no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/27-19-LV

Uitgebracht op : 06/09/2019
Publicatie datum: 06/01/2020

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2020 (zaaknummer 2019/031205)

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2020(zaaknummer 2019/031205)

Advies:  Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 12 augustus 2019, dat de Raad van Advies op 13 augustus 2019 heeft ontvangen, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 5 september 2019 bericht de Raad u als volgt.                     

  1. Algemene opmerkingen
      
  2. De ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2020 in samenhang met  de aanwijzing d.d. 12 juli 2019.
                                                                                                                                 
    In de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2020 (hierna: de ontwerpbegroting 2020) wordt zowel voor het dienstjaar 2020 als voor de lopende Begroting voor het dienstjaar 2019 (hierna: Begroting 2019) uitgegaan van een sluitende gewone dienst waarbij ook voldaan wordt  aan de overige financiële normen, opgenomen in artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 en artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Rft). In tegenstelling tot de ontwerpbegroting 2020 werd in de ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening van de 28ste december 2018 tot vaststelling van de Begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2019 (Eerste Suppletoire begroting 2019)[1] met betrekking tot de begrotingen 2019 en 2020 nog uitgegaan van een tekort op de gewone dienst van respectievelijk NAf 21,3 miljoen en NAf 27,7 miljoen. Het verwachte beeld in de ontwerpbegroting 2020, waarbij uit wordt gegaan van een sluitende gewone dienst, is dus aanzienlijk positiever dan het ontwerp van de Eerste Suppletoire begroting 2019. Zoals bekend is op 12 juli j.l. door de raad van ministers van het Koninkrijk (hierna: RMR) een aanwijzing gegeven aan de regering van Curaçao[2].

De kern van de aanwijzing is: 1. een sluitende gewone dienst voor het dienstjaar 2019, 2. de tekorten op de gewone dienst van 2017 en 2018 ad NAf 169,5 miljoen compenseren met overschotten in 2020, 2021 en 2022 en 3. het per 31 december 2022 aflossen van de kortlopende schulden aan het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (hierna: APC) en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) waarvan de betalingstermijn verstreken is.

Alhoewel conform de ontwerpbegroting 2020 de begrotingen 2019 en 2020 en de meerjarenbegroting sluitend zijn, wordt hiermee enkel aan de eerste vereiste van de aanwijzing voldaan. De regering is inmiddels in beroep gegaan tegen de aanwijzing, echter zal dit volgens artikel 26, zevende lid, van de Rft geen schorsende werking hebben. In het licht van het vorenstaande is volgens de Raad imperatief dat de ontwerpbegroting 2020 volledig in overeenstemming wordt gebracht met de aanwijzing. De Raad erkent dat de overheid thans voor grote uitdagingen staat echter gelet op de zeer geringe progressies bij het realiseren van de overheidsvoornemens met betrekking tot het opgang brengen van duurzame economische groei, creëren van hoogwaardige werkgelegenheid, het bewerkstelligen van houdbare overheidsfinanciën, enz. in de recente jaren komt de overheid er nu niet onderuit inhaalslagen te maken teneinde het noodzakelijk beleid met voortvarendheid te moeten uitvoeren.

De Raad heeft de ontwerpbegroting 2020 – waarin geen rekening is gehouden met de tweede en derde vereisten van de aanwijzing – beoordeeld op basis van de inhoud en gaat er van uit dat de regering conform de Rft spoedig de nodige aanpassingen op de ontwerpbegroting 2020 aanbrengt rekening houdend met alle vereisten van de aanwijzing en deze aangepaste ontwerpbegroting 2020 ter advisering voorlegt aan de Raad van Advies.

De Raad adviseert de regering om de ontwerpbegroting 2020 in overeenstemming te brengen met de aanwijzing en artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010 en artikel 15, eerste lid, onderdeel a, van de Rft, anders in de memorie van toelichting toe te lichten waarom niet met alle punten van de aanwijzing in de ontwerpbegroting 2020 rekening is gehouden. 

 1. Kwaliteit van de begroting

Een begroting behoort een financiële vertaling van de beleidsvoornemens van de regering te zijn waaruit een duidelijk inzicht verkregen moet kunnen worden omtrent de door de regering reeds ingeslagen weg en de voornemens met name voor het komende begrotingsjaar. Uit de begroting dient opgemaakt te kunnen worden waar de regering zich bevindt voor wat betreft de reeds in uitvoering zijnde trajecten. Wat betreft beleid dat reeds in uitvoering hoort te zijn volgens eerdere begrotingen wordt in de memorie van toelichting geen stand van zaken gegeven. Hierdoor kan uit de ontwerpbegroting 2020 niet worden opgemaakt welke inspanningen de regering gepleegd heeft om haar doelen te bereiken en hoe  succesvol de regering haar regeerprogramma c.q. eerdere begrotingen implementeert. Gelet op de beperkte uitvoeringskracht bij de ministeries is het van belang dat de omvang van het voorgenomen beleid afgestemd wordt op de uitvoeringskracht van de ministeries. Een tekortschietende uitvoeringskracht zal resulteren in een cumulatie van niet uitgevoerd beleid.

De Raad adviseert de regering aandacht te besteden aan het vorenstaande teneinde de kwaliteit van de ontwerpbegroting 2020 te verbeteren. 

2. Ombuigingen en flankerend beleid

De volgens de memorie van toelichting behorende bij de ontwerpbegroting 2020  voorgenomen ombuigingen zullen de druk op de overheidsfinanciën verder doen toenemen en ongetwijfeld ook negatief uitwerken op de economie. Maatregelen op basis van het Groeiakkoord “Naar hersteld vertrouwen en voor een welvarend Curaçao” (hierna: Groeiakkoord) of de Groeistrategie Curaçao “Integraal en Samen” (hierna: Groeistrategie Curaçao), waarnaar in de memorie van toelichting verwezen wordt, zullen niet altijd direct effect sorteren. In het verlengde van het voorgaande wijst de Raad bijvoorbeeld op de Nota van Financiën waar bij de belastingopbrengsten uitgegaan wordt van diverse verhogingen op de korte termijn, zoals afvalstoffenbelasting, omzetbelasting en accijnzen. De regering dient naar het oordeel van de Raad meer dan thans het geval is in de memorie van toelichting in te gaan op de acute problemen die op korte termijn onmiddellijke aandacht behoeven en het flankerend beleid dat noodzakelijk is om perspectief te bieden en het vertrouwen bij burgers en bedrijven te behouden c.q. terug te winnen. De Raad denkt hierbij aan de reeds vaak genoemde stimulerende maatregelen voor de economie (investeringen in bijvoorbeeld infrastructuur, volkshuisvesting en onderwijs, etc,), maatregelen ter verbetering van het investeringsklimaat (het elimineren van red tape, verlagen van de cost of doing business, etc.) en de verbetering van de arbeidsmarkt  (bijvoorbeeld via verhoging  van de arbeidsproductiviteit). Een integrale benadering is hierbij in de ogen van de Raad noodzakelijk.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.

  1. Risico’s waarmee rekening dient te worden gehouden

 Gevolgen van de situatie in Venezuela

  1. De precaire politieke, sociale en economische situatie in buurland Venezuela heeft gezorgd voor illegale migratie richting Curaçao.  Op pagina 108, laatste tekstblok, en pagina 109, eerste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen wordt verder gesteld dat de grote (illegale) migratie van personen vanuit Venezuela directe consequenties heeft voor het Korps Politie Curaçao, het Openbaar Ministerie, de Kustwacht en Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou. Dit ten aanzien van de verhoogde inzet met betrekking tot de opsporingswerkzaamheden en de vraag naar detentiecapaciteit. Deze verhoogde inzet heeft gevolgen voor de operationele kosten, waaronder overwerk van personeel. De kosten met betrekking tot het verblijf en het uitzetten van illegalen zijn inzichtelijk gemaakt, maar het is de Raad onbekend welke andere operationele kosten er zijn en hoe groot deze posten zijn, zoals de kosten voor overwerk.

De situatie in Venezuela is bovendien ook van invloed op de toeristensector, de olie-industrie en de economie in het algemeen.

Op voornoemde pagina’s van de Algemene Beschouwingen is ingegaan op de gevolgen van illegale migratie vanuit Venezuela. Uit de memorie van toelichting kan echter niet worden opgemaakt hoeveel gelden gereserveerd zijn om met andere mogelijke risico’s die met voornoemde situatie in Venezuela verband houden om te gaan. De Raad denkt daarbij aan de kosten voor de opvang en mogelijke uitzetting van migranten uit Venezuela, tegenvallende inkomsten uit de toeristensector en de olie-industrie en het uitblijven van investeerders van Venezolaanse afkomst.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan en voorts in de memorie van toelichting inzichtelijk te maken op welke wijze de regering voornemens is mogelijke negatieve gevolgen van de situatie in Venezuela op de Begroting voor het dienstjaar 2020 (hierna: Begroting 2020) op te vangen en welke financiële middelen daarvoor zijn gereserveerd.

 De olieraffinaderij

1°.  Dividenden

Het contract van de olieraffinaderij (Refineria Di Korsou) met Petróleos de Venezuela S.A. (PVDSA) loopt af per 31 december 2019. Indien er geen nieuwe exploitant gecontracteerd wordt, betekent dat  de beëindiging van de economische activiteiten bij de olieraffinaderij per 1 januari 2020. Het laatste zal zware repercussies hebben voor Curaçao in zijn geheel. Het scenario dat de olieraffinaderij per 1 januari 2020 niet meer operationeel is, zal ingrijpende gevolgen hebben voor de economie van Curaçao en uiteraard ook voor de overheidsbegroting, onder andere waar het betreft de dividenduitkering aan het Land. Volgens verkregen informatie van het Ministerie van Financiën is bij de raming betreffende dividendafdracht rekening gehouden met een dividendafdracht van onder meer Refineria Di Korsou.

  2°. Gederfde loon- en inkomstenbelasting en sociale lasten

De overheid zal bij sluiting van de olieraffinaderij naar schatting van de Raad op jaarbasis vele miljoenen guldens inkomsten aan loon- en inkomstenbelasting en sociale lasten afdrachten mislopen, welke in de Begroting 2020 als baten zijn meegenomen.   

3°. Het Cessantiafonds

De SVB is op grond van artikel 2 van de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank belast met de uitvoering van de Cessantialandsverordening. Op grond van artikel 21 van de  Landsverordening Sociale Verzekeringsbank worden de verplichtingen van de SVB zonder enig voorbehoud door het Land gegarandeerd. In het geval van discontinuering van de olieraffinaderij per 1 januari 2020 zou kunnen dat in één keer een significant beroep gedaan wordt op het  Cessantiafonds. Dat kan tot gevolg hebben dat het fonds een tekort gaat vertonen.  Voor de toekomstige verplichtingen waaraan de SVB dan niet uit het Cessantiafonds kan voldoen, staat het Land garant. Het is voor de Raad niet duidelijk of de regering hiermee rekening heeft gehouden. 

4°. Advies

De Raad adviseert  de regering in de memorie van toelichting op het voorgaande in te gaan. Om het risico van een eventuele discontinuering van de olieraffinaderij per 1 januari 2020 voor met name de begroting inzichtelijk te maken wordt de regering geadviseerd in de Begroting 2020 en ook meerjarig rekening te houden met de verschillende scenario’s betreffende de olieraffinaderij.  

