no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/27-21-LV

Uitgebracht op : 06/09/2021
Publicatie datum: 29/09/2021

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2022 (zaaknummer 2021/019736)

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2022
(zaaknummer 2021/019736)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 6 augustus 2021, dat de Raad van Advies op 10 augustus 2021 heeft ontvangen, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 6 september 2021 bericht de Raad u als volgt.               

Algemene opmerkingen

De volledigheid van de begroting

Beleidsvoornemens van de huidige regering zijn niet verwerkt in de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2022
In de inleiding van de bij de ontwerpbegroting behorende – niet gepagineerde-  memorie van toelichting (hierna: memorie van toelichting) wordt benadrukt dat de begroting een volledig en getrouw beeld dient te geven van het beleid voor het begrotingsjaar en eveneens voor de daaropvolgende jaren; de begroting is een financiële vertaling daarvan. Ook moet de begroting realistisch zijn, dus volledig, en moet inzicht verschaffen in de toekomstige ontwikkeling van de overheidsfinanciën. In de brief van de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer aan de Minister van Financiën d.d. 2 augustus 2021 (zaaknummer 2021/01936) waarmee de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2022 (hierna: ontwerpbegroting 2022) is aangeboden, is echter aangegeven dat het niet haalbaar was om de beleidsvoornemens van de huidige regering integraal te verwerken in de ontwerpbegroting 2022. Om die reden wordt de basis van de Begroting voor het dienstjaar 2021 als uitgangspunt gehanteerd voor de ontwerpbegroting 2022 en zal het nieuwe regeerprogramma in een nota van wijziging of in de eerste suppletoire wijziging voor de Begroting 2022 (hierna: Begroting 2022) verwerkt worden. Hiermee is de Raad van Ministers op 4 augustus 2021 akkoord gegaan.

Het nog niet in de begroting verwerkte landspakket 
Geconstateerd is dat het landspakket[1] dat mede is gebaseerd op het voorstel van rijkswet Caribisch orgaan voor hervorming en ontwikkeling (hierna: voorstel van rijkswet COHO) – waarvan de implementatie thans hoge prioriteit zou moeten krijgen – nog niet is verwerkt in de ontwerpbegroting 2022. Dit is begrijpelijk omdat de regering pas kan overgaan tot verwerking van het landspakket in de Begroting 2022 als over de actiepunten van het landspakket, de daarop gebaseerde uitvoeringsagenda’s en/of plannen van aanpak en de begroting c.q. dekking van de benodigde financiële middelen, overeenstemming is bereikt tussen de regeringen van Nederland en Curaçao en het bijbehorende tijdpad is vastgesteld.
Daarbij is het de Raad opgevallen dat in de ontwerpbegroting 2022 regelmatig wordt verwezen naar de destijds met Nederland overeengekomen “Groeistrategie” die thans geen geldingskracht meer heeft. Zie bijvoorbeeld de memorie van toelichting in het onderdeel van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening onder het opschrift “Werkprocessen binnen de overheid zijn gedigitaliseerd”.

Advies

Gezien het bovenstaande acht de Raad het niet uitgesloten dat er fundamentele wijzigingen bij nota van wijziging of via de bedoelde suppletoire begroting in de ontwerpbegroting 2022 dan wel de Begroting 2022 zullen worden aangebracht. De vraag die zich hierbij voordoet is of advisering door de Raad op dit moment zinvol is, gezien de verwachting dat de uiteindelijke Begroting 2022 wezenlijk anders zal zijn dan de voorgelegde ontwerpbegroting.
Door toch advies uit te brengen over deze nog onvolledige ontwerpbegroting krijgt de regering bouwstenen aangereikt om de uiteindelijke begroting, te verbeteren.
De Raad adviseert de regering ernaar te streven in de te wijzigen (ontwerp)begroting 2022, zoals die zal worden gewijzigd bij nota van wijziging dan wel bij een suppletoire begroting, de uitwerking van het in 2022 uit te voeren landspakket en de in het regeerakkoord[2] opgenomen beleidsvoornemens, te verwerken.
 

Afwijkende begrotingsnormen
 
Bij de toetsing van een ontwerpbegroting door de Raad vindt over het algemeen ook een globale technische toets plaats waarbij nagegaan wordt of die ontwerpbegroting aan de in artikel 15, eerste lid, van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (hierna: Rft) opgenomen begrotingsnormen voldoet, welke overeenstemmen met de begrotingsnormen van artikel 7, eerste, tweede en derde lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010. De uitbraak van de COVID-19 pandemie, die Curaçao sinds maart 2020 hard getroffen heeft en sindsdien het eiland in een diepe crisis heeft doen belanden, is aanleiding voor de Curaçaose regering geweest om zich te beroepen op artikel 25 van de Rft. Naar aanleiding van het vorenstaande heeft de raad van ministers van het Koninkrijk (hierna: RMR) besloten Curaçao toe te staan om voor 2020 en 2021 te mogen afwijken van de norm zoals vervat in artikel 15, eerste lid, onder a, van de Rft. Het laatste houdt in dat voor de jaren 2020 en 2021 een tekort op de gewone dienst is toegestaan tot maximaal de in deze jaren door Nederland toegekende liquiditeitssteun. De gewone dienst van de ontwerpbegroting 2022 sluit af met een tekort van NAf 377.923.700. Uitgaande van de begrotingsnorm voor de gewone dienst, genoemd in artikel 15, eerste lid, onder a, van de Rft voldoet de ontwerpbegroting 2022 daar niet aan. Aangezien nu nog onduidelijk is waartegen deze ontwerpbegroting afgezet dient te worden onthoudt de Raad zich vooralsnog van hoger bedoelde technische toets bij de ontwerpbegroting 2022.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting behorende bij de gewijzigde Begroting 2022, zoals zal worden gewijzigd bij nota van wijziging dan wel bij een suppletoire begroting, aan te geven in hoeverre en voor hoe lang met toepassing van artikel 25 van de Rft de RMR toestaat dat afgeweken wordt van de bovenbedoelde begrotingsnormen in de Rft, opdat een begrotingstechnische toets mogelijk wordt.
 

