Adviezen
RvA no. RA/29-17-LV
Uitgebracht op : 20/02/2018
Publicatie datum: 20/06/2018
Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening op de winstbelasting 1940, de Algemene landsverordening Landsbelastingen en de Landsverordening internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen (Landsverordening houdende aanvullende documentenverplichtingen verrekenprijzen)
(zaaknummers 2017/010198 en 2017/010080)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 13 oktober 2017 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 19 februari 2018, bericht de Raad u als volgt.
I. Algemeen
1. Procedureel aspect met betrekking tot de behandeling van het adviesverzoek
Bij de ontvangst op 19 oktober 2017 van het onderhavige adviesverzoek werd geconstateerd dat bij dat adviesverzoek meerdere versies van de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: het ontwerp) en de memorie van toelichting waren gevoegd. Bij brief d.d. 23 oktober 2017, met kenmerk RvA no. OV/44-17, werd door tussenkomst van de Gouverneur van Curaçao aan de regering medegedeeld dat niet kon worden opgemaakt welke van de versies de juiste is en dat de behandeling van het adviesverzoek door de Raad aangehouden zou worden totdat de Raad over de juiste versies mocht beschikken. De Raad heeft de juiste versie van het ontwerp en de memorie van toelichting formeel op 22 november 2017 ontvangen.
De Raad wijst de regering erop dat het in het belang is van een goed en voortvarend verloop van het wetgevingsproces, dat bij het aanhangig maken van een adviesverzoek bij de Raad, enkel de juiste versie van de betreffende ontwerpregeling en de bijbehorende toelichting bij het adviesverzoek worden gevoegd.
2. Terugwerkende kracht
In artikel IV van het ontwerp wordt de inwerkingtreding van de landsverordening geregeld. Volgens het tweede lid van artikel IV van het ontwerp treden de artikelen I, onderdeel B en II, onderdeel B, met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017 in werking. Laatstgenoemd artikel betreft het opnemen van een nieuw artikel 28b in de Algemene landsverordening Landsbelastingen (hierna: ALL). In het voorgestelde artikel 28 b van de ALL wordt bepaald dat indien de rapporterende entiteit een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van artikel 43 van de ALL niet, niet tijdig, niet volledig of niet juist nakomt, deze gedraging een vergrijp vormt ter zake waarvan de Inspecteur een boete kan opleggen van tussen de NAf 100.000 en NAf 250.000. Deze bepaling is dus een sanctiebepaling.
De Raad is van oordeel dat artikel II, tweede lid, van het ontwerp, voor zover het betreft het verlenen van terugwerkende kracht aan deze sanctiebepaling in strijd is met artikel 18 van de Staatsregeling van Curaçao. In laatstgenoemd artikel wordt bepaald dat geen feit strafbaar is dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke regeling.
Ook het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten bevatten bepalingen met betrekking tot het legaliteitsbeginsel.[1] Ten overvloede wordt in het vierde lid van aanwijzing 126 van de Aanwijzingen voor de regelgeving bepaald dat een feit dat vóór de inwerkingtreding van de regeling is geschied daarin niet strafbaar of zwaarder gestraft mag worden gesteld.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel IV van het ontwerp aan te passen.
3. Financiële gevolgen van het ontwerp
a. Gelijke concurrentievoorwaarden tussen landen
In het advies d.d. 4 september 2017 van de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) wordt in paragraaf 2.2 “Het BEPS project” onder andere aangegeven dat elk land c.q. jurisdictie binnen het Inclusive Framework een gelijke stem heeft in de verdere ontwikkeling van de standaarden en in de monitoring van de inwerkingtreding.[2] De gelijke deelname van landen is noodzakelijk om een eerlijk speelveld met gelijke concurrentievoorwaarden tussen landen te creëren (“level playing field”) en om conflicten tussen landen te voorkomen.