  1. De sociale fondsen
    1°. Het Fonds Basisverzekering Ziektekosten

Zoals bekend zal de operationalisering van het nieuwe ziekenhuis – Curaçao Medical Center (hierna: CMC) – jaarlijks NAf 59 miljoen meer kosten ten opzichte van de Stichting Sint Elisabeth Hospitaal (hierna: SEHOS). Naar aanleiding hiervan is een taskforce “Marktordening en financiering zorgsector” (hierna: Taskforce) ingesteld die een rapport heeft uitgebracht met voorstellen die moeten leiden tot besparingen binnen de gezondheidszorg, ten minste ter compensatie van de meerkosten bij het duurdere CMC.

Uit een reactie van het ministerie van Financiën d.d. 11 maart 2019 (zaaknummers 2019/008356  en 2018/051223) – op het rapport van de taskforce, blijkt dat alhoewel de taskforce uitgaat van verwachte besparingen van circa NAf 72 miljoen in 2020 oplopend tot NAf 99,5 miljoen in 2026, het Fonds Basisverzekering Ziektekosten (hierna: BVZ-fonds) toch tekorten zal kennen en wel van NAf 6,7 miljoen in 2020 oplopend tot NAf 73 miljoen in 2026. Anderzijds wordt ondanks het verwachte steeds toenemende tekort bij het BVZ-fonds, de landsbijdrage aan dit fonds constant gehouden voor de komende jaren.

De Raad vraagt de regering aan te geven hoe de regering het financieel risico bij het BVZ-fonds zal reduceren dan wel zal wegwerken om te voorkomen dat het Schommelfonds Sociale Verzekeringen (hierna: Schommelfonds) en dientengevolge ook de openbare financiën in de komende jaren onder nog grotere financiële druk komen te staan.

2°. Het Ouderdomsfonds

Op pagina 60, onder  “Schommelfonds”, van de Nota van Financiën geeft de regering  aan dat de verwachting is dat de pensioenuitkeringen tot 2020 zullen blijven dalen en daarna weer stijgen wanneer de 65 plus AOV-gerechtigden massaal gaan instromen. Volgens de Raad vindt vanaf maart 2021 weer instroom plaats van gepensioneerden waarbij te verwachten is dat de uitkeringen in vergelijking met de periode 2016-2020 sterk gaan toenemen. Echter is ook bij het Ouderdomsfonds (hierna: AOV-fonds) te bemerken dat de landsbijdrage – volgens “Tabel 13. Sociale zekerheid” vanaf 2020 constant gehouden wordt.

De Raad vraagt de regering aan te geven hoe het financieel risico vanaf 2021 bij het AOV- fonds zal worden gemitigeerd dan wel afgedekt.    

  1. Afdekking binnen begroting hogere exploitatiekosten CMC

Met betrekking tot het CMC wordt op pagina 59 van de Nota van Financiën vermeld dat er maatregelen zijn getroffen voor reallocatie van NAf 84 miljoen in de financiering van de zorgsector, waardoor het mogelijk is om de hogere jaarlijkse exploitatiekosten – thans geschat op NAf 59 miljoen – van het CMC structureel te dekken zonder verzwaring van de lasten voor de overheid of burger. Aangezien de overheidsfinanciën zwaar onder druk staan en vanwege de aanwijzing te verwachten is dat de druk alleen maar zal toenemen, is het imperatief dat de overheid niet geconfronteerd wordt met onvoorziene lasten. In dit verband is het volgens de Raad cruciaal te waarborgen dat de met de reallocatie gecreëerde financiële ruimte inderdaad voldoende is om de hogere exploitatiekosten van het CMC te kunnen opvangen.

In het licht van het vorenstaande wordt geadviseerd [3]– voor zover niet gebeurd – om tezamen met de betrokken en ter zake deskundige actoren – zoals de zorgverleners en de SVB – tot de juiste, breed gedragen inzichten te komen en op basis daarvan conclusies te trekken omtrent financiële verwachtingen zodat vooraf duidelijkheid bestaat indien additionele maatregelen  noodzakelijk zijn teneinde te voorkomen dat hieruit additionele financiële risico’s voor de overheid voortvloeien.  

  1. Huidige situatie SEHOS     

Uit de recente ontwikkelingen bij het SEHOS blijkt dat er regelmatig tekorten zijn aan medische benodigdheden – als gevolg van onvoldoende budgetten – waardoor bepaalde afdelingen genoodzaakt zijn op een lager tempo te functioneren dan wel de dienstverlening tijdelijk uit te stellen, hetgeen ongetwijfeld leidt tot minder behandelingen met alle gevolgen van dien voor de zorgbehoeftigen en het ziekenhuis. Indien de regering voornemens is vóór de transitie van het SEHOS naar het CMC de perikelen bij het SEHOS op te lossen, wordt gevraagd[4] in de memorie van toelichting aan te geven welke acties daartoe ondernomen zijn dan wel zullen worden op de korte termijn. Mocht de regering er niet in slagen de huidige perikelen bij het SEHOS – welke zich voordoen vanwege tekortschietende financiële middelen – bij de aanvang van de transitie van het SEHOS naar het CMC, geheel of gedeeltelijk op te lossen dan dient de regering er rekening mee te houden dat hierdoor het voor het CMC verwachte tekort van NAf 59 miljoen – gebaseerd op hogere exploitatiekosten van het CMC ten opzichte het SEHOS, hoger zal uitvallen.   

  1. Kosten met betrekking tot personeel
    De begrotingsuitkomst 2020  – en verdere jaren – in het ontwerp is gebaseerd op bepaalde uitgangspunten. De regering is bijvoorbeeld voornemens personeelsleden die geboren zijn tussen 1957 en 1960,  de mogelijkheid te bieden om uit dienst te treden. Voor het dienstjaar 2020 zal dit vanwege de daaraan verbonden compensaties van het vervroegd uitgetreden personeel meer kosten opleveren. In 2021 en 2022 zal de vervroegde uitdiensttreding tot een besparing leiden van NAf 6,8 miljoen respectievelijk NAf 22,1 miljoen (pagina’s 50, laatste volzin, en 51, eerste tekstblok, van de Nota van Financiën). Daarbij wordt er bovendien rekening mee gehouden dat voor elke 3 uitstromers er 1 instromer zal zijn.
    Voorts staat op pagina 48 van de Nota van Financiën dat voor ambtenaren en trendvolgers voor de periode 2020 tot en met 2023 een “nullijn” afgekondigd zal worden naar analogie van de Landsverordening houdende het niet-toekennen van een verhoging van de bezoldiging in 2016 voor overheidsdienaren en wijziging van artikel 117, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht.
    Zowel de hiervoor aangehaalde vervroegde uitdiensttreding als het voornemen om aan ambtenaren en trendvolgers voor de periode 2020 tot en met 2023 geen loontrede toe te kennen, houden verband met de wens van de regering om personeelskosten te verlagen.
    Het één en ander vergt planning en continue voortgangsbewaking in de gevallen waarin bijvoorbeeld een wetgevingstraject of een administratief proces gevolgd moet worden opdat de voorgenomen bezuinigingsmaatregelen verwezenlijkt kunnen worden.
    De Raad adviseert de regering er rekening mee te houden dat het niet tijdig uitvoeren van genoemde voornemens, bijvoorbeeld omdat een wetgevingstraject niet tijdig wordt afgerond, gevolgen zal hebben voor de Begroting 2020 en de meerjarenbegroting.
     
    g.   Liquiditeitspositie en deviezenreserve
     
    1°. Liquiditeitspositie
    De liquiditeitspositie van het Land is in het eerste kwartaal van 2019 ten opzichte van het einde van het vierde kwartaal van 2018 gestegen van NAf 102,7 miljoen naar NAf 261,2 miljoen. Deze stijging wordt volgens het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Cft) onder meer veroorzaakt door de verkoop van UTS en de aangetrokken lening ten behoeve van investeringen in materiële vaste activa. De current ratio drukt uit in hoeverre men over voldoende liquide middelen beschikt. De regering van Curaçao vindt een current ratio tussen de 1 en 1,5 gewenst[5]. De current ratio is op basis van de toename van de liquide middelen in het eerste kwartaal 2019 gestegen naar 1,2 en is aldus binnen de beoogde bandbreedte. Aangezien de liquiditeitsratio aangeeft in welke mate de overheid in staat is aan haar betalingsverplichtingen op korte termijn te voldoen en gebleken is dat de ratio niet structureel voldoende en stabiel is, wordt de regering gevraagd een liquiditeitsoverzicht toe te voegen aan de ontwerpbegroting 2020.
     
    2°. Deviezenreserve

De Raad wenst op te merken dat volgens het jaarverslag 2018 van het Cft de lopende rekening op de betalingsbalans van Curaçao in het vierde kwartaal 2018 een tekort liet zien van NAf 1,6 miljard. Dat is een verslechtering van circa NAf 380 miljoen ten opzichte van 2017. Dit is vooral toe te schrijven aan de teruggelopen refining fee (de inkomsten voor de lokaal geleverde diensten aan de olieraffinaderij) en de gestegen olieprijs.

Om de deviezenreserve op een aanvaardbaar niveau te kunnen handhaven adviseert de Raad de regering om maatregelen te nemen teneinde het significante tekort op de lopende rekening spoedig terug te dringen.

  1. Stand van zaken processen c.q. activiteiten

De Raad constateert dat ter realisatie van doelen de daarvoor noodzakelijke activiteiten met enige regelmaat in achtereenvolgende begrotingen worden herhaald zonder bijvoorbeeld aan te geven waar de regering in het proces staat en wat het gewenste niveau is bij de met de trajecten beoogde doelen. Het laatste komt de informatiewaarde van de begroting niet ten goede.

Zie in dit verband bijvoorbeeld het hoofdstuk “Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning”, pagina 134 van de Algemene Beschouwingen, onder “5.1.7 Aanleg, beheer en onderhoud van open en gesloten waterafvoerstelsel”. Zie bijvoorbeeld ook op dezelfde pagina, onder “5.1.9 Aanleg, beheer, renovatie en onderhoud van vier waterzuiveringsinstallaties, 36 gemalen, persleidingen en effluent leidingen”. Dergelijke projecten worden bij uitstek volgens een meerjarenplan uitgevoerd, maar niet duidelijk is  wat de projecten kosten, wat ze al hebben gekost en hoe lang nog kosten daarmee gemoeid zullen zijn. Zie voorts bijvoorbeeld het hoofdstuk “Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur”, pagina 247 van de Algemene Beschouwingen, onder “2.5.2 Er is een “Performance of Veterinary Services (PVS) tool” uitgevoerd”. Het één en ander is dus al uitgevoerd. Voor de komende jaren staat telkens een bedrag van NAf 35.000,= gedoteerd. Er wordt weinig concrete informatie genoemd aan de hand waarvan de haalbaarheid, maar ook de reeds behaalde resultaten, ook meerjarig getoetst kunnen worden.

In het licht van het vorenstaande wordt de regering gevraagd bij het herhaaldelijk opnemen van eenzelfde voornemen in achtereenvolgende begrotingen als activiteit ter realisatie van een doel, in de memorie van toelichting kort in te gaan op de stand van zaken bij de desbetreffende activiteit. 

