no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/33-15-LV

Uitgebracht op : 15/03/2016
Publicatie datum: 14/06/2016

Ontwerplandsverordening houdende regels inzake het toezicht op effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders (Landsverordening toezicht effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders) (zaaknummer 2015/010869)

Ontwerplandsverordening houdende regels inzake het toezicht op effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders (Landsverordening toezicht effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders) 
(zaaknummer 2015/010869) 

Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 21 september 2015 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 14 maart 2016, bericht de Raad u als volgt.

Algemeen

1. De Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten

Op 24 november 2015 is de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten[1] (hierna: de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen) in werking getreden. Het voornaamste doel van voornoemde landsverordening is de actualisering en harmonisatie van de landsverordeningen op grond waarvan de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: de Bank) toezicht uitoefent op financiële instellingen. [2]

De Bank krijgt op grond van de onderhavige landsverordening nieuwe  bevoegdheden met betrekking tot het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen, in dit geval op effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders. Tegen die achtergrond heeft de Raad bij zijn advisering over de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: het ontwerp) de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen en het advies van de Raad over het ontwerp van die landsverordening [3] (hierna: het Advies) betrokken.

2.  Eenvormige toezichtlandsverordening

a. De eis van eenvormigheid van een toezichtlandsverordening en de totstandkomingsprocedure daarvoor

Artikel 3, tweede lid, van het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten (hierna: Centrale Bank-Statuut) bepaalt dat Curaçao en Sint Maarten zullen waarborgen dat hun nationale wetgeving, voor zover in relatie tot de doelstellingen van de Bank en de daarop berustende uitvoeringsbepalingen, eenvormig en verenigbaar zijn met het Centrale Bank-Statuut, alsmede een gelijkluidende ingangsdatum bevatten.

Voor het uit te oefenen toezicht op de financiële instellingen ter verwezenlijking van het bevorderen van de gezondheid van het financiële systeem van Curaçao en Sint Maarten, bepaalt artikel 8, tweede lid, van het Centrale Bank-Statuut dat de Bank het toezicht ingevolge de in dat artikellid opgenomen toezichtlandsverordeningen uitoefent volgens regels die bij eenvormige landsverordening worden gesteld.

Op grond van artikel 117, tweede lid, van het ontwerp is artikel 8, tweede lid, van het Centrale Bank-Statuut van toepassing op de onderhavige landsverordening. Dit betekent dat het thans te regelen toezicht op effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders bij eenvormige landsverordening moet plaatsvinden.

In het Advies is de Raad in onderdeel I-2 (pagina’s 2 tot en met 4) al ingegaan op dit aspect. De Raad heeft de regering daarbij geadviseerd om een aanvang te maken met het traject tot vaststelling van procedureregels voor de totstandkoming van een eenvormige landsverordening als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Centrale Bank-Statuut. Daarbij zouden de procedureregels van de Samenwerkingsregeling eenvormig procesrecht Aruba, Curaçao en Sint Maarten als leidraad kunnen dienen. Zolang de procedureregels voor de totstandkoming van een eenvormige landsverordening niet zijn vastgesteld, zou de regering in samenspraak met de regering van Sint Maarten, op ambtelijk niveau afspraken moeten maken over de eenvormigheid van de onderhavige toezichtlandsverordening, zodat deze in elk van de landen gelijkluidend en gelijktijdig in werking kan treden.

b.  De reactie van de regering op het advies van de Raad over de ontwerplandsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen

In haar reactie op het Advies stelt de regering dat zij het met de Raad eens is dat de totstandkomingsprocedure voor eenvormige landsverordeningen bij onderlinge regeling tussen Sint Maarten en Curaçao vastgelegd moet worden en dat de regering een dergelijke regeling in voorbereiding heeft.[4] De regering geeft daarbij aan dat zolang de landen geen overeenstemming hebben bereikt over de procedure, de eenvormigheid het beste gediend is met ambtelijke afstemming zoals door de Raad in het Advies is aangegeven.

c.  Advies

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting te vermelden wat de stand van zaken is met betrekking tot de overeen te komen onderlinge regeling tussen Curaçao en Sint Maarten over de totstandkomingsprocedure van eenvormige landsverordeningen en wanneer verwacht wordt dat de besluitvorming over deze onderlinge regeling wordt afgerond.

Tevens adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting op te nemen op welke wijze aan de eis van eenvormigheid zal worden voldaan met betrekking tot de vaststelling van de onderhavige landsverordening.

Openbaarheid van de vergaderingen van de Bank

Hoewel de Bank op grond van het ontwerp algemeen verbindende voorschriften kan vaststellen, is de openbaarheid van vergaderingen van de Bank waarin deze voorschriften worden vastgesteld niet geregeld. In het Advies [5] wijst de Raad de regering erop dat de openbaarheid van de vergaderingen van de Bank waarin algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld, één van de onderwerpen is dat ingevolge artikel 111, tweede lid, van de Staatsregeling van Curaçao (hierna: de Staatsregeling) bij landsverordening moet worden geregeld. In reactie daarop stelt de regering[6], dat naar analogie van de wijze van vaststelling van ministeriële regelingen met algemene werking, de algemeen verbindende voorschriften van de Bank niet eerst in een openbare vergadering worden behandeld. De plicht hiertoe geldt slechts ten aanzien van de hoogste nationale wettelijke regeling, te weten de landsverordening.

De Raad wijst er – wederom – op dat artikel 111, tweede lid, van de Staatsregeling een verplichting inhoudt om zowel de inrichting, samenstelling en bevoegdheden van de Bank, alsmede de openbaarheid van de vergaderingen van de Bank, bij landsverordening te regelen. Het belang van het regelen van dit onderwerp is dat de door de Bank gemaakte afwegingen kenbaar kunnen zijn bij besluiten van algemene aard, waaronder het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels. Een minister is voor zijn handelen en nalaten verantwoording verschuldigd aan de Staten en dient tegen die achtergrond openheid van zaken te geven, in tegenstelling tot de Bank. De vergelijking van het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften van de Bank met ministeriële regelingen met algemene werking door de regering gaat om die reden niet op.

