Adviezen
RvA no. RA/27-18-LV
Uitgebracht op : 30/08/2018
Publicatie datum: 11/12/2018
Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening comptabiliteit 2010
(zaaknummer 2018/034727)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 10 augustus 2018 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 30 augustus 2018, bericht de Raad u als volgt.
I. Algemeen
Inzicht in de cijfers van de collectieve sector
Met de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: ontwerp) wordt beoogd om de Landsverordening comptabiliteit 2010 (hierna: Lvc) zodanig te wijzigen dat voortaan alleen de brutobedragen van de baten en lasten van de openbare rechtspersoon Curaçao in de begroting en de jaarrekening opgenomen zullen worden. De baten en lasten van de overige rechtspersonen van het Land, die ingevolge de definitie van de System of National Account van de Verenigde Naties tot de collectieve sector behoren, worden aldus apart in nettobedragen aangegeven. Het nieuwe artikel 4, eerste lid, van de Lvc, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel B, van het ontwerp geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
a. De wijze waarop zal worden omgegaan met de argumenten die in het verleden zijn aangegeven voor het opnemen van de baten en lasten van de zorgsector in de begroting en de jaarrekening
In het jaar 2015 is het eerste lid van artikel 4 van de Lvc bij de Landsverordening van de 14de september 2015 tot wijziging van de Landsverordening comptabiliteit 2010 (P.B. 2015, no. 50) gewijzigd waarbij de uitzondering die ten aanzien van de zorgsector werd gemaakt werd geschrapt. In de memorie van toelichting behorende bij deze wijziging van de Lvc (pagina 3, tweede tot en met zesde tekstblok) zijn een aantal redenen aangevoerd voor het wijzigen van het desbetreffende artikellid. Deze redenen zijn, kort weergegeven, dat het houden van toezicht op de zorgsector (al dan niet door het parlement) bemoeilijkt werd, dat de financiële aansturing tekort schoot en dat het investeringsklimaat verstoord werd omdat bij internationale vergelijkingen op het gebied van de collectieve lastendruk een en ander onvoldoende transparant was.
De Raad is van oordeel dat de regering in de memorie van toelichting dient aan te geven op welke wijze de financiële aansturing van de zorgsector verbeterd zal worden, hoe de transparantie ter zake de stand van de collectieve lastendruk bevorderd zal worden en hoe het parlement een volledig beeld zal krijgen in de baten en lasten van de collectieve (zorg)sector.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.
b. Inzicht geven in de nettocijfers in een bijlage bij de begroting en de jaarrekening
De Stichting Overheidsaccountantsbureau (hierna: SOAB) heeft in een brief d.d. 9 juli 2018, met kenmerk 18/0592C/JH, voorgesteld om nettobedragen van de baten en lasten van de collectieve sector in een bijlage bij de jaarrekening op te nemen. In de toelichting op onderdeel f, betreffende het begrip “de collectieve sector”, van artikel 1 van de Lvc wordt aangegeven dat de achtergrond van het betrekken van de gehele collectieve sector gelegen is in het feit dat financiële verplichtingen via rechtspersonen die behoren tot het Land van groot belang kunnen zijn voor de financiële positie van het Land. In het licht hiervan is de Raad van oordeel dat rekening houdende met het bepaalde in het tweede lid van artikel 21 van de Lvc, in de Lvc bepaald moet worden dat zowel in de begroting als in de jaarrekening een bijlage moet worden opgenomen ten aanzien van de collectieve sector waarin de bedragen netto worden opgevoerd.
II. Inhoudelijke opmerking met betrekking tot het ontwerp
De inwerkingtredingsbepaling
a. Inleiding
Op grond van artikel II van het ontwerp dient de onderhavige landsverordening in werking te treden ingaande de dag na de datum van bekendmaking en terug te werken tot en met 1 januari 2017. Het nieuw voorgestelde artikel 4, eerste lid, van de Lvc, dus de nieuwe classificatie, wordt dan vanaf 1 januari 2017 geacht geldend recht te zijn.