  1. Verwijzingen naar het “Groeiakkoord” en de “Groeistrategie Curaçao”

In de Algemene Beschouwingen wordt op verschillende plaatsen verwezen naar het “Groeiakkoord” en de “Groeistrategie Curaçao”. Op pagina 65 van de Algemene Beschouwingen bijvoorbeeld staat dat van de algemene doelstellingen van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening een aantal projecten of programma’s in de “Groeistrategie Curaçao” opgenomen is. Voor de financiering van deze projecten en programma’s wordt daarom verwezen naar de “Groeistrategie Curaçao”, zonder nadere specificatie van de gereserveerde middelen voor elk specifiek project of programma.  Zie bijvoorbeeld pagina 66, tweede tekstblok, waarin ingegaan wordt op de activiteiten die verricht zullen worden, kwaliteitsverbetering van de IT-architectuur en het Document Management Systeem en investering in opleiding en training van beheerders en publiekscampagnes, zonder nadere specificatie van de daarmee gemoeide kosten, maar slechts een verwijzing naar de “Groeistrategie Curaçao” in de tabel op pagina 65.

Op pagina 22 van de Nota van Financiën staat in het voorlaatste tekstblok dat een brede heroverwegingsoperatie zal plaatsvinden voor de structurele maatregelen en hervormingen. De Raad begrijpt daaruit dat op dit moment nog niet alle definitieve cijfers in kaart gebracht kunnen worden en dat gerekend moet worden op eventuele reallocatie van accenten en middelen.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven hoeveel middelen op de Begroting 2020 en meerjarig zijn opgenomen ten behoeve van het Groeiakkoord.

In het licht van het voorgaande adviseert de Raad de regering bij elk ministerie waar mogelijk per project of programma in de memorie van toelichting aan te geven wat dat traject of programma zal kosten, zodat duidelijk wordt welk deel van de voor de implementatie van de Groeistrategie Curaçao gereserveerde middelen voor elk project of programma aangewend zal worden.

  1. Cijfers meerjarenbegroting identiek of niet ingevuld

 In de tabellen in het hoofdstuk “Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening” van de Algemene Beschouwingen zijn verschillende kolommen ofwel helemaal niet ingevuld ofwel met een liggend streepje. Om een volledig beeld te schetsen wordt geadviseerd de tabellen in voornoemd hoofdstuk zo volledig mogelijk in te vullen. Indien een project of programma afloopt en daardoor niet meerjarig wordt opgenomen, kan dat in de tabel aangegeven worden. De Raad adviseert de regering de tabellen in de Algemene Beschouwingen in te vullen en voor instrumenten en activiteiten ook meerjarig bedragen op te nemen in de ontwerpbegroting 2020.

In dit kader wordt  tevens verwezen naar bijvoorbeeld het hoofdstuk “Ministerie van Justitie” van de Algemene Beschouwingen, tabel “1. Resocialisatie van personen die met de justitie in aanraking zijn gekomen” op pagina’s 83 en 84 (geen bedragen of kwantificering, maar de vermelding van “Personeelskosten”), tabel “2. (Gevoel van) veiligheid verbeteren” op pagina 90, onder “2.8.9 Implementeren consultatie in de wijken in de vorm van Ban papia Hustisia / Hustisia den bo bario” (bijdrage ministerie zonder vermelding van de grootte van de bijdrage) en de niet ingevulde tabel “3. Ondersteuning Bedrijfsvoering” op pagina 95). Zie verder het hoofdstuk “Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning van de Algemene Beschouwingen waar veel tabellen niet ingevuld zijn. Voorts valt ook bij dat ministerie op dat voor de meeste instrumenten en activiteiten gelden zijn opgenomen voor het dienstjaar 2020 en niet meerjarig.  

  1. Positieve ontwikkelingen 
  1. Tax-compliance
    In het hoofdstuk “Ministerie van Financiën” van de Algemene Beschouwingen wordt op pagina 279 in de voorlaatste alinea gewezen op het structureel inbedden van een verbeterde tax-compliance, die naast de vereenvoudiging en herziening van de belastingwetgeving  volgens de regering een belangrijke bijdrage zal leveren aan het realiseren van de tekortcompensatie over de jaren 2017 tot en met 2019.
    Gelet op het behalen van “winst” bij een efficiënt functionerende belastingketen wordt de regering geadviseerd zich te blijven inzetten opdat zij erin slaagt de via tax-compliance voorgenomen doelen optimaal te realiseren zodat die de overheidsbegroting ten goede kunnen komen.
     
  2. Financiële functies overheid

In het kader van het streven naar houdbare overheidsfinanciën is het cruciaal om de formaties bij de ministeries in ieder geval voor wat betreft de financiële functies op voldoende sterkte te hebben. Zoals uit de tabel op pagina 273 van de Algemene Beschouwingen blijkt zijn met name onder de instrumenten 1.4, 1.6 en 1.7 middelen opgebracht ter verbetering van het financieel beheer en bepaalde aspecten van de begrotingscyclus. Dit laatste en het feit dat volgens het Ministerie van Financiën in dit verband reeds een aantal functies zijn ingevuld, zijn volgens de Raad alvast stappen in de goede richting.

Gelet op het belang van de financiële functies binnen de ministeries wordt de regering geadviseerd het proces van invulling van de desbetreffende functies met voortvarendheid af te wikkelen om het financieel beheer structureel te verbeteren en mede daardoor de noodzakelijke stappen op weg naar het doel van een goedkeurende accountantsverklaring bij de jaarrekening vanaf het dienstjaar 2021 te zetten.  

II. De ontwerpbegroting 2020 

  1. Bureau Telecommunicatie en Post

Bij de functie “142802 Bureau Telecommunicatie en post” van de ontwerpbegroting 2020 (pagina 22) blijkt dat de uitgaven op de gewone dienst ten behoeve van het Bureau Telecommunicatie en Post (hierna: BTP), die volgens de jaarrekening voor het dienstjaar 2018 (hierna: jaarrekening 2018) NAf 10.167.298 en volgens de Begroting 2019 NAf 1,6 miljoen bedroegen, per dienstjaar 2020 op nul zijn gesteld. Voorts is in de ontwerpbegroting 2020 (pagina 23) met betrekking tot de inkomsten op de gewone dienst bij het BTP het bedrag per dienstjaar 2020 ad NAf 7.830.000 sterk teruggebracht ten opzichte van de jaarrekening 2018 en Begroting 2019.

De regering wordt gevraagd voornoemde wijzigingen bij BTP per dienstjaar 2020 in de memorie van toelichting toe te lichten. 

  1. Economische ontwikkeling 

Bij de functie “153102 – Economische Ontwikkeling” in de ontwerpbegroting 2020 (pagina 24) worden uitgaven op de gewone dienst vermeld van NAf 41.254.015 volgens de jaarrekening 2018 en NAf 32.358.285 volgens de Begroting 2019. Per dienstjaar 2020 zijn de uitgaven teruggebracht tot nul.

De regering wordt gevraagd het begrote bedrag van NAf 0,0 op de begroting per dienstjaar 2020  in de memorie van toelichting toe te lichten.

 Economische ontwikkeling en innovatie

  1.  
    Bij de functie “153401 – UO Economische Ontwikkeling en innovatie” in de ontwerpbegroting 2020 (pagina 24) worden uitgaven op de gewone dienst vermeld van NAf 1.562.107 volgens de jaarrekening 2018 en NAf 1.725.101 volgens de Begroting 2019. Per dienstjaar 2020 zijn de uitgaven significant verhoogd naar NAf 31.259.500 en vanaf dienstjaar 2021 naar NAf 33.962.600.
    De regering wordt gevraagd het sterk verhoogde begrote bedrag bij bedoelde functie vanaf het dienstjaar 2020 in de memorie van toelichting toe te lichten.
     
  2. Visserij Autoriteit

Volgens de ontwerpbegroting 2020 (pagina 25, onder functie “153202 Visserij Autoriteit”) worden vanaf 2018 inkomsten op de gewone dienst gegenereerd uit de Visserij Autoriteit, die vanaf 2018 constant gehouden worden op NAf 813.444. Volgens de Algemene Beschouwingen, pagina 155, vierde tekstblok, is het Ministerie van Economische Ontwikkeling nog voornemens een Visserij Autoriteit op te richten.

De regering wordt geadviseerd de vorengenoemde inconsistentie recht te trekken.        

  1. Biblioteka Publiko Korsou
     
    In de ontwerpbegroting 2020 (pagina 32, onder functie “165200”) zouden voor het dienstjaar 2020  geen middelen zijn opgebracht voor de Biblioteka Publiko Korsou, waar volgens de jaarrekening 2018 de  uitgaven nog NAf 3.864.900 bedroegen. Echter blijkt volgens tabel “7. Een lerende gemeenschap bewerkstelligen” op pagina 186 van de Algemene Beschouwingen dat er wel meerjarig is begroot voor de eerder genoemde organisatie.
    De regering wordt gevraagd de cijfers met betrekking tot Biblioteka Publiko Korsou op de ontwerpbegroting 2020 (pagina 32)  en de cijfers uit voornoemde tabel 7 met elkaar in overeenstemming te brengen. 
     
  2. Functie “Overige uitgaven SOAW”

Uit de ontwerpbegroting 2020, onder functie “176803 Overige uitgaven SOAW” (pagina 36),  blijkt dat de uitgaven op de gewone dienst bij bovengenoemde functie al sinds het dienstjaar 2019 zijn verlaagd en per dienstjaar 2020 gesteld zijn op NAf 8.002.700 welke volgens de jaarrekening 2018 nog NAf 21.018.863 bedroegen.

De regering wordt gevraagd de drastische verlaging bij voornoemde functie per dienstjaar 2019 en volgende dienstjaren in de memorie van toelichting toe te lichten, of anders de bedoelde bedragen aan te passen. 

III. De Nota van Financiën

  1. Verantwoording baten en lasten sociale fondsen

In het derde tekstblok op pagina 3 van de Nota van Financiën geeft de regering aan dat vanwege een wijziging in de Landsverordening comptabiliteit 2010, artikel 4, eerste lid, de baten en lasten van alle entiteiten behorende tot de collectieve sector – dus ook van de fondsen die door de SVB worden beheerd – voortaan bruto geraamd worden in een begroting. De Raad wenst aan te geven dat deze wijziging inderdaad gegolden heeft vanaf 2016, echter is deze wijze van verantwoording per dienstjaar 2019 weer teruggedraaid waardoor in de ontwerpbegroting 2020 geen sprake is van verantwoording van de collectieve sector.

De regering wordt geadviseerd de bedoelde tekst weg te laten dan wel aan te passen

  1. Ontwikkeling reële sector

Op pagina 13, onder “Ontwikkeling reële sector”, van de Nota van Financiën refereert de regering aan “Tabel 3 Economische indicatoren 2010-2018” op dezelfde pagina en concludeert dat de laatste twee jaar sprake is van een krimp van de economie. Echter is volgens de Raad, uitgaande van voornoemde tabel, de laatste drie jaren sprake van een krimp.

De Raad adviseert de regering de bedoelde passage in overstemming te brengen met voornoemde  tabel.

