no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/36-15-LB

Uitgebracht op : 26/01/2016
Publicatie datum: 15/02/2022

Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot wijziging van het Merkenlandsbesluit (zaaknummer 2015/022953)

Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, tot wijziging van het Merkenlandsbesluit
(zaaknummer 2015/022953)

Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 22 september 2015 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 25 januari 2016, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende nota van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

I.    Algemeen

  1. De strekking van het ontwerp

Het onderhavige ontwerplandsbesluit (hierna: het ontwerp) strekt volgens de nota van toelichting ertoe de bestaande indieningsmogelijkheden van stukken en reeds bestaande mogelijkheden van het verrichten van betalingen bij het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van Curaçao (hierna: het Bureau) te verruimen door de mogelijkheid te openen voor merkhouders en belanghebbenden om langs elektronische weg stukken in te dienen en betalingen te verrichten. 

De Raad onderschrijft het belang van het ontwerp. Het gebruik van de informatietechnologie voor de communicatie tussen burgers en bestuursorganen is een ontwikkeling die moet worden gestimuleerd. Het elektronisch verkeer tussen het Bureau en de burgers kan naar de mening van de Raad een belangrijke bijdrage leveren aan het streven naar een toegankelijker en beter presterend Bureau. De Raad mist echter wel in het ontwerp en de nota van toelichting een aantal voorzieningen die een goed verloop van het indienen van stukken en het verrichten van betalingen langs elektronische weg waarborgen. In het volgende onderdeel gaat de Raad nader hierop in.

  1. De vereisten van voldoende betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid

De Raad leidt uit artikel 13 in samenhang met de artikelen 2, eerste lid, 9, eerste lid en 10, eerste lid van het Merkenlandsbesluit af dat onder de stukken die bij het Bureau kunnen worden ingediend onder andere dient te worden verstaan: het depot van een merk, een verzoek tot wijziging van de inschrijving van een depot in het register, bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Merkenlandsverordening 1995 en een verzoek tot vernieuwing van de inschrijving van een depot. De Raad is van oordeel dat de deposant bijvoorbeeld bij het depot van een merk langs elektronische weg er op moet kunnen vertrouwen dat het door hem uitgevonden merk niet door onbevoegden wordt gewijzigd. Daarnaast is de datum van indiening van het depot van een merk van belang om te bepalen wie de eerste rechthebbende is. Immers het uitsluitend recht op een merk wordt ingevolge artikel 7, eerste lid van de Merkenlandsverordening 1995 slechts verkregen door inschrijving van het eerste depot. De indiener moet erop kunnen vertrouwen dat de elektronische apparatuur die door het Bureau wordt gebruikt voldoende beveiligd is. De Raad is van oordeel dat de regering daarom in het ontwerp meer aandacht dient te schenken aan de vereisten van voldoende betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid die bij het indienen van stukken langs elektronische weg in acht moeten worden genomen.

Bij het vereiste van voldoende betrouwbaarheid gaat het om voldoende mate van zekerheid dat de stukken ook werkelijk afkomstig zijn van de afzender (authenticiteit van de stukken). Volgens de Raad moet ook in voldoende mate worden gewaarborgd dat de stukken alleen het Bureau bereiken en niet door anderen gelezen danwel onbevoegd kunnen worden gewijzigd (integriteit van de stukken). De Raad constateert dat in het ontwerp daarvoor geen voorzieningen zijn getroffen en dat de nota van toelichting over het garanderen van voldoende veiligheid bij het indienen van stukken langs elektronische weg zwijgt. De Raad is van mening dat bij uitwisseling van gevoelige informatie langs elektronische weg, zoals in het onderhavige geval, alle nodige technische voorzieningen moeten worden getroffen, opdat de kans dat onbevoegden toegang kunnen krijgen tot die informatie, zo veel mogelijk wordt geminimaliseerd.