De Raad adviseert de regering in samenwerking met Sint Maarten de openbaarheid van vergaderingen van de Bank te regelen in een ontwerp tot wijziging van het Centrale Bank-Statuut.

Richtlijnen van de Bank

Op verschillende plaatsen in het ontwerp wordt aan de Bank de bevoegdheid verleend tot het geven van richtlijnen. De indruk bestaat dat het verlenen van de bevoegdheid tot het geven van richtlijnen niet in alle gevallen het juiste instrument is. Gewezen wordt op bijvoorbeeld artikel 28, zesde lid, van het ontwerp, op grond waarvan de Bank richtlijnen kan geven omtrent de uitbesteding van werkzaamheden en tevens kan bepalen welke werkzaamheden niet mogen worden uitbesteed. Volgens de Raad dient het bepalen van de werkzaamheden die niet mogen worden uitbesteed niet in een richtlijn te worden opgenomen maar in een algemeen verbindend voorschrift.

De Raad adviseert de regering in het ontwerp na te gaan of het geven van richtlijnen door de Bank met betrekking tot de diverse onderwerpen, in alle gevallen het juiste instrument is.

Vernietiging en schorsing

Vernietiging van een door de Bank vastgesteld algemeen verbindend voorschrift

Artikel 116 van het ontwerp is een standaardbepaling die in alle toezichtlandsverordeningen voorkomt, onder ander artikel 6b van de Landsverordening toezicht bank-  en kredietwezen 1994. Ingevolge artikel 116, zesde lid, van het ontwerp kunnen de door de Bank vastgestelde voorschriften worden geschorst of vernietigd door de Gouverneur indien zij in strijd zijn met het recht of het algemeen belang. De voordracht tot vernietiging geschiedt in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van Ministers.

De Raad maakt ten aanzien hiervan de volgende opmerkingen.

De Staatsregeling is een kaderregeling die veelal uitgewerkt moet worden in landsverordeningen. Artikel 111 van de Staatsregeling regelt de vernietiging van de door de Bank vastgestelde algemeen verbindende voorschriften. Daarbij is in het zesde lid van artikel 111 van de Staatsregeling bepaald dat de Raad van Advies wordt gehoord over een voorgenomen besluit tot vernietiging. Geconstateerd wordt dat deze bepaling uit de Staatsregeling niet is uitgewerkt in de standaardtoezichtbepaling, hetgeen alsnog moet gebeuren.

Schorsing van een door de Bank vastgesteld algemeen verbindend voorschrift

Ingeval de Gouverneur tot schorsing van een algemeen verbindend voorschrift van de Bank wenst over te gaan dient uit het ontwerp duidelijk te worden opgemaakt wat de maximale termijn voor de schorsing is. Na verloop van de maximaal gegeven schorsingstermijn zal de Gouverneur een definitief besluit moeten nemen over de vraag of het geschorste besluit al dan niet vernietigd moet worden. Aangezien in artikel 116 van het ontwerp geen maximale schorsingstermijn is opgenomen, zal dit alsnog moeten gebeuren.

Ook moet in het ontwerp worden geregeld wat de gevolgen zijn indien na verloop van de maximaal vastgestelde schorsingstermijn geen besluit tot vernietiging tot stand is gekomen.

De Gouverneur neemt zijn besluit tot vernietiging na de Raad van Advies te hebben gehoord. Bij de aanpassing van artikel 116 van het ontwerp is het gewenst om de afweging te maken of de Raad van Advies ook gehoord moet worden over een voorgenomen besluit tot schorsing van een door de Bank vastgesteld algemeen verbindend voorschrift.

Advies

De Raad adviseert de regering artikel 116 van het ontwerp en de standaardtoezichtbepaling in de andere toezichtlandsverordeningen aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

Overige inhoudelijke opmerkingen

Het ontwerp

Artikel 1

De Raad adviseert de regering in het ontwerp op te nemen dat het landsbesluit, gebaseerd op artikel 1, onderdeel n, van het ontwerp, waarin bedoelde vertegenwoordigende organisatie wordt aangewezen, wordt gepubliceerd in het blad waarin van Landswege de officiële berichten worden opgenomen.

Artikel 3

1°. Primaat van de wetgever (eerste lid)

Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het ontwerp wordt de vaststelling van het verlenen van vrijstelling van de bij of krachtens deze landsverordening gestelde regels, gedelegeerd naar een landsbesluit, houdende algemene maatregel en via subdelegatie naar een ministeriële regeling met algemene werking. Zie daartoe de term “bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen” in voornoemd artikellid. De vrijstelling kan worden verleend indien de belangen die de onderhavige landsverordening beoogt te beschermen zich daartegen niet verzetten en tevens moet de Bank vooraf worden gehoord. Op grond van voornoemd artikellid worden in de lagere regelgeving zo nodig beperkingen gesteld of voorschriften verbonden aan de vrijstelling.

De Raad is van oordeel dat voornoemde delegatiegrondslag niet concreet begrensd is. Het uitgangspunt bij het delegeren van regelgevende bevoegdheid is dat het zo concreet en nauwkeurig mogelijk wordt begrensd. [7] Dit houdt in dat de omstandigheden waarin van de gedelegeerde bevoegdheid gebruik mag worden gemaakt en de doeleinden waartoe zij mag worden gebruikt, geconcretiseerd moeten worden. In dit geval dient het ontwerp zo concreet mogelijk de belangen aan te duiden ter bescherming waarvan bij lagere regelgeving nadere regels mogen worden gesteld. De op lager niveau vast te stellen voorschriften moeten gezien worden als een uitwerking van dat wat de formele wetgever voor ogen staat. Hiervoor is het noodzakelijk dat de formele wetgever zijn bedoelingen en grenzen daarvan in het ontwerp aangeeft.