  1. Ontwikkelingen monetaire sector

Op pagina’s 16 en 17, onder “Ontwikkelingen monetaire sector”,  van de Nota van Financiën wordt aangegeven dat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS) de wettelijke rente verhoogd heeft naar 4%. Op basis van de van CBCS verkregen informatie is het niet de CBCS die de wettelijke rente vaststelt. Wel heeft de CBCS de beleningsrente vastgesteld op 2% op basis waarvan vervolgens de wettelijke rente wordt vastgesteld; de wettelijke rente is namelijk altijd beleningsrente plus 2%.

De regering wordt geadviseerd de bedoelde passage aan te passen.    

  1. Economische grootheden

Op pagina 23 van de Nota van Financiën worden in tabel 3 de economische grootheden weergegeven door de regering. Ten aanzien hiervan wordt de regering geadviseerd de bron van deze cijfers te vermelden en eventueel de periode waarin deze zijn vastgesteld.

  1.  
    Bij tabel 13 op pagina 58 van de Nota van Financiën is bij “Onderstand en Noodvoorzieningen” per 2019 een verlaging waar te nemen van NAf 5 miljoen. Deze verlaging baseert de regering op de voornemens ter opschoning van het bestand.
    De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven op basis waarvan de conclusie getrokken wordt dat het bestand thans in behoorlijke mate “vervuild” is. Verder wordt de regering gevraagd aan te geven of bij de neerwaartse aanpassing per 2019 rekening is gehouden met de hoge werkloosheid welke verder dreigt toe te nemen als de belasting- en accijnsverhogingen in werking treden waardoor het aantal onderstand behoeftigen naar alle waarschijnlijkheid juist zal toenemen. 
  2. Onderstand en Noodvoorzieningen

 

  1. Tabel 5. Belastingopbrengsten

De Raad merkt op dat de bedragen in “Tabel 5. Belastingopbrengsten” op pagina 30 van de Nota van Financiën die de totale belastingopbrengsten horen aan te geven, niet kloppen.

De regering wordt gevraagd de bedragen in voornoemde tabel te corrigeren.

7.  Relatie economische groei tot niet-belastingopbrengsten

Volgens pagina’s 40 en 41 van de Nota van Financiën veronderstelt de regering dat de niet-belastingopbrengsten groeien in een verhouding van 1 staat tot 1 met de reële economische groei, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbare relevante realisatiecijfers betreffende de eerste maanden van 2019. De perspectieven voor 2019 en 2020 ten aanzien van de economische groei voor Curaçao zijn opgenomen in tabel 1 op pagina 6 van de Nota van Financiën.

Met betrekking tot de niet-belastingopbrengsten zien de cijfers uit “tabel 4 Gewone dienst” op pagina 25 van de Nota van Financiën er onder andere als volgt uit:

bedrag x NAf 1 miljoen

 

R2018

P2019

B2019

B2020

Overige opbrengsten (zijnde de niet-belastingopbrengsten)

240,4

189,8

221,3

196,4

Economische groei

 

-2,6%

 

-3,8

 

Uitgaande van de door de regering veronderstelde relatie tussen deze categorie opbrengsten en de reële economische groei zouden voor 2020 lagere opbrengsten moeten worden verwacht, van ca 3,8%. De verwachte opbrengsten liggen in 2020 echter hoger dan de projectie in 2019.

De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting toe te lichten, gezien het bovenstaande, om welke reden voor 2020 een hogere verwachting van niet-belastingopbrengsten wordt verwacht.

 

8. Dividenduitkering

In tabel 8 “Overige opbrengsten” op pagina 42 van de Nota van Financiën is voor het dienstjaar 2020 tot en met 2023 steeds een bedrag van NAf 23 miljoen aan dividenduitkeringen opgenomen dat het Land mogelijk zal ontvangen. Zie ook pagina 44 van de Nota van Financiën onder “Dividenden”. Volgens verkregen informatie van het Ministerie van Financiën zal genoemd bedrag voor het dienstjaar 2020 worden opgebracht door de overheidsentiteiten Refineria di Kòrsou, Curaçao Airport Holding en de CBCS.  

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting het totaal verwachte bedrag aan dividenduitkering in 2020 uit te splitsen over de diverse overheidsbedrijven die volgens de regering dividend zullen afdragen om zo het inzicht in de begroting te vergroten.

9. De modale bezoldiging

Afgaande op de memorie van toelichting behorende bij  de ontwerpbegroting 2019 werd uitgegaan van een modale bezoldiging van NAf 4.921 voor het dienstjaar 2019. In de ontwerpbegroting 2020 wordt voor het jaar 2019 een modale bezoldiging van NAf 7.387 genoemd en voor 2020 NAf 7.596 (Tabel 9 “Personeelsindicatoren” op pagina 48 van de Nota van Financiën).

De Raad vraagt de regering of het bedrag van de modale bezoldiging dat wordt genoemd in de ontwerpbegroting 2020, correct is. Indien dit niet het geval is, adviseert de Raad het juiste bedrag in de ontwerpbegroting 2020 op te nemen.

10. Bijdragen aan gezinshuishoudens

Uit “Tabel 13. Sociale zekerheid” op pagina 58 van de Nota van Financiën blijkt dat de post “Bijdr. Aan Gezinshuishoudens” per 2020 circa het drievoudige wordt ten opzichte van 2019.

De regering wordt gevraagd de bovengenoemde toename in de memorie van toelichting toe te lichten. 

 

  1. Overheidsbijdrage Selikor
     
    Op pagina 58 van de Nota van Financiën wordt met betrekking tot “Tabel 12. Overdrachten” aangegeven dat de overheidsbijdrage aan Selikor wordt opgevoerd.
    Aangezien de regering de door Selikor gehanteerde tarieven bij Landsverordening belastingmaatregelen 2019 per 1 september 2019 opwaarts heeft aangepast waardoor de inkomsten significant zullen toenemen, wordt de regering gevraagd bedoelde tariefsverhoging in de ontwerpbegroting 2020 en de meerjarenbegroting te verwerken en bij de vaststelling van de overheidsbijdrage aan Selikor rekening te houden met deze verhoging.  
  1. Curaçaose Zorg Autoriteit

In de laatste alinea op pagina 59 van de Nota van Financiën meldt de regering dat per 1 januari 2020 een onafhankelijke Curaçaose Zorg Autoriteit opgericht is, belast met markttoezicht, marktontwikkeling en tarief- en prestatieregulering op het terrein van de gezondheidszorg, toezicht op de rechtmatige uitvoering door de zorgverzekeraars van de wetgeving en het monitoren van de beheerskosten van de uitvoeringsorganisatie.

De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven op welke uitvoeringsorganisatie het toezicht zal plaatsvinden, wat de stand van zaken is met betrekking tot de oprichting – zoals met betrekking tot wetgeving, huisvesting, werving personeel – van deze autoriteit, hoeveel de oprichtingskosten zullen bedragen, wat de structurele kosten zullen zijn en onder welke begrotingspost de vorenbedoelde kosten terug te vinden zijn.   

  1. Duurtetoeslag
     
    Op pagina 61, in het tweede tekstblok, van de Nota van Financiën wordt onder “Duurtetoeslag” aangegeven dat hiervoor een voorziening getroffen is van circa NAf 104 miljoen in 2020 welk bedrag constant gehouden wordt voor de dienstjaren 2020 tot en met 2023.

Mede gelet op de omvang van deze voorziening wordt de regering gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven wat het karakter is van deze kostenpost.

  1. Pensioenuitkeringen
     
    Op pagina 61 van de Nota van Financiën is onder “Pensioenuitkeringen” aangegeven dat op basis van de aflossingsovereenkomst met het APC rekening gehouden is met een jaarlijks bedrag van NAf 6,3 miljoen voor betaling van rente aan APC.
    De Raad vraagt de regering in de memorie van toelichting aan te geven of er andere verplichtingen voor de regering voortvloeien uit bedoelde aflossingsovereenkomst alsmede aan te geven hoe groot de schuld aan APC is.

IV. Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot de memorie van toelichting

  1. Staatsorganen en overige algemene organen
  1. De Algemene Rekenkamer van Curaçao

In de eerste alinea van het derde tekstblok op pagina 15 van de Algemene Beschouwingen wordt aangegeven dat de inspanningen van de Algemene Rekenkamer Curaçao (hierna: ARC) sinds 10 oktober 2010 erop gericht waren om de organisatorische opbouw te implementeren en te versterken. Dit traject zal in 2019 (lees: 2020) doorgaan. Het valt op dat de organisatorische opbouw van de ARC inmiddels tien jaren heeft geduurd en nog zal voortduren.

De Raad adviseert de regering om de ARC met een planning te laten komen waaruit zal blijken hoeveel tijd dit traject nog zal gaan duren.

  1. De Sociaal Economische Raad

1°. Weergave planning

Ten aanzien van de plannen van de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) voor het jaar 2020 mist de Raad een weergave van hoeveel tijd gemoeid is met het volbrengen van de wensen van de SER. Het is ook niet duidelijk op welke wijze de SER aan de wensen van de regering zal voldoen door de noodzakelijke bezuinigingen door te voeren.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.

2°. Bedragen komen niet overeen

Met betrekking tot de tweede tabel op pagina 20 van de Algemene Beschouwingen valt op dat de totale bedragen behorende bij “Gewone dienst” – NAf 2.194.700 volgens de Algemene Beschouwingen en NAf 2.844.700 volgens de ontwerpbegroting 2020 en bij “Overdrachten”  NAf 650.000 volgens de Algemene Beschouwingen en NAf 600.000 volgens de ontwerpbegroting 2020 – niet stroken met de vermelde bedragen op de ontwerpbegroting 2020 (pagina 6).

De regering wordt gevraagd de bedoelde bedragen met elkaar in overeenstemming te brengen.

  1. Ministerie van Algemene Zaken

Wetgeving en Juridische Zaken

In paragraaf “Optimale bezetting van WJZ (4.7)” op pagina 46 van de Algemene Beschouwingen wordt aangegeven dat het optimaliseren van de bezetting van Wetgeving en Juridische Zaken met zich zal meebrengen dat in 2020 een vijftal medewerkers aangesteld zullen worden. Het is niet duidelijk of het hierbij zal gaan om interne of externe werving, wat de kosten hiervan zullen zijn en of het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening hiermee rekening heeft gehouden in de personeelsplanningen.

De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het ontwerp aan te passen.

 Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening

  1. Risico’s

Het valt op dat bij verschillende activiteiten die nodig zijn om de voorgestelde doelstellingen te bereiken ofwel geen middelen begroot zijn ofwel de middelen zijn wel begroot, maar het risico bestaat dat die middelen uiteindelijk vanwege bezuinigingen niet gebruikt kunnen worden of ontoereikend zullen zijn. Zie bijvoorbeeld de laatste tabel op pagina 67, onder 2.1 “Klanttevredenheidsonderzoeken zijn verricht” waar middelen begroot zijn en  de eerste tabel op pagina 69, onder 2.1 “Klanttevredenheidsonderzoeken” waar als risico vermeld wordt “Middelen voor uitvoering verbetering”. Zie bijvoorbeeld ook de tabel op pagina 68, onder 2.2.6 “CBP” waarbij voor 2020 een bedrag van NAf 728.000,= begroot is, het gestelde in de voorlaatste alinea op pagina 68 (dat het voorgestelde budget niet op te brengen is door het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening alleen) en de eerste tabel op pagina 69, onder 2.6 “CBP is opgericht”, waarbij als risico vermeld staat “Geen middelen in 2020” en het laatste tekstblok op pagina 78.