De Raad adviseert de regering in het ontwerp voorzieningen te treffen om te garanderen dat het indienen van stukken bij aan het Bureau langs elektronische weg aan de vereisten van voldoende betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid voldoet. Ook adviseert de Raad om met inachtneming van artikel 11 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 in het onderdeel “Financiële gevolgen” van de nota van toelichting de financiële gevolgen voor het Land die verbonden zijn aan de te treffen voorzieningen te vermelden.

II.   Inhoudelijke opmerkingen

1.   Het ontwerp

Artikel I, onderdeel A, onder 2 (artikel 13, vierde lid van het Merkenlandsbesluit)

1°. Het elektronisch overleggen van stukken

Blijkens de nota van toelichting is ervoor gekozen de bestaande mogelijkheden om stukken aan het Bureau te overleggen te handhaven. Artikel 13, derde lid van het Merkenlandsbesluit regelt het overleggen van stukken aan het Bureau per ondertekende telefax. Het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder 2, beoogt mogelijk te maken dat stukken elektronisch bij het Bureau kunnen worden ingediend.

De Raad wijst erop dat een faxbericht niet alleen een geschrift maar ook een elektronisch bericht is. Tegenwoordig zijn er meer en meer mengvormen waarbij fax en computer met elkaar worden gecombineerd. Er zijn heden ten dage processen van gegevensverkeer waarbij faxdocumenten geheel papierloos worden verwerkt. Bij dit soort processen is de grens tussen een elektronisch bericht en een papieren bericht niet meer goed te maken. Het overleggen van stukken per ondertekende telefax valt dus naar het oordeel van de Raad ook onder het bereik van het voorgestelde artikel 13, vierde lid dat over het elektronisch overleggen van stukken handelt.

De Raad adviseert de regering artikel 13, derde lid van het Merkenlandsbesluit met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

2°. Artikel 13, derde lid vs. het voorgestelde artikel 13, vierde lid van het Merkenlandsbesluit

De Raad constateert dat tussen het voorgestelde artikel 13, vierde lid en het huidige artikel 13, derde lid van het Merkenlandsbesluit een tweetal verschillen bestaat.

Ten eerste is op grond van het voorgestelde artikel 13, vierde lid van het Merkenlandsbesluit niet vereist dat de in elektronische vorm over te leggen stukken aan het Bureau worden gewaarmerkt met behulp van een elektronische handtekening. Dit terwijl ingevolge artikel 13, derde lid van het Merkenlandsbesluit wel is vereist dat de telefax is ondertekend. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de omstandigheid dat voor de indiening van bepaalde stukken bij het Bureau, zoals bij het depot van een merk (artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van het Merkenlandsbesluit) een handtekening vereist is.

Ten tweede bestaat er bij het overleggen van stukken aan het Bureau per ondertekende telefax de verplichting om de stukken binnen 14 dagen na verzending per telefax in de vereiste normale schriftelijke vorm bij het Bureau in te dienen. Indien dat niet gebeurt, worden de stukken aangemerkt als niet te zijn ingediend. Die verplichting bestaat er ingevolge het voorgestelde artikel 13, vierde lid niet bij het op andere wijze dan per ondertekende telefax elektronisch indienen van stukken.

Indien de regering ervoor kiest artikel 13, derde lid van het Merkenlandsbesluit te handhaven adviseert de Raad de regering in de nota van toelichting uit te leggen waarom bovengenoemde verschillen zijn gemaakt.