De Raad constateert dat voor wat betreft het vaststellen van de in het nieuw in te voegen artikel 28b van de ALL bedoelde administratieve boetes de participerende landen de vrijheid hebben om de hoogte ervan zelf te bepalen. Volgens de Raad kan deze regeling leiden tot discrepanties tussen de door de participerende landen te hanteren administratieve boetes, hetgeen kan leiden tot bepaalde voorkeuren bij de multinationale groepen met als mogelijke gevolg dat scheve situaties zullen kunnen ontstaan welke zullen tornen aan het idee van het scheppen van een level playing field onder de landen c.q. jurisdicties. Gelet op het vorenstaande rijst volgens de Raad de vraag of door uniforme administratieve boetebedragen te hanteren, de gedachte van het scheppen van een level playing field wellicht beter tot uitdrukking zou kunnen komen.
De regering wordt gevraagd in te gaan op het vorenstaande en zonodig bij de evaluatie van de in internationaal verband vastgestelde standaarden dit punt aan de orde te stellen.
b. Kosten implementatie van het ontwerp
1°. Verantwoording kosten aanpassing IT-systeem
Volgens de financiële paragraaf op pagina 6 van de memorie van toelichting van het ontwerp zullen met de implementatie van actiepunt 13 van het project “Base Erosion and Profit Shifting (het z.g. BEPS Project) van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkelingskosten (hierna: OESO) kosten gemoeid zijn. De verwachte kosten hebben betrekking op de aanpassing van het bestaande Portaal Financiële Gegevens Uitwisseling (hierna: PFGU) teneinde te voorzien in het mogelijk maken van elektronische uitwisseling van de gegevens gerelateerd aan de “Country by Country Reporting”. Deze kosten worden gebudgetteerd op NAf 300.000 en zullen volgens de financiële paragraaf worden gedekt middels de begrotingspost 199000.4922 “kantoor apparatuur” van het Ministerie van Financiën.
Ten aanzien van de genoemde begrotingspost wenst de Raad op te merken dat deze niet is aangetroffen in de Begroting voor het dienstjaar 2017 noch in de Begroting voor het dienstjaar 2018.
De regering wordt gevraagd in de financiële paragraaf van de memorie van toelichting aan te geven in welk dienstjaar op bovengenoemde begrotingspost het benodigde bedrag ad NAf 300.000 beschikbaar is.
2°. Mogelijke structurele kosten
Voorts wordt in de financiële paragraaf aangegeven dat indien er structurele kosten zijn, deze budget neutraal gedekt dienen te worden door het Ministerie van Financiën.
Op grond van deze passage kan worden aangenomen dat het in deze fase niet evident is voor het Ministerie van Financiën of er structurele kosten zullen zijn verbonden aan de uitvoering van het ontwerp. Vanuit kan worden gegaan dat de betrokken organisatie-onderdelen van genoemd ministerie zich moeten instellen op de uitvoering van de onderhavige landsverordening. In dit kader kan redelijkerwijs worden verondersteld dat de betrokken organisatie-onderdelen in staat behoren te zijn om te indiceren in welke mate er structurele kosten zullen kunnen voortvloeien bij implementatie van de onderhavige landsverordening.
De regering wordt gevraagd in de financiële paragraaf van de memorie van toelichting op het bovenstaande in te gaan.
II. Inhoudelijke opmerkingen
1. Het ontwerp
a. Afwijken van modelwetgeving
1°. Inhoudelijke afwijkingen
In punt 5 van paragraaf “Introduction” op pagina 6 van het document “Action 13: Country-by-Country Reporting Implementation Package” van de OESO (hierna: CbC-model) wordt het volgende bepaald:[3]
“The model legislation contained in the Country-by-Country Reporting Implementation Package takes into account neither the constitutional law and legal system, nor the structure and wording of the tax legislation of any particular jurisdiction. Jurisdictions will be able to adapt this model legislation to their own legal systems, where changes to current legislation are required.”