Risico’s waarmee rekening dient te worden gehouden

Effect van de COHO-hervormingen op de begroting van Curaçao
Volgens de financiële paragraaf van de memorie van toelichting van het voorstel van rijkswet COHO[3] zal de implementatie van het landspakket aanzienlijke financiële gevolgen hebben voor zowel Nederland als Curaçao. In geval van Curaçao gaat het volgens de memorie van toelichting bij genoemd voorstel van rijkswet om de eigen financiering van de met Nederland overeengekomen hervormingen en om de terugbetaling van de door Nederland verstrekte liquiditeitssteun.
Met de eigen financiering van de hervormingen kan de regering volgens de Raad vooralsnog geen rekening houden in de ontwerpbegroting 2022 en de meerjarenbegroting aangezien uit de memorie van toelichting bij het voorstel van rijkswet COHO niet op te maken is hoeveel kosten gemoeid (zullen) zijn met de uitvoering van de diverse hervormingen.
Aangezien de ondersteuning door het COHO bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel a, van het voorstel van rijkswet op grond van artikel 25, onderdeel a, van het voorstel van rijkswet ook een financiële kan zijn, betekent dit dat de kosten gemoeid met de uitvoering van de hervormingen (deels) door het COHO kunnen worden gedragen waarbij deze bijdrage van het COHO niet als een lening zal worden aangemerkt.
In dit verband dient niet uit het oog te worden verloren dat gegeven de huidige precaire staat van de overheidsfinanciën de ruimte voor het absorberen van extra uitgaven binnen de begroting van Curaçao – zonder reguliere overheidstaken verder in het gedrang te brengen – zeer beperkt is. Daardoor kan de financiering van de voorgenomen hervormingen, voor zover die aanzienlijke kosten met zich meebrengt, als een serieus risico worden aangemerkt voor Curaçao. Dit laatste kan ertoe leiden dat voor het uitvoeren van de hervormingen – die geen verder uitstel meer dulden – financiële hulp zijdens het COHO een onmisbare en cruciale factor wordt.
Aangezien de liquiditeitssteun die door Nederland verstrekt wordt – thans via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en na de inwerkingtreding van de Rijkswet COHO, (ook) via het COHO –  leningen betreft, heeft dit gevolgen voor de schuldomvang van Curaçao en zal deze enorm op de begroting drukken indien tot aflossing moet worden overgegaan. In ontwerpbegroting 2022 is met de aflossing alvast rekening gehouden door de voorgenomen terugbetaling – middels het aangaan van nieuwe leningen – van de eerste tot en met de derde tranches COVID-steun daarin te verwerken. Bij eventuele herfinanciering van deze leningen tegen minder gunstige voorwaarden zullen er voor de komende jaren extra rentelasten bijkomen voor Curaçao waardoor de druk op de begroting verder zal toenemen.
De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering voor het bovenstaande.
 

De Girobank N.V.-problematiek
Volgens de Nota van Financiën (pagina 22, tweede alinea) heeft de overheid ter afdoening van de Girobank-problematiek NAf 170 miljoen geleend bij Nederland. In deze nota (pagina 48, laatste alinea) wordt voorts ingegaan op een constructie bedoeld om aan de ontstane vordering van de Centrale Bank Curaçao en Sint Maarten te voldoen. De Raad is van mening dat deze constructie niet helder uiteen is gezet en een nadere toelichting behoeft.
De regering wordt geadviseerd in de memorie van toelichting deze constructie nader uiteen te zetten en tevens aan te geven of met voornoemde geldlening alle mogelijke risico’s in dit verband voor de overheidsbegroting zijn afgedekt. Verder adviseert de Raad om hierbij speciale aandacht te besteden aan de verhoging van het licentierecht met 0.5-procentpunten, of zowel Curaçao en Sint Maarten formeel ingestemd hebben met deze verhoging en welke de gevolgen voor de overheidsbegroting zullen zijn mocht deze voorgenomen verhoging geen doorgang vinden. 
 

Overheidsbedrijven
Op pagina 24 van de Nota van Financiën merkt de regering op dat door gebrek aan liquiditeiten bij de overheid (betalings)achterstanden kunnen ontstaan en de reeds bestaande achterstanden verder kunnen oplopen bij instanties, zoals het Algemeen Pensioenfonds Curaçao en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB). Voorts wordt gemeld dat behalve de overheid ook diverse instanties (waaronder overheidsentiteiten) liquiditeitsproblemen hebben waardoor er een beroep op de overheid kan worden gedaan.
Indien zich recentelijk reeds gevallen hebben voorgedaan waarbij overheidsentiteiten een beroep op de overheid hebben gedaan, wordt de regering geadviseerd in de memorie van toelichting de omvang van de  gevraagde financiële hulp te vermelden en voorts aan te geven hoe hiermee zal worden omgegaan.
 

Liquiditeitsprognose
Aangezien de regering sinds maart 2020 met liquiditeitsproblemen kampt, wordt zij verzocht een liquiditeitsprognose in de memorie van toelichting op te nemen teneinde een beeld te verkrijgen van de ernst van de liquiditeitspositie van de overheid.
 