Daarbij geldt tevens het primaat van de wetgever als richtsnoer, wat betekent dat bij de verdeling van de elementen van een regeling over een landsverordening en lagere regelgeving, de landsverordening ten minste de hoofdelementen van de regeling bevat. [8] In dit licht wijst de Raad de regering erop dat voorschriften die de grondslag vormen van een stelsel van vergunningen of een stelsel waarbij anderszins de toelaatbaarheid van handelen afhankelijk wordt gesteld van verlof van de overheid in het ontwerp, dus de onderhavige landsverordening, dienen te worden opgenomen. [9]

De Raad adviseert de regering artikel 3, eerste lid, van het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

2°. Delegatie aan een minister (eerste lid)

De Raad merkt op dat het gebruik van de term “bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen” de mogelijkheid opent dat de in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp niet nader aangeduide vrijstellingsmogelijkheden in feite bij ministeriële regeling met algemene werking worden vastgesteld. De Raad attendeert de regering erop dat delegatie van regelgevende bevoegdheid aan een minister beperkt moet zijn tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven of voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. Ook het verwerken in de Curaçaose wetgeving van internationale regelgeving die geen ruimte laten voor het maken van beleidsinhoudelijke keuzes kunnen bij ministeriële regeling met algemene werking worden vastgesteld. [10]

Naar het oordeel van de Raad dienen bij het redigeren van artikel 3, eerste lid, van het ontwerp de aanwijzingen 15, 17, eerste lid, onderdeel a, 18 en 19 van de Aanwijzingen in acht te worden genomen.

De Raad adviseert de regering artikel 3, eerste lid, van het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

3°. Toetsingscriteria voor ontheffing (tweede lid)

De Bank kan ingevolge artikel 3, tweede lid, van het ontwerp al dan niet voor bepaalde tijd, geheel of gedeeltelijk, ontheffing verlenen van de bij of krachtens de onderhavige landsverordening gestelde regels. Verder moet de aanvrager naar genoegen van de Bank aantonen dat de belangen die de onderhavige landsverordening beoogt te beschermen daardoor niet in het gedrang komen en de doeleinden die bedoelde regels beogen te gebruiken anderszins kunnen worden bereikt. De Raad vindt deze bepaling onduidelijk omdat uit het ontwerp niet blijkt welke belangen de onderhavige landsverordening beoogt te beschermen en welke doeleinden de nog vast te stellen regels beogen te beschermen. Er zijn geen concrete dan wel richtinggevende toetsingscriteria vermeld.

De Raad adviseert de regering artikel 3, tweede lid, van het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

Artikel 5

1°. Eerste lid, onderdeel k

Volgens de toelichting op artikel 5 van het ontwerp hebben de gronden in artikel 5, eerste lid, onder d, j en k, betrekking op de niet naleving van de bij of krachtens het ontwerp gestelde voorschriften of aan de vergunning, toestemming of ontheffing verbonden voorschriften of gestelde beperkingen, een aanwijzing van de Bank of de toepasselijke wet- en regelgeving op het gebied van bestrijding en voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering. [11]

Ingevolge artikel 5, eerste lid, onderdeel k, van het ontwerp kan het niet naleven van de bij of krachtens de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening (hierna: LIFD) en de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties (hierna: LvMOT), of andere gestelde voorschriften die naar het oordeel van de Bank niet of onvoldoende worden nageleefd, een reden zijn tot wijziging of intrekking van een vergunning, toestemming of ontheffing.

De Raad vindt dat voornoemde intrekkings- en wijzigingsgrond te ruim is geformuleerd, met name de zinsnede “of andere gestelde voorschriften die naar het oordeel van de Bank niet of onvoldoende worden nageleefd”. Dit is onvoldoende concreet geformuleerd omdat daarin niet is opgenomen, zoals de memorie van toelichting aangeeft, dat de voorschriften betrekking moeten hebben op de bestrijding en voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering. De Raad gaat ervan uit dat met “voorschriften” worden bedoeld algemeen verbindende voorschriften.

De Raad adviseert de regering artikel 5, eerste lid, onderdeel k, van het ontwerp in overeenstemming te brengen met de toelichting daarop.

2°. Eerste lid, laatste volzin en tweede lid

Voor het overige adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting aan te geven wanneer het besluit van de Bank tot intrekking van de vergunning, toestemming of ontheffing per aangetekende brief wordt meegedeeld aan de houder van de vergunning, toestemming of ontheffing (artikel 5, eerste lid, laatste volzin) en wanneer bij deurwaardersexploot aan de effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder wordt betekend (artikel 5, tweede lid), en indien nodig artikel 5 van het ontwerp aan te passen.

Artikel 7

1°. Eerste lid

Artikel 7, eerste lid, van het ontwerp bepaalt dat de ingevolge het ontwerp te geven richtlijnen door de Bank mede betrekking kunnen hebben op de uitvoering van de voorschriften in “andere landsverordeningen”. Naar het oordeel van de Raad is dit artikellid te ruim geformuleerd aangezien het om iedere willekeurige landsverordening kan gaan en er reeds voorschriften en richtlijnen kunnen zijn geformuleerd door bestuursorganen die op grond van die “andere landsverordeningen” daartoe bevoegd zijn. Ook speelt dan de vraag wat de verhouding is tussen de door die bestuursorganen gegeven voorschriften en richtlijnen en de te geven voorschriften en richtlijnen van de Bank met betrekking tot de “andere landsverordeningen”.

De Raad adviseert de regering artikel 7, eerste lid, van het ontwerp aan te passen alsook de memorie van toelichting aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

2°. Derde lid

De Raad adviseert de regering, onder het schrappen van de punt aan het einde van het derde lid, aan het derde lid toe te voegen: en treden niet eerder in werking dan na die bekendmaking.

Artikel 11

Artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van het ontwerp bepaalt dat de Bank nadere, bij richtlijn bepaalde gegevens kan vragen bij een aanvraag om afgifte van een vergunning als bedoeld in artikel 8 van het ontwerp. De Raad is van oordeel dat deze richtlijnen te maken moeten hebben met met name genoemde belangen of doeleinden. Voor een voorbeeld van zo’n formulering verwijst de Raad naar artikel 16 van het ontwerp.