Het valt op dat een aantal bepalingen in het ontwerp inhoudelijk afwijkt van de bepalingen opgenomen in het CbC-model. De Raad is van oordeel dat in verband met de rechtszekerheid in de memorie van toelichting aangegeven dient te worden om welke reden van de modelbepalingen van het CbC-model wordt afgeweken. Hierna zal een aantal voorbeelden van afwijkingen van het CbC-model in het kort worden aangegeven.
2°. Voorbeelden
De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting aan te geven om welke reden in de volgende bepalingen afgeweken wordt van het CbC-model:
- in het voorgestelde artikel 42, onderdeel a en onderdeel c, onder 1°, van de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (hierna: LWb) (artikel I, onderdeel B van het ontwerp) wordt gesproken van “een effectenbeurs”. In artikel 1, onderdelen 1 en 4 van het
- CbC-model wordt gesproken van “public securities exchange”. Het is niet duidelijk om welke reden de effectenbeurzen, bedoeld in de hierboven genoemde artikelen van het ontwerp, geen openbare effectenbeurzen kunnen of moeten zijn;
- in artikel 1, onderdeel 4, van het CbC-model komt de zinsnede “for financial reporting” voor. Het is niet duidelijk om welke reden deze zinsnede (“voor de financiële verslaggeving”) in het voorgestelde artikel 42, onderdeel c, onder 1°, van de LWb ontbreekt;
- in artikel 6, eerste lid, van het CbC-model wordt voor zover relevant bepaald dat het landenrapport wordt gebruikt voor het beoordelen van “high-level transfer pricing risks” (“substantiële verrekenprijsrisico’s”). In het voorgestelde artikel 45, eerste lid, van de LWb (artikel I, onderdeel B, van het ontwerp) wordt bepaald dat het landenrapport gebruikt wordt voor het beoordelen van verrekenprijsrisico’s die aldus niet van substantiële aard dienen te zijn. Het is niet duidelijk om welke reden in het ontwerp afgeweken wordt van het CbC-model;
- in artikel 6, eerste lid, van het CbC-model wordt voor zover relevant bepaald dat het landenrapport ook gebruikt kan worden om, waar nodig, economische en statistische analyses te maken. Het is niet duidelijk om welke reden deze mogelijkheid voor Curaçao niet in het ontwerp is opgenomen;
- in artikel 6, eerste lid, van het CbC-model wordt bepaald dat een aanpassing van verrekenprijzen door de Inspecteur der Belastingen niet wordt gebaseerd op het landenrapport. Het is niet duidelijk om welke reden deze bepaling in het ontwerp ontbreekt.
De definitie van “Inspecteur” (artikel II, onder A)
In artikel II, onderdeel A, van het ontwerp wordt voorgesteld om onderdeel c van het tweede lid van artikel 2 van de ALL te wijzigen, waarbij een nieuwe definitie aan de term “Inspecteur” wordt gegeven. In de toelichting op het voorgestelde artikel 2 wordt aangegeven dat deze wetswijziging de Minister van Financiën de bevoegdheid geeft om bij ministeriële regeling met algemene werking medewerkers van openbare lichamen aan te wijzen als inspecteur. De Raad mist een onderbouwing om welke reden medewerkers van openbare lichamen aangewezen dienen te worden als Inspecteur en om welke medewerkers het precies gaat.
De voorgestelde wijziging van artikel 2 van de ALL strekt zich volgens onderdeel A van artikel II van het ontwerp uitsluitend uit tot hoofdstuk VI van de ALL. Het is voor de Raad niet duidelijk of hetgeen met deze regeling wordt beoogd in de praktijk uitvoerbaar zal blijken te zijn. De regering wordt aanbevolen om in de memorie van toelichting hierop in te gaan.
