoofdstuk Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur van de Algemene Beschouwingen echter niets vermeld dan dat de Landsbijdrage in de basisverzekering ziektekosten wordt verantwoord in “Functie 78 Overige uitgaven Gezondheid, Milieu en Natuur” (pagina 176).
Bij brief d.d. 8 mei 2012 (no. 2012/024347) heeft de Minister van Financiën op verzoek van de Raad d.d. 25 april 2012 (RvA no. OV/18-12) informatie verstrekt over de tijdsplanning voor wat betreft de invoering van verschillende belangrijke dekkingsmaatregelen.
De Raad is van oordeel dat in de Algemene Beschouwingen aangegeven dient te worden wat de stand van zaken is met betrekking tot de genoemde maatregelen in de pensioensfeer en van de basisverzekering ziektekosten, en wat de beoogde datum is voor de invoering daarvan. Ook dient meer gedetailleerde (financiële) informatie over deze maatregelen in de Algemene Beschouwingen te worden opgenomen. Reeds eerder, in zijn advies van 23 mei 2012 (RvA no. RA/08-12-LV) over het ontwerp van de Eerste suppletoire begroting 2012 (pagina’s 3 en 4), heeft de Raad de aandacht hiervoor gevraagd. Ten overvloede vermeldt de Raad dat de regering de ontwerpregelingen nog niet aan de Raad voor advies heeft aangeboden.
Daar een gedegen tijdsplanning met de bijbehorende gedetailleerde (financiële) informatie over de invoering van genoemde maatregelen ontbreekt, staat het voor de Raad niet vast dat de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting een getrouwe en volledige weergave bevatten van de realisering van deze beleidsvoornemens in het dienstjaar 2013 en de daaropvolgende dienstjaren.
Bij een eventuele vertraging in de implementatie van bovengenoemde dekkingsmaatregelen kan het evenwicht in de Begroting 2013 en de meerjarenbegroting worden verstoord met als gevolg dat niet (meer) voldaan wordt aan de financiële normen, opgenomen in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten.
Gelet op de mogelijke verstrekkende financiële gevolgen voor de (ontwerp)begroting 2013 en de meerjarenbegroting adviseert de Raad de regering een en ander met inachtneming van het bovenstaande inzichtelijk te maken in de Algemene Beschouwingen. Indien voorzien kan worden dat een of beide van bovengenoemde dekkingsmaatregelen niet tijdig geïmplementeerd kunnen worden, adviseert de Raad de regering de financiële gevolgen van deze vertraging reeds nu in de ontwerpbegroting 2013 te verwerken en in de Algemene Beschouwingen hierop in te gaan.

5. Meerjarenbegroting

Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 gaat de begroting vergezeld van een meerjarenbegroting van de baten en lasten voor ten minste drie op het betrokken dienstjaar volgende jaren. Het doel van een meerjarenbegroting is – zoals aangegeven in de memorie van toelichting behorende bij genoemde landsverordening (pagina 5, vierde tekstblok) – inzicht te geven in voor de naaste toekomst verwachte ontwikkelingen en in de effecten van voorgenomen beleid. Hoewel de inrichting van meerjarenbegrotingen over het algemeen globaal van aard is, geeft de onderhavige meerjarenbegroting naar de mening van de Raad onvoldoende inzicht in de verwachte ontwikkelingen van het voorgenomen beleid. Begrotingsposten waarvan over het algemeen verwacht zou worden dat deze van jaar tot jaar belangrijke verschillen zullen vertonen, zoals de subsidie aan het Curacao Tourism Development Bureau en de inkomsten op het gebied van telecommunicatie blijven nagenoeg gelijk.
Ook constateert de Raad in een enkel geval dat de inkomsten die de regering op de middellange termijn verwacht niet in de meerjarenbegroting zijn opgenomen. Om de reden genoemd in de Nota van Financiën (pagina 32, onder “Dividenden”, laatste tekstblok) is in de ontwerpbegroting 2013 voorzichtigheidshalve geen raming van dividend- en/of licentieuitkeringen van overheidsbedrijven aan de overheid voor de dienstjaren 2013 tot en met 2016 opgenomen. Het dividend- of licentiebeleid moet, zoals blijkt uit de Nota van Financiën (pagina 32, onder “Dividenden”, voorlaatste tekstblok), nog wettelijk worden verankerd. Het is voor de Raad niet logisch of begrijpelijk om ook voor de dienstjaren 2014 tot en met 2016 geen inkomsten uit dividend en/of licenties te budgetteren. Immers in het jaar 2014 en volgende kan ervan uit worden gegaan dat de maatregelen die de regering denkt te nemen om de vermogenspositie van de overheidsbedrijven wederom gezond te maken hun vruchten zullen afwerpen. Het is redelijk om aan te nemen dat de overheid als aandeelhouder of licentiegever alsdan wederom inkomsten zal krijgen van deze bedrijven. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee in de meerjarenbegroting de inkomsten uit hoofde van dividend- en/of licentieuitkering door de overheidsbedrijven moeten worden opgenomen.
Gezien het bovenstaande adviseert de Raad de regering in de Algemene Beschouwingen de gebudgetteerde bedragen voor de dienstjaren 2014 tot en met 2016 te heroverwegen en in lijn te brengen met de te verwachten (financiële) effecten van het voorgenomen beleid van het ene jaar op het andere. Bovendien adviseert de Raad de regering om in de memorie van toelichting aan te geven hoe eventuele tegenvallers in de begroting zullen worden opgevangen.

6. Middelen uit de Belastingregeling voor het Koninkrijk

In de Algemene Beschouwingen (pagina 54) wordt melding gemaakt van het aanwenden van middelen uit de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: de BRK-middelen) voor het opzetten van een nieuwe politieorganisatie.
Reeds eerder in de brief d.d. 25 april 2012 (RvA no. OV/18-12) en in de adviezen van 23 mei 2012 (RvA no. RA/08-12-LV) en 27 september 2012 (RvA no. RA/26-12-LV) over het ontwerp van de Eerste Suppletoire begroting 2012 respectievelijk een ontwerpnota van wijziging daarop, heeft de Raad meer transparantie verzocht ten aanzien van de besteding van de BRK-middelen. In het door de Raad van Ministers op 6 april 2011 geaccordeerde Beslisdocument van de Minister van Financiën d.d. 10 februari 2011 is vermeld welke bestemmingen aan het beschikbare bedrag van NAf. 192,6 miljoen aan BRK-middelen gegeven zal worden. Het is de Raad niet bekend in hoeverre deze voornemens ook in 2011 en 2012 zijn gerealiseerd.
Het is naar de mening van de Raad gewenst dat de regering geactualiseerde informatie over de besteding van de BRK-middelen geeft. Dit kan geschieden in een overzicht dat betrekking heeft op de periode vanaf 31 december 2010 tot heden waarin wordt aangegeven wat het totaalbedrag is aan BRK-middelen en welk deel daarvan per dienstjaar is gebruikt ter dekking van de in dat dienstjaar bestede bedragen. In dit overzicht dient ook het per saldo beschikbaar bedrag voor de besteding in het dienstjaar 2012 en eventueel navolgende dienstjaren tot uitdrukking te komen alsmede waar de regering voornemens is dit saldo aan te besteden. Zolang een dergelijk overzicht niet beschikbaar is, zal geen totaalbeeld kunnen worden verkregen van de besteding van de BRK-middelen.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting 2013 hoger bedoeld overzicht op te nemen.