De Raad adviseert artikel 11, eerste lid, onderdeel k, van het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

Artikel 28

In artikel 28, vierde lid, van het ontwerp staat dat een effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder geen werkzaamheden mag uitbesteden aan personen die het dagelijks beleid bepalen, daaronder mede te verstaan het vaststellen van het beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid.

In de toelichting op voornoemd artikellid staat dat dit artikellid bepaalt dat de werkzaamheden die samenhangen met het bepalen van het dagelijks beleid en het afleggen van verantwoording over het gevoerde beleid in elk geval niet mogen worden uitbesteed. [12] De Raad stelt vast dat er een discrepantie is tussen artikel 28, vierde lid, van het ontwerp en de toelichting daarop.

De Raad adviseert de regering het ontwerp in overeenstemming te brengen met de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande.

Artikel 46

De Raad adviseert de regering in artikel 46, eerste lid, van het ontwerp op te nemen dat de externe deskundige verplicht is te voldoen aan de oproep van de Bank.

Artikel 60

Volgens de memorie van toelichting [13] is de in dat artikel opgenomen bevoegdheid van de Bank niet onbegrensd. De Bank kan van deze bevoegdheid tot het vergaren van inlichtingen, genoemd in artikel 60 van het ontwerp, alleen gebruik maken voor zover dat voor de vervulling van haar taak ingevolge de onderhavige landsverordening redelijkerwijs noodzakelijk is. De Raad is van oordeel dat deze begrenzing ook in artikel 60 van het ontwerp moet worden opgenomen, met dien verstande dat in voornoemd artikellid wordt bepaald dat de betreffende bevoegdheid gebruikt mag worden voor zover dat voor de vervulling van de taak van de Bank redelijkerwijs noodzakelijk is.

De Raad adviseert de regering artikel 60, eerste lid, van het ontwerp aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

Artikel 73

In artikel 73, tweede lid, van het ontwerp staat dat het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Gemeenschappelijk Hof) kan beslissen het betreffende beroepschrift toe te zenden naar de Bank, overeenkomstig artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de LAR), indien behandeling door de Bank gewenst is. En artikel 73, derde lid, van het ontwerp bepaalt dat dit ook geldt voor verzoeken om schorsing of verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening.

Artikel 73, tweede lid, regelt de concentratie van rechtsbescherming. De Raad is van oordeel dat niet alleen het Gemeenschappelijk Hof in hoger beroep de bevoegdheid moeten krijgen om te beslissen of het beroepschrift aan de Bank wordt toegestuurd indien hij dat gewenst acht, maar ook het Gerecht in Eerste Aanleg moet die bevoegdheid in geval van beroep krijgen.

De Raad adviseert de regering het ontwerp op dit punt aan te passen.

Tevens adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting een gedegen toelichting te geven op artikel 73 van het ontwerp en de werking daarvan.

Artikel 86

Artikel 86 van het ontwerp bepaalt dat de betaling van een geldschuld in beginsel geschiedt binnen zes weken nadat de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Hoewel de Raad ervan uitgaat dat hier bedoeld wordt de invorderingsbeschikking (zie de uitleg daarover in de toelichting op artikel 71 [14]), vindt de Raad dat uit het ontwerp ondubbelzinnig moet blijken om welke beschikking het gaat, aangezien het ontwerp verschillende beschikkingen kent, waaronder de last onder dwangsom (artikel 66 van het ontwerp), de bestuurlijke boete (artikel 75 van het ontwerp), de beschikking tot het verlenen van uitstel van betaling (artikel 87 van het ontwerp) en de beschikking tot vaststelling van de wettelijke rente (artikel 89 van het ontwerp). In de toelichting op artikel 68 wordt dit niet nader toegelicht.

Voor de Raad is het niet duidelijk wanneer sprake is van een beschikking die op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Duidelijkheid hierover is noodzakelijk om te kunnen vaststellen wanneer de termijn van betaling aanvangt en eindigt. Dit kan niet uit het ontwerp worden afgeleid en wordt in de memorie van toelichting ook niet toegelicht. Volgens de Raad zou daarmee bedoeld kunnen zijn de dag waarop de beschikking is verzonden of uitgereikt ingevolge de artikelen 16, tweede lid en 56, tweede lid, van de LAR.

De Raad adviseert de regering het ontwerp aan te passen en de memorie van toelichting aan te vullen met inachtneming van het bovenstaande.

Artikel 90

De Raad adviseert de regering in artikel 90, derde lid, van het ontwerp een maximumbedrag op te nemen voor de vergoeding die de Bank in rekening mag brengen voor het versturen van een aanmaning.

Artikel 101

De Raad adviseert de regering artikel 101, eerste lid, van het ontwerp in overeenstemming te brengen met de corresponderende artikelen in de andere toezichtlandsverordeningen. Zie daartoe de Landsverordening actualisering en harmonisering toezichtlandsverordeningen, bijvoorbeeld artikel I, onderdeel DD (nieuw artikel 41c, eerste lid, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994) en artikel II, onderdeel KK (nieuw artikel 79ll van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf). In de laatstgenoemde artikelen kan de Bank de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd slechts bekendmaken indien het doel van het door de Bank uit te oefenen toezicht op de naleving van de betreffende toezichtlandsverordening zulks bepaaldelijk vordert en zich daartegen geen zwaarwegende belangen verzetten, waaronder die van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 103

De Bank is ingevolge artikel 103, tweede lid, van het ontwerp niet gehouden de betrokkene in de gelegenheid te stellen om over het voornemen tot openbaarmaking van overtredingen zijn zienswijze naar voren te brengen. Reeds eerder heeft de Raad over een gelijksoortige bepaling geadviseerd de betrokkene altijd in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen ten behoeve van een adequate bescherming van degene wiens handelen of nalaten openbaar wordt gemaakt.[15] Dit geldt temeer nu zwaarwegende belangen van de betrokkene zich kunnen verzetten tegen publicatie van diens naam, het adres en de woonplaats als de regering het advies van de Raad ten aanzien van artikel 101 van het ontwerp overneemt.

De Raad adviseert de regering het ontwerp met inachtneming van het vorenstaande aan te passen.