De Raad adviseert de regering om de voorgestelde aanpassing van artikel 2 van de ALL met inachtneming van het bovenstaande te heroverwegen.
c. De sanctiebepaling (artikel II, onderdeel B)
1°. Het ontbreken van strafrechtelijke sancties
In artikel 7 van het CbC-model van de OESO wordt bepaald dat het aan de landen wordt overgelaten om sancties te stellen aan het overtreden van de rapportageplicht. Elk land kan zelf bepalen welke soorten sancties gesteld zullen worden. In het in artikel II, onderdeel B, van het ontwerp voorgestelde artikel 28b van de ALL is een administratieve sanctie opgenomen. Het valt op dat het ontwerp geen bepaling bevat waarin het voor de lokale justitiële autoriteiten mogelijk wordt gemaakt om strafrechtelijke sancties op overtreding van de bepalingen van met name de LWb, zoals voorgesteld in het ontwerp, te stellen. De Raad mist in de memorie van toelichting een onderbouwing van deze keuze door de regering.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.
2°. De hoogte van de boete
In artikel II, onderdeel B, van het ontwerp wordt voorgesteld om een nieuw artikel 28b in hoofdstuk III, afdeling 3, van de ALL op te nemen. Artikel 28b van de ALL betreft de strafbepaling indien de rapporterende entiteit niet voldoet aan de rapportageplicht bedoeld in het eerste tot en met vierde lid van artikel 43 van de LWb. Op grond van het eerste lid van artikel 28b bedraagt de boete NAf 100.000,- tot een maximum van NAf 250.000,-. De Raad is van oordeel dat de hoogte van de boete, gerelateerd aan de oneigenlijke winst die een onderneming met een bedrijfsomzet van NAf 1.500.000.000,- zou kunnen maken, te laag is gesteld. Gevreesd wordt dat de betreffende sanctie het gewenste effect zal missen.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande het boetebedrag, opgenomen in het eerste lid van het voorgestelde artikel 28b van de ALL naar de juiste proportie te verhogen.
3°. Het inpassen van administratiefrechtelijke sancties in het ontwerp
Het is niet duidelijk om welke reden het voorgestelde artikel 28b in afdeling 3 “Administratieve sancties” en niet in afdeling 1 “Verzuim- en vergrijpboeten” van de ALL wordt geplaatst.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel II, onderdeel B, van het ontwerp aan te passen.
d. Het verifiëren van de identiteit (artikel II, onderdeel D, onder 2)
In artikel II, onderdeel D, onder 2, van het ontwerp wordt voorgesteld om het negende lid van artikel 45 van de ALL te wijzigen. In laatstgenoemd artikellid wordt bepaald dat de administratieplichtige, bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de ALL gehouden is zijn directeuren, gemachtigden en vertegenwoordigers te identificeren en hun identiteit te verifiëren. De administratieplichtige is tevens gehouden om van deze personen een afschrift van een geldig paspoort, een geldig rijbewijs dan wel een geldige identiteitskaart in zijn administratie te bewaren. Het is niet duidelijk of de verificatie van de identiteit van de directeuren, gemachtigden en vertegenwoordigers van een administratieplichtige dient te geschieden op de wijze omschreven in artikel 3 van de Landsverordening identificatie bij dienstverlening.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel II, onderdeel D, onder 2 van het ontwerp aan te passen.
e. Het vervallen van de inlichtingenplicht en de rechtsbescherming (artikel III, onderdeel B)
In artikel III, onderdeel B, van het ontwerp wordt bepaald dat artikel 30 van de Landsverordening internationale bijstandverlening bij heffing van belastingen zal vervallen. In het betreffende artikel 30 wordt de kennisgevingsverplichting van de Minister van Financiën voorafgaande aan het inwilligen van een verzoek om inlichtingen alsmede de rechtsbescherming van degene van wie de inlichtingen afkomstig zijn geregeld. Het gaat in deze bepaling echter niet alleen om inlichtingen met betrekking tot verrekenprijzen maar ook om andere soorten inlichtingen die op basis van andere wettelijke regelingen verstrekt dienen te worden alsmede om de daarmee samenhangende rechtsbescherming. De Raad is van oordeel dat indien de regering overgaat tot het vervallen verklaren van artikel 30 van de Landsverordening internationale bijstandverlening bij heffing van belastingen de rechtsbescherming van burgers en bedrijven als consequentie hiervan ook zal komen te vervallen c.q in het gedrang zal komen.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande artikel III, onderdeel B, van het ontwerp aan te passen.