De Raad vraagt in het licht van het voorgaande of er wellicht een noodplan voorhanden is voor het geval de vermelde risico’s intreden. Bijvoorbeeld een plan waarbij alle voorgestelde doelstellingen geëvalueerd worden en daarvan alleen de meest noodzakelijke voor het dienstjaar 2020 geselecteerd worden en uitgevoerd worden. Het risico bestaat immers dat door de veelheid van doelstellingen en de mogelijkheid dat vanwege bezuinigingen het een en ander niet uitgevoerd kan worden, uiteindelijk geen enkele of slechts enkele doelstellingen geconcretiseerd zullen worden. 

  1. Het College Bescherming Persoonsgegevens
    Voor het College Bescherming Persoonsgegevens wordt voor het dienstjaar 2020 NAf 728.000,= begroot. Op pagina 69 van de Algemene Beschouwingen wordt onder indicatoren gesteld dat er in 2020 geen activiteiten zullen zijn.
    Gezien het voorgaande is voor de Raad niet duidelijk waarvoor het op de begroting opgenomen bedrag van NAf 728.000,= voor het College Bescherming Persoonsgegevens voor het dienstjaar 2020 bestemd is.
    De Raad adviseert in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan. 
  1. Ministerie van Justitie
  2. Het Criminaliteitsbestrijdingsfonds
    Op pagina 96, laatste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen wordt gesteld dat het Criminaliteitsbestrijdingsfonds meer programmatisch zal worden ingezet en dat het op zodanige wijze is gereorganiseerd dat het in staat is om beter uitvoering te geven aan de “checks and balances” van het beheer van een fonds met een omvangrijk kapitaal voor projecten ten behoeve van het terugdringen van de criminaliteit.
    Voor zover uit deze efficiency slag financiële voordelen zijn te behalen komt dit niet tot uiting in het begrote bedrag voor 2020 (NAf 1.067.200) ten opzichte van 2019 (NAf 1.088.321).
    De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.
     
  3. Maatregelen ter bestrijding van verkeersovertredingen
    In de Algemene Beschouwingen wordt op pagina 108, derde tekstblok, gesteld dat  voor het zorgdragen voor een daling van verkeersovertredingen de mogelijkheden voor de introductie van een “Road Watch” samen met “Paga bo but” zullen worden bestudeerd. Dit zal samen met surveillance camera’s voor verkeersovertredingen worden geïntroduceerd en zal zorgdragen voor een daling van verkeersovertredingen.
    De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven of er nog steeds van uit wordt gegaan dat het aantal verkeersovertredingen zal dalen na het treffen van genoemde maatregelen, omdat deze thema’s volgens de Raad achterhaald zijn nu de introductie van een “Road Watch” al jaren in de pijplijn zit, “Paga bo but” inmiddels wordt toegepast en surveillance camera’s voor verkeersovertredingen kennelijk besteld zijn, maar niet voldoende geëquipeerd zijn om te worden gebruikt.
     
  4. Samenwerking met de private sector ter bestrijding van criminaliteit
    In de Algemene Beschouwingen wordt op pagina’s 111, laatste tekstblok en 112, eerste tekstblok, verwezen naar de samenwerking met de private sector bij het bestrijden van criminaliteit, te weten met Curaçao Tourist Board (CTB), Downtown Management Organisation (DMO) en Curaçao Tourism and Hospitality Organisation (CHATA).
    De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting inzichtelijk te maken wat de totale kosten zijn van de genoemde private samenwerking en daarbij aan te geven welk deel van deze kosten ten laste van het Land komt.

5. Ministerie van Economische Ontwikkeling

  1. Toeristisch Masterplan

Bij functie “34 Economische Ontwikkeling en Innovatie” op pagina 145 van de Algemene Beschouwingen is NAf 13 miljoen opgebracht op de kapitaaldienst, dit alleen voor het dienstjaar 2020. Uit “Tabel 19. Beleidsdoelen Investeringen” op pagina 70 van de Nota van Financiën is af te leiden dat uit de voor 2020 begrote middelen ad NAf 13 miljoen, NAf 10 miljoen uitgetrokken is voor de uitvoering van het Toeristisch Masterplan in 2020. Voor de verdere jaren zijn geen middelen opgebracht ten behoeve van het Toeristisch Masterplan.

Aangezien in voorgaande begrotingen – bijvoorbeeld in de Begroting 2019 – er meerjarig was begroot ten behoeve van het Toeristisch Masterplan terwijl in de ontwerpbegroting 2020 slechts voor het dienstjaar 2020 is begroot waarbij een toelichting daarop ontbreekt wordt de regering gevraagd in de memorie van toelichting hierop in te gaan.  In geval het ontbreken van de meerjarige cijfers een omissie betreft wordt gevraagd die recht te trekken in de memorie van toelichting.

  1. “Red Tape” reduceren
    Uit de tabel op pagina 150 van de Algemene Beschouwingen blijkt dat bij activiteit 2.1.4 “‘Red Tape’ reduceren” voor het dienstjaar 2020 NAf 67.500 is begroot en voor verdere dienstjaren NAf 17.500. De omvang van de begrote bedragen zou volgens de Raad kunnen impliceren dat in 2020 het gewenste niveau dan wel het beoogde doel zal worden bereikt waardoor vanaf 2021 alleen het in stand houden van de maatregelen aandacht behoeft.
    De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting in te gaan op de begrote bedragen in relatie tot de ontwikkelingen bij dit traject.
     
  2. Investeringsproject binnenstad

In de tabel op pagina 154 van de Algemene Beschouwingen is bij activiteit 3.2.2 ten behoeve van “Investeringsprojecten ter bevordering van toeristische sector en binnenstad” eenmalig, namelijk voor het dienstjaar 2020 NAf 4 miljoen begroot.

De regering wordt geadviseerd dit voornemen in de memorie van toelichting toe te lichten en tevens het eenjarig karakter ervan.  

d.   Uitvoeringskracht Ministerie van Economische Ontwikkeling

Middels de implementatie van de voor het dienstjaar 2020 gestelde algemene doelen streeft het ministerie van Economische Ontwikkeling ernaar op integrale wijze een bijdrage te leveren aan het versterken van de economische structuur, de verbetering van het investeringsklimaat, het versterken van internationale samenwerking en het creëren van meer welvaart.

Volgens de regering is genoemd ministerie verantwoordelijk voor het opstellen van economisch beleid en zorgt voor een breed draagvlak hiervoor. In dit kader is het van belang instrumenten te onderhouden en te actualiseren voor het continu monitoren van lokale en internationale economische ontwikkelingen. Op basis van macro-economische analyses en projecties worden de mogelijke economische trends geïdentificeerd waarop, indien nodig daarop wordt ingespeeld. Volgens de memorie van toelichting faciliteert en ondersteunt het ministerie van Economische Ontwikkeling dienstverlening bij het opstellen en uitvoeren van een duurzaam economisch beleid. Dit ministerie zou volgens de memorie van toelichting voldoende faciliteiten en incentives aanbieden om (lokale en buitenlandse) investeerders aan te trekken en actief contact te leggen met potentiële buitenlandse investeerders. 

Uitgaande van het bovenstaande kan volgens de Raad worden geconcludeerd dat er een grote verantwoordelijkheid op voornoemd ministerie rust voor wat betreft het in ruime zin faciliteren van (potentiële) investeerders en het bevorderen van de economische ontwikkeling in Curaçao en dat de ontwikkelingen op dit gebied in sterke mate afhangen van de inzet en inspanningen van genoemd ministerie. Het met voortvarendheid implementeren van het eerder beschreven noodzakelijke aan het ministerie toebedeelde beleid dat cruciaal is voor de economische ontwikkeling en daarmee de ontwikkeling van het welzijn en de welvaart van Curaçao, wordt als vanzelfsprekend verondersteld. In dit verband is het belangrijk om te verifiëren wat de stand van zaken is van bepaalde voor de economie, het investeringsklimaat en ondernemerschap als relevant aangemerkte trajecten waar het ministerie van Economische Ontwikkeling verantwoordelijk voor is. Zie hiervoor onderstaande tabel.

 

Pagina

Voornemens conform ontwerp-begroting 2020

Opmerking

147 – laatste alinea en vervolg op 148

Onder de Fair Trade Authority Curaçao worden de volgende onderdelen opgericht: Regulatory Board en Consumentenautoriteit

Dit voornemen dateert minimaal uit Begroting 2018 waarvan de stand van zaken onbekend is.

150 – 2.1.4

Red tape reduceren

Vanaf de Begroting voor het dienstjaar 2017 wordt hier melding van gemaakt, en daarna telkens opgenomen als nieuw beleidsvoornemen.

150 – 2.3.2

Cost of doing business

Het is in diverse begrotingen voorgekomen; onbekend is wat het einddoel wordt en wat de stand van zaken is.

150 – 2.4.1

Duurzame energie

Het betreft een herhaling uit voorgaande begrotingen waarbij de stand van zaken onbekend is.

152 – tweede tekstblok

Het realiseren van een “red carpet” behandeling aan investeerders

Het betreft een herhaling uit voorgaande begrotingen waarvan de stand van zaken onbekend is.

152 – voorlaatste alinea

Oprichting van een energiebureau

 

 

Het betreft een terugkerend voornemen waarvan de stand van zaken onbekend is.

153 – 2.1

De doorlooptijd voor afgifte van vergunningen is teruggebracht tot drie weken

Het betreft een herhaling waarbij onduidelijk is wanneer het gewenste doel zal zijn bereikt.

153 – 2.2

Minstens 25 bedrijven worden jaarlijks begeleid om te starten met de export van producten en diensten

Het betreft een terugkerend voornemen waarbij onbekend is in welke mate dit gerealiseerd is/wordt. Tevens wordt dit verder niet nader toegelicht in de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting 2020.

153  -2.3

De export stijgt jaarlijks met 1%

Het betreft een terugkerend voornemen waarbij onbekend is in welke mate dit gerealiseerd is/wordt. Tevens wordt dit verder niet nader toegelicht in de memorie van toelichting bij de ontwerpbegroting 2020.

155 – twee vóór de laatste alinea

Oprichten van een Visserij-autoriteit

Hiervoor worden sinds de Begroting 2017 middelen gereserveerd; onbekend is wat de stand van zaken is.

155 – laatste alinea

Voor de verdere ontwikkeling van de creatieve sector wordt beoogd een filmbureau op te richten

Het betreft een herhaling zeker vanaf Begroting 2017; onbekend is wat de stand van zaken is.

156 – 1e alinea

Het opzetten van een incentiveprogramma om de MBK-ondernemingen te stimuleren

Het betreft een herhaling uit eerdere begrotingen, zonder enige update over de tot nu toe bereikte resultaten.