Artikel 110

Artikel 110, zesde lid, van het ontwerp bepaalt dat als met betrekking tot een besluit tot het geven van een openbare waarschuwing wordt verzocht om een voorlopige voorziening op grond van de LAR, de werking van het besluit wordt opgeschort, totdat er een uitspraak is van het Gerecht.

De Raad brengt onder de aandacht dat de corresponderende bepalingen in andere toezichtlandsverordeningen die met de inwerkingtreding van de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen, anders luiden. Daarvoor wijst de Raad op onder meer artikel 41g van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 en artikel 79pp van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf. Ingevolge genoemde artikelen wordt de openbare waarschuwing opgeschort totdat de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken, of indien bezwaar of beroep is ingesteld totdat op het bezwaar of beroep is beslist.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven om welke reden het ontwerp op dit punt verschilt van de andere toezichtlandsverordeningen.

Artikel 111

De Raad is van mening dat de delegatiebepaling in artikel 111 van het ontwerp te ruim is geredigeerd en onvoldoende bepaald is. Volgens de Raad kunnen in dit geval slechts “nadere regels” [16] worden gesteld ter uitvoering van de onderhavige landsverordening. Deze nadere regels moeten bovendien beperkt zijn tot voorschriften van administratieve aard, uitwerking van de details van een regeling en voorschriften die dikwijls wijziging behoeven en voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. [17]

Afgezien van het feit dat de Raad van oordeel is dat de hoofdstukken VIII (Toezicht en handhaving) en IX (Opsporing en strafbepaling) van het ontwerp zich naar hun aard niet lenen voor bij ministeriële regeling met algemene werking te stellen nadere regels, vindt de Raad dat de bepalingen ten aanzien waarvan nadere regels kunnen worden gesteld uitdrukkelijk in artikel 111 van het ontwerp moeten worden genoemd.

De Raad constateert dat ook de toelichting op artikel 111 niet in overeenstemming is met artikel 111 van het ontwerp. In die toelichting staat dat het de Minister van Financiën is toegestaan in het algemeen regels te stellen ter zake van de uitoefening door de toezichthouders van de bevoegdheid tot toepassing van bestuurlijke sancties. [18]

De Raad adviseert artikel 111 van het ontwerp en de toelichting daarop in overeenstemming te brengen met elkaar, met inachtneming van het bovenstaande.

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsveror- dening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

Willemstad, 15 maart 2016

de Ondervoorzitter,                                            de Secretaris,

___________________________                        ____________________

mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop                       mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

[1] P.B. 2015, no. 67.

[2] Memorie van toelichting bij de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen

  Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, pagina 1, onderdeel “1. Inleiding”.

[3] RvA no. RA/26-14-LV d.d. 19 november 2014.

[4] Memorie van toelichting bij de Landsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen

  pagina 43, onderdeel “4.2. Advies Raad van Advies Curaçao”.

[5] Pagina 5, bij onderdeel “b. De openbaarheid van de vergaderingen van de Bank”.

[6] Memorie van toelichting bij de ontwerplandsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverorde-

 ningen Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, onderdeel “4. Advies van de Raad van Advies”, pagina 39.

[7]  Aanwijzing 18 van de Aanwijzingen voor de regelgeving Curaçao (hierna: Aanwijzingen).

[8]  Aanwijzing 15 van de Aanwijzingen.

[9]  Aanwijzing 17, eerste lid, onderdeel a, van de Aanwijzingen.

[10] Aanwijzing 19 van de Aanwijzingen.

[11] Memorie van toelichting bij het ontwerp, de toelichting op artikel 5, op pagina 6.

[12] Memorie van toelichting, pagina 15, eerste tekstblok.

[13] Memorie van toelichting, pagina 22, laatste tekstblok.

[14] Memorie van toelichting, pagina 25.

[15] Het Advies, pagina 12, onderdeel “4°. De openbaarmaking van overtredingen”.

[16] Aanwijzing 24 van de Aanwijzingen.

[17] Aanwijzing 19 van de Aanwijzingen.

[18] Memorie van toelichting, pagina 37.

 

Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

Het ontwerp

Algemeen

Ingevolge aanwijzing 24 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (hierna: Aanwijzingen) wordt bij delegatie van regelgevende bevoegdheid, dus delegatie van de bevoegdheid algemeen verbindende voorschriften vast te stellen, gesproken over “regels”. In het ontwerp en de memorie van toelichting wordt hiervoor op diverse plaatsen echter de term “voorschriften” gebruikt. Gewezen wordt op bijvoorbeeld artikel 10 van het ontwerp en pagina 8, laatste tekstblok van de memorie van toelichting.

De term “voorschriften” wordt in het ontwerp ook in een andere betekenis gebruikt, te weten in de zin van verplichtingen die bij een beschikking, ontheffing of toestemming worden opgelegd. Dit gebruik is in overeenstemming met aanwijzing 101 van de Aanwijzingen. Zie hiervoor onder meer de artikelen 4, zevende lid, en 5, eerste lid. Een voorbeeld in de memorie van toelichting is te vinden op pagina 6.

Afhankelijk van de context heeft deze term in het ontwerp en de memorie van toelichting verschillende betekenissen. Zie artikel 5, zevende lid, van het ontwerp en tevens de toelichting op artikel 5, vijfde lid van het ontwerp op pagina 6 (de laatste drie volzinnen) waarin de term “voorschriften” zowel betrekking heeft op algemeen verbindende voorschriften als op voorschriften verbonden aan een vergunning.

De regering onderkent dit en merkt daarbij op dat het verwarring kan wekken.[1] Omdat het niet alleen verwarring kan wekken maar tevens niet correct is, wordt voorgesteld het ontwerp en de memorie van toelichting aan te passen met inachtneming van de aanwijzingen 24 en 101 van de Aanwijzingen.

Het formulier van bekendmaking

Onder verwijzing naar artikel 7 van de Bekendmakingsverordening wordt voorgesteld in het formulier van bekendmaking de zinsnede “I N  N A A M  V A N  DE  K O N I N G !” te vervangen door “In naam van de Koning!”.

