no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/33-12-DIV

Uitgebracht op : 04/12/2012
Publicatie datum: 18/01/2013

Ontwerpbegroting van de Landsloterij voor het dienstjaar 2012 (zaaknummer 2012/26407)

Ontwerpbegroting van de Landsloterij voor het dienstjaar 2012 (zaaknummer 2012/26407)

Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 13 september 2012, ontvangen op 17 oktober 2012, om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 3 december 2012, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van de onderhavige ontwerpbegroting en de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

I. Algemene opmerkingen

1. Inleiding

De Raad merkt allereerst op dat de onderhavige ontwerpbegroting (het ontwerp) en de daarbij behorende toelichting er goed en verzorgd uitzien. De Raad uit zijn lof hiervoor aan de opstellers van het ontwerp en de daarbij behorende toelichting. De Raad plaatst in dit advies echter enige kanttekeningen bij de gevolgen van de nieuwe staatkundige structuur voor de Landsloterij, de begrotingen van de Landsloterij over de afgelopen dienstjaren en het uitblijven van de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de Landsloterij. Daarnaast maakt de Raad een tweetal opmerkingen van inhoudelijke aard.  

2. De gevolgen van de nieuwe staatkundige structuur voor de Landsloterij

In verband met de opheffing van het land de Nederlandse Antillen ingaande 10 oktober 2010 (het tijdstip van de transitie) bepaalt artikel 8, eerste lid, van het Rijksbesluit rechtsopvolging burgerlijke rechten en verplichtingen Nederlandse Antillen (het Rijksbesluit)  dat alle rechten en verplichtingen naar burgerlijk recht van de in het tweede lid genoemde, bij landsverordening van de Nederlandse Antillen ingestelde rechtspersonen, op het tijdstip van de

transitie overgaan op de door Curaçao in te stellen of aan te wijzen rechtsopvolgers van de desbetreffende rechtspersonen, zonder dat er daarvoor een nadere akte wordt gevorderd. De Raad constateert dat de Landsloterij Nederlandse Antillen in artikel 8, tweede lid van het Rijksbesluit niet wordt genoemd. Daarnaast constateert de Raad dat er geen andere wettelijke regeling is die ingaande het tijdstip van de transitie de overgang van de burgerlijke rechten en verplichtingen van de Landsloterij Nederlandse Antillen regelt. Bij het ontbreken van een dergelijke wettelijke regeling wordt door de Raad aangenomen dat het tot dan afgescheiden vermogen van de Landsloterij Nederlandse Antillen in de boedel van de Nederlandse Antillen is gevloeid. Dit zou tot gevolg kunnen hebben  dat eventuele vorderingen die de Landsloterij Nederlandse Antillen op het land de Nederlandse Antillen heeft gehad teniet zijn gegaan door vermenging; immers in een dergelijk geval wordt het land de Nederlandse Antillen zowel schuldenaar als schuldeiser van dezelfde vorderingen waardoor deze vorderingen tenietgaan.
De Raad komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat het vermogen van de Landsloterij Nederlandse Antillen niet is overgegaan naar een Curaçaose of gemeenschappelijke instelling die na het tijdstip van de transitie, de publieke taak waarmee genoemde instelling was belast, heeft overgenomen. De Raad merkt op dat daarover in het onderdeel “Algemeen” van de Nota van aanbieding onder “Nieuwe staatkundige structuur” niet wordt gesproken. De Raad is van oordeel dat er duidelijkheid dient te bestaan over het onverdeelde vermogen van de Landsloterij Nederlandse Antillen.
De Raad adviseert de regering in het onderdeel “Algemeen” van de Nota van aanbieding onder “Nieuwe staatkundige structuur” op het bovenstaande in te gaan.

3.  De begrotingen van de Landsloterij over de afgelopen dienstjaren

Ingevolge artikel 8, eerste lid van de Landsloterijverordening 1949 dient de Directeur van de Landsloterij jaarlijks voor de dertigste mei in overeenstemming met de Raad van Toezicht en Advies door tussenkomst van de Directeur van het Departement van Financiën (thans: de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer) bij de Gouverneur (lees: regering) een begroting in van de inkomsten en uitgaven van het volgende dienstjaar. Het tweede lid van genoemd artikel schrijft voor dat de begroting, zoals door de Gouverneur voor zover nodig gewijzigd en aangevuld, de Raad van Advies gehoord, uiterlijk op de eerste augustus aan de Staten ter goedkeuring wordt aangeboden. Blijkens de memorie van toelichting op de Landsloterijverordening 1949 beoogde de wetgever met genoemde bepaling openbaarheid te verschaffen van alle zaken die met het geldloterijwezen te maken heeft. Bij het bepalen van het tijdstip van indiening van de begroting van de Landsloterij is volgens voornoemde memorie van toelichting aansluiting gezocht bij het tijdstip waarop de begroting van het Land bij de Staten moet worden ingediend.