2. De memorie van toelichting
a. Zwarte lijsten
In het eerste tekstblok op pagina 9 van de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de implementatie van de BEPS-initiatieven belangrijk is omdat Curaçao anders internationaal geïsoleerd kan raken. Voorkomen moet worden dat Curaçao op zwarte lijsten geplaatst wordt. Het is niet duidelijk om welke specifieke zwarte lijsten het hierbij gaat.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.
b. Delegatie
Volgens de toelichting op het in artikel II, onderdeel A, van het ontwerp voorgestelde artikel 28b van de ALL (tweede tekstblok) omvat de verplichting bedoeld in het nieuwe artikel 43 van de LWb, onder meer, de verplichting om een landenrapport in te dienen dat voldoet aan de bij of krachtens (het nieuwe) artikel 42, onderdeel i, van de LWb gestelde vereisten. Het nieuwe artikel 42, onderdeel i, van de LWb bevat geen delegatiemogelijkheid.
De Raad adviseert de regering om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.
III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening niet bij de Staten in te dienen dan nadat met het vorenstaande rekening is gehouden
Willemstad, 20 februari 2018
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________ _____________________
mevr. mr. L. M. Dindial mevr. mr. C. M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/29-17-LV
Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
1. Het ontwerp
a. Het opschrift
Voorgesteld wordt om in het opschrift “winstbelasting” te vervangen door “Winstbelasting” en het woord “en” achter “1940” te vervangen door een komma.
b. De overwegingen
Uit de tweede overweging volgt dat de LWb gewijzigd zal worden. Uit het voorgestelde in het ontwerp daarentegen volgt dat ook de ALL en de Landsverordening internationale bijstandverlening bij de heffing van belastingen gewijzigd moeten worden.
De Raad verwijst kortheidshalve naar aanwijzing 91 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en stelt voor om in de overwegingen gemotiveerd tot uitdrukking te brengen dat ook de hierboven genoemde wettelijke regelingen gewijzigd zullen worden.
Voorts wordt voorgesteld om in de tweede overweging tussen “is” en “Landsverordening” het lidwoord “de” op te nemen, “winstbelasting” te vervangen door “Winstbelasting” en om “op Curaçao” te vervangen door “in Curaçao”.
Tevens dient de derde overweging te eindigen met een puntkomma in plaats van met een punt.
c. Artikel I, aanhef
“Voorgesteld wordt om in de aanhef van artikel I “winstbelasting” te vervangen door “Winstbelasting”.
d. Artikel I, onderdeel A
Voorgesteld wordt om artikel I, onderdeel A, van het ontwerp in overeenstemming te brengen met aanwijzing 178, vierde lid, onderdeel B, van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Voorts dient “Een overzicht” te worden vervangen door “een overzicht”.
e. Artikel I, onderdeel B
Voorgesteld wordt om de volgende aanpassingen aan te brengen in de bepalingen voorgesteld in artikel I, onderdeel B, van het ontwerp:
1°. Artikel 42:
- in onderdeel c, onder 3°, dient “regelgeving” vervangen te worden door “wet- en regelgeving”;
- in onderdeel d, aanhef, dient “artikel 43 onder i” dient naar het juiste artikel of artikelonderdeel te worden vervangen;
- in onderdeel d, onder 3°, dient “artikel 44, tweede of derde lid” vervangen te worden door het juiste artikel of artikelonderdelen;
- onderdeel e, onder 2°, dient in overeenstemming gebracht te worden met aanwijzing 77, eerste lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving door achter “eerstgenoemde” een puntkomma op te nemen;
- in onderdeel f dient “artikel 44, tweede lid, onderdelen a, b en c” te worden vervangen door “artikel 43, tweede lid, onderdelen a, b en c”;
- onderdeel i dient in overeenstemming gebracht te worden met aanwijzing 77, eerste lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, door “1.” en “2.” te vervangen door “1°” en “2°” en “andere dan” te vervangen door “anders dan”;
- onderdeel k dient in overeenstemming gebracht te worden met aanwijzing 77, eerste lid, onderdeel c, van de Aanwijzingen voor de regelgeving door de punt aan het slot van dit onderdeel te vervangen dooreen puntkomma.