Artikel 1

Voorgesteld wordt in onderdeel j na “bank- en kredietwezen” het jaartal “1994” in te voegen.
Onder verwijzing naar aanwijzing 63, tweede lid, van de Aanwijzingen en het bij die aanwijzing behorende voorbeeld, wordt voorgesteld in onderdeel m tussen “register” en “bedoeld” een komma in te voegen.
Voorgesteld wordt in onderdeel q “witwassen van geld” te vervangen door “witwassen”. [2]
Voorgesteld wordt in onderdeel s de zinsnede “artikel 1 van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf” te vervangen door “artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf”.

Artikel 3

Voorgesteld wordt in artikel 3, eerste lid, tussen “kan” en “de Bank” een komma te plaatsen.

Artikel 5

Onder verwijzing naar de terminologie in artikel 4, tweede lid, van het ontwerp, wordt voorgesteld in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, na “onvolledige gegevens” in te voegen “en bescheiden” en na “volledige gegevens” in te voegen “en bescheiden”.
Voorgesteld wordt in de eerste volzin van het vijfde lid “ter stond” te vervangen door “terstond”.

Artikel 7

Voorgesteld wordt in het derde lid van artikel 7, en overigens overal in het ontwerp, “bekend gemaakt” te vervangen door “bekendgemaakt”.

Artikel 9

Voorgesteld wordt in het eerste lid na “Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen” het jaartal “1994” in te voegen.

Artikel 10

Voorgesteld wordt artikel 10, tweede lid, aanhef, van het ontwerp te vervangen door “De algemeen verbindende voorschriften, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, regelen in ieder geval de volgende onderwerpen:”.

Artikel 14

Voorgesteld wordt de opsomming in artikel 14, tweede lid, overeenkomstig aanwijzing 77, eerste lid, van de Aanwijzingen op te stellen.

Artikel 17

Voorgesteld wordt in artikel 17, tweede lid, van het ontwerp de zinsnede “in de bevolkingsregisters” te vervangen door “in de basisadministratie, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening basisadministratie persoonsgegevens”. [3]

Onder verwijzing naar de formulering in artikel 17, tweede lid, wordt voorgesteld in artikel 17, tweede lid, de zinsnede “Ten minste één persoon” te vervangen door “Ten minste één natuurlijke persoon”.

Artikel 18

Onder verwijzing naar artikel 21, tweede lid, onderdeel a, van het ontwerp geeft de Raad de regering in overweging om in artikel 18, eerste lid, na “de raad van commissarissen” in te voegen “of ander orgaan”.

Artikel 28

Voorgesteld wordt in de eerste volzin van het eerste lid van artikel 28 de zinsnede “de ingevolge deze landsverordening met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende onderneming of instelling van toepassing zijnde regels naleeft” te vervangen door “de bij of krachtens deze landsverordening met betrekking tot die werkzaamheden op de uitbestedende onderneming of instelling vastgestelde regels naleeft ”.

De Raad geeft in overweging in artikel 28, zesde lid, in de eerste volzin de zinsnede “eerste tot en met het vierde lid” te vervangen door “het bepaalde in dit artikel”, waardoor  het vijfde lid van artikel 28 daar ook onder valt.

Artikel 32

Voorgesteld wordt in artikel 32, eerste lid, de zinsnede “tussen haar en haar cliënten” en “tussen haar cliënten onderling” te vervangen door “tussen hem en zijn cliënten” respectievelijk “tussen zijn cliënten onderling”.

Artikel 36

Voorgesteld wordt in artikel 36, eerste lid, de zinsnede “namens haar” te vervangen door “namens hem” en “haar dienstverlening” door “zijn dienstverlening”.

Artikel 38

Voorgesteld wordt in artikel 38, tweede lid “haar dienstverlening” te vervangen door “zijn dienstverlening”.

Artikel 39

De Raad geeft in overweging artikel 39, tweede lid, te herformuleren.

Onder verwijzing naar artikel 1, onderdeel h, van het ontwerp stelt de Raad voor in artikel 39, derde lid, van het ontwerp twee keer “Gerecht” te vervangen door “gerecht”.

Artikel 43

Voorgesteld wordt in artikel 43, zevende lid, de zinsnede “artikel 10, zevende lid,” te vervangen door “artikel 10, zesde lid”.

Artikel 45

Voorgesteld wordt in artikel 45, derde lid, twee keer vóór het woord “dochtermaatschappij” het woord “de” in te voegen.

Artikel 46

Voorgesteld wordt, gezien de toelichting op dit artikellid [4], in het eerste lid van artikel 46  de zinsnede “een externe deskundige” te vervangen door “de externe deskundige”.

Tevens wordt voorgesteld in artikel 46, eerste lid, de zinsnede “artikel 45, tweede lid” te vervangen door “artikel 45, eerste lid”.

Artikel 54

Voorgesteld wordt in artikel 54, vierde lid, twee keer “het Meldpunt, bedoeld in artikel 2,” te vervangen door “de financiële inlichtingen eenheid Curaçao, bedoeld in artikel 2,”. [5]

Onder verwijzing naar de gelijksoortige bepaling in andere toezichtlandsverordeningen [6] wordt tevens voorgesteld in de laatste volzin van artikel 54, vijfde lid, de woorden “tweede lid” te vervangen door “derde lid”.

Artikel 55

Voorgesteld wordt de laatste twee volzinnen van artikel 55 in een apart lid, het vijfde lid, op te nemen.

Artikel 57

Voorgesteld wordt in artikel 57, eerste lid de zinsnede “artikel 9 lid,,” te corrigeren.

Artikel 58

Voorgesteld wordt in artikel 58:

in het eerste lid de woorden “aangewezen personen” te vervangen door “aan te wijzen functionarissen” en in het tweede, derde, en vierde lid “aangewezen personen” respectievelijk “aangewezen werknemers van de Bank” te vervangen door “aangewezen functionarissen”, gelijk de in de andere toezichtlandsverordeningen gebruikte terminologie [7];
onderdeel d van het derde lid, te laten inspringen, zodat het in een gelijke lijn komt te staan met de andere onderdelen van dat artikellid.

Artikel 59

Voorgesteld wordt in artikel 59, derde lid, het woord “De” te vervangen door “Een”.