 

Terwijl het IMF en het Cft erop aandringen om omwille van verbetering van het investeringsklimaat een aantal zaken te verbeteren, zoals het elimineren van red tape bij de behandeling van potentiële investeerders, verlaging van de cost of doing business, flexibilisering van de arbeidsmarkt, etc. verschaft bovenstaande tabel enig inzicht in de snelheid en voortvarendheid waarmee cruciaal beleid, dat  noodzakelijk is om verbetering aan te kunnen brengen in de structuur van de economie, wordt uitgevoerd. Het beeld laat zien dat de uitkomsten van de tot nu toe gepleegde inspanningen door het ministerie van Economische Ontwikkeling voor verbetering vatbaar zijn.

Teneinde het realiteitsgehalte van de begrotingen te verhogen wordt de regering geadviseerd bij het uitstippelen van de voornemens in de begrotingen rekening te houden met de uitvoeringskracht van de ministeries en andere factoren waar de implementatie van voornemens van afhangen   

6. Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport

  1. University of Curaçao

Onder de tabel “Functie 48 Bijzonder Hoger Onderwijs” op pagina 170 van de Algemene Beschouwingen is aangegeven dat deze functie het zorggebied hoger onderwijs behelst en wordt toegekend als overdracht aan de University of Curaçao. Daarbij is volgens de  Algemene Beschouwingen een deel bestemd voor de ontwikkeling en uitvoering van onderzoek, wetenschapsontwikkeling en het wetenschapsbeleid. Het is niet duidelijk of het bedrag van NAf 15.494.500 alleen bestemd is voor operationele zaken betreffende de universiteit of ook zal worden aangewend voor de accreditatie ervan.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.

  1. FEFFIK

Uit “tabel 6. De kans op inzetbaarheid van de burgers van Curaçao op de arbeidsmarkt verhogen” op pagina 186 van de Algemene Beschouwingen blijkt dat ten behoeve van FEFFIK een bedrag van NAf 4.438.957 meerjarig is begroot. Voorts wordt in paragraaf “Samenhang met output” op pagina 188 van de Algemene Beschouwingen  in de laatste alinea aangegeven dat daar waar jongeren uit het reguliere onderwijssysteem vallen, re-integratie plaats moet vinden door het aanbieden van alternatieve trajecten, zoals SBO1+, leerwerktrajecten, Feffik, leergangen en opleidingen op maat. Het is een feit van algemene bekendheid dat FEFFIK ondertussen formeel opgeheven is en thans gewerkt wordt aan de afwikkeling van zaken.

Rekening houdend met het vorenstaande wordt de regering gevraagd, afhankelijk van de behoefte aan financiële middelen in verband met de afwikkeling van zaken, de meerjarige begroting bij te stellen en de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

7. Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn 

De cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (hierna: CBS) tonen al jaren een gestage groei van de vergrijzing van de bevolking van Curaçao, en dit zowel absoluut als relatief[6]. Ook voor de komende jaren zet deze stijging door volgens de prognoses[7]. Volgens de Raad is het dan ook te verwachten dat er een groei zal komen van de vraag naar intramurale  bejaardenzorg. De Raad constateert dat hier bij de meerjarenramingen voor de subsidie aan bejaardenoorden (pagina 218 van de Algemene Beschouwingen, onderdeel 8.1.24) geen rekening wordt gehouden, omdat de opgenomen bedragen voor de subsidie aan bejaardenoorden meerjarig identiek zijn.

De Raad adviseert de regering in de meerjarenbegroting inzichtelijk te maken hoe de te verwachten groei van de intramurale bejaardenzorg in de komende jaren zal worden opgevangen.

8. Ministerie van Financiën

  1. Functie 95 “Algemene Uitgaven en inkomsten”

Uit de tweede tabel op pagina 271 van de Algemene Beschouwingen blijkt dat voor het dienstjaar 2020 ten behoeve van de Functie “95 Algemene Uitgaven en inkomsten”, NAf 5.599.300 is begroot op de gewone dienst. Uit de ontwerpbegroting 2020 (pagina 44) blijkt echter een bedrag van NAf 55.993.280 te zijn begroot bij deze functie voor het dienstjaar 2020.

Naar aanleiding van het vorenstaande adviseert de Raad de regering het bedrag behorende bij de bedoelde functie in de tweede tabel op pagina 271 van de Algemene Beschouwingen en het totaal bedrag op de gewone dienst – in dezelfde tabel – aan te passen.

  1. Douane 

1°. Tabel bij vierde algemene doelstelling – instrument 4.5

De Raad constateert dat de begrote bedragen bij instrument 4.5 in Tabel “4. Het zorgdragen voor een optimaal en evenwichtig douanebeleid en een effectieve uitvoering daarvan” (pagina 285 van de Algemene Beschouwingen) niet zijn ingevuld. 

De Raad vraagt de regering voornoemde tabel te vervolledigen voor zover hiervoor budgetten beschikbaar zijn.

2°. Investeringen Douane

In de voorlaatste alinea op pagina 285 van de Algemene Beschouwingen wordt vermeld dat de Douane zal investeren in night vision verrekijkers, scan apparatuur, drones, fotoapparatuur en andere accessoires. Aangezien deze voornemens ten minste sinds de Begroting voor het dienstjaar 2017 steeds terugkomen wordt de regering gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven of de levensduur van de eerder genoemde materialen van dusdanig korte duur is (maximaal één jaar) dat deze jaarlijks moeten worden vervangen c.q. aangeschaft of dat de aanschaf steeds wordt uitgesteld. In het laatste geval wordt gevraagd aan te geven wat de reden daarvoor is en in hoeverre de Douane zonder de bedoelde vervangings- dan wel de uitbreidingsinvesteringen toch naar behoren kan c.q. heeft kunnen functioneren.

 3°. Benodigde versterking bij BJZ en ALDA

In de laatste alinea op pagina 285 van de Algemene Beschouwingen wordt gemeld dat ter versterking van de afdeling Bureau Juridische Zaken (BJZ) en de implementatie van de Algemene landsverordening douane en accijnzen (ALDA) intern en extern twee technische bijstanders aangetrokken worden. Aangezien de vorenstaande tekst telkenmale in de toelichting op de begrotingen verschijnt, wordt de regering gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven om welke reden(en) de Douane eerder niet over kon gaan tot realisatie van het bedoelde voornemen en of de eventuele obstakels thans zijn opgeheven en of de betreffende afdelingen spoedig optimaal zullen kunnen functioneren.

  1. Risico’s vijfde algemene doelstelling Ministerie van Financiën

Volgens pagina 287 van de Algemene Beschouwingen luidt de vijfde algemene doelstelling van het ministerie van Financiën “Uitgevoerde FATF aanbevelingen ter bestrijding van het witwassen van geld en financiering van terrorisme alsmede uitvoering geven aan de LvMOT en LID en het doen van onderzoek naar ongebruikelijke transacties in het kader van de Landsverordening integriteit ministers”. In de derde alinea op pagina 289 van de Algemene Beschouwingen geeft de regering aan dat het beleid van het ministerie van Financiën erop gericht is bestaande barrières uit de weg te nemen om een aantrekkelijk (financieel) investeringsklimaat te garanderen. Volgens de Raad is het verbeteren van het (financieel) investeringsklimaat inderdaad imperatief. De Raad vraagt wel de aandacht van de regering voor  de volgende onzekerheden met betrekking tot voornoemde algemene doelstelling.

Het stimuleren van een effectieve, efficiënte en veilige informatie-uitwisseling met meldsectoren van de FIU

Bij de eerste samenhang tussen output en activiteiten op pagina 289, voorlaatste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen, namelijk “Het stimuleren van een effectieve, efficiënte en veilige informatie-uitwisseling met meldsectoren van de FIU” wordt in hetzelfde tekstblok aangegeven dat het behalen van deze doelstelling mede zal afhangen van de beschikbare financiële ruimte en mankracht aan de zijde van de Financial Intelligence Unit (hierna: FIU) en aan melderzijde, welke doorgaans allen schaars zijn.

Het vorenstaande impliceert volgens de Raad dat realisatie van deze doelstelling niet gegarandeerd is, in die zin dat het kunnen beschikken over de nodige financiële middelen en mankracht onzeker is.

 Het stimuleren van een effectief gebruik van FIU-informatie door en informatie-uitwisseling met ketenpartners

Bij de tweede samenhang tussen output en activiteiten op pagina 289, laatste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen, namelijk “Het stimuleren van een effectief gebruik van FIU-informatie door en informatie-uitwisseling met ketenpartners” wordt in de eerste alinea op pagina 290 vermeld dat het alsnog invullen van de noodzakelijke personeelsbezetting zoals aangegeven door de Caribbean Financial Action Task Force (hierna: CFATF) tijdens de laatste evaluatie van Curaçao in 2011, een vereiste is voor deze operationele doelstelling. In dit verband dienen volgens de regering onder meer operationele analisten en toezichthouders aangetrokken te worden. Alhoewel de constatering reeds in 2011 is gedaan voor invulling van kritische functies bij de FIU is dit tot heden nog niet gerealiseerd. Evenmin blijkt uit de ontwerpbegroting 2020 dat middelen hiervoor zijn opgebracht. De openstaande functies zullen zeer waarschijnlijk er toe hebben geleid dat  de FIU niet optimaal functioneert en niet in staat is de beoogde doelen op een gewenst niveau te realiseren.

Noodzakelijke investeringen voor vervullen rol FIU

Verder wordt in de eerste alinea op pagina 292 van de Algemene Beschouwingen aangegeven dat ter voorbereiding op de effectiviteit evaluatie, die Curaçao door de CFATF in 2021 zal ondergaan, thans een National Risk Assessment (NRA) project uitgevoerd wordt door Curaçao. In dit project onderzoekt Curaçao (d.w.z. onderzoeken alle betrokken sectoren, publiek en privaat) of Curaçao goed voorbereid is op de risico’s van witwassen en terrorismefinanciering en waar haar risico’s ter zake liggen. De uitkomst kan beschouwd worden als een nationale blauwdruk van hoe Curaçao er voor staat op dit gebied en welke aandachtspunten zij nog dient op te pakken om klaar te zijn voor de CFATF-evaluatie van Curaçao in 2021. Volgens de regering is de FIU aangewezen als één van de twee trekkers van dit project.

Zoals door de regering zelf aangegeven zal de uitkomst van de evaluatie in 2021 door CFATF een nationale blauwdruk zijn van hoe Curaçao er voor staat op dit gebied. Volgens de Raad zal de uitkomst van de evaluatie dus van invloed zijn op het internationale aanzien van Curaçao. Immers, de uitkomst van de evaluatie zal een belangrijk element van het algehele investeringsklimaat zijn en is in dat verband relevant naar potentiële buitenlandse investeerders toe. In dit kader wordt geadviseerd – gegeven de zeer schaarse financiële middelen bij de overheid en de noodzakelijk te plegen investeringen bij de FIU (zie bovengenoemde onzekerheden) – middels prioritering de FIU in staat te stellen de noodzakelijke investeringen te mogen plegen opdat deze organisatie zijn rol optimaal kan vervullen vooral in verband met  de aanstaande evaluatie van 2021.

