Adviezen
RvA no. RA/37-09-LV
Uitgebracht op : 11/03/2010
Publicatie datum: 29/06/2011
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 30 oktober 2009 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 8 maart 2010, bericht de Raad u als volgt.
De ontwerp-landsverordening houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Bijzondere opsporingsbevoegdheden) strekt, volgens de considerans, ertoe in verband met de toenemende complexiteit en internationalisering van de criminaliteit, terrorisme en de daaruit voortvloeiende toename van de bedreiging van de rechtstaat enkele bijzondere bevoegdheden tot opsporing op te nemen in het Wetboek van Strafvordering en in verband daarmee enige andere bepalingen te wijzigen.
Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.
Inhoudelijke opmerkingen
Algemeen
Vernietiging van ingewonnen informatie over een persoon
De onderhavige ontwerp-landsverordening (het ontwerp) voorziet in een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden bij de uitvoering waarvan informatie over een persoon kan worden ingewonnen. Zoals opgenomen in de memorie van toelichting (pagina 10) zullen alle in dit wetsvoorstel voorgestelde bijzondere opsporingsmethoden in min of meerdere mate een inbreuk maken op het recht op privacy zoals dat is gegarandeerd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens (EVRM). Het risico van een inbreuk op het recht op privacy heeft met zich meegebracht dat deze opsporingsmethoden met waarborgen worden omgeven die aanzienlijk zijn.
De Raad onderkent de noodzaak voor de introductie van de bijzondere opsporingsbevoegdheden. De Raad vraagt wel speciale aandacht voor de vernietiging van de persoonsgegevens die zijn verkregen bij de uitoefening van deze opsporingsbevoegdheden. Temeer omdat de Nederlandse Antillen in tegenstelling tot Nederland en Aruba, niet beschikken over een wettelijke regeling die regels geeft ter bescherming van de privacy van burgers voor wat betreft de persoonsgegevens opgenomen in de diverse databanken.
De Raad geeft de regering dan ook in overweging in het ontwerp zelf regels op te nemen met betrekking tot het vernietigen van de ingewonnen informatie over een persoon, nadat de zaak is geëindigd.
Het betreden van woningen
Ingevolge artikel 177q, tweede lid, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel E, van het ontwerp, kan ter uitvoering van het bevel een woning zonder de toestemming van de rechthebbende worden betreden, indien het onderzoek dit dringend vordert.
Voor de Raad zijn woningen van mensen plaatsen van privacy. De Raad acht het huisrecht een belangrijk grondrecht en vindt dat de bevoegdheid om niet openlijk (zoals bij een huiszoeking) maar heimelijk alle communicatie die zich in een woning afspeelt op te nemen een ingrijpende inbreuk maakt op dit huisrecht.
Uit de toelichting op artikel 177q (pagina 29) blijkt dat de regering onderkent dat bij de bijzondere opsporingsbevoegdheid, geregeld in genoemd artikel, justitie zeer diep doordringt in de persoonlijke levenssfeer. De Raad vindt dat, in het licht van het totaal aan bevoegdheden dat door het ontwerp ten behoeve van de opsporing ter beschikking wordt gesteld, er onvoldoende noodzaak bestaat om toe te staan dat op deze wijze inbreuk wordt gemaakt op het huisrecht.
De Raad geeft de regering in overweging de mogelijkheid om woningen te betreden om het nodige te doen voor het afluisteren van vertrouwelijke communicatie die in woningen wordt gevoerd, te heroverwegen.
Het ontwerp
Artikel 177z
In artikel 177z, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel E, van het ontwerp, worden regels gesteld met betrekking tot verkennend onderzoek. Het is niet duidelijk wat in artikel 177z, eerste lid, moet worden verstaan onder “aanwijzingen.” Het begrip “aanwijzingen” wordt ook in Titels XVIII en XIX gebruikt. In de memorie van toelichting is op pagina 17 toegelicht wat verstaan moet worden onder “aanwijzingen” van een terroristisch misdrijf in de zin van Titels XVIII en XIX.
Indien aangenomen mag worden dat het begrip “aanwijzingen” in artikel 177z, dezelfde betekenis heeft als de “aanwijzingen” van een terroristisch misdrijf in de zin van Titels XVIII en XIX, stelt de Raad voor in de toelichting op artikel 177z daarnaar te verwijzen. Mocht dit niet het geval zijn, dan geeft de Raad in overweging om in de toelichting op artikel 177z aan te geven wat verstaan moet worden onder “aanwijzingen”, genoemd in dat artikel.
De memorie van toelichting
Pagina’s 21, 22 en 23
Op pagina 21 van de memorie van toelichting is onder “§ 9. De financiële consequenties van het onderhavige ontwerp” opgenomen dat de kosten die gepaard gaan met de invoering van de bijzondere opsporingsbevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen moeilijk zijn te kwantificeren. In verband daarmee wordt op de pagina’s 22 en 23 een raming gegeven van de jaarlijks met de uitvoering van de bijzondere opsporingsbevoegdheden gepaard gaande kosten.