2°. Artikel 45:
- in het eerste lid dient “inspecteur” vervangen te worden door “Inspecteur” en “en van andere risico’s” vervangen te worden door “en andere risico’s”;
- in het tweede lid dient “landsbesluit houdende algemene maatregelen” vervangen te worden door “landsbesluit, houdende algemene maatregelen,”.
3°. Artikel 46:
In het derde lid dient “landsbesluit houdende algemene maatregelen” vervangen te worden door “landsbesluit, houdende algemene maatregelen,”.
4°. Artikel 47:
- in het eerste lid dient telkens “Landsverordening” te worden vervangen door “landsverordening”;
- in het tweede lid dient ten behoeve van de leesbaarheid “van landenrapporten aan de voorwaarden” te worden vervangen door “van landenrapporten, aan de voorwaarden”.
- in het eerste en tweede lid dient telkens “Land Curaçao” te worden vervangen door “land Curaçao”.
f. Artikel II, onderdeel B
In artikel II, onderdeel B, wordt voorgesteld om een nieuw artikel 28b in de ALL in te voegen. De Raad stelt voor om het tweede lid van het voorgestelde artikel 28b te schrappen aangezien dit artikel van gelijke inhoud en strekking is als het huidige artikel 23, eerste lid, van de ALL.
g. Artikel II, onderdeel C
Voorgesteld wordt om artikel II, onderdeel C, van het ontwerp in overeenstemming te brengen met aanwijzing 178, vierde lid, onderdeel B, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
h. Artikel III, onderdeel A, eerste lid
Voorgesteld wordt om in artikel III, onderdeel A, punt 1, van het ontwerp de komma achter “functionaris” te schrappen en de zinsnede “artikel 23 eerste en tweede lid” in overeenstemming te brengen met aanwijzing 61 van de Aanwijzingen voor de regelgeving door deze te vervangen door “artikel 23, eerste en tweede lid,”.
???????2. De memorie van toelichting
a. Het opschrift
Voorgesteld wordt om het opschrift van de nota van toelichting in overeenstemming te brengen met het opschrift van het ontwerp.
b. Pagina 1
Voorgesteld wordt om in de derde volzin van het eerste tekstblok de afkorting “G20” uit te schrijven.
Tevens wordt voorgesteld om de vindplaats van de in de vierde volzin van het eerste tekstblok genoemde publicaties in een voetnoot aan te geven.
c. Pagina 3
Voorgesteld wordt om in de zevende volzin van het tweede tekstblok “voor bedrijfsleven” te vervangen door “voor het bedrijfsleven”.
d. Pagina 4
Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het eerste tekstblok “MKB-ondernemingen” voluit te schrijven.
e. Pagina 6
Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het vierde tekstblok “de Country by Country Reporting” te vervangen door “de Country-by-country reporting”.
Tevens wordt voorgesteld om laatstbedoelde volzin aan te geven om welke IT-systeem van welke overheidsorganisatie het gaat.
f. Pagina 8
Voorgesteld wordt om in de derde volzin van het eerste tekstblok “zouden” te vervangen door “zou”. Voorts dient in de vierde volzin “ BEPS initiatieven” vervangen te worden door “BEPS-initiatieven”.
g. Pagina 9
Voorgesteld wordt om in de voorlaatste en laatste volzin van het tweede tekstblok telkens “op Curaçao” te worden vervangen door “in Curaçao”.
h. Pagina 10
Voorgesteld wordt om na paragraaf “5. Artikelsgewijze toelichting”, “Artikel I” te vervangen door “Artikel I, onderdeel A”.