Normen voor financieringsmethode
Volgens de Raad is het evident dat de huidige rentelastnorm, opgenomen in artikel 15, eerste lid, onderdeel c, van de Rft en artikel 7, derde lid, van de Landsverordening comptabiliteit 2010, als instrument ter beheersing van de schuldomvang niet effectief is gebleken. Dit blijkt mede uit het feit dat de schuldquote (staatsschuld uitgedrukt in een percentage van het Bruto Binnenlands Product) als gevolg van de recentelijk aangegane omvangrijke geldleningen in de vorm van de ontvangen liquiditeitssteun van Nederland, in 2021 en 2022 geprojecteerd wordt op respectievelijk 103% en 100%, terwijl de rentelastnorm zelfs bij deze omvang van de schuldquote nog steeds veel ruimte biedt om geldleningen te kunnen aangaan. Hierbij zij opgemerkt dat het Internationaal Monetair Fonds (hierna: IMF) een schuldquote van maximaal 40% aanbeveelt voor Curaçao.
Dat de schuldquote zo enorm kon toenemen, ondanks het feit dat er een begrotingsnorm inclusief een rentelastnorm is afgesproken, waar bovendien ook aan wordt voldaan, komt vanwege het feit dat de rentelastnorm slechts rekening houdt met de rentelast als gevolg van de leningen die worden aangegaan en niet met de totale schuldomvang.  De lage rentestand waartegen bij Nederland geleend mag worden, is enerzijds voordelig voor Curaçao maar werkt tegelijkertijd deze hoge schuldquote in de hand.. De leningenportefeuille van Curaçao behelst alleen geldleningen aangegaan bij Nederland, waarbij de rente zeer laag tot nul procent is.
Een risico[4] dat hieraan kleeft, is dat in geval in de toekomst Curaçao deze goedkope geldleningen noodgedwongen tegen hogere rentes moet herfinancieren, de rentelasten sterk zullen stijgen met als gevolg dat de overheidsbegroting verder onder druk zal komen te staan,  Aflossing van de schulden is niet haalbaar onder deze omstandigheden. Om deze reden is de staatsschuld verre van houdbaar; immers om sprake te kunnen zijn van een houdbare schuld, moeten de schuldverplichtingen meerjarig kunnen worden voldaan zonder ingrijpende begrotingsaanpassingen.
In dit verband kan worden aangehaald dat het door de regering op pagina 28 van de Nota van Financiën – in de derde alinea – besproken scenario, om de obligatieleningen en de liquiditeitssteun gezamenlijk om te zetten in een renteloze langlopende geldlening (termijn van 40 jaren) een grote verlichting zou betekenen voor de overheidsfinanciën.
Ter beheersing van de schuldomvang en de daaruit voortvloeiende verplichtingen wordt de regering geadviseerd een schuldquote van hooguit 40% in de Landsverordening comptabiliteit 2010 op te nemen en – spoedig na indicaties van normalisatie van de economie – een tijdpad vast te stellen teneinde ernaar te streven om binnen een vastgestelde termijn aan de vastgestelde norm te kunnen voldoen en zodoende een houdbare schuldomvang te bewerkstelligen.
 

Veranderende uitgangspunten
Uit de memorie van toelichting kan de Raad opmaken dat de regering conform de voorspelling van het IMF uitgaat van een economische groei van 6,5% in 2022. Vervolgens zijn de meeste aannames met betrekking tot de uitgaven en ontvangsten opgenomen in de ontwerpbegroting 2022 daarop gebaseerd. Echter mist de Raad in de memorie van toelichting een scenario voor 2022 met betrekking tot de mate waarin verwacht wordt dat het coronavirus aanwezig zal zijn in Curaçao en de mate waarin de gemeenschap en de economie nog last zullen ondervinden van de coronacrisis. Volgens de Raad is de kans reëel dat indien de huidige situatie van de coronacrisis blijft voortduren in 2022 daardoor bepaalde uitgangspunten van de ontwerpbegroting 2022 spoedig achterhaald zullen zijn. Met name de geprognosticeerde economische groei in 2022 en de daarop gebaseerde ramingen van belastingopbrengsten zullen in dat geval neerwaarts aangepast moeten worden, terwijl de overheidsuitgaven in verband met de steunmaatregelen opwaarts zullen moeten worden aangepast. Het effect hiervan op de Begroting 2022 zal negatief zijn.
De regering wordt geadviseerd er rekening mee te houden dat in geval er zich geen verbeteringen voordoen tegen eind 2021 op het gebied van het coronavirus en de coronacrisis ten opzichte van de huidige omstandigheden, het gehanteerde uitgangspunt met betrekking tot de economische groei in 2022 niet realistisch zal zijn. Als gevolg van het vorenstaande zullen de relevante cijfers in de Begroting 2022 spoedig weer aanpassing behoeven, die gepaard zal gaan met een grotere behoefte aan liquiditeitssteun.
 

Achterstallig onderhoud van de eigendommen van het Land (“assets”)
De Raad maakt erop attent dat een van de risico’s voor het Land het achterstallig onderhoud van de eigendommen van het Land is omdat het bedrag dat op termijn nodig zal zijn voor het plegen c.q. inlopen van dit onderhoud, steeds hoger wordt. Dit betreft niet alleen de vele leegstaande gebouwen maar ook de wegen, het straatmeubilair en overige essentiële infrastructuur, zoals het achterstallig onderhoud aan de Waterzuiveringsinstallatie Klein Hofje.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het voorgaande in te gaan.
 

Risico’s gerelateerd aan de uitvoeringskracht
In de huidige begroting zijn een aantal processen en activiteiten benoemd waarvan het voornemen is om deze in het begrotingsjaar 2022 uit te voeren. Hier bovenop komen nog de beleidsvoornemens uit het regeerakkoord en de uitvoering van het landspakket. Tegen deze achtergrond wijst de Raad erop dat het voor het implementeren van alle reeds verwerkte en nog te verwerken beleidsvoornemens noodzakelijk is rekening te houden met de beperkte uitvoeringskracht bij de ministeries. De omvang van de voorgenomen beleidsplannen zal volgens de Raad afgestemd moeten worden op de uitvoeringskracht van de ministeries en andere factoren waar de implementatie van de beleidsplannen van afhangen. Voorkomen moet namelijk worden dat een beperkte uitvoeringskracht op den duur resulteert in een cumulatie van niet uitgevoerd beleid.
De Raad adviseert de regering aandacht aan het bovenstaande te besteden met het oog op de verhoging van de realiteitsgehalte van de ontwerpbegroting 2022.
 