De Raad constateert echter dat hij voor het laatst op 4 februari 2009 over een ontwerpbegroting van de Landsloterij heeft geadviseerd. Dat advies (met kenmerk RvA no. RA /32-08-DIV) had betrekking op de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2007. Voorts merkt de Raad op dat hij nog niet om advies is benaderd over de ontwerpbegroting van de Landsloterij voor de dienstjaren 2008 tot en met 2010. Met betrekking tot de ontwerpbegroting van de Landsloterij voor het dienstjaar 2011 is de Raad wel om advies benaderd, maar aangezien deze ontwerpbegroting niet in overeenstemming was met de feitelijke situatie, is het adviesverzoek daarover op verzoek van de Raad door de regering ingetrokken. Een nieuw adviesverzoek terzake heeft de Raad tot nu toe nog niet ontvangen.
Verder maakt de Raad uit de overgelegde stukken op dat het ontwerp door de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer pas op  3 september 2012 in plaats van voor de dertigste mei 2011 in overeenstemming met de Raad van Toezicht en Advies bij de Gouverneur is ingediend. Tot slot constateert de Raad dat ook de ontwerpbegroting van de Landsloterij voor het dienstjaar 2013 verlaat is.
Op grond van het vorenstaande concludeert de Raad dat de in artikel 8 van de Landsloterijverordening 1949 voorgeschreven termijn voor de indiening van de begroting nog lang niet door de Landsloterij wordt nageleefd.
De Raad beveelt de regering aan om erop toe te zien dat de ontwerpbegrotingen van de Landsloterij in de toekomst overeenkomstig de in artikel 8 van de Landsloterijverordening 1949 voorgeschreven termijn bij de regering worden ingediend.

4.  Het uitblijven van de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van de Landsloterij

De Raad merkt op dat de Landsloterij op grond van artikel 9, eerste lid van de Landsloterijverordening 1949 gehouden is over elk dienstjaar een rekening van ontvangsten en uitgaven op te maken welke vergezeld van een rapport van de Landsaccountantsdienst (thans: de Stichting Overheids Accountants Bureau) (SOAB) vóór de eerste juli van het jaar volgende op het dienstjaar waarop de rekening betrekking heeft ter goedkeuring aan de Algemene Rekenkamer moet worden toegezonden. Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel wordt genoemde rekening na verkregen goedkeuring van de SOAB, de Raad van Advies gehoord, aan de Staten ter goedkeuring voorgelegd en wordt zij zoals door de Staten goedgekeurd bij landsbesluit vastgesteld. Voor zover de Raad heeft kunnen nagaan heeft de Raad nog nimmer een adviesverzoek over een rekening van ontvangsten en uitgaven van de Landsloterij over een bepaald dienstjaar ontvangen. De Raad komt daarom tot de conclusie dat ook artikel 9 van de Landsloterijverordening 1949 niet door de Landsloterij en/of de regering wordt nageleefd. De rekening van ontvangsten en uitgaven geeft inzicht in de financiële situatie van de Landsloterij over het afgelopen jaar en is naar de mening van de Raad een belangrijk middel om financiële risico’s in te schatten.

De Raad merkt op dat goede prognoses belangrijk zijn voor het maken van een begroting. Goedgekeurde begrotingen en jaarrekeningen over de afgelopen jaren zijn belangrijke instrumenten om tot die prognoses te komen. De Raad meent dat het ontbreken van goedgekeurde  begrotingen en jaarrekeningen over de afgelopen dienstjaren af doet aan de betrouwbaarheid van het ontwerp
De Raad adviseert de regering om erop toe te zien dat de Landsloterij de artikelen 8 en 9 van de Landsloterijverordening 1949 naleeft.

II.  Inhoudelijke opmerkingen

Hoewel de Raad, door de tardieve indiening van het ontwerp en de daarbij behorende toelichting, van oordeel is dat het resultaat van de beoordeling daarvan door de Raad in dit stadium weinig relevant is, maakt de Raad hieronder toch een tweetal opmerkingen van inhoudelijke aard.

1.  Het ontwerp
a. Het begrote resultaat van de Landsloterij voor het dienstjaar 2012. 
Uit het ontwerp (pagina 9) kan de Raad opmaken dat het begrote resultaat van de Landsloterij voor het dienstjaar 2012 NAf. 157.231,- bedraagt. Dat resultaat is weliswaar positief maar is, naar het oordeel van de Raad, in vergelijking tot het gerealiseerde niet gecontroleerde behaalde resultaat in het dienstjaar 2010 en het begrote resultaat voor het dienstjaar 2011 gestaag aan het dalen. Genoemde daling heeft naar de mening van de Raad te maken met de omstandigheid dat de uitgaven van de Landsloterij meer dan haar inkomsten aan het stijgen zijn.
De Raad adviseert de regering in de toelichting in te gaan op de factoren die tot genoemde daling hebben geleid en op de maatregelen die door de Landsloterij zullen worden getroffen  teneinde de dalende tendens in de resultaten van de Landsloterij tegen te gaan.

b. De meerjarenbegroting
De Raad merkt op dat de meerjarenbegroting de dienstjaren 2013 en 2014 bestrijkt. De Raad vindt het wenselijk dat de meerjarenbegroting van de Landsloterij evenals de begroting van het land Curaçao zich uit zou strekken tot de drie komende jaren volgend op het dienstjaar waarop de begroting betrekking heeft, dus tot en met minimaal het dienstjaar 2015.
De Raad geeft de regering in overweging met het vorenstaande rekening te houden. 

2.  De toelichting

In het onderdeel “Overige personeelskosten” van de toelichting (pagina 19) staat als motivering voor het begroten van een toeslag van 25 % op het basissalaris van de huidige directeur, dat de voormalige directeur van de Landsloterij deze toeslag jarenlang heeft genoten. De Raad is van oordeel dat genoemde motivering niet voldoende is. Indien de toeslag op het salaris van de voormalige directeur een persoonsgebonden toeslag betrof, is het volgens de Raad niet vanzelfsprekend dat de huidige directeur ook die toeslag op zijn salaris moet genieten.
De Raad adviseert de regering om bovengenoemde motivering te heroverwegen.

III. Opmerkingen van redactionele aard

Opmerkingen van redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de onderhavige ontwerpbegroting bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 4 december 2012

de Ondervoorzitter, de Secretaris,
namens deze,

___________________________ __________________
mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop mevr. mr. I. Hiemcke