V. Opmerkingen van (wets)technische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening niet bij de Staten in te dienen dan nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

Willemstad, 6 september 2019

de Ondervoorzitter,                                                     de Secretaris,

____________________                                             _____________________

mevr. mr. L. M. Dindial                                                mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

 Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/27-19-LV

Zowel de ontwerpbegroting 2020 als de memorie van toelichting heeft (wets)technische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

  1. De ontwerpbegroting 2020

Pagina 66

Voorgesteld wordt de laatste kolom “Jaarrekening 2018” te verbreden opdat het eerste bedrag in de bedoelde kolom kan passen welke thans met tekens wordt weergegeven.

Pagina 69

Voorgesteld wordt de derde en de vierde kolommen op deze pagina te verbreden opdat de eerste bedragen in de bedoelde kolommen die thans met tekens worden weergegeven, kunnen passen.

 De memorie van toelichting

 Algemene Beschouwingen

 1°. Inleiding

  1. Pagina 2

Voorgesteld wordt om:

  • de vindplaats van de in de eerste volzin van het eerste tekstblok genoemde Landsverordening comptabiliteit 2010 aan te geven;
  • in de enige volzin van het derde tekstblok “het onderhavige Ontwerpbegroting” te vervangen door “de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2020 (ontwerpbegroting 2020)”;
  • in de derde volzin van het laatste tekstblok “sociaal, economische” te vervangen door “sociaal-economische”.
  1. Pagina 3

Voorgesteld wordt in het derde tekstblok, de eerste volzin “in de Regering” te vervangen door “in de regering”.

Voorgesteld wordt overal waar het woord “regering” niet aan het begin van een zin staat met een kleine letter te schrijven. 

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, de laatste volzin, te herformuleren.

  1. Pagina 6

Voorgesteld wordt om in de enige volzin van het derde tekstblok “groei akkoord” te vervangen door “Groeiakkoord” en het woord “met” te schrappen.

  1. Pagina 7

Voorgesteld wordt om:

  • in de derde volzin van het eerste tekstblok “1e kwartaal 2020” te vervangen door “in het eerste kwartaal van 2020”;
  • in de eerste volzin van het derde tekstblok “Rft” te vervangen door “Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Rft)”.

2°. Staatsorganen en overige algemene organen

  1. Pagina 14

Voorgesteld wordt om:

  • in de eerste volzin van het derde tekstblok “Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao (A.B. 2010, no. 87)” te vervangen door “Landsverordening openbaarheid van bestuur Curaçao (A.B. 2010, no. 87, bijlage t);
  • in de tweede volzin van het derde tekstblok “Landsverordening Raad van Advies (A.B. 2010, no. 87)” te vervangen door “Landsverordening Raad van Advies (A.B. 2010, no. 87, bijlage q)”.
  1. Pagina 15

Voorgesteld wordt om:

  • na te gaan of het jaartal 2019 in de derde volzin van het laatste tekstblok correct is;
  • in de vijfde volzin van het laatste tekstblok “coaching krijgen” te vervangen door “coaching te krijgen”;
  • na te gaan of het jaartal 2018 in de zesde volzin van het laatste tekstblok correct is en  “weglegde” in voornoemde volzin te vervangen door “weggelegde”.
  1. Pagina 16

In het eerste tekstblok komt tweemaal het jaartal 2019 voor. Voorgesteld wordt om na te gaan of dit jaartal correct is.

  1. Pagina 17

Voorgesteld wordt om:

  • in de eerste volzin van het eerste tekstblok “Landsverordening Adviescolleges (A.B. 2010, no. 87)” te vervangen door “Landsverordening adviescolleges (A.B. 2010, no. 87, bijlage g)”;
  • in de eerste volzin van het derde tekstblok “Staatsregeling van Curaçao (P.B. 2010, no. 86)” te vervangen door “Staatsregeling van Curaçao (A.B. 2010, no. 86)”;
  • in de eerste volzin van het derde tekstblok “Landsverordening Adviescolleges (P.B. 2010, no. 87)” te vervangen door “Landsverordening adviescolleges (A.B. 2010, no. 87, bijlage g)”;
  • in de tweede volzin van het derde tekstblok “Landsverordening Sociaal Economische Raad (A.B. 2010, no. 87)” te vervangen door “Landsverordening Sociaal Economische Raad (A.B. 2010, no. 87, bijlage p)”.

3°. Ministerie van Algemene Zaken

  1. Algemeen

Het is de Raad opgevallen dat het hoofdstuk “Ministerie van Algemene Zaken”  van de Algemene Beschouwingen geen duidelijke indeling heeft waardoor het moeilijk op te maken is waar het gedeelte betreffende de Directie Buitenlandse Betrekkingen, Wetgeving en Juridische Zaken, en overige uitvoeringsorganisaties begint. Als voorbeeld wordt verwezen naar pagina 44. Voorgesteld wordt om een kopindeling aan te brengen.

  1. Pagina 44

Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het laatste tekstblok “2019” te vervangen door “2020”.

  1. Pagina 48

Voorgesteld wordt om de eerste volzin van het eerste tekstblok “C&V” te vervangen door “Communicatie en Voorlichting (C&V)”.

  1. Pagina 54

Voorgesteld wordt om in de enige volzin van het eerste tekstblok “ministerie van Algemene zaken” te vervangen door “ministerie van Algemene Zaken” en dit in de rest van het gedeelte betreffende de Directie Risicobeheersing & Rampenbeleid ook te doen.

  1. Pagina 55

Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het vierde tekstblok “LvoR” te vervangen door “Landsverordening Rampenbestrijding (LvoR)”.

4°. Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening

 Algemeen

Voorgesteld wordt afkortingen bij het eerste gebruik voluit te schrijven. Voor een betere leesbaarheid van het hoofdstuk “Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening” van de Algemene Beschouwingen zou dat bij de tabellen eventueel onder de tabel kunnen gebeuren. Zie bijvoorbeeld pagina 63, eerste tabel, “HRO” en “SSO”, pagina 65, onder 1.3.3 “BO”, en pagina 75, voorlaatste tekstblok, eerste volzin, “SDG”.

  1. Pagina 66

Voorgesteld wordt in de eerste volzin “gebruikt” te vervangen door “gebruik”.

  1. Pagina 78

Voorgesteld wordt in de eerste tabel, onder 8.6 “CBS is verzelfstandigd”, De volzin “De wetgeving wordt is bij de Staten” te vervangen door “De wetgeving is door de Staten goedgekeurd”.

5°. Ministerie van Justitie

  1. Algemeen

Op diverse plaatsen in hoofdstuk “Ministerie van Justitie” van de Algemene Beschouwingen komt “ex-delict pleger(s)” voor. Bijvoorbeeld op pagina  101, in tabel “1.4 Ontwikkelen adequate aanpak resocialisatie ex-delict plegers” en pagina’s 102, laatste tekstblok, 103, eerste tekstblok, tiende en achttiende volzin. Voorgesteld wordt “ex-delict pleger(s)” te vervangen door “ex-delictpleger(s)”.

  1. Pagina’s 79-112

De Raad constateert dat de tekst op pagina’s 79-95 herhaald wordt op pagina’s 96-112. De regering wordt gevraagd dit recht te trekken.

 Pagina 101

Aangezien er twee tabellen met de aanduiding “1.4” voorkomen op pagina 101, wordt voorgesteld deze tabellen “1.4 Ontwikkelen en uitvoeren deskundigheidsbevordering voor alle ketenpartners in het kader van resocialisatie” en “1.4 Ontwikkelen adequate aanpak resocialisatie voor ex-delict plegers”, te herzien, alsook na te gaan of de verwijzing naar punt 1.3.1 in tabel 1.4, op pagina 103, eerste tekstblok, vijfde volzin van onderaf, correct is.

  1. Pagina 103

Voorgesteld wordt:

  • in het eerste tekstblok, in de vierde volzin, “resocialisatie proces” te vervangen door “resocialisatieproces”;
  • in het tweede tekstblok, in de tweede volzin, “cliënt volgsysteem” te vervangen door “cliëntvolgsysteem”.
  1. Pagina 108

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, in de vierde volzin, het woord “het” in te voegen tussen “en” en “beleid”.

  1. Pagina 109

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, in de laatste volzin, “zal” te vervangen door “zullen”.

  1. Pagina 110

Voorgesteld wordt:

  • in de derde volzin “gezin coaches” te vervangen door “gezinscoaches”;
  • in de vierde volzin “Gezin coaching” te vervangen door “Gezinscoaching”;
  • in de drieëntwintigste volzin “Deze worden zodanig” te vervangen door “Dezen worden zodanig”;
  • in de vierentwintigste volzin “Vooraf de aantrekking van Pedagogische beveiligers” te vervangen door “Voorafgaand aan de aantrekking van pedagogische beveiligers” en “de externe beveiligingsbedrijf” door “het externe beveiligingsbedrijf”;
  • in de laatste zin “verstrekt” te vervangen door “versterkt”.
  1. Pagina 111

Voorgesteld wordt:

  • in het laatste tekstblok, in de tweede volzin, “zerotolerantie (2.7.1) beleid” te vervangen door “zerotolerantiebeleid (2.7.1) en het woord “gericht” in te voegen tussen “beleid” en “op”;
  • in de tiende volzin “Dit” te vervangen door “Deze”.

6°. Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

  1. Algemeen
  • Onvolledig ingevulde tabellen

Op diverse plaatsen zijn de tabellen niet volledig ingevuld (bijvoorbeeld het totaalbedrag ontbreekt) of ontbreken de meerjarige cijfers. Bijvoorbeeld in tabel 25 op pagina 117, tabel 1 op pagina’s 118 tot en met 120, tabel 4.1 op pagina’s 129 en 130, tabel 5 op pagina’s 133 en 134, tabel 6.4 op pagina 136 en tabel 7 op pagina 140.

  • Regeling over personenvervoer

Op diverse plaatsen in de tekst wordt verwezen naar regelgeving over het personenvervoer. Bijvoorbeeld op pagina 118, in tabel 1, onder de punten 1.1.1 en 1.1.5, op pagina 121, eerste tekstblok, eerste volzin en in de tweede kolom van de tabel “Indicatoren” op pagina 123. De ene keer wordt deze regeling de “Landsverordening personenvervoer” genoemd en de andere keer de “Eilandsverordening personenvervoer”. Voorgesteld wordt om de verwijzing naar deze regeling over het personenvervoer aan te duiden met “Eilandsverordening personenvervoer”.

  1. Pagina 118

Voorgesteld wordt in tabel 1 bij onderdeel 1.1.5 “Eilandverordening” te vervangen door “Eilandsverordening”.

  1. Pagina 119

Voorgesteld wordt in de tabel:

  • bij onderdeel 1.3.9 “de Tucht college” te vervangen door “het Tuchtcollege”;
  • onder de regel “1.4 Het ontwikkelen en beheren van een effectief en efficiënt systeem van toezicht op de veiligheid en toegankelijkheid van verkeer in de lucht en in de ruimte” te vermelden in de eerste kolom “Activiteiten (Instrumenten)” en verder de vermelding van de betreffende jaartallen boven de daaropvolgende kolommen.
  1. Pagina 120

Voorgesteld wordt:

  • in de laatste regel van de tweede kolom “a+b+c+d” te vervangen door een bedrag;
  • in het tweede tekstblok van onderaf, in de tweede volzin, “is verantwoordelijk om” te vervangen door “is er verantwoordelijk voor om”;
  • in de laatste volzin “zal” te vervangen door “zullen”.
  1. Pagina 121

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, in de vijfde volzin, “UOMAC” te vervangen door “UO MAC”.