7. De jaarrekening 2011

De Raad constateert dat de kolom “Rekening 2011” betreffende de gewone dienst en de kapitaaldienst in de ontwerpbegroting 2013 niet consequent is ingevuld. De Raad noemt het volgende voorbeeld.
Op de gewone dienst van de ontwerpbegroting 2013 voor de functie “36 Telecommunicatie” betreffende het Ministerie van Economische Ontwikkeling is in de kolom “Rekening 2011” (pagina 30) geen bedrag opgenomen.
De Raad adviseert de regering om de uitgaven die voor de functie “36. Telecommunicatie” in het dienstjaar 2011 zijn gedaan in voornoemde kolom te vermelden. Ook adviseert de Raad de overige ontbrekende gegevens in de ontwerpbegroting 2013 in te vullen.

II. De ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting

1. Ministerie van Algemene Zaken

Functie “07 Overige Algemene Zaken”
In de Algemene Beschouwingen (pagina 27) staat dat de financiering van de operationele kosten van het programmabureau Plan Nashonal pa Desaroyá Bario uit de bestaande middelen budgetneutraal worden bijeengebracht door het Ministerie van Algemene Zaken en bijdragen van andere ministeries. De Raad is van oordeel dat de kosten gemoeid met voornoemd programmabureau direct in de ontwerpbegroting 2013 zouden moeten worden gebudgetteerd en in de toelichting inzichtelijk zouden moeten worden gemaakt.
De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting duidelijk te maken wat de verwachte uitgaven en inkomsten betreffende het programmabureau Plan Nashonal pa Desaroyá Bario zijn en deze in de ontwerpbegroting 2013 specifiek op te nemen.

2. Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport

De visie en missie van de regering voor het onderwijs
De Raad wijst er op dat nagenoeg alle innovatieprocessen in het onderwijs met gelden uit Nederland gefinancierd wordt via de Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen (hierna: de SONA-gelden) en dat deze financiering eind 2013 afgebouwd wordt.
De Raad vraagt de regering om aan te geven hoe de regering voornemens is het wegvallen van de SONA-gelden in de toekomst op te vangen. Hierover kan de Raad geen informatie vinden in de memorie van toelichting. Dit brengt naar het oordeel van de Raad niet alleen de broodnodige innovaties om de visie en missie van de regering te volbrengen in gevaar, maar betekent ook een terugslag voor opgebouwde deskundigheid.
De Raad adviseert de regering minstens in de meerjarenbegroting gelden ter financiering van onderwijsinnovaties of -initiatieven op te nemen.

3. Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn

Extra bijdrage voor de basisverzekering ziektekosten voor on- en minvermogenden
Op pagina 156 van de Algemene Beschouwingen, eerste tekstblok, staat dat vanaf 2013 een extra bijdrage van NAf. 13 miljoen vereist is voor de basisverzekering ziektekosten voor on- en minvermogenden. In de tabel op dezelfde pagina wordt meerjarig echter geen rekening gehouden met genoemd bedrag.
De Raad adviseert de regering bedoelde tabel in de ontwerpbegroting 2013 aan te vullen.

III. Inhoudelijke opmerkingen m.b.t. de memorie van toelichting

1. Algemeen

De memorie van toelichting behorende bij de ontwerpbegroting 2013 bestaat uit de onderdelen Algemene Beschouwingen en de Nota van Financiën (hierna: de Nota). De Raad behandelt de Nota in een apart onderdeel.

2. Staatsorganen en overige algemene organen

a. Beleidsdoelen van de Raad van Advies en de Algemene Rekenkamer
In het onderdeel “Raad van Advies” en het onderdeel “Algemene Rekenkamer” van het hoofdstuk Staatsorganen en overige algemene organen van de Algemene Beschouwingen wordt slechts verwezen naar beleidsdoelen van de Raad van Advies en de Algemene Rekenkamer voor het jaar 2012. Dit doet, voor zover het de Algemene Rekenkamer betreft, de Raad vermoeden dat de beleidsdoelen van dat orgaan voor het jaar 2013 niet in de Algemene Beschouwingen zijn opgenomen. Ten aanzien van de Raad van Advies staat het vast dat dit niet is gebeurd. Zie bijvoorbeeld pagina 6, laatste tekstblok, en pagina 8, laatste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen.
De Raad adviseert de regering alsnog, met inachtneming van artikel 34 van de Landsverordening comptabiliteit 2010, de beleidsdoelen van de Raad van Advies en de Algemene Rekenkamer voor het jaar 2013 in de Algemene Beschouwingen op te nemen.

b. Vacaturestop
Gezien de precaire financiële situatie bestaat voor het jaar 2012 een vacaturestop. Het is voor de Raad niet duidelijk of deze vacaturestop voor het jaar 2013 zal worden gehandhaafd. Voor de Sociaal-Economische Raad (hierna: de SER) is, zoals aangegeven op pagina 14 van de Algemene Beschouwingen (tweede tekstblok), het werven van personeel met een wetenschappelijk achtergrond op sociaaleconomisch gebied imperatief. De Raad kan uit de gegeven toelichting niet opmaken of een en ander binnen de bestaande formatie past en of op de ontwerpbegroting 2013 voldoende gelden hiervoor zijn gereserveerd.
De Raad adviseert de regering de Algemene Beschouwingen aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

c. Functie 11 Rechtswezen
De ramingen in de tabel “Functie 11 Rechtswezen – Beleidsveld: Raad voor de Rechtshandhaving” (pagina 17 van de Algemene Beschouwingen) zijn niet toegelicht. Het enkel vermelden dat de Raad voor de Rechtshandhaving een zelfstandig orgaan is dat diensten verleent aan de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, en aan de BES-eilanden, is naar de mening van de Raad niet voldoende.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen een toelichting te geven op het substantieel bedrag dat op functie 11 is gebudgetteerd.