Langlopende projecten en stand van zaken van processen c.q. activiteiten
 

Langlopende projecten c.q. masterplannen
De memorie van toelichting vermeldt diverse projecten c.q. masterplannen waarvan het niet steeds duidelijk is of het conceptuele gedeelte van het betreffende project c.q. masterplan al is afgerond. Ook ontbreekt in de memorie van toelichting soms een (korte) beschrijving van wat het project c.q. masterplan concreet inhoudt, de voorgenomen aanvangs- en beëindigingsdatum, de kosten die eraan verbonden zijn en hetgeen voor de uitvoering nodig is.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting waar nodig aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.
 

Stand van zaken van processen c.q. activiteiten
Het komt regelmatig voor dat de noodzakelijke activiteiten die van belang zijn voor de realisatie van bepaalde doelen in achtereenvolgende begrotingen worden herhaald, zonder dat daarbij wordt aangegeven waar de regering in het proces staat en wat de stand van zaken op dit moment is. Voorbeeld hiervan zijn de in de memorie van toelichting vermelde vijftien (15) impacts van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport.
Gezien het bovenstaande wordt de regering geadviseerd om bij het herhaaldelijk opnemen van eenzelfde voornemen in achtereenvolgende begrotingen als activiteit ter realisatie van een doel, in de memorie van toelichting kort in te gaan op de stand van zaken bij de desbetreffende activiteit.
 

De ontwerpbegroting 2022
 
Staatsorganen en overige algemene organen
 
Toename verbruik goederen en diensten van de Sociaal Economische Raad.
Uit de gewone dienst van de ontwerpbegroting 2022 (pagina 6) valt af te leiden dat bij de Sociaal Economische Raad in vergelijking met de dienstjaren 2020 en 2021 sprake is van een toename van NAf 302.672,- respectievelijk NAf 252.325 voor het gebruik van goederen en diensten. Uit de memorie van toelichting kan niet worden opgemaakt wat de reden is voor deze toename.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.
 
 
III. De memorie van toelichting
 

Ministerie van Justitie
 
In de memorie van toelichting wordt gerefereerd aan de “Verdere bevordering reorganisatie Voogdijraad” en het “Werken aan nieuwe huisvesting Landsrecherche”. Ten aanzien van deze beleidsvoornemens is het onvoldoende duidelijk of deze extra kosten met zich brengen, en zo ja, of deze ook zijn begroot.
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.
 

Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning
 
In de memorie van toelichting wordt gerefereerd aan een aantal risico’s voor zowel de scheepvaart als de luchtvaart indien de nodige middelen ter realisatie van de gestelde beleidsvoornemens in die sectoren niet beschikbaar worden gesteld. Zo staat er onder meer ten aanzien van de scheepvaart dat indien de formatie van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (hierna: VVRP) niet uitgebreid wordt en de middelen (minimaal NAf 1 miljoen) niet beschikbaar worden gesteld om voorbereidingen met het oog op de IMO-audit in 2022 te kunnen treffen, het Land deze audit niet positief zal doorstaan met alle gevolgen van dien. Ten aanzien van de luchtvaart is in de memorie van toelichting aangegeven dat indien de benodigde middelen voor het beleid en beheer van de veiligheid van de luchtvaart niet aanwezig zijn, het behalen van categorie 1 van de “Federal Aviation Administration” status vooralsnog buiten bereik blijft, alsmede dat in het geval van incidenten veroorzaakt door Curaçaose luchtvaartmaatschappijen diens operaties kunnen worden geschorst of stopgezet.
Volgens de Raad kan uit de memorie van toelichting niet worden opgemaakt of de formatie van de scheepvaart zal worden uitgebreid en/of de nodige middelen voor het beleid en beheer van de veiligheid van de luchtvaart en de scheepvaart zullen worden vrijgemaakt, en zo ja, of deze ook zijn begroot.  
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.
 

Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport
 
a.   De doorlichting van het gehele onderwijsbestel conform het landspakket en de uitvoeringsagenda
Blijkens het landspakket en de uitvoeringsagenda 1 april-30 juni 2021 zal het gehele onderwijsbestel, met inbegrip van alle publieke en particuliere betrokken partijen, inclusief de overheid worden doorgelicht. In dat kader rijst de vraag of de in de memorie van toelichting vermelde beleidsvoornemens van de regering op het gebied van het onderwijs onder de voorgenomen doorlichting van het gehele onderwijsbestel, genoemd in het landspakket en uitgewerkt in de uitvoeringsagenda, vallen.  Indien dat het geval is, dient naar het oordeel van de Raad hiervan in de memorie van toelichting melding te worden gemaakt.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.  
 
b.  Stand van zaken realisatie van the Sustainable Development Goals
De programma’s en doelstellingen (the Sustainable Development Goals (hierna: SDGs)) van de United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (hierna: UNESCO) zijn gericht op onderwijs, natuurlijke wetenschappen, sociale en humane wetenschappen, waaronder jeugd, sport, cultuur, communicatie en informatie. Volgens de memorie van toelichting zullen deze worden vertaald naar lokaal beleid voor zowel de vier beleidsgebieden van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (hierna: OWCS) als de andere ministeries welke verband hebben met een of meer werkgebieden van de UNESCO. De Raad maakt uit de memorie van toelichting op dat er in 2022 de “Voluntary National Review” van de Verenigde Naties zal plaatsvinden waarin gekeken wordt wat er bereikt is sinds 2016. De Raad mist in de memorie van toelichting een uiteenzetting van de vooruitgang, die ter realisatie van de SDGs door de verschillende ministeries is geboekt, zodat er een beeld kan worden gevormd van waar de regering nu staat in het proces ter realisatie van de SDGs. 
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande. 
 
c. De rol van University of Curaçao met betrekking tot de SDGs
De memorie van toelichting geeft een uiteenzetting over een zevental subdoelstellingen die gerelateerd zijn aan SDG 4 van de UNESCO, te weten “Verzeker gelijke toegang tot kwaliteitsvol onderwijs en bevorder levenslang leren voor iedereen”. Deze toelichting noemt tevens een drietal middelen dat door het Ministerie van OWCS zal worden ingezet om genoemde subdoelstellingen te bereiken. Het valt de Raad op dat de rol die de University of Curaçao (hierna: UoC) ter realisatie van genoemde subdoelstellingen speelt niet in de memorie van toelichting wordt genoemd. 
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.
 