  1. Pagina 122

Voorgesteld wordt in het voorlaatste tekstblok, bij punt 5:

  • “laten gaan” te vervangen door “laten komen”;
  • “een koninkrijk aangelegenheid is” te vervangen door “koninkrijksaangelegenheden zijn”;
  • “hoog waarschijnlijk” door “en hoogst waarschijnlijk”;
  • het woord “kunnen” te verwijderen.
  1. Pagina 123

Voorgesteld wordt in de tabel “Indicatoren” in de tweede kolom, in het derde blok, “De wetgevingen zijn” te vervangen door “De wetgeving is”.

  1. Pagina 127

Voorgesteld wordt:

  • in het eerste tekstblok in de eerste volzin, “voorvoorzieningen” te vervangen door “voorzieningen” en “onder andere” te verwijderen;
  • in het vierde tekstblok in de laatste volzin, “adressen bestand” te vervangen door “adressenbestand” en “gegevens gestuurde” door “gegevens-gestuurde”;
  • in het laatste tekstblok “busvervoer systeem” te vervangen door “busvervoersysteem”.
  1. Pagina 130

Voorgesteld wordt:

  • in tabel 4.8, bij onderdeel 4.8.1 het woord “het” in te voegen vóór “budget” en het totaalbedrag in de ;
  • in het eerste tekstblok, in de derde volzin, “hoger” te vervangen door “hogere” en “boedel problematiek” door “boedelproblematiek”.
  1. Pagina 131

Voorgesteld wordt:

  • in het eerste tekstblok, in de derde volzin, “aangepasten” te vervangen door “aangepast en”;
  • in het derde tekstblok, in de laatste volzin, “een” in te voegen tussen “en” en “uitvoeringsplan”;
  • in het voorlaatste tekstblok, in de tweede volzin, “er voor” te vervangen door “ervoor” en “Woning verordening” door “Woningverordening”.
  1. Pagina 132

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok:

–     “UOROP” tweemaal te vervangen door “UO ROP”;

–     in de laatste volzin “zij in staat worden” te vervangen door “zij (beter) in staat zijn”.

  1. Pagina 133

Voorgesteld wordt in tabel 5, bij onderdeel 5.1.4, “Civiltechnisch” te vervangen door “civiltechnisch” en het woord “wegens” door “aan het”.

  1. Pagina 134

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, in de tweede volzin, “ingrijpen” te vervangen door “ingrepen”.

  1. Pagina 136

Voorgesteld wordt in de tabel onder de opschriften “6.1” en “6.4”, boven de eerste kolom “Activiteiten (Instrumenten)” te vermelden en daaropvolgend de betreffende jaartallen.

  1. Pagina 137

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, eerste volzin, het woord “voor” in te voegen tussen “ook” en “andere”.

  1. Pagina 141

Voorgesteld wordt in het voorlaatste tekstblok in de eerste volzin “op de verbetering” te vervangen door “aan de verbetering” en “heeft” door “hebben”.

  1. Pagina 142

Voorgesteld wordt in de derde volzin “voort te zetten” te vervangen door “voortzetten”.

7°. Ministerie van Economische Ontwikkeling 

    1. Pagina 143

Voorgesteld wordt onder de kop “Visie”, in de eerste volzin “Caribisch Gebied” te vervangen door “Caribisch gebied” en in de tweede volzin “groei dat” te vervangen door “groei die”.

    1. Pagina 153

Voorgesteld wordt in de tabel “Indicatoren”, de kolom “Indicatoren” bij de derde indicator behorende bij “Output 2.2” de zinsnede “worden jaarlijks begeleidt” te vervangen door “worden jaarlijks begeleid”. 

8°. Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport

  1. Pagina 160

In het derde gedachtepunt van het eerste tekstblok wordt aangegeven dat er een achttal kwaliteitsdomeinen zijn. Het is opgevallen dat er slechts vier kwaliteitsdomeinen zijn opgenomen. Voorgesteld wordt om het één en ander te corrigeren.

  1. Pagina 162

Voorgesteld wordt om in de laatste volzin van het tweede tekstblok “eminent” te vervangen door “imminent”.

  1. Pagina 163

Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het laatste tekstblok “uitovering” te vervangen door “uitvoering”.

  1. Pagina 187

Voorgesteld wordt om:

  • in punt 5 “arbeidsomstandig-heden” te vervangen door “arbeidsomstandigheden”;
  • in punt 11 “hulpehoevenden” te vervangen door “hulpbehoevenden”.
  1. Pagina 193

Voorgesteld wordt om:

  • in de voorlaatste volzin van het laatste tekstblok “hiervoor bedoeld zij zoals” te vervangen door “hiervoor bedoeld zijn zoals”;
  • in de laatste volzin van het laatste tekstblok het woord “worden” na “versterkt” te schrappen.
  1. Pagina 198
    Voorgesteld wordt omin de enige volzin van het derde tekstblok “praticulier” te vervangen door “particulier” en “toegenkelijk” door “toegankelijk”.

9°. Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn

 a.   Pagina 206

 Voorgesteld wordt om:

–     in het eerste tekstblok “outcomes” te vervangen door “doelstellingen”.

–     Punt 12 “Decent Work Plan” onder “Beleidsthema’s” tussen aanhalingstekens te

      plaatsen.

b.  Pagina 208

Voorgesteld wordt om:

–     in het tweede tekstblok uit te schrijven wat er onder de afkorting “ILO” dient te worden 

      verstaan;

–     in het derde tekstblok, eerste volzin “verdrag” te vervangen door “Verdrag”;

–     in het laatste tekstblok, eerste volzin, “de Memory of Understanding” te vervangen door  “het Memorandum of Understanding”;

–     in het laatste tekstblok, laatste volzin uit te schrijven wat er onder de afkorting “ESF7” 

      dient te worden verstaan. 

c.   Pagina 211

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, derde volzin na “informatiesessies” het woord “worden” te schrappen.

d.   Pagina 222

Voorgesteld wordt in het derde tekstblok van onderaf, laatste volzin, het woord “te” te schrappen.

e.   Pagina 227

Voorgesteld wordt de eerste volzin van het laatste tekstblok te herschrijven. Deze zin loopt niet.

f.    Pagina 229

Voorgesteld wordt in het derde tekstblok van onderaf, tweede volzin “divers gebied” te vervangen door “diverse gebieden”. 

g.   Pagina 232

Voorgesteld wordt in het derde tekstblok, eerste volzin, “ doel groepen” te vervangen door “doelgroepen”.

10°. Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur

a.   Pagina 243

In de Algemene Beschouwingen wordt een aantal “SDG goals” genoemd. Uit de tekst kan niet worden opgemaakt wat daarmee bedoeld wordt. Voorgesteld wordt in de Algemene Beschouwingen uit te schrijven waar deze afkorting voor staat.

b.   Pagina 244

Voorgesteld wordt om:

–     in het tweede tekstblok, eerste volzin, na “kader” “van” in te voegen.

–     onder “SDG Goal 14” na “use” “of” in te voegen.

c.   Pagina 256

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, laatste volzin, na “in te delen” het woord “in” in te voegen.

d.   Pagina 257

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, vierde volzin,  “gebied stress management” te vervangen door “het gebied van stressmanagement” in te voegen.

e.   Pagina 262

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok, laatste volzin, “et” te vervangen door “met”.

 

f.    Pagina 266

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, derde volzin van onderaf,  “ontwikkeling en uitvoeren” te vervangen door  “de ontwikkeling en het uitvoeren” in te voegen en “uitvoeren” te vervagen door “uitvoering”.

g.   Pagina 268

Voorgesteld wordt om:

  • in het voorlaatste tekstblok, eerste volzin, “zet in op een” te vervangen door “zet zich in  voor een”;
  • het voorlaatste tekstblok, vierde volzin, als volgt te doen luiden: “Het ontwikkeld

      instrument zal in 2020 worden ingezet”

  • de voorlaatste en laatste volzin van het voorlaatste tekstblok te herzien. Deze zinnen lopen niet goed.

h.   Pagina 269

Voorgesteld wordt om:

–     in het tweede tekstblok, laatste volzin, “2018” te vervangen door “2020”;

–     in het voorlaatste en laatste tekstblok “zet zich in op” telkens te vervangen door “zet zich  in voor”; 

–     in het laatste tekstblok, laatste volzin, “De inzet” te vervangen door “Het voornemen”.

11° Ministerie van Financiën

  1. Pagina 281

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, de derde volzin “de uitgangspunt” te vervangen door “het uitgangspunt”.

  1. Pagina 285

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok, de laatste volzin “een belangrijke instrument” te vervangen door “een belangrijk instrument”.

  1. De Nota van Financiën

 Pagina 3

Voorgesteld wordt in de tweede alinea, aangeduid met letter c. “Aan het laatste” te vervangen door “In het laatste”.

Pagina 18

–     Voorgesteld wordt in de eerste volzin “negatief invloed” te vervangen door “negatieve invloed”.

–     Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, de laatste volzin “de minimale productieniveau” te vervangen door “het minimale productieniveau”.

 Pagina 56

Onder de kop “Interest” is vermeld dat voor de financiering van een eventueel (kortstondige) financieringsbehoefte uitgegaan wordt van een gemiddelde rente van 3,5%. Echter wordt in de Algemene beschouwingen op pagina 293 vermeld dat ter financiering van een eventueel (kortstondige) financieringsbehoefte uitgegaan wordt van een gemiddelde rente van 1,2%.

De regering wordt gevraagd eenduidigheid aan te brengen bij het bedoelde rentepercentage.

Pagina 61

Voorgesteld wordt onder de kop “Pensioenuitkeringen” in de tweede volzin vóór “Algemeen Pensioenfonds Curaçao” het lidwoord “het” in te voegen en “de overhied” te vervangen door “de overheid”.

 

[1] De Raad van Advies heeft op 29 augustus 2019 een spoedadvies (met kenmerk RvA no. RA/25-19-LV) uitgebracht over een ontwerp van een eerste Suppletoire begroting 2019 (zaaknummer 2019/029033).

[2] Besluit van 12 juli 2019, houdende het geven van een aanwijzing aan het bestuur van Curaçao tot aanpassing van de begroting 2019, rekening houdende met de in artikel 15 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten genoemde normen (Stb. 2019, 279).

[3] In het advies, genoemd in voetnoot 1,is ook aandacht hiervoor gevraagd (Zie onderdeel “2°. Afdekking binnen begroting hogere exploitatiekosten CMC”, van onderdeel I. 3.).

[4] In het advies, genoemd in voetnoot 1,is ook aandacht hiervoor gevraagd (Zie onderdeel “c. Huidige situatie SEHOS” van onderdeel I. 3.).

[5] Zie pagina 5, onder “Liquiditeitspositie” van de brief d.d. 12 juni 2019 (met kenmerk Cft 201900080) van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aan de Minister van Financiën van Curaçao.

[6] Zie in dit verband CBS Age Distribution Curaçao 2015 – 2019

[7] Zie in dit verband CBS: Population Projections 2015-2050