Artikel 60

Voorgesteld wordt in artikel 60, eerste lid, “overheidsinstantie” te vervangen door “overheidsinstanties”.

Artikel 61

Voorgesteld wordt in artikel 61, derde lid “een ontwikkeling dat” te vervangen door “een ontwikkeling die”.

Artikel 62

Voorgesteld wordt in artikel 62, eerste lid “de aanwijzing, bedoeld” te vervangen door “een aanwijzing als bedoeld” en in het tweede lid “haar zienswijze” door “zijn zienswijze”.

Artikel 66

Voorgesteld wordt in artikel 66, eerste lid:

de zinsnede “4, vijfde lid” te vervangen door “4, zevende lid”;
de zinsnede “10, vierde en vijfde lid” te vervangen door “10, vijfde en zesde lid”;
de vermelding “artikel 13, eerste lid” te heroverwegen;
het getal “17” te vervangen door “17, eerste en tweede lid,”;
de zinsnede “20, eerste en derde lid” te vervangen door “20, eerste lid”.

Artikel 68

Voorgesteld wordt in artikel 68, eerste lid “ingeval van” te vervangen door “in geval van”.

Artikel 73

Voorgesteld wordt in het derde lid de zinsnede “dan wel op een voorlopige voorziening” te vervangen door “dan wel een verzoek om een voorlopige voorziening”.

Artikel 75

Voor de opmerkingen van de Raad met betrekking tot artikel 75 van het ontwerp verwijst de Raad naar zijn opmerkingen bij artikel 66 van het ontwerp.

Artikel 79

Voorgesteld wordt artikel 79, tweede lid, op een nieuwe regel te doen aanvangen.

Artikel 87

Voorgesteld wordt in het eerste, tweede en vierde lid, van artikel 87 van het ontwerp, het begrip “toezichthouder” te vervangen door “Bank”.

Artikel 91

Onder verwijzing naar de artikel 57, achtste lid, van het ontwerp, wordt voorgesteld in artikel 91, tweede lid, van het ontwerp tussen “op” en de daaropvolgende komma, in te voegen de zinsnede “in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering”.

Tevens wordt voorgesteld in het tweede lid, van artikel 91 van het ontwerp “de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering” te vervangen door “de voorschriften van genoemd wetboek”.

Artikel 110

Voorgesteld wordt in artikel 110, zesde lid, “artikel 84” te vervangen door “artikel 85”.

Artikel 111

Onder verwijzing naar aanwijzing 24 van de Aanwijzingen wordt voorgesteld in artikel 11 van het ontwerp tussen “werking” en “regels” het woord “nadere” in te voegen.

Tevens wordt voorgesteld bij de formulering van deze delegatiebepaling aan te sluiten bij aanwijzing 22, eerste lid, van de Aanwijzingen.

Artikel 113

Voor de opmerkingen van de Raad met betrekking tot artikel 113 van het ontwerp verwijst de Raad naar zijn opmerkingen bij artikel 66 van het ontwerp.

Artikel 116

Voorgesteld wordt in artikel 116, vierde lid, van het ontwerp de zinsnede “artikel 110, derde lid” te vervangen door “artikel 111, derde lid”.

Artikel 117

Voorgesteld wordt in artikel 117 tweede lid, van het ontwerp “artikel 8” te vervangen door “artikel 8, tweede lid,”;
Ingevolge aanwijzing 175, eerste lid, van de Aanwijzingen worden in de slotbepalingen van een nieuwe regeling alle wijzigingen van een regeling in één artikel opgenomen. In artikel 117 zijn de wijzigingen van twee regelingen, te weten de Kader-vaststellingslandsverordening centrale bank, geldstelsel deviezenverkeer en wisselkoers en het Centrale Bank-Statuut voor Curaçao en Sint Maarten, in één artikel opgenomen.

De Raad stelt voor de wijzigingen van de Kader-vaststellingslandsverordening
centrale bank, geldstelsel deviezenverkeer en wisselkoers en het Centrale Bank-
Statuut voor Curaçao en Sint Maarten in twee verschillende artikelen op te nemen.

Opschrift van de artikelen 119 en 120

Voorgesteld wordt in het opschrift van de artikelen 119 en 120 het woord “Slotbepaling” te vervangen door “Slotbepalingen”.

De memorie van toelichting

Pagina 2

Voorgesteld wordt in de tweede volzin “ten einde” te vervangen door “teneinde”.

Pagina 4

Voorgesteld wordt in het voorlaatste tekstblok bij de definitie van “representatieve organisatie” de zinsnede “een landsbesluit inzake de doorberekening van toezichtkosten uitvaardigt” te vervangen door “een landsbesluit, houdende algemene maatregelen, inzake de doorberekening van toezichtkosten wordt uitgevaardigd”.

Pagina 7

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok “Papiamento” te vervangen door “Papiaments”.

Pagina 8

Voorgesteld wordt in het voorlaatste tekstblok “Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen” te vervangen door “Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994”, “de toezichthouder” door “de Bank” en in het laatste tekstblok “dient er” door “dienen er”.

Tevens wordt voorgesteld de ratio van artikel 10, vijfde lid, laatste volzin en zesde lid, van het ontwerp toe te lichten in de memorie van toelichting, aangezien dit artikellid overbodig lijkt. Zie verder ook artikel 43, zevende lid, van het ontwerp, waarin is bepaald dat artikel 10, zesde lid, van het ontwerp van overeenkomstige toepassing is.

Pagina 9

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok bij onderdeel d, de zinsnede “de gepaard gaande kosten en risico’s van die effecten” te vervangen door “de met die effecten gepaard gaande kosten en risico’s”.