3. Ministerie van Algemene Zaken

a. De portefeuille Energiezaken
De Minister van Algemene Zaken is belast met de portefeuille Energiezaken.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen concreet aan te geven wat het energiebeleid inhoudt, en welke de beleidsvoornemens voor 2013 zijn.

b. Functie “07 Overige Algemene Zaken”
De Raad merkt op dat de verwachte inkomsten op de gewone dienst vergeleken met het jaar 2011 enorm zijn toegenomen, te weten van NAf. 207.300 naar circa NAf. 18 miljoen (pagina 11 van de ontwerpbegroting 2013). De toelichting gaat niet in op de factoren waaraan genoemde toename is toe te schrijven.
De Raad adviseert de regering om in de Algemene Beschouwingen een toelichting daarover te geven.

4. Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening

Beleidsuitdagingen van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening
Op pagina 35, eerste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen staat dat de ontwikkeling en de gefaseerde implementatie van het Vergunningenloket de grootste beleidsuitdaging is binnen het beleidsdomein Publieke Dienstverlening. Verder zijn er andere beleidsuitdagingen in het hoofdstuk Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening van de Algemene Beschouwingen opgesomd (pagina 37, eerste tekstblok onder “Beleidsuitdagingen”) en worden ook doelen genoemd die het Centraal Bureau voor de Statistiek nastreeft tussen 2012 en 2015 (Algemene Beschouwingen, pagina 39, laatste tekstblok). In deze gevallen constateert de Raad dat in de memorie van toelichting op de bij de Staten ingediende ontwerpbegroting van Curaçao voor het dienstjaar 2012 (Zitting 2011 – 2012-007) exact dezelfde tekst staat. (Zie pagina 67, derde tekstblok, en pagina’s 69 e.v. van de Algemene Beschouwingen.) De aangehaalde voorbeelden zouden de (ongewenste) indruk kunnen wekken dat de toelichting op de ontwerpbegroting 2013 niet anders is dan een “copy-paste” van de toelichting bij de Begroting 2012.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen aan te geven welke vorderingen zijn geboekt in het afgelopen jaar en welke stappen genomen moeten worden om de beleidsdoelen te realiseren.
5. Ministerie van Justitie

a. Beleidsuitdagingen
De Raad is van oordeel dat het juist is om evenals bij de “beleidsuitdagingen intern gericht”, ook bij de “beleidsuitdagingen extern gericht” (pagina 48 van de Algemene Beschouwingen) aan te geven welke maatregelen genomen zullen worden om een bijdrage te leveren aan de versterking van “een algemeen gevoel van veiligheid bij de burgers”.
De Raad adviseert de Algemene Beschouwingen aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

b. Prioriteit Uitvoeringsorganisatie Controle & Bewaking
In de Algemene Beschouwingen (pagina 60) staat dat het preventief toezicht op de openbare orde en veiligheid, het verkeerstoezicht en de naleving van bijzondere wetten wordt geïntensiveerd.
Op de ontwerpbegroting 2013 is een bedrag van ruim NAf. 6,5 miljoen minder begroot vergeleken met de Begroting 2012 en slechts NAf. 1,2 miljoen meer dan de jaarrekening 2011.
De Raad adviseert de regering toe te lichten welke maatregelen genomen zullen worden om de intensivering van de doelstellingen te kunnen realiseren met gebruikmaking van een sterk verminderd begroot bedrag.

c. Het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind
In het onderdeel “Het Internationaal Verdrag inzake Rechten van het Kind (IVRK)” op pagina 64 van de Algemene Beschouwingen dient in de laatste volzin de woorden “en hebben gedetineerde jongeren op grond van het verdrag bovendien recht op (her)opvoeding en vorming” te worden geschrapt. Immers, dit laatste blijkt niet uit artikel 37 van het verdrag waarnaar verwezen wordt. Indien het bovenstaande echter wel een doelstelling van de regering is, dient deze doelstelling in de Algemene Beschouwingen afzonderlijk te worden vermeld en toegelicht.
De Raad adviseert de regering de Algemene Beschouwingen aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

6. Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

a. Functie “23 Luchtvaart”
De Raad constateert dat op de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting onder de functie “20 Algemeen beheer VV&RP” gelden zijn gebudgetteerd voor uitgaven ten behoeve van de Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit (hierna: de CBA). Uit de Algemene Beschouwingen (pagina’s 105, laatste tekstblok en 106, eerste tekstblok) blijkt dat in de CBA, volgens de Amerikaanse burgerluchtvaartorganisatie The Federal Aviation Administration (hierna: FAA), grote verbeteringen moeten worden tot stand gebracht teneinde door FAA van categorie 2 status weer naar categorie 1 status te kunnen worden overgeheveld. De Raad leidt echter uit de Algemene Beschouwingen af (pagina 106, eerste tekstblok, voorlaatste en laatste volzin) dat de investeringen die voor bedoelde verbeteringen nodig zijn door CBA zal worden gefinancierd middels de introductie van een tarievensysteem voor haar output en hopelijk middels de opbrengsten van de “Passengers Facility Charge”.
In het licht van het voorgaande adviseert de Raad de regering om een degelijke toelichting te geven in de Algemene Beschouwingen over dit voor het land belangrijke onderwerp. Daarbij dient concreet te worden aangegeven welke maatregelen zijn genomen of nog moeten worden genomen, om zo spoedig mogelijk de categorie 1 status te krijgen en wanneer dit zal worden bereikt. Ook dient in de Algemene Beschouwingen te worden gemotiveerd waarom voor de dienstjaren 2013 tot en met 2016 geen toename wordt verwacht van de inkomsten op de gewone dienst van de begroting van de CBA.

b. Functie “24 Meteorologische aangelegenheden”
In de Algemene Beschouwingen (pagina 109) staat dat voor de Meteorologische Dienst Curaçao (hierna: de MDC) op korte termijn nieuwe krachten zullen moeten worden aangetrokken en dat de MDC over de financiële middelen dient te beschikken om de nodige opleidingstrajecten voor het nieuw aangetrokken personeel te realiseren. Indien hieraan niet wordt voldaan, zal dit verstrekkende gevolgen hebben voor de MDC. De Raad kan uit de Algemene Beschouwingen niet opmaken welke gelden hiervoor op de ontwerpbegroting 2013 zijn gebudgetteerd.
De Raad adviseert de regering om over het vorenstaande in de Algemene Beschouwingen duidelijkheid te scheppen.

c. Functie “25 Reiniging”
De Raad merkt op dat de uitgaven op de gewone dienst voor de functie “25 Reiniging” (pagina 24 van de ontwerpbegroting 2013) ten opzichte van de jaarrekening 2011 met circa NAf. 29 miljoen zijn afgenomen en dat deze substantiële daling niet in de Algemene Beschouwingen wordt gemotiveerd.
De Raad adviseert de regering om genoemde daling van de uitgaven in de Algemene Beschouwingen te motiveren.