De Raad constateert dat sedert 1 januari 2017 de Begroting voor het dienstjaar 2018 (hierna: Begroting 2018) en de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2012 en 2013 (hierna: jaarrekeningen 2012 en 2013) zijn vastgesteld. Nagegaan moet worden welke gevolgen de invoering van de nieuwe classificatie zal hebben voor deze reeds vastgestelde en andere, nog vast te stellen, begrotingen en jaarrekeningen. Daartoe wordt rekening gehouden met enkele relevante bepalingen van de Lvc.[1]
b. Gevolgen van de invoering van het nieuw voorgestelde artikel 4, eerste lid, van de Lvc met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017, voor de reeds sinds het kalenderjaar 2017 vastgestelde en de nog vast te stellen begrotingen en jaarrekeningen tot en met het dienstjaar 2019
1°. Begrotingen
- Dienstjaar 2019
- Met betrekking tot de Begroting voor het dienstjaar 2019 (hierna: Begroting 2019), waarvan de Raad het ontwerp d.d. 8 augustus 2018 voor advisering heeft ontvangen van de regering (RvA no. RA/26-18-LV, zaaknummer 2018/034626), kan uit de bij dat ontwerp behorende memorie van toelichting worden geconcludeerd, dat de Begroting 2019 geheel zal voldoen aan de nieuwe classificatie.[2]
- Dienstjaar 2018
Verlening van terugwerkende kracht aan het nieuwe artikel 4, eerste lid, van de Lvc tot en met 1 januari 2017 betekent dat de Begroting 2018 niet conform de nieuwe classificatie, die vanaf het kalenderjaar 2017 zal gelden, zal zijn. De Begroting 2018 is immers in het kalenderjaar 2017 vastgesteld, onder vigueur van het thans geldende artikel 4, eerste lid, van de Lvc. Vanwege de terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 dient de Begroting 2018 dan te voldoen aan de nieuwe classificatie. In de memorie van toelichting bij het ontwerp staat daarover dat de Begroting 2018 via een suppletoire begroting zal worden gewijzigd om te voldoen aan de nieuwe classificatie (lees: aan het nieuw voorgestelde artikel 4, eerste lid, van de Lvc).[3]
- Dienstjaar 2017
Ten overvloede wordt hier opgemerkt dat de Begroting voor het dienstjaar 2017 in 2016, dus niet in het kalenderjaar 2017 is vastgesteld en om die reden niet onder de werking van de nieuwe classificatie komt te vallen.
- Conclusie
Voor de Begroting 2019 hoeft geen overgangsbepaling te worden opgenomen in het ontwerp omdat deze begroting meteen zal voldoen aan de nieuwe classificatie. Ervan uitgaande dat de Begroting 2018 door middel van een suppletoire begroting aan de nieuwe classificatie zal worden aangepast, is ook voor deze begroting geen overgangsbepaling nodig.
2°. Jaarrekeningen
- Dienstjaren 2012 tot en met 2016
De jaarrekeningen 2012 en 2013 die in het kalenderjaar 2017[4] zijn vastgesteld, zijn in geval terugwerkende kracht wordt verleend aan het nieuw voorgestelde artikel 4, eerste lid, van de Lvc, strijdig met laatstgenoemd artikellid.
Ook de reeds onder de huidige classificatie door de Minister van Financiën opgestelde, maar nog niet door de Staten vastgestelde jaarrekeningen voor de dienstjaren 2014 tot en met 2016, zullen strijden met voornoemd artikel 4, eerste lid, van de Lvc.
Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van de jaarrekeningen voor de dienstjaren 2012 tot en met 2016 een overgangsbepaling in het ontwerp moet worden opgenomen.
- Dienstjaar 2017
De nog vast te stellen jaarrekening voor het dienstjaar 2017 is de eerste jaarrekening die volgens de nieuwe classificatie wordt opgesteld.[5] De Begroting voor het dienstjaar 2017 (hierna: Begroting 2017) is echter volgens de huidige classificatie vastgesteld in het kalenderjaar 2016. De jaarrekening 2017 zal dus niet voldoen aan artikel 21, tweede lid, van de Lvc.