In de eerste volzin van de toelichting op artikel 19 dient “wijziging van artikelen” te worden vervangen door “wijziging van de artikelen”.
i. Pagina 10
In de laatste volzin dient “te” vóór “dienen” geschrapt te worden.
j. Pagina 11
Voorgesteld wordt om boven “Hoofdstuk VIII”, de woorden “Artikel I, onderdeel B” op te nemen.
In de eerste volzin van het eerste tekstblok van de toelichting op artikel 42 dient “In artikel 42 van het ontwerp wordt” vervangen te worden door “In artikel 42 wordt”. In de tweede volzin dient het haakje geschrapt te worden.
Het valt op dat in de opsomming onder de toelichting op artikel 42, onder punt e, de term “uiteindelijke moederentiteit” op een andere wijze geschreven wordt dan in artikel 42, onderdeel e. Voorgesteld wordt om consequent de juiste schrijfwijze te hanteren.
k. Pagina 12
In de eerste volzin van het eerste tekstblok van de toelichting op artikel 43 dient “In artikel 43 van het ontwerp wordt” vervangen te worden door “In artikel 43 wordt”.
l. Pagina 13
In de eerste volzin van het tweede tekstblok dient “In artikel 43, derde lid, van het ontwerp bepaald” vervangen te worden door “in artikel 43, derde lid, bepaald”.
m.Pagina 14
In de eerste volzin van het eerste tekstblok van de toelichting op artikel 44 dient “In artikel 44 van het ontwerp” vervangen te worden door “In artikel 44”.
n. Pagina 15
Voorgesteld wordt om de vindplaats van de publicatie genoemd in de tweede volzin van het tweede tekstblok van de toelichting op artikel 45 in een voetnoot aan te geven.
o. Pagina 16
In het tweede tekstblok van de toelichting op artikel 46 dient “het vierde lid” vervangen te worden door “het derde lid”.
Voorts dient in de toelichting op artikel 47 telkens “op Curaçao” vervangen te worden door “in Curaçao”.
p. Pagina 17
Voorgesteld wordt om:
- “Artikel II” te vervangen door “Artikel II, onderdeel A”;
- boven “Artikel 28b”, de woorden “Artikel II, onderdeel B” op te nemen;
- in de eerste volzin van het eerste tekstblok van de toelichting op artikel 28b “In artikel II van deze landsverordening” te vervangen door “In artikel II, onderdeel B, van het ontwerp” en “winstbelasting” door “Winstbelasting”;
- boven “Artikel 43”, de woorden “Artikel II, onderdeel C” op te nemen.
q. Pagina 18
Voorgesteld wordt om boven “Artikel 45” de woorden “Artikel II, onderdeel D” op te nemen.
Tevens dienst in de tweede volzin van het eerste tekstblok van de toelichting op artikel 45 achter “purposes” een aanhalingsteken te worden geplaatst. Voorts dient de vindplaats van de in de vierde volzin genoemde wettelijke regeling in een voetnoot te worden aangegeven.
r. Pagina 19
Voorgesteld wordt om:
- “Artikel III” te vervangen door “Artikel III, onderdeel A”;
- in de eerste volzin van de toelichting op artikel 28 “sanctie” te vervangen door “boete”;
- in de derde volzin van de toelichting op artikel 28 de zinsnede “wordt gedaan, de sanctie van het niet nakomen kan worden” te vervangen door “wordt gedaan, kan de sanctie voor het niet nakomen worden”;
- boven “Artikel 30” de woorden “Artikel III, onderdeel B” op te nemen;
- in de tweede volzin van de toelichting op artikel IV, achter het woord “onderdeel” het woord “van” op te nemen.
[1] Zie artikel 7 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 15 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
[2] Advies inzake de ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 en de Algemene landsverordening Landsbelastingen d.d. 4 september 2017, ref. nr. 160/2017-SER, p. 6-7.
[3] Country-by-Country Reporting Implementation Package OECD 2015, p. 6.