7. Ministerie van Economische Ontwikkeling

a. Toelichting op beleidsdoelen
De toelichting op het hoofdstuk Ministerie van Economische Ontwikkeling is volgens de Raad weinig informatief. Aan concrete activiteiten die de regering in het dienstjaar 2013 wil verrichten ter realisatie van de in voornoemd hoofdstuk genoemde beleidsdoelen wordt volgens de Raad geen dan wel onvoldoende aandacht besteed. Als voorbeeld noemt de Raad het voornemen van de regering om in het kader van de uitvoering van het buitenlandse handelsbeleid de concurrentiepositie van Curaçao te verbeteren middels onder andere het instellen van een “productivity board” (pagina’s 115 en 116 van de Algemene Beschouwingen). In de Algemene Beschouwingen gaat de regering niet in op wat een dergelijke “productivity board” inhoudt, hoe de concurrentiepositie van Curaçao daardoor verbeterd zou kunnen worden en hoe de middelen die daarvoor op de ontwerpbegroting 2013 zijn gebudgetteerd besteed zullen worden.
De Raad is voorts van mening dat de concurrentiepositie van Curaçao in hoofdzaak afhangt van buitenlandse factoren maar ook van binnenlandse factoren, zoals de kosten van bedrijfsvoering hier te lande, de arbeidsflexibiliteit, het vergunningstelsel voor bedrijven en het door hen eventueel aan te trekken buitenlands deskundig personeel en de daar tegenoverstaande vergoedingen, het belasting-, invoerrechten- en accijnzenstelsel en het verlenen van werkvergunningen. Over al deze aspecten, die geen betrekking hebben op het buitenland maar toch even belangrijk of belangrijker zijn voor de economische ontwikkeling en de concurrentiepositie van Curaçao, zwijgt de Algemene Beschouwingen.
De Raad adviseert de regering om in de Algemene Beschouwingen concreter aan te geven welke activiteiten in het dienstjaar 2013 door het Ministerie van Economische Ontwikkeling ontplooid zullen worden om de beleidsdoelen van genoemd ministerie te realiseren. Ook de resultaten die daarvan verwacht kunnen worden voor wat betreft de economische groei en de daarmee samenhangende additionele inkomsten voor de overheidskas dienen in de Algemene Beschouwingen te worden vermeld.

b. Economische ontwikkeling en innovatie – Beleidsveld: innovatie ter bevordering van de economische ontwikkeling (functie 34)
De stimulering van de economische ontwikkeling middels de bevordering van innovatie is een loofwaardig streven. Evenwel komt dit streven en de verwachte gevolgen daarvan gedurende de begrotingsperiode niet of niet voldoende in de Algemene Beschouwingen tot uitdrukking. Zo is het innovatieve project “Space Experience Curaçao” (pagina 117) als onderdeel van het masterplan Hato Airport city een hoog risico project. Het is volgens de Raad om die reden niet gewenst om de economische ontwikkeling van de luchthaven zo sterk (alleen) te laten afhangen van het succes van genoemd project. Het is daarom wenselijk om tevens andere initiatieven aan te geven die zullen leiden tot de bevordering van de betekenis van de luchthaven voor de groei van de economie. Datzelfde geldt tevens voor het nieuwe havenbeleid dat onvoldoende duidelijk is weergegeven in de Algemene Beschouwingen (pagina’s 117 tot en met 119). Het is voor de Raad bijvoorbeeld niet duidelijk hoe een ferry -verbinding bij zou moeten dragen aan het “one ticket multiple destinations” concept welk gericht is op cruiseschepen. Ook is het voor de Raad niet duidelijk wat de verdiensten uit transshipment zijn die maken dat deze economische bedrijvigheid als een bedrijfsactiviteit van “hoge toegevoegde waarde” zou kunnen worden gecategoriseerd.
De Raad adviseert de regering om het vorenstaande in de Algemene Beschouwingen te verduidelijken.

8. Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport

a. Toelichting betreffende enkele functies
Bij subfunctie “165801 Ov. Uitgaven Cultuur en Recr.” zijn voor de dienstjaren 2013 tot en met 2016 geen gelden gebudgetteerd voor beloning van personeel (4200) terwijl de jaarrekening 2011 een bedrag van NAf. 5.584.146 aangeeft.
De Raad adviseert de regering het voorgaande in de Algemene Beschouwingen toe te lichten.

b. Visie en missie van de regering voor het onderwijs
De regering stelt in haar algemene visie voor 2025 onder meer dat Curaçao een land zal zijn dat berust op “duurzame sociaaleconomische ontwikkeling en onderwijs dat een ieder motiveert om het beste uit zichzelf te halen” en dat het resultaat “ontwikkelingskansen voor alle burgers” zal zijn (pagina 2 van de Algemene Beschouwingen).
Op pagina 121 van de Algemene Beschouwingen staat voorts dat het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport als missie heeft het waarborgen van voorzieningen zodat elke inwoner van Curaçao zich ten volle kan ontwikkelen en kan uitgroeien tot een volwaardig persoon.
In de Algemene Beschouwingen bij genoemd ministerie wordt echter geen inzicht gegeven in de verdere verbetering van de toegankelijkheid tot het onderwijs.

De Raad is tevens van mening dat kwalitatief hoogwaardig onderwijs naast studieboeken en andere leermiddelen ook goed opgeleide en gemotiveerde leerkrachten vereist. De Raad kan uit de ontwerpbegroting 2013 en de toelichting daarop niet opmaken of de regering in het dienstjaar 2013 voornemens is om de nodige prioriteit daaraan te geven.
De Raad adviseert de regering met het voorgaande rekening te houden en de Algemene Beschouwingen waar nodig aan te vullen.

De Raad heeft kunnen constateren dat het achterstallig onderhoud van de fysieke infrastructuur van het onderwijs momenteel dusdanig is, dat er met spoed een inhaalslag gemaakt moet worden. De Raad meent dat bij voortzetting van het huidige beleid de fysieke infrastructuur niet alleen de kwaliteit van het lesgeven zal beïnvloeden, maar ook extra kosten met zich mee zal brengen in de naaste toekomst.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.

Op pagina 122 van de Algemene Beschouwingen staat dat de regering de braindrain wil tegengaan door verbetering van het hoger onderwijs en door het studeren in de regio te stimuleren.
De Raad is van mening dat die initiatieven zinvol zijn. De Raad begrijpt ook dat de “University of Curaçao” het zwaartepunt wordt in dit beleid en dat hiervoor meer geld is gebudgetteerd. Studeren in Curaçao of in de regio betekent echter wel een verhoging van uitgaven voor studiefinanciering voor Curaçao aangezien deze studies niet in aanmerking komen voor Nederlandse studiefinanciering. Het is de Raad vooralsnog niet duidelijk hoe de regering dit mogelijke probleem denkt op te lossen.
De Raad adviseert de regering de Algemene Beschouwingen aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

Tot slot merkt de Raad ten aanzien van het onderwijs op dat de invoering van het Papiaments als instructietaal (pagina 123 van de Algemene Beschouwingen) een gedegen aanpak, bijscholing van leerkrachten en nieuwe, zelf te ontwikkelen leermiddelen vereist. Het Papiaments als instructietaal zal dus de nodige kosten met zich meebrengen.
De Raad adviseert de regering om in de Algemene Beschouwingen aan te geven wat het beleid hiervoor is en hoe dit zich in de meerjarenbegroting vertaalt.

9. Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn

a. Beleidsvoornemens van het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn
De Raad is van oordeel dat de Algemene Beschouwingen bij het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn over het algemeen weinig informatief zijn. Daardoor zijn de beleidsvoornemens volgens de Raad moeilijk te vatten. De Raad geeft hierna een aantal voorbeelden.
Op pagina 144 van de Algemene Beschouwingen wordt in het onderdeel “Ten aanzien van armoedebestrijding” als beleidsvoornemen genoemd “het investeren in het menselijk kapitaal en kansen bieden aan degenen die niet meer deelnemen aan de samenleving, vooral door arbeidsvoorzieningstrajecten”. Met betrekking tot “algemene zaken ten behoeve van de familie” wordt op pagina 146, eerste tekstblok, genoemd “een beleidsplan ten behoeve van het reviseren en verrichten van het onderzoek de Jeugdmonitor en het ontwikkelen en verrichten van een familiemonitor en andere noodzakelijke onderzoeken, en verrichten van de onderzoeken”.
Een ander beleidsvoornemen is “het doorlopend aansturen en coördineren van het Plan Nashonal pa desaroyá Bario met specifieke aandacht voor het gezamenlijk jaarlijks met 15 wijken starten op het gebied van integrale wijkaanpak” (derde tekstblok van pagina 146 van de Algemene Beschouwingen).
De Raad adviseert de regering om in bovengenoemde gevallen meer concreet in de Algemene Beschouwingen aan te geven wat de regering voor ogen heeft en welke middelen zij daarvoor heeft begroot in de ontwerpbegroting 2013 en de meerjarenbegroting.

b. Herstructureren van fondsen en gezondheidszorg
Op pagina 148 van de Algemene Beschouwingen wordt ten aanzien van ouderen het herstructureren van het Ouderdomsfonds en de gezondheidszorg (de z.g. Lei di Labizjan en het Fonds Ziektekosten overheidsgepensioneerden) genoemd teneinde het pensioen, bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, te kunnen blijven garanderen als beleidsvoornemen.
De Raad adviseert de regering om zijn beleidsdoelstellingen op bovengenoemde gebieden duidelijker in de Algemene Beschouwingen weer te geven.

10. Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur

Toelichting op de beleidsvoornemens en vertaalslag in de ontwerpbegroting 2013
Op pagina 175 van de Algemene Beschouwingen zijn maatregelen opgesomd om een overall plan voor zoetwaterconservering te realiseren aangezien er een bedreiging bestaat voor de agrarische sector door zoutwaterintrusie. Een van de maatregelen is het vaststellen van een milieubeleidsplan inclusief het wettelijk kader voor milieubeleid alsook een MER-regeling en een MER-commissie.
In de memorie van toelichting op de ontwerpbegroting van Curaçao voor het dienstjaar 2012 (Zitting 2011-2012-007) (Algemene Beschouwingen, pagina 222, eerste tekstblok) is dit beleidsvoornemen al genoemd waarbij dezelfde tekst is gehanteerd.
De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen aan te geven welke vorderingen zijn geboekt in de afgelopen tijd met betrekking tot voornoemd beleidsvoornemen en welke stappen genomen moeten worden om het overall plan voor zoetwaterconservering te realiseren.

11. Ministerie van Financiën

a. De toelichting in het algemeen
De toelichting op de begroting van het Ministerie van Financiën is duidelijk en in nagenoeg alle gevallen direct gerelateerd aan de begrote bedragen, waardoor zij als voorbeeld zou kunnen dienen voor de toelichtingen op de begroting van andere ministeries.

Op pagina’s 182 en 183 van de Algemene Beschouwingen worden beschouwingen gegeven over transparante overheidsfinanciën met het doel inzicht te geven in de vraag of de begroting en het toezicht op financiële risico’s zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Daarbij zou onder andere de jaarrekening (pagina 183, vierde tekstblok) jaarlijks worden opgesteld, wat thans (nog) niet het geval is. Er is er dus nog over geen enkel dienstjaar financiële verantwoording afgelegd sinds het ontstaan van het land Curaçao op 10 oktober in 2010.
De Raad is van mening dat de beoogde transparantie nog niet gerealiseerd wordt en adviseert de regering hiervoor zorg te dragen.

b. Stelpost ter dekking van personeelslasten
In het voorlaatste tekstblok op pagina 195 van de Algemene Beschouwingen staat dat de stelpost ter dekking van de autonome groei van de personeelslasten als gevolg van de indexering van bezoldigingen van ambtenaren aan het inflatiecijfer en van de beoordelingssystematiek en de invulling van vacatures, in 2013 van NAf. 25,4 miljoen oploopt tot circa NAf. 69,5 miljoen in 2016.
De Raad adviseert de regering de grote toename van genoemde stelpost in de Algemene Beschouwingen nader toe te lichten.

c. De aanwijzing van de Rijksministerraad d.d. 13 juli 2012 aan het bestuur van Curaçao
Ingevolge het eerste onderdeel van het Koninklijk Besluit van 13 juli 2012, houdende het geven van een aanwijzing aan het bestuur van Curaçao tot aanpassing van de begroting 2012, rekening houdend met de in artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten genoemde normen (P.B. 2012, no. 43) (hierna: de Aanwijzing), dienen de tekorten ten bedrage van NAf. 98 miljoen op de gewone dienst van de dienstjaren 2010 en 2011 per 1 september 2012 te worden gecompenseerd met overschotten in 2012 en zonodig verdere dienstjaren, waarbij ingestemd wordt met het inzetten van het restant van de eenmalige ontvangst aan BRK-middelen per 10 oktober 2010. Uit de Algemene Beschouwingen (pagina 195, laatste tekstblok) blijkt dat het tekort zal worden gedekt uit een dividendafdracht door Refineria di Korsou (hierna: RdK) voor een jaarlijks bedrag van NAf. 17,8 miljoen gedurende de komende zeven jaren.
Het voornemen om voornoemde tekorten deels te dekken met toekomstige dividendontvangsten van RdK druist in tegen voornoemd onderdeel van de Aanwijzing. Verder merkt de Raad op dat het bedrag van NAf. 17,8 miljoen niet is toegelicht met realisatiecijfers en betrouwbare projecties van financiële resultaten van RdK.
De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te vullen en zo nodig de ontwerpbegroting 2013 aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