Verder staat in het eerste tekstblok dat de krachtens artikel 10 van de onderhavige landsverordening vast te stellen voorschriften, algemeen verbindende voorschriften (hierna: avv) zijn die door de Bank op grond van de aan de Bank toegekende regelgevende bevoegdheid. Als voorbeeld hiervan wordt verwezen naar de “CBCS Beleidsregel integere bedrijfsvoering bij incident” (hierna: Beleidsregel). De Raad merkt op dat de Beleidsregel geen avv is. Een avv wordt vastgesteld krachtens een wettelijke bevoegdheid tot regelgeving. De Beleidsregel is niet gebaseerd op de “regelgevende” bevoegdheid van de Bank maar op de “bestuursbevoegdheid” van de Bank, waaronder de bevoegdheid tot het verlenen van een vergunning ingevolge artikel 2 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994. Met betrekking tot een aan de Bank toekomende bestuursbevoegdheid, bijvoorbeeld bedoelde vergunningverlening, is de Bank steeds bevoegd beleidsregels vast te stellen. Beleidsregels geven aan hoe een bepaalde bestuursbevoegdheid zal worden uitgeoefend en is tot het bestuursorgaan zelf gericht, in dit geval de Bank. Wel kunnen beleidsregels op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een zekere externe werking hebben. Anders dan een avv kan een beleidsregel aan burgers geen verplichtingen opleggen.[8] Regelgevende bevoegdheid heeft de Bank echter alleen indien die haar bij landsverordening (artikel 111, derde lid, van de Staatsregeling van Curaçao) is verleend. Verder is een avv niet beperkt tot het regelen van rechten, verplichtingen of bevoegdheden, zoals in de onderhavige toelichting staat. Gezien het voorgaande wordt voorgesteld dit onderdeel van het eerste tekstblok te herformuleren.

Tevens wordt voorgesteld het voorlaatste tekstblok te vervangen door “Zie verder ook de toelichting op artikel 116.”.

Pagina 10

Voorgesteld wordt in de laatste volzin van het eerste tekstblok “op haar van toepassing” te vervangen door “op hem van toepassing”.

Tevens wordt voorgesteld de voorlaatste volzin van het tweede tekstblok te vervangen door “Het derde lid regelt voor de duidelijkheid dat de Bank bij het beoordelen van het ontheffingsverzoek uiteraard zal betrekken of in het buitenland aan de instelling, voor zover het betreft het aanbieden van diensten, beperkingen zijn gesteld met betrekking tot de personen aan wie diensten mogen worden aangeboden”.

Pagina 11

Voorgesteld wordt in het tweede tekstblok in de derde volzin “of ander toezichthoudend orgaan” te vervangen door “of een ander toezichthoudend orgaan”.

Pagina 15

Voorgesteld wordt in de vierde volzin van de toelichting op artikel 29 van het ontwerp “haar organisatie” te vervangen door “zijn organisatie”, “haar adres” te vervangen door “zijn adres” en “door haar verleende financiële diensten” te vervangen door “door hem verleende financiële diensten”.

Pagina 16

Voorgesteld wordt in de eerste volzin van de toelichting op artikel 35 de zinsnede “haar verrichte transacties” te vervangen door “hem verrichte transacties”.

Pagina 17

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok in de tweede volzin het woord “de” in te voegen tussen “voor” en “cliënt”.

Pagina 18

Voorgesteld wordt in de vijfde volzin van het tweede tekstblok “zondermeer” te vervangen door “zonder meer”.

Tevens wordt voorgesteld in de tweede volzin van het laatste tekstblok de zinsnede “artikel 40, eerste lid, lid1” te corrigeren.

Pagina 19

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok in de derde volzin “de personen die” te vervangen door “van de personen die” en  in de vierde volzin van onderaf de woorden “inzicht op” te vervangen door “inzicht in”.

Tevens wordt voorgesteld in het laatste tekstblok in de vierde volzin de zinsnede “In artikel 43, vijfde lid, van de Landsverordening” te vervangen door “In artikel 43, vijfde lid, van het ontwerp”.

Pagina 22

Voorgesteld wordt in de eerste volzin van de toelichting op artikel 61 ” de woorden “ingeval van” te vervangen door “in geval van”.

Pagina 26

Voorgesteld wordt in het tekstblok onder het opschrift “Artikel 73” in de eerste volzin de zinsnede “tevens de dwangsombeschikking” te vervangen door “tevens de invorderingsbeschikking”.

Pagina 33

Voorgesteld wordt in de tweede volzin in het eerste tekstblok de zinsnede “Verschillende vorderingen tussen de betrokkene en de Bank” te vervangen door ”Verschillende vorderingen van de Bank op de betrokkene”.

Pagina 34

Voorgesteld wordt het opschrift van het laatste tekstblok te vervangen door “Artikel 98”.

Pagina 38

Voorgesteld wordt het opschrift van het derde tekstblok te vervangen door “Artikel 117”.

Verder staat in de toelichting op artikel 119 van het ontwerp, dat mocht een gelijktijdige inwerkingtreding van de onderhavige landsverordening in de landen Curaçao en Sint Maarten niet haalbaar zijn, de inwerkingtredingsdatum door de Ministers gezamenlijk wordt bepaald.[9] Ten aanzien hiervan merkt de Raad op dat indien gelijktijdige inwerkingtreding niet mogelijk is, er geen sprake is van eenvormigheid, hetgeen in dit geval juist is vereist. Om die reden adviseert de Raad de regering de toelichting op artikel 119 aan te passen.

 

[1] Memorie van toelichting, pagina 9, eerste tekstblok.

[2] Zie de toelichting bij de nota van wijziging op de ontwerplandsverordening actualisering en harmonisatie toezichtlandsverordeningen (pagina 12 bij “Onderdeel B, onder a en c”).

[3] P.B. 2012, no. 10 (G.T.)

[4] Memorie van toelichting, pagina 20, tweede tekstblok, onder het opschrift “Artikelen 45 tot en met 47”.

[5] P.B. 2015, no. 68 (artikel I, onderdeel D, punt 1).

[6] Onder andere artikel 41, vijfde lid, van de Landsverordening toezicht bank en kredietwezen 1994 en artikel 78a, vijfde lid, van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf.

[7] Zie bijvoorbeeld artikel 49a van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 en artikel 120a van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf.

[8] S. Zijlstra, Wetgeven, Deventer: Kluwer 2012 p. 54.

[9] Memorie van toelichting, pagina 38, laatste tekstblok.