d.   De aanpassing van schooltijden
Om het onderwijsniveau in lijn met de internationale ontwikkelingen te houden en ervoor te zorgen dat de meest compleet mogelijke educatie wordt gegeven die tevens kan garanderen dat jongeren in het onderwijssysteem blijven, is onder meer de aanpassing van de schooltijden als randvoorwaarde in de memorie van toelichting genoemd. Uit de memorie van toelichting kan niet worden opgemaakt of in het kader van de verwezenlijking van de aanpassing van de schooltijden afgewogen is welke andere daaraan afgeleide doelstellingen geformuleerd moeten worden c.q. welke andere aspecten in het onderwijs en het arbeidsproces ook aangepast moeten worden. Te denken valt aan de docenten die daardoor langer door moeten werken, ouders die flexibel moeten werken en de naschoolse activiteiten die anders moeten worden georganiseerd. Ook is niet duidelijk welke financiële gevolgen aan voornoemd beleidsvoornemen zijn verbonden en of ter realisatie van dit beleidsvoornemen de nodige middelen in de (ontwerp)begroting 2022 en de meerjarenbegroting zijn opgenomen.
De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan en indien nodig de ontwerpbegroting 2022 aan te passen.  
 
e.   Het stimuleren van “lifelong learning”
Om een beter opgeleide bevolking te realiseren dient er volgens de memorie van toelichting onder andere gewerkt te worden aan het continu stimuleren van “lifelong learning”. Heel belangrijk in deze is dat het beroeps- en vakonderwijs verbeterd wordt, de positie van UoC geherdefinieerd wordt en dat het onderwijs beter aansluit op de arbeidsmarkt.
Naar het oordeel van de Raad dient in de memorie van toelichting te worden uitgelegd wat er onder genoemde laatste drie beleidsvoornemens dient te worden verstaan en hoe en met welke middelen deze gerealiseerd zullen worden. Niet duidelijk is bijvoorbeeld wat er onder “de herdefiniëring van de positie van de UoC” dient te worden verstaan en hoe deze zal worden gerealiseerd. 
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.
 

Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn
 
Outcome 130101. Burgers maken gebruik van adequate producten en diensten
In de negende volzin van deze subparagraaf wordt aangegeven dat medewerkers die boven verwachting presteren erkend en gewaardeerd zullen worden zodat de dienstverlening aan de klant op een hoger plan getild kan worden. Het is voor de Raad niet duidelijk om welke reden dit voornemen van de regering alleen ten aanzien van de overheidsdienaren werkzaam bij het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn zal gelden. Daarnaast is niet duidelijk of hiermee extra kosten gemoeid zullen zijn en op welke wijze dit gekwantificeerd moet worden in de begroting en/of meerjarenbegroting.
De Raad adviseert de regering om duidelijkheid hierin te creëren.
 

Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur
 

Outcome 01. Er is een wet die de algemene principes, verantwoordelijkheden en procedures regelt op het gebied van een gezond leefmilieu voor mens, plant en dier
In deze subparagraaf wordt aangegeven dat er een ontwerp van een Kaderwet Milieu is opgesteld en dat dit ten tijde van het schrijven van de ontwerpbegroting 2022 bij de Raad van Advies voor advisering ligt.
De Raad heeft dit adviesverzoek nog niet mogen ontvangen en adviseert de regering om de memorie van toelichting op dit punt aan te passen.
 

Outcome 10. Naleving en handhaving van de Landsverordening Natuurbeheer en -bescherming
In deze subparagraaf wordt aangegeven dat de naleving en handhaving van de regels in het kader van de Landsverordening Natuurbeheer en -bescherming meer aandacht zullen krijgen in het jaar 2022. De Raad is van oordeel dat de naleving en handhaving van de desbetreffende regels op een meer effectieve, efficiënte en doelmatige wijze zou kunnen geschieden indien de noodzakelijke uitvoeringsregels vastgesteld zouden worden. In het licht van voornoemd beleidsvoornemen is het aanbevelenswaardig om te bezien of de Landsverordening Natuurbeheer en -bescherming geactualiseerd moet worden.
De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
 
IV. De Nota van Financiën
 

De financiële gevolgen verbonden aan de uitvoering van de Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom
 

De verwachte besparing
In “tabel 4. Gewone dienst” op pagina 31 van de Nota van Financiën zijn onder andere de begrote personeelslasten terug te vinden voor de periode 2022-2025. Na een afname in 2023 ten opzichte van 2022 vertonen deze lasten een lichte stijging vanaf 2024. Indien op basis van de begrote lastenontwikkeling in 2023-2025 geëxtrapoleerd wordt voor de verdere jaren (na 2025) dan kunnen de personeelslasten in bijvoorbeeld 2027 weer ongeveer op hetzelfde niveau komen te liggen als in 2020.
De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven waar de financiële voordelen van de vervroegde vrijwillige uitstroom (hierna: VVU) liggen c.q. deze te kwantificeren. 
 

De begrote kosten VVU
Op pagina 54, voorlaatste tekstblok, van de Nota van Financiën wordt ingegaan op de kostenposten verbonden aan de uitvoering van de Landsverordening vervroegd vrijwillige uitstroom. Daarnaast wordt aangegeven dat rekening is gehouden dat voor elke 3 uitstromers sprake is van 1 instromer en dat hierbij in 2022 een besparing zal optreden van NAf 3 miljoen, in 2023 van NAf 22 miljoen, in 2022 (bedoeld wordt 2024) ruim NAf 18 miljoen en in 2025 ruim NAf 14 miljoen.
De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven in welke dienstjaren de kosten van de VVU zijn inbegrepen en voorts de in die dienstjaren uitgegeven dan wel begrote bedragen te vermelden.
 