IV. Nota van Financiën

1. Algemeen

Het is voor de Raad niet duidelijk in hoeverre de bedragen met betrekking tot de Begroting 2012, bijvoorbeeld in “Tabel 3. Recapitulatie”, voldoen aan artikel 15, tweede lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010. In voornoemd artikel staat dat de begroting naast de raming van de baten en lasten per hoofdstuk en per functie ook het voor het lopende dienstjaar geraamde bedrag na de wijzigingen die daarin eventueel zijn aangebracht, en het gerealiseerde bedrag van het vorige dienstjaar moet bevatten. Immers, het ontwerp van de Eerste Suppletoire begroting 2012, de ontwerpnota van wijziging op de ontwerp Eerste Suppletoire begroting 2012 en het ontwerp van de Tweede Suppletoire begroting 2012 zijn nog niet door de Staten goedgekeurd.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting aan te vullen en indien nodig de ontwerpbegroting 2013 aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

2. Artikel 2 van de ontwerpbegroting 2013

Volgens de Nota (pagina 60) is in uitvoering van artikel 82 van de Staatsregeling van Curaçao (bedoeld wordt artikel 87) het leningenplafond in artikel 2 van de ontwerpbegroting 2013 bepaald. In de Nota (pagina 61, tweede tekstblok) staat voorts dat in artikel 2 van de ontwerpbegroting wordt afgeweken van het plafond op de schatkistportefeuille dat in de in P.B. 1977, no. 58 afgekondigde landsverordening is vastgesteld. Tevens staat in de Nota dat de bepalingen van het in P.B. 1977, no. 141 afgekondigde landsbesluit , dat ter uitvoering strekt van de in P.B. 1977, no. 58 afgekondigde landsverordening, van toepassing zijn op de uitgifte en plaatsing van schatkistpromessen en/of schatkistbiljetten.
De Raad wijst erop dat voornoemde landsverordening ingevolge artikel 1 van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao (zie bijlage A, pagina 25), ingaande 10 oktober 2010 niet meer van kracht is. Dit geldt ook voor het daarop berustende landsbesluit omdat die van rechtswege is vervallen.
De Raad adviseert de regering de Nota aan te passen met inachtneming van het bovenstaande. Ook adviseert de Raad de regering zo spoedig mogelijk nieuwe regels betreffende de uitgifte van schatkistpapier vast te stellen.

3. Tegenstrijdigheden en onvolkomenheden in de Nota

De Raad heeft geconstateerd dat de Nota vele tegenstrijdigheden en onvolkomenheden
bevat. De Raad noemt hieronder enkele voorbeelden.
– Pagina 13
In “Tabel 4 Recapitulatie” is het financieringssaldo op nul (0,0) gesteld voor het dienstjaar 2013, maar in het laatste tekstblok op pagina 13 van de Nota staat dat het financieringssaldo in het dienstjaar 2013 positief is. Verder staat in dit tekstblok dat het constante karakter van het financieringssaldo wordt bewerkstelligd middels het ten laste brengen van eventuele deviaties van het bedrag aan de reservedotaties. Naar de mening van de Raad kan dit niet gesteld worden als uit gegevens in de Nota niet te halen is wat de reserve en de geschatte deviaties zijn. Zonder die gegevens kan het begrotingssaldo in Tabel 4 niet op nul (0,0) worden gesteld. De Raad vindt dat de Nota op dit punt moet worden aangepast.

In het laatste tekstblok op pagina 13 van de Nota staat “Het primair saldo, oftewel het financieringssaldo voor aflossingen exclusief rentelasten (…)”. Omdat het primair saldo niet hetzelfde is als het financieringssaldo (zie Tabel 4) dient deze zin te worden gewijzigd.

– Pagina 15
In de kolom “B2013” staat in “Tabel 6. Gewone Dienst” (pagina 15 van de Nota) onder “Lasten” een totaalbedrag van NAf. 1.746,9 miljoen. In het laatste tekstblok op pagina 33 van de Nota staat echter “Zoals uit Tabel 6 blijkt bedragen de totale lasten in de Begroting 2013 NAf. 1.675,0 miljoen (Gewone dienst)”. Hieruit blijkt dat genoemd bedrag uit Tabel 6 niet overeenkomt met de toelichting op pagina 33. Verder staat in kolom “B2012” van Tabel 6 dat de lasten NAf. 1679,7 miljoen bedragen, maar in “Tabel 3. Recapitulatie” (pagina 12 van de Nota) staat een bedrag groot NAf. 1675,0. Het voorgaande moet worden gecorrigeerd.

– Pagina 18
In “Tabel 7. Belastingopbrengsten” op pagina 18 van de Nota zijn alle bedragen die in kolom “B2013” voorkomen niet in overeenstemming met de toelichting op de daaropvolgende pagina’s van de Nota. De Raad beveelt aan in de Nota te motiveren waarom de in de begroting 2013 vermelde bedragen niet overeenkomen met die in de toelichting, alsook waarom bepaalde in de begroting 2013 opgenomen bedragen hoger dan wel lager zijn dan die in de toelichting worden vermeld.
Hieronder wordt een aantal van de bedoelde bedragen uit Tabel 7 geplaatst naast de bedragen die in de toelichting voorkomen (in miljoen Nederlands-Antilliaanse guldens). Daarbij worden tevens de vindplaatsen van laatstbedoelde bedragen in de Nota vermeld.

kolom B2013 bedrag toelichting pagina in Nota
Loon- en Inkomstenbelasting 494,7 512,3 20
Winstbelasting 188,0 165,7 21
Omzetbelasting 394,6 375,3 24
Grondbelasting 32,3 26,6 28
Overige 46,4 141,4 29

Daarbij is naast de hierboven vermelde bedragen bij “Overige“ in “Tabel 9 Overige indirecte belastingopbrengsten” in het onderdeel “Overige indirecte belastingopbrengsten” (pagina 29 van de Nota) nog een derde bedrag genoemd betreffende het totaal aan “overige” opbrengsten, te weten NAf. 151,4 miljoen waardoor een en ander nog onduidelijker wordt.
De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering voor het bovenstaande.

– Pagina 29
In het derde tekstblok op pagina 29 van de Nota staat dat de overige indirecte belastingen op een totaalbedrag van circa NAf. 141,4 miljoen geraamd zijn. Voornoemd bedrag staat in “Tabel 9. Overige indirecte belastingopbrengsten” echter in kolom “B2014” en niet in kolom “B2013”. Dit dient te worden gecorrigeerd.

– Pagina 39
Op pagina 39 (tweede tekstblok) van de Nota staat dat de afschrijvingen in de Begroting 2013 NAf. 40,4 miljoen bedragen, maar in “Tabel 6. Gewone Dienst” op pagina 15 is een bedrag begroot van NAf. 41,1 miljoen. De Raad vindt dat telkens het juiste bedrag van de afschrijvingen in de Nota moet worden vermeld.