3°. De functie van een handtekening

Zoals reeds aangegeven onder 2° van dit advies is op grond van het voorgestelde artikel 13, vierde lid van het Merkenlandsbesluit niet vereist dat de in elektronische vorm over te leggen stukken aan het Bureau worden gewaarmerkt met behulp van een elektronische handtekening. Handtekeningen hebben verschillende functies. In de gevallen dat een handtekening voor de rechtsgeldigheid van een stuk nodig is en ingeval van een geschil een bewijsrechtelijke betekenis heeft, is de Raad van oordeel dat de eis van een handtekening bij de indiening van dat stuk bij het Bureau gesteld moet worden ongeacht de wijze waarop het stuk bij het Bureau wordt ingediend. Voor een elektronische handtekening moet voorts bij of krachtens de Merkenlandsverordening 1995 (technische) eisen worden gesteld waaraan een handtekening moet voldoen wil deze rechtsgeldig zijn. Als voorbeeld verwijst de Raad naar artikel 7 van de Landsverordening overeenkomsten langs elektronische weg en het daarop berustende Landsbesluit elektronische handtekeningen, certificaten en certificatiedienstverleners.

De Raad adviseert de regering het ontwerp met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

2.   De nota van toelichting

Het voorgestelde artikel I, onderdeel B (artikel 14, tweede lid van het Merkenlandsbesluit) regelt de ontvangstbevestiging van stukken die anders dan per post of elektronisch bij het Bureau zijn ingediend. Ontvangstbevestiging geschiedt door op een bij de overhandiging aan te bieden ontvangstbewijs het voor dat stuk bestemde stempel af te drukken. De Raad is van mening dat de indiener van stukken (bijvoorbeeld een depot van een merk) langs elektronische weg bij het Bureau, bewijs daarvan moet kunnen hebben. Het is voor de Raad onduidelijk welk bewijs de indiener, die langs elektronische weg zijn stukken bij het Bureau heeft ingediend, heeft.

De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting op het vorenstaande in te gaan.

III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Dictumvoorstel van de werkgroep

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging conform de in het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, opgenomen voorstellen te besluiten, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

 

Willemstad, 26 januari 2016

de wnd. Ondervoorzitter,                                                       de Secretaris,

___________________                                                         _____________________

mevr. mr. L. M. Dindial                                                          mevr. mr. C. M. Raphaëla

 

Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/36-15-LB

Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

a.   Het ontwerp

  1. De overweging

De Raad stelt, gelet op artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Landsverordening BIE, voor “het Bureau Intellectuele Eigendom” te vervangen door “het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van Curaçao”.

  1. Artikel I, onderdeel A

De Raad stelt voor in het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder 1, het woord “respectievelijk” te schrappen daar dit woord overbodig is.

  1. Artikel I, onderdeel B

De Raad stelt, in navolging van aanwijzing 178, vierde lid, onderdeel C, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, voor in het voorgestelde artikel I, onderdeel B, de aan te brengen wijzigingen in artikel 14 van een Arabisch cijfer te voorzien zoals dat is geschied in het voorgestelde artikel I, onderdeel A.

Daarnaast stelt de Raad voor de aanhef van artikel I, onderdeel B, onder 1, als volgt te laten luiden: “Het tweede lid komt als volgt te luiden:”.

  1. Artikel I, onderdeel C

De Raad stelt, met inachtneming van aanwijzing 178, vierde lid, onderdeel C, onder punt 2, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, voor de formulering van artikel I, onderdeel C te vervangen door de volgende formulering:

In artikel 24, eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende:

e. door elektronische betaling.

b.   De nota van toelichting

  1. Algemeen

De Raad stelt voor in de voorlaatste volzin van het onderdeel “Algemeen” de aanduiding “het Bureau Intellectuele Eigendom”, te vervangen door “het Bureau voor de Intellectuele Eigendom van Curaçao (Bureau)” en overal in de tekst waar naar dit bureau wordt verwezen het woord “Bureau” te gebruiken.

  1. Het onderdeel “Algemeen”

De Raad stelt voor in de eerste volzin van onderdeel “Algemeen” het woord “aan” te vervangen door “in”.

  1. Het onderdeel “Financiële gevolgen”

De Raad stelt voor in de eerste volzin van het onderdeel “Financiële gevolgen” de zinsnede “Onderhavig landsbesluit, houdende algemene maatregelen” te vervangen door “Het onderhavige landsbesluit” en “het land” door “het Land”.