Uitgangspunt toename van de belastingopbrengsten
 
Volgens “tabel 5. Belastingopbrengsten” op pagina 35 van de Nota van Financiën stijgen in 2022 de begrote belastingopbrengsten met 6,5% ten opzichte van 2021. Bij de verwachte belastingopbrengsten in 2022 wordt er in de Nota van Financiën van uitgegaan dat deze navenant stijgen met de in 2022 verwachte economische groei van 6,5% – zoals voorspeld door het IMF.
De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting toe te lichten waarom het gehanteerde uitgangspunt bij de verwachte groei van de belastingopbrengsten voor 2022 – namelijk dat deze 1 op 1 gerelateerd is aan de economische groei – realistisch is.     
 
3.   Niet geïnde niet-belastinginkomsten
 
In het schrijven van het Ministerie van Financiën van 2 augustus 2021 (zaaknummer 2021/019736), gevoegd bij het onderhavige adviesverzoek, wordt op pagina 3 – de tweede alinea – aangegeven dat in het kader van inkomstenverhogende maatregelen de indexatie van de nog niet geïnde niet-belastinginkomsten zal worden verwezenlijkt. Zie ook het onderdeel “Andere Inkomsten” op pagina 49 van de Nota van Financiën. 
De regering wordt gevraagd deze type inkomsten in de memorie van toelichting nader toe te lichten met eventuele voorbeelden.
 

Verbruik goederen en diensten 
 

Hoogte van de verlaging
Op pagina’s 54 en 55, onder “Verbruik goederen en diensten”, van de Nota van Financiën meldt de regering dat vanwege de doorwerking van de economische krimp de materiële lasten met 18% verlaagd zijn ten opzichte van 2020. De Raad wenst op te merken dat volgens “tabel 11. Specificatie Verbruik goederen en diensten” op pagina’s 56, 57 en 58 van de Nota van Financiën de bedoelde kosten in 2022 volgens de Raad met circa 8,1%[5] dalen ten opzichte van 2020 (en niet met 18%).
De Raad adviseert de regering de tekst in bovengenoemd onderdeel “Verbruik goederen en diensten” en de bedoelde cijfers in “tabel 11. Specificatie Verbruik goederen en diensten” op pagina’s 56, 57 en 58 van de Nota van Financiën met elkaar in overeenstemming te brengen. Ook wordt geadviseerd in de memorie van toelichting toe te lichten waarom ervan uit wordt gegaan dat de economische krimp in de eerdere jaren ruimte biedt voor een verlaging van deze uitgaven met circa 8,1% in 2022.
 

Referentiekader voor ramingen
Op pagina 60 van de Nota van Financiën geeft de regering in de laatste alinea aan dat bij de categorie “subsidies en overdrachten” een structurele besparing van 18% is doorgevoerd ten opzichte van het jaar 2021.
De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven waarom voor de (ontwerp)begroting 2022 bij “Verbruik goederen en diensten” het jaar 2020 als referentiekader wordt gehanteerd en bij “subsidies en overdrachten” het jaar 2021.
 

Sociale zekerheidsfondsen onder beheer van de SVB
 
Uit de ontwerpbegroting 2022 kan de Raad niet opmaken hoeveel de opbrengsten van de sociale premies en de verwachte uitgaven per type sociale verzekering met name in 2022 maar ook in de verdere jaren zullen bedragen. Wel wordt op pagina 61 van de Nota van Financiën de resultaatprojecties voor de verschillende sociale zekerheidsfondsen onder beheer van de SVB aangegeven, waaruit op te maken is dat in 2022 het tekort van alle fondsen tezamen circa NAf 75 miljoen[6] zal bedragen. Uitgaande van de voorgenomen toevoeging van NAf 61,8 miljoen in 2022 aan het Schommelfonds Sociale Verzekeringen (hierna: Schommelfonds) – zie “tabel 14. Toevoeging aan Schommelfonds” op pagina 65 van de Nota van Financiën – zou geconcludeerd kunnen worden dat het Schommelfonds per eind 2021 met een negatief saldo van ten minste NAf 13,2 miljoen (zijnde NAf 75 miljoen – NAf 61,8 miljoen) zal afsluiten, terwijl het doel is te voorkomen dat het Schommelfonds in de min komt te staan tegen eind 2022.
De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting aan te geven of met de begrote toevoeging aan het Schommelfonds in 2022 en verdere jaren (zie de eerdergenoemde “tabel. 14 Toevoeging aan Schommelfonds” op pagina 65 van de Nota van Financiën)  voorkomen wordt dat dit fonds in de komende jaren in de min komt te staan. Tevens wordt de regering gevraagd de verwachte premie-opbrengsten en de uitgaven bij de diverse sociale verzekeringen inzichtelijk te maken in de Nota van Financiën en eventuele risico’s voor de komende jaren te belichten.
 
6. Het Fonds Basisverzekering Ziektekosten en Curaçao Medical Center
 

Verslechterd resultaat van het Fonds Basisverzekering Ziektekosten
Uit pagina 62 van de Nota van Financiën – de tweede alinea – blijkt dat het exploitatieresultaat van het Fonds Basisverzekering Ziektekosten (hierna: BVZ-fonds) in 2020 NAf 14,4 miljoen positief was. Voor 2021 verwacht de regering dat dit omslaat in een tekort van NAf 52,6 miljoen. Ook wordt op de voornoemde pagina vermeld dat de zorgkosten van het Curaçao Medical Center (hierna: CMC) onderdeel uitmaken van het BVZ-fonds en circa 1/3 deel van de totale zorguitgaven van het BVZ-fonds bedragen. De Raad is zich ervan bewust dat de ziekenhuisopnames in 2021 als gevolg van de COVID-pandemie veel hoger zijn ten opzichte van 2020 waarbij tevens tot nu toe in 2021 in relatief meerdere gevallen intensievere zorg noodzakelijk is geweest. Het vorenstaande zal ongetwijfeld geleid hebben tot hogere kosten voor het CMC.
Echter teneinde voldoende inzicht te verschaffen in de Begroting 2022 omtrent de vorenbedoelde kostentoename wordt de regering geadviseerd in de memorie van toelichting aan te geven als gevolg van welke ontwikkelingen het resultaat van het BVZ-fonds dermate drastisch zal omslaan in 2021 (negatief NAf 52,6 miljoen) ten opzichte van 2020 (positief NAf 14,4 miljoen). 
 

