Adviezen
RvA no. RA/34-13-LV
Uitgebracht op : 17/12/2013
Publicatie datum: 01/04/2014
Ontwerplandsverordening houdende wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Opiumlandsverordening 1960 (zaaknummer 2013/051665)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 17 oktober 2013 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 16 december 2013, bericht de Raad u als volgt.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
I. Inhoudelijke opmerkingen
Artikel I, onderdeel C en de toelichting daarop
In § 7 Taakstraf van titel II Straffen en § 6 Taakstraf van titel X Bijzondere bepalingen voor jeugdige personen in het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht zijn de hoofdelementen van de taakstraf geregeld. In artikel 1:53 is bepaald dat nadere regels betreffende de taakstraf bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, dienen te worden vastgesteld. In artikel 1:188, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is ten aanzien van jeugdige personen geregeld dat deze (nadere) regels bij of krachtens landsverordening vastgesteld moeten worden. Gezien het gestelde in de Aanwijzingen voor de regelgeving – in het bijzonder in § 2.2. Algemeen verbindende voorschriften en § 2.3 Delegatie van regelgevende bevoegdheid – dienen de andere elementen, zoals bepaald in artikel 1:53 van het Wetboek van Strafrecht, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te worden vastgesteld. De in artikel I, onderdeel C, van de onderhavige ontwerplandsverordening (het ontwerp) voorgestelde wijziging van artikel 1:188, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is om bovengenoemde redenen juist.
Het gestelde in de toelichting op artikel I, onderdeel C, van het ontwerp (pagina 1 van de memorie van toelichting) dat bij de Uitvoeringswetgeving is uitgegaan van artikel 1:53 van het Wetboek van Strafrecht is echter naar het oordeel van de Raad geen voldragen motivering voor de voorgestelde wijziging.
De Raad adviseert de regering bij de aanpassing van de toelichting op artikel I, onderdeel C, van het ontwerp aan te sluiten bij het bovenstaande.
II. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 17 december 2013
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________________ ____________________
mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop mevr. mr. C. M. Raphaëla
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
a. Het ontwerp
1. Artikel I
In onderdeel E van artikel I dient tweemaal tussen de woorden “van” en “hoogste” het woord “ten” te worden ingevoegd en dient aan het slot van dit onderdeel een punt te worden geplaatst.
2. Artikel II
De Raad stelt, onder verwijzing naar de aanwijzingen 62, tweede lid en 173, eerste lid van de Aanwijzingen voor de regelgeving, artikel II, onderdeel A, van het ontwerp als volgt te laten luiden:
A. In artikel 100, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede “2:286” vervangen door “2:285, eerste lid,” en wordt de zinsnede “2:377 en 2:397” vervangen door: en 2:377.
In onderdeel B van artikel II dient de zinsnede “de tekst” te worden vervangen door “de zinsnede”.
De Raad stelt voor om onderdeel C van artikel II van het ontwerp als volgt te laten luiden:
In artikel 281 wordt de zinsnede “artikel 1;80, tweede lid” vervangen door: artikel 1:80, eerste lid.
In onderdeel D van het ontwerp dient na “artikel 284” te worden ingevoegd “, derde lid,” en dienen de woorden “de tekst” te worden vervangen door “de zinsnede”. Ook dient “gewijzigd in:” te worden vervangen door “vervangen door:”.
In onderdeel E van het ontwerp dient “de tekst” te worden vervangen door “de zinsnede” en dient een punt aan het slot van dit onderdeel te worden geplaatst.
In onderdeel F van het ontwerp dient “worden de woorden” te worden vervangen door “wordt de zinsnede” en dient een punt aan het slot van dit onderdeel te worden geplaatst.
3. Artikel III
De Raad stelt voor de aanhef van artikel II van het ontwerp als volgt te laten luiden “Na artikel 11e van de Opiumlandsverordening 1960 wordt een nieuw artikel 12 ingevoegd, luidende:”
In het voorgestelde artikel 12 van de Opiumlandsverordening 1960 dient “Landsverordening” te worden vervangen door “landsverordening” en dient vóór “Wetboek van Strafrecht” te worden ingevoegd “, van het”.
4. Artikel IV
In artikel IV dient overeenkomstig het bepaalde in aanwijzing 140, eerste lid, onderdeel C, het woord “die” te worden vervangen door “de datum”.
b. De memorie van toelichting
1. Het onderdeel “Financiële gevolgen
In het onderdeel “Financiële gevolgen” op pagina 1 van de memorie van toelichting dient het woord “mee” te worden vervangen door “met zich mee voor het Land”.
2. Artikel III
In eerste alinea, laatste volzin, van de toelichting op artikel III, (pagina 2) dient achter het woord “bij” de zinsnede “artikel 1:64 van” te worden ingevoegd.
In de voorlaatste volzin van de toelichting op artikel III (pagina 2) dient de zinsnede “(vierde lid)” te worden vervangen door “(zesde lid)”.
In de laatste volzin van de voorlaatste alinea van de toelichting op artikel III (pagina 3) dient “1960” na “Opiumlandsverordening” te worden ingevoegd.
In de laatste volzin van de toelichting op artikel III (pagina 3) dient het woord “chollers” te worden vervangen door “drugsverslaafden” en dient de aanhalingstekens aan het einde van de betreffende volzin te worden geschrapt.
3. Ondertekening
Bij de memorie van toelichting is in tegenstelling tot het ontwerp slechts de Minister van Justitie als ondertekenaar genoemd. De Raad adviseert om ook de Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur op te nemen.