De regering heeft conform artikel 2 van het Landsbesluit versterking budgetdiscipline Land (P.B. 2001, no. 40) advies ingewonnen bij de Directie Financiën. De Directie Financiën heeft bij brief nrs. F 586, F 4456 en F 386 d.d. 25 augustus 2009 de regering geïnformeerd akkoord te gaan met het ontwerp, “echter wel met het nadrukkelijke verzoek om in de financiële paragraaf op te nemen, dat de werkzaamheden geen extra financiële consequenties met zich mee zullen brengen”. De Directie Financiën stelt dat het duidelijk moet zijn dat met het opnemen van de vermelde bedragen slechts inzicht wordt gegeven in de met de werkzaamheden gemoeide kosten en dat er geen meerkosten zullen worden opgenomen, dit teneinde misverstanden te voorkomen.
De Raad constateert dat de regering in de financiële paragraaf geen rekening heeft gehouden met het advies van de Directie Financiën en geeft de regering in overweging dit alsnog te doen.
Pagina 32 (artikel 177x)
Het valt de Raad op dat in de memorie van toelichting met betrekking tot de infiltratie (artikel 177m), pseudo-koop of –dienstverlening (artikel 177n) alsmede met betrekking tot burgerinfiltratie (artikel 177x) geen aandacht wordt besteed aan de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de Staat voor derden die schade lijden, als gevolg van de bij de uitvoering van de artikelen 177m, 177n en 177x gegeven bevelen. De Raad geeft de regering in overweging, ook in het licht van artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, in de memorie van toelichting hierop in te gaan.
Pagina 32
Het voorgestelde artikel 177x geeft een regeling omtrent het inzetten van burgerinformanten. De regeling schrijft een schriftelijke overeenkomst voor waarin de rechten en plichten van de informant worden vermeld. Het valt de Raad op dat een inhoudelijke, meer principiële beschouwing, over de inhoud van een dergelijke overeenkomst in de toelichting op pagina 32 nauwelijks wordt gegeven.
De Raad geeft de regering in overweging de memorie van toelichting op dat punt aan te vullen. Daarbij dient tevens te worden ingegaan op mogelijke problemen bij de uitvoering van de overeenkomst.
Overige inhoudelijke opmerkingen
Bescherming van persoonsgegevens
In de onderhavige landsverordening is de mogelijkheid geschapen voor het verzamelen en verwerken van persoonsgegevens. Zoals reeds op pagina 1 van het onderhavige advies, onder “Algemeen”, is opgemerkt, beschikken de Nederlandse Antillen in tegenstelling tot Nederland en Aruba, niet over een wettelijke regeling die regels geeft ter bescherming van de privacy van burgers voor wat betreft de persoonsgegevens opgenomen in de diverse databanken. De Raad vindt dat er thans voldoende aanleiding is om een wettelijke regeling inzake bescherming van persoonsgegevens tot stand te brengen die voldoende bescherming biedt aan de privacy van burgers.
De Raad geeft de regering in overweging het nodige te doen opdat een regeling zoals die hiervoor genoemd tot stand kan worden gebracht.
Evaluatie van de regeling
Uit de memorie van toelichting (pagina 16) kan de Raad opmaken dat de regering een drietal uitgangspunten hanteert ter verantwoording van de keuze welke bijzondere opsporingsbevoegdheden in het Wetboek van Strafvordering geregeld dienen te worden en op welke wijze. Het derde uitgangspunt betreft de transparantie en controleerbaarheid van de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Het voorstel van de regering concentreert zich vooral waar het bovengenoemd uitgangspunt betreft op de toepassing van heimelijke bevoegdheden (pagina 17 van de memorie van toelichting). Het komt de Raad voor dat, in het kader van de “Straatsburgse kwaliteitseisen”, getoetst dient te worden in hoeverre het voorgestelde in het ontwerp de controle op en transparantie van het opsporingsonderzoek heeft vergroot.
De Raad geeft de regering in overweging daartoe een bepaling in het ontwerp op te nemen waarin een evaluatie van de regeling na een redelijke periode, van bijvoorbeeld drie jaren, wordt voorgeschreven.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende wetstechnische en redactionele opmerkingen.
De Raad volstaat met het geven van een aantal voorbeelden.
Het ontwerp
De Raad stelt voor de laatste alinea van de considerans als volgt te formuleren:“dat artikel 5, aanhef en onder 3º, van de Samenwerkingsregeling van de Nederlandse Antillen en Aruba in acht is genomen;”.
In de omschrijving van het begrip “opsporingsonderzoek”, zoals voorgesteld in artikel I, onderdeel A, dienen na het woord “officier” te worden ingevoegd de woorden “van justitie”.
De memorie van toelichting
In de tweede regel op pagina 2 van de memorie van toelichting dient “heden” vervangen te worden door de datum waarop de richtlijn, genoemd in de laatste alinea op 1 van de memorie van toelichting, is bekend gemaakt. In de memorie van toelichting dient ook te worden opgenomen op welke wijze de bekendmaking heeft plaatsgevonden.
In de zesde regel van de voorlaatste alinea van § 8. Rechtsbescherming op pagina 20 dient “r” vervangen te worden door “177r”.
In de eerste volzin op pagina 25 dient “artikel 199a” vervangen te worden door “artikel 119a”.
Het z.g. Tallon”-criterium staat in artikel 177x verwoord. De Raad stelt daarom voor in de eerste volzin van de laatste alinea van de toelichting op artikel 177x op pagina 32 van de memorie van toelichting “derde lid” te vervangen door “vierde lid”.
De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.
Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige ontwerp-landsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 11 maart 2010
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
_____________________ ____________________
Prof mr. F.B.M. Kunneman mevr. mr. C.M. Raphaëla