CMC
Zoals bekend kent de exploitatie van het CMC vanaf de ingebruikname ervan, meerkosten ten opzichte van het eerdere Sehos en daardoor een tekort van NAf 60 miljoen op jaarbasis. Dat het CMC een duurdere exploitatie zou zijn, was reeds vóór de ingebruikname ervan duidelijk. Ter compensatie van de meerkosten is het rapport Besparingsmaatregelen van de Taskforce Financiering en Marktordening (hierna: rapport Monte) in 2019 opgesteld. Uit pagina 62 van de Nota van Financiën blijkt dat thans, bijna twee jaar sinds het rapport Monte is opgesteld, NAf 18 miljoen (circa 27% van het totaal) van de taakstellende besparing gerealiseerd is. Op basis van de vorenstaande cijfers kan volgens de Raad worden afgeleid dat de taakstellende besparingsmaatregelen volgens het rapport Monte een totaalbedrag van circa NAf 66 miljoen behelsden (zijnde 100/27 x NAf 18 miljoen). Voorts heeft de Raad kennisgenomen van een besluit van de Raad van Ministers d.d. 30 juli 2021[7] waarin kostenbesparende maatregelen met betrekking tot de zorgsector zijn geaccordeerd. Middels deze maatregelen wordt beoogd besparingen te realiseren van NAf 44,65 miljoen in 2022 en NAf 49,2 miljoen vanaf 2023. 
De vraag is of uit het eerder vermelde besluit van de Raad van Ministers waarbij nieuwe maatregelen zijn aangedragen, moet worden geconcludeerd  dat de eerder in het rapport Monte opgenomen maatregelen slechts voor een klein deel – namelijk 27% – te realiseren waren. In dit verband is het volgens de Raad in algemene zin cruciaal dat alvorens met verwachte effecten van voorgenomen maatregelen rekening gehouden wordt in de Begroting 2022, de haalbaarheid ervan kritisch getoetst dient te worden. Dit geldt ook voor de door de Raad van Ministers op 30 juli 2021 goedgekeurde maatregelen, met name de derde maatregel met betrekking tot de korting op gerechtigden op een pensioen als bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering die geen ingezetenen van Curaçao zijn. Ten aanzien van deze maatregel verwijst de Raad naar een rechtszaak die aanhangig is gemaakt door betrokkenen waarbij de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Hof van Justitie) uiteindelijk in het nadeel van de SVB was.[8]
Gezien het bovenstaande wordt de regering geadviseerd het realiteitsgehalte van de op 30 juli 2021 voorgestelde maatregelen te laten toetsen alvorens hiermee in de Begroting 2022 rekening wordt gehouden. Ook wordt geadviseerd in de memorie van toelichting aan te geven hoe deze maatregelen zich verhouden tot de eerder goedgekeurde maatregelen opgenomen in het rapport Monte.
 

Toename van de landsbijdrage in de zin van de Landsverordening basisverzekering ziektekosten
 
Uit “tabel 13. Sociale zekerheid” op pagina 63 van de Nota van Financiën blijkt dat de landsbijdrage ten behoeve van het BVZ-fonds per 2021 verhoogd is met NAf 43 miljoen ten opzichte van 2020.
De regering wordt gevraagd in de memorie van toelichting deze verhoging toe te lichten.
 

Andere uitgaven en onvoorziene uitgaven
 
Op pagina 65, onder “Andere uitgaven”, van de Nota van Financiën wordt aangegeven dat de categoriegroep “Andere uitgaven” meerjarig NAf 30 miljoen aan onvoorziene uitgaven behelst en dat het resterend budget is ter voorkoming van tekorten in het Schommelfonds. Indien de bij de categoriegroep “Andere uitgaven” begrote bedragen (zie “tabel 4. Gewone dienst” op pagina 31 van de Nota van Financiën) met de begrote toevoegingen aan het Schommelfonds (zie “tabel. 14 Toevoeging aan Schommelfonds” op pagina 65 van de Nota van Financiën) worden verminderd, resteert er jaarlijks veel minder dan NAf 30 miljoen voor onvoorziene uitgaven.
 
Ter illustratie:
   

Jaar

Andere uitgaven (x NAf miljoen)

Toevoeging Schommelfonds

(x NAf miljoen)

Restant bedrag voor onvoorziene uitgaven (x NAf miljoen)

2022

86,8

61,8

25

2023

65

50

15

2024

91,6

76,6

15

 

Andersom geldt, indien jaarlijks NAf 30 miljoen wordt uitgetrokken voor “onvoorziene uitgaven” is het restant voor toevoeging aan het Schommelfondsfonds, minder dan in “tabel. 14 Toevoeging aan Schommelfonds” wordt voorgehouden.

De regering wordt gevraagd een en ander in dit verband recht te trekken en waar nodig de memorie van toelichting aan te passen.

 

Opmerkingen van (wets)technische aard
 
In de bijlage bij dit advies zijn alleen opmerkingen van (wets)technische aard opgenomen welke worden geacht integraal onderdeel uit te maken van dit advies.
 
De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting te screenen en waar nodig de daarin voorkomende onvolkomenheden van (wets)technische en redactionele aard te herstellen.
 