– Pagina 43
In het vierde tekstblok op pagina 43 van de Nota staat dat voor de onderstandsuitkering een
voorziening is getroffen van circa NAf. 44,4 miljoen, maar in “Tabel 14. Sociale zekerheid” op pagina 42 van de Nota is het bedrag van NAf. 44,7 miljoen vermeld. De Raad vindt dat telkens het juiste bedrag voor de onderstandsuitkering in de Nota moet worden vermeld.

– Pagina 45
In het voorlaatste tekstblok op pagina 45 van de Nota staat dat de kapitaaldienst met een negatief saldo afsluit van NAf. 44,2 miljoen, maar in “Tabel 16. Kapitaal Dienst” op voornoemde pagina is in de kolom “B2013” het saldo op NAf. 0,0 gesteld. De Raad vindt dat het juiste bedrag van het saldo op de kapitaaldienst in de Nota moet worden vermeld.

– Pagina 49
In het tweede tekstblok op pagina 49 van de Nota staat dat in de Begroting 2013 een bedrag van NAf. 64,3 miljoen is opgevoerd aan investeringen. In de bijbehorende “Tabel 19. Allocatie van de middelen op de Kapitaaldienst” is voor 2013 een bedrag groot NAf. 41,1 miljoen opgevoerd. De Raad vindt dat het juiste bedrag voor de investeringen in de tekst en de bijbehorende tabel moet worden vermeld.

Gezien de tegenstrijdigheden en onvolkomenheden in de Nota is de Raad er niet zeker van
dat de Nota de juiste cijfers en/of de juiste toelichting met betrekking tot de ontwerpbegro-
ting 2013 bevat.
De Raad adviseert de regering de Nota te herzien.

4. Belastingopbrengsten

a. Algemeen
In de memorie van toelichting bij het ontwerp van de Tweede Suppletoire begroting 2012 (pagina 9, laatste tekstblok van de Nota) maakt de regering melding van structurele tegenvallers in de belastingen, welke tegenvallers zijn af te leiden uit de realisatiecijfers in de eerste helft van 2012. Tegen die achtergrond is de Raad van mening dat de belastingopbrengsten voor 2013 vermeld op pagina 17 e.v. van de Nota niet voldoende zijn onderbouwd. Het is niet gebleken dat rekening wordt gehouden met tegenvallers, integendeel blijkt uit de Nota dat de belastingopbrengsten in de periode 2013 – 2016 zullen toenemen. De Raad adviseert de regering de Nota aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

b. Meevaller in de belastingsfeer
Op pagina 21, laatste tekstblok, van de Nota staat dat, afgezet tegen de Begroting 2012, thans een meevaller wordt verwacht van circa NAf. 15,8 miljoen die verklaard wordt door een te lage raming voor de winstbelasting in de Begroting 2012. Naar de mening van de Raad kan een meevaller pas achteraf worden geconstateerd en begroot en niet vooraf zoals thans het geval is. De Raad adviseert de regering de ontwerpbegroting 2013 en de Nota aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

c. Benaming “Deelnemingen/dividendbelasting
In het laatste tekstblok op pagina 23 van de Nota wordt de benaming “Deelnemingen/dividendbelasting” gebruikt. De Raad is van oordeel dat het niet juist is om de winstbelasting die van de zogenaamde offshoremaatschappijen zal worden verkregen met de benaming “deelnemingen/dividendbelasting” aan te duiden. Van deelneming door de overheid in de onderhavige maatschappijen is hier geen sprake, terwijl de heffing van dividendbelasting, bedoeld in de Landsverordening op de dividendbelasting 2000 (P.B. 1999, no. 246), niet in Curaçao plaatsvindt. Voor zover het gewenst is om voor dit deel van de winstbelasting een onderscheid te maken, adviseert de Raad om te spreken van “Winstbelasting offshoremaatschappijen”. De Raad adviseert de Nota van Financiën op dit punt aan te passen.

d. Overige indirecte belastingopbrengsten
In “Tabel 9. Overige indirecte belastingopbrengsten” (pagina 29 van de Nota) is bij “Overige” een substantieel bedrag, groot NAf. 103,5 miljoen, begroot voor 2013. Ook meerjarig (2014 – 2016) zijn ter zake substantiële bedragen begroot. Op pagina 29 van de Nota staat dat onder de categorie “Overige” belastingopbrengsten zijn geraamd als gevolg van verbeterde controle. Het is voor de Raad niet duidelijk welke belastingopbrengsten hier worden bedoeld en om welke reden deze belastingopbrengsten niet zelf op een hoger bedrag worden geraamd. Daardoor ontstaat er geen duidelijk beeld van de voor de diverse belastingen begrote bedragen, met name omdat na de opsomming van de indirecte belastingen in voornoemde tabel 9 en in “Tabel 7. Belastingopbrengsten” (pagina 18 van de Nota), er zeer weinig belastingen overblijven die als “indirecte belasting” kunnen worden aangemerkt. De Raad adviseert de regering de Nota aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

5. Motorrijtuigbelasting en de Stichting Wegenfonds

De Raad adviseert de regering in de Nota aan te geven of de totale opbrengst motorrijtuigbelasting bestemd is voor de Stichting Wegenfonds (hierna: de Stichting) en indien dat niet het geval is, aan te geven om welke reden dat niet zo is en welk deel van de opbrengst wel bestemd is voor dit fonds. De Raad adviseert in de Nota tevens toe te lichten of het Ministerie van Financiën beschikt over de begroting voor het jaar 2013 van de Stichting en informatie hoe de fondsen in 2013 zullen worden aangewend door de Stichting.

6. Schenkingen en subsidies

In het laatste tekstblok op pagina 31 van de Nota staat dat een bedrag van circa NAf. 18,7 miljoen door overheden wordt overgedragen aan Curaçao en dat dit bedrag tot aan 2015 nagenoeg constant blijft. De Raad constateert in “Tabel 10. Niet-belastingopbrengsten” op pagina 31 van de Nota echter dat genoemd bedrag ook begroot is voor het jaar 2016.
De Raad adviseert de regering in de Nota op het geconstateerde verschil in te gaan met inachtneming van het bovenstaande.