Het ontwerp dient voor deze afwijking van artikel 21, tweede lid, van de Lvc, in een overgangsbepaling voor de jaarrekening voor het dienstjaar 2017 te voorzien. - c. Advies
- Gelet op het bovenstaande adviseert de Raad de regering het ontwerp niet met terugwerkende kracht in werking te doen treden maar de onmiddellijke werking daarvan als uitgangspunt te nemen en daarbij ten behoeve van:
- – de jaarrekeningen betreffende de dienstjaren 2014 tot en met 2016 een overgangsbepaling op te nemen, in die zin dat op deze nog vast te stellen jaarrekeningen het huidige artikel 4, eerste lid, van de Lvc van toepassing blijft, waardoor er tevens geen strijd is met artikel 21, tweede lid, van de Lvc
- de jaarrekening dienstjaar 2017 een overgangsbepaling op te nemen, in die zin dat van het gestelde in artikel 21, tweede lid, van de Lvc, wordt afgeweken omdat deze jaarrekening volgens de nieuwe classificatie zal worden opgesteld en vastgesteld, hoewel de Begroting 2017 volgens de oude classificatie is vastgesteld.
Indien de regering het advies van Raad overneemt om geen terugwerkende kracht (tot en met het 1 januari 2017) aan de onderhavige landsverordening te verlenen dan hoeft in het ontwerp niet te worden voorzien in een overgangsbepaling voor de in het kalenderjaar 2017 vastgestelde jaarrekeningen 2012 en 2013.
III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 30 augustus 2018
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
____________________ _____________________
mevr. mr. L. M. Dindial mevr. mr. C. M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/27-18-LV
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
1. Het ontwerpa.
a. De overweging
Voorgesteld wordt om met inachtneming van de aanwijzingen 91 en 93 van de Aanwijzingen voor de regelgeving de strekking van het ontwerp in de considerans op te nemen.
b. Voetnoot 1
Voorgesteld wordt om achter “87” de zinsnede “, bijlage b” op te nemen.
- De memorie van toelichting
Algemeen deel
Voorgesteld wordt om in de tweede volzin “SVB” te vervangen door “Sociale Verzekeringsbank (hierna te noemen: SVB)”.
- Voetnoot 1
Voorgesteld wordt om achter “87” de zinsnede “, bijlage b” op te nemen.
b. Voetnoot 2
Voorgesteld wordt om “P.b. 2015, no. 48” te vervangen door “P.B. 2015, no. 48”.
[1] Artikel 4, eerste lid (geeft aan welke en hoe de baten en lasten in de begroting c.q. de jaarrekening geraamd c.q. verantwoord worden);
artikel 6 (vermeldt op welk niveau de budgetautorisatie door de Staten voor de geraamde baten en lasten in de begroting plaatsvindt: op niveau van economische categorieën per functie, per ministerie of staatsorgaan);
artikel 12, tweede lid (de baten en lasten van de begroting moeten per hoofdstuk worden ingedeeld naar functies en economische categorieën) en;
artikel 21 (eerste lid: de jaarrekening van baten en lasten moet op getrouwe en stelselmatige wijze de aard en omvang van alle baten weergeven en ook het saldo; tweede lid: de jaarrekening wordt ingedeeld naar hoofdstukken, functies en economische categorieën, op dezelfde wijze als in de vastgestelde begroting; derde lid: in de jaarrekening moet onder meer worden opgenomen het geraamde bedrag conform de voor dat betreffende dienstjaar vastgestelde begroting).
[2] Nota van Financiën behorende bij de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2019, pagina’s 19, 24, laatste alinea en 25.
[3] Zie de toelichting op artikel II van het ontwerp (memorie van toelichting, pagina 2).
[4] P.B. 2017, no. 94 respectievelijk 2017, no. 93.
[5] Memorie van toelichting behorende bij het ontwerp, toelichting op artikel II, pagina 2.