Conclusie
 
De Raad heeft geconstateerd dat de ontwerpbegroting 2022 in cijfermatig opzicht en – te meer het landspakket daar niet in is verwerkt – qua beleidsvoornemens onvolledig is.
Evenmin zijn de binnen het budgettaire kader mogelijke beleidsvoornemens van de huidige regering integraal verwerkt in de ontwerpbegroting 2022. Over het algemeen dienen de beleidsvoornemens over de voorgenomen uitgaven van de overheid  gemaakt te worden binnen vooraf bepaalde financiële begrenzingen, de zogenoemde begrotingsnormen (artikel 15, eerste lid, van de Rft). Echter is het de regering van Curaçao toegestaan – op basis van toepassing van artikel 25 van de Rft en een besluit van de RMR – voor de jaren 2020 en 2021 te mogen afwijken van de norm zoals vervat in artikel 15, eerste lid, onder a, van de Rft. Uit de memorie van toelichting kan niet worden opgemaakt in hoeverre en voor hoe lang de RMR toestaat dat met toepassing van artikel 25 van de Rft afgeweken wordt van de bedoelde begrotingsnorm. Vaststaat volgens de Raad dat een eventuele verlenging van de toepassing van artikel 25 van de Rft op de Begroting 2022 grote invloed zal hebben op het budgettaire kader voor het jaar 2022 en tevens voor de kwantiteit c.q. implementatietermijn van de beleidsvoornemens van de regering in dat jaar en opvolgende jaren.
 
Het is echter de intentie van de regering om hetgeen de Raad hierboven ten aanzien van de beleidsvoornemens heeft benoemd alsnog in de Begroting 2022 te verwerken bij nota van wijziging dan wel een suppletoire begroting. Door toch advies uit te brengen over deze onvolledige ontwerpbegroting 2022 krijgt de regering bouwstenen aangereikt om de uiteindelijke begroting te verbeteren. Om deze reden wordt de regering in de gelegenheid gesteld om de in dit advies gedane voorgestelde wijzigingen in een later traject in te brengen.
 
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsver-ordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden
 
Willemstad, 6 september 2021
 
 
de Ondervoorzitter,                                                    de Secretaris,
 
 
 
____________________                                            _____________________
mevr. mr. L. M. Dindial                                               mevr. mr. C. M. Raphaëla
 
 
 
 

 

 

Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/27-21-LV

 

De ontwerpbegroting 2022 heeft (wets)technische onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

 

De ontwerpbegroting 2022

 

De considerans
Voorgesteld wordt in de eerste overweging “artikel 85” te vervangen door “artikel 85, eerste en tweede lid,”.
 

Artikel 1
Voorgesteld wordt in de aanhef van artikel 1 na ”begroting” in te voegen “van Curaçao”.
 

Artikel 2
Voorgesteld wordt in het eerste lid van artikel 2 “gerekend worden” te schrappen.
 
Voorgesteld wordt in het tweede lid van artikel 2 “maximum bedrag” te vervangen door “maximumbedrag”.
 
Ten aanzien van de voorwaarden waaronder geldleningen in de vorm van obligatieleningen kunnen worden aangegaan, wordt in de eerste volzin van het vijfde lid van artikel 2 van de ontwerpbegroting 2022 verwezen naar een “Leningenstaat”. Bij de ontwerpbegroting 2022 zijn drie bijlagen betreffende geldleningen gevoegd, namelijk de “Staat van opgenomen geldleningen”, de “Staat van geldleningen u/g” en de “Staat van gewaarborgde leningen”.
Voorgesteld wordt in het vijfde lid van artikel 2 in plaats van “Leningenstaat” expliciet te vermelden welke staten bedoeld worden.
 

 

[1] Het landspakket is op 2 november 2020 als onderlinge regeling op grond van artikel 38, eerste lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en het land Curaçao gesloten.

[2] Het Regeerakkoord 2021-2025 “Un Gobernashon di Pueblo, pa Pueblo i huntu ku Pueblo di Kòrsou Ta Pueblo su Bùrt!”.

[3] Memorie van toelichting behorende bij het voorstel van rijkswet COHO (zaaknummer 2021/22412), waarover de Raad op 24 augustus 2021 advies (met kenmerk RvA no. RA/25-21-RW) heeft uitgebracht.

[4] Zie pagina 4, onderdeel I. 6.“a. De schuldquote gerelateerde”, van het advies d.d. 24 augustus 2016, RvA no. RA/22-16-LV over de ontwerplandsverordening tot instelling van een Begrotingskamer (Landsverordening Begrotingskamer) (zaaknummers 2016/012214 en 2016/016608), pagina 10, onderdeel I. “b. Schuldquotenorm wettelijk verankeren”, van het advies d.d. 28 augustus 2017, RvA no. RA/19-17-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2018 (zaaknummer 2017/022679), pagina 3, onderdeel I. 1. “b. Financieringsruimte vs aflossingspotentieel” van het advies d.d. 30 augustus 2018, RvA no. RA/26-18-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2019 (zaaknummer 2018/034626),  pagina 28, onder VI. 2. b. “2°. Schuldquotenorm” van het advies d.d. 31 juli 2020, RvA no. RA/24-20-RW over het voorstel van rijkswet houdende regels omtrent de instelling van de Caribische hervormingsentiteit in Aruba, Curaçao en Sint Maarten (Rijkswet Caribische hervormingsentiteit Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en pagina’s 3 en 4, onderdeel I. 3. “a. Schuldquote” van het advies d.d. 2 september 2020, RvA no. RA/29-20-LV over de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2021 (zaaknummer 2020/024023) .

 

[5] 100% – (202,5 miljoen/220,4 miljoen x 100%) = 8,1%

[6] Het gaat om de som van de tekorten betreffende de volgende sociale verzekeringen: Algemene Ouderdomsverzekering (AOV)/Algemene Weduwen- en wezenverzekering (AWW): – NAf 31 miljoen; Basisverzekering Ziektekosten (BVZ): – NAf 13,8 miljoen; Ziekteverzekering (ZV)/Ongevallenverzekering (OV): – NAf 12,9 miljoen en Algemene verzekering bijzondere ziektekosten (AVBZ): – NAf 16,9 miljoen.

[7] Zaaknummers 2021/022804, 2020/047894 en 2020/047841.

[8] Uitspraak Hof van Justitie d.d. 1 maart 2021; ECLI:NL:OGHACMB:2021:55.