7. Vergunningen telecommunicatie

Ingevolge artikel 21 van de Landsverordening Bureau Telecommunicatie en Post moet het Bureau Telecommunicatie en Post een netto-bedrag afdragen, te weten de ontvangen vergoedingen uit de telecommunicatie- en postsector na aftrek van de operationele en infrastructurele kosten, het reservefonds en de bestemmingsreserve.
In de ontwerpbegroting 2013 is uitgegaan van opbrengsten voor de afgifte van vergunningen in de telecommunicatie van NAf. 25,5 miljoen (pagina 31 van de ontwerpbegroting 2013). Het is voor de Raad niet duidelijk of voornoemd bedrag de netto-afdracht betreft omdat in “Tabel 36. Telecommunicatie – Beleidsveld: telecommunicatie” op pagina 119 van de Algemene Beschouwingen NAf. 14.995.900 hiervoor is opgenomen. De Raad adviseert de regering de Nota aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

8. Schuldpositie

In “Tabel 18. Bruto schuldpositie” op pagina 48 van de Nota worden de mutatie in de bruto schuldpositie en de schuldquote uit hoofde van de ramingen in de Begroting 2013, inclusief de meerjarencijfers, gepresenteerd. Op pagina 60, laatste tekstblok, van de Nota staat dat het leningenplafond voor het jaar 2012 NAf. 1736,8 miljoen bedraagt wat circa NAf. 70 miljoen hoger is dan het bruto schuldbedrag dat begin 2013 wordt verwacht. Uit voornoemde Tabel 18 blijkt het voorgaande echter niet omdat de bedragen voor beide jaren zijn gesteld op NAf. 1736,8 miljoen. Verder vraagt de Raad zich af of het wel zo is dat alle schatkistpapier in 2013 wordt afgelost, zoals uit Tabel 18 blijkt en of er niets “overloopt” naar 2014. De Raad adviseert de regering Tabel 18 dan wel de toelichting op pagina 60 van de Nota aan te passen.

V. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplands-verordening niet bij de Staten in te dienen dan nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 9 oktober 2012

de Ondervoorzitter,       de Secretaris,

 

________________   _____________________
mr. C. M. Grüning         mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

I. Algemene opmerkingen

Het is belangrijk dat reeds bij de aanvang van de voorbereidingsfase van een ontwerpbegroting aandacht wordt gegeven aan de eisen van kwaliteit waaraan het ontwerp en de memorie van toelichting moeten voldoen. Bij de toetsing van de ontwerpbegroting 2013 en de toelichting daarop heeft de Raad kunnen constateren dat onvoldoende zorgvuldigheid bij de voorbereiding van de memorie van toelichting is betracht. Bepaalde hoofdstukken van de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting 2013 bevatten relatief veel technische en redactionele onvolkomenheden. In deze bijlage volstaat de Raad met het noemen van voorbeelden. Een meer zorgvuldige aanpak bij de ambtelijke voorbereiding kan verbetering in de kwaliteit van de memorie van toelichting bij een ontwerpbegroting brengen.

Bij de eerste vermelding van afkortingen in de memorie van toelichting dient te worden uitgeschreven waarvoor de afkortingen staan. De Raad constateert dat niet altijd rekening hiermee wordt gehouden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
De afkortingen “SER” en “CGOA” worden in het eerste tekstblok op pagina 14 van de Algemene Beschouwingen (Hoofdstuk Staatsorganen en overige algemene organen) uitgeschreven terwijl op de voorgaande pagina’s van het onderdeel “De Sociaal-Economische Raad (SER)” genoemde afkortingen al zijn gebruikt. De afkorting “CCvV” is ook in voornoemd tekstblok uitgeschreven terwijl de organisatie Centrale Commissie van Vakbonden al eerder wordt genoemd zonder gebruikmaking van de afkorting CCvV. Zie bijvoorbeeld pagina 9, voorlaatste regel, en pagina 12, eerste volzin en pagina 13, voorlaatste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen.
Zie bijvoorbeeld ook de afkortingen SSP en SMS in het opschrift van het tweede tekstblok op pagina 106 van de Algemene Beschouwingen. Op pagina 103, eerste tekstblok, laatste volzin komt ook de afkorting IVB voor zonder dat wordt uitgeschreven waarvoor die afkorting staat.

De Raad constateert dat in de Algemene Beschouwingen voor dezelfde aanduiding soms twee verschillende afkortingen worden gebruikt. Ook wordt niet altijd voor een orgaan of dienst één aanduiding daarvan gebruikt. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
Zie bijvoorbeeld pagina’s 105 en 106 waar voor de uitvoeringsorganisatie Curaçaose Burgerluchtvaart Autoriteit zowel de afkorting CBA als de afkorting UO CBA wordt gebruikt.
De Sociaal-Economische Raad wordt in het onderdeel “De Sociaal-Economische Raad (SER)” aangeduid als “SER Curaçao” en “SER”. In de Algemene Beschouwingen dient voor een orgaan of dienst steeds dezelfde aanduiding en/of afkorting te worden gebruikt.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

1. Het ontwerp

a. De considerans

In de eerste overweging dient “Landsverordening” vervangen te worden door “landsverordening”. Voor de Raad is de tweede overweging niet duidelijk. In deze overweging is niet de strekking van de ontwerpbegroting 2013 opgenomen maar is volstaan met het verwoorden van het bepaalde in artikel 87 van de Staatsregeling van Curaçao over het aangaan van een geldlening. In de toelichting op artikel 87 van de Staatsregeling van Curaçao is aangegeven wat in een landsverordening tot vaststelling van een begroting ten aanzien van geldleningen moet worden opgenomen.
Voorts wordt in de tweede overweging verwezen naar het eerste lid van artikel 87 van de Staatsregeling van Curaçao. Dit artikel heeft echter geen artikelleden.

b. Aanhef

Gelet op het bepaalde in artikel 7 van de Bekendmakingslandsverordening dient “Landsverordening:” vervangen te worden door “landsverordening:”.

c. Toelichting op de staat van gewaarborgde leningen (bijlage bij het ontwerp)

In onderdeel 6 van de toelichting op de staat van gewaarborgde leningen wordt op pagina 4 verwezen naar de ”Postspaarbankverordening P.B. 1958, no. 62, artikel 8”. De Raad wijst erop dat deze landsverordening ingevolge artikel 1 van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao (zie bijlage A, pagina 44), ingaande 10 oktober 2010, niet meer van kracht is.

In onderdeel 7 van de toelichting op de staat van gewaarborgde leningen op pagina 4 wordt verwezen naar “M.B. 2000 no. 37”. De Raad merkt op dat dit moet zijn “M.B. 2000, no. 137”. De Raad wijst er overigens op dat deze regeling ingevolge artikel 1 van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao (zie bijlage A, pagina 45), ingaande 10 oktober 2010, niet meer van kracht is.

2. De memorie van toelichting

a. De Algemene Beschouwingen

1°. Staatsorganen en overige algemene organen
De eerste volzin van het tweede tekstblok op pagina 13 van de Algemene Beschouwingen wekt ten onrechte de indruk dat het gaat om twee verschillende landsverordeningen. De Centrale Commissie van Vakbonden en het Centraal Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken zijn ingesteld in de in P.B. 2008, no. 70 afgekondigde Landsverordening van de 21ste augustus 2008 houdende regels met betrekking tot de structuur van het overleg inzake aangelegenheden van algemeen belang betreffende de rechtstoestand van ambtenaren (Landsverordening Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken). Deze volzin dient herschreven te worden.

2°. Ministerie van Algemene Zaken
In het laatste tekstblok, laatste volzin op pagin