no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/37-16-LV

Uitgebracht op : 24/08/2016
Publicatie datum: 04/04/2017

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2017 (zaaknummer 2016/028187)

Ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2017
(zaaknummer 2016/028187)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 22 juli 2016, dat de Raad van Advies op 26 juli 2016 heeft ontvangen, om het oordeel van de Raad inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 23 augustus 2016, bericht de Raad u als volgt.

Algemene opmerkingen

De Begroting voor het dienstjaar 2017 als autorisatie-, sturings- en beleidsinstrument

De Raad heeft tot en met het dienstjaar 2015 steeds een verbetering waargenomen in de presentatie en de kwaliteit van de ter toetsing aangeboden ontwerpbegrotingen. Voor wat betreft de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2016 is dat echter niet het geval geweest. De Raad constateert wederom een verbetering in de kwaliteit van de ontwerpbegroting voor het dienstjaar 2017 (hierna: ontwerpbegroting 2017) bij bepaalde ministeries. Met name de presentatie van de verantwoorde beleidsbegroting van het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport, het Ministerie van Economische Ontwikkeling en het Ministerie van Sociale, Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn toont zichtbare verbetering, maar voldoet nog niet aan alle eisen van de verantwoorde beleidsbegroting. De Raad constateert echter ook dat er ministeries zijn die achterblijven.

Ook kan uit de brief d.d. 18 juli 2016 (zaaknummer 2015/028187) van de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer worden opgemaakt dat er ruimte voor verbetering is in het (voor)traject van de voorbereiding van een begroting. Uit deze brief blijkt dat de gegevens die door bepaalde ministeries zijn verstrekt niet tijdig aan het Ministerie van Financiën zijn aangeleverd. Volgens voornoemde brief heeft het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening ook geen verantwoorde beleidsbegroting ingediend. Gelet hierop is er geen beleidsweergave van laatstgenoemd ministerie. In de Algemene Beschouwingen van de memorie van toelichting behorende bij de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: Algemene Beschouwingen) zijn de programma- en apparaatskosten niet altijd in de daartoe bestemde kolom ingevuld. Zie bijvoorbeeld het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning.

Voorts constateert de Raad dat bij veel ministeries de vastgestelde doelen en de middelen om deze te bereiken niet concreet genoeg volgens het SMART-principe zijn geformuleerd en uitgewerkt waardoor het achteraf evalueren van het gevoerde beleid moeilijk dan wel niet plaats kan vinden.

Het bovenstaande maakt de begroting gebrekkig en verzwakt naar het oordeel van de Raad mede de autorisatie-, sturings- en beleidsfunctie van de begroting als een afgeleide van het budgetrecht van de Staten.

De Raad adviseert de regering om deze reden om zoveel mogelijk de ontwerpbegroting 2017 en de toelichting daarop aan te passen en te versterken waardoor de begroting beter aan voornoemde functies kan voldoen.

Ook wordt geadviseerd  om de reeds in de voorgaande jaren gerealiseerde vooruitgang in de kwaliteit van de (ontwerp)begrotingen voort te zetten en met name ook zwaarder in te zetten op de versterking van de financiële functie bij de ministeries.

Een beleidsarme begroting

In de brief van 18 juli 2016 (zaaknummer 2016/028187) stelt de sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer van het Ministerie van Financiën dat de Begroting voor het dienstjaar 2016 (hierna: Begroting 2016) als basis heeft gediend voor de ontwerpbegroting 2017. Immers, in verband met de regeringswisseling eind 2016 is het volgens bedoelde directeur niet haalbaar om in de ontwerpbegroting 2017 de beleidsvoornemens van het nieuwe kabinet integraal te verwerken. De Raad van Ministers is op 20 juli 2016 akkoord gegaan met het voorgestelde in voornoemde brief.

De Raad constateert dat voornoemd uitgangspunt niet altijd is aangehouden. Immers door bepaalde ministeries worden wel nieuwe beleidsvoornemens geformuleerd welke juist duiden op specifiek nieuw beleid. Als voorbeeld kan genoemd worden het Ministerie van Onderwijs, Sport en Cultuur.

De Raad is – in tegenstelling tot hetgeen in de hiervoor aangehaalde brief wordt gesteld – van oordeel dat een regeringswisseling geen reden moet zijn om af te zien van het formuleren van nieuwe beleidsvoornemens. Iedere regering dient er immers naar te streven om beleidsdoelen te bereiken en stelt aan de hand daarvan een begroting vast. Indien een nieuwe regering andere beleidsvoornemens heeft dan kan zij de begroting wijzigen om haar eigen beleidsvoornemens daarin te realiseren.

Rekening houdende met het uitgangspunt dat de regering heeft gehanteerd bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2017 adviseert de Raad de regering deze in lijn te brengen met de uitgangspunten van de Begroting 2016 of anders toe lichten wat de reden is om op bepaalde beleidsterreinen daarvan af te wijken.

De onderbouwing van beleidsvoornemens

De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering voor het duidelijker in beeld brengen van de beleidsvoornemens die in de Algemene Beschouwingen worden opgenomen. Dat betekent dat een beleidsvoornemen niet alleen duidelijk moet worden geformuleerd, maar dat ook aangegeven moet worden welke activiteiten zullen worden verricht om dat voornemen te verwezenlijken en welke meetbare resultaten gedurende en na het hele uitvoeringstraject worden verwacht. Daarnaast dienen de beleidsvoornemens gerelateerd te worden aan de begrote bedragen voor het betrokken dienstjaar of de daaropvolgende dienstjaren in de meerjarenbegroting en aan een tijdsplanning voor de realisering daarvan. In dit licht laat bijvoorbeeld het hoofdstuk “Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning” in het algemeen het volgende beeld zien. Er wordt een overzicht gegeven van de algemene en operationele doelstellingen die behaald moeten worden. Echter geconstateerd wordt dat er functies, zoals functie 22.02 Autobusdienst, zijn waar een uitwerking van de algemene doelstellingen ontbreekt. Voorts mist de Raad bij de operationele doelstellingen een weergave van de kosten en zijn de kosten dus ook niet op instrumenten-niveau vermeld. Daarnaast mist de Raad (kwantitatieve) indicatoren voor het meten van de te behalen doelstellingen. De functies, uitgezonderd de Meteorologische Dienst Curaçao (hierna: MDC), geven niet aan of er risico’s bestaan bij het streven naar de beoogde doelen. Ook de samenhang tussen het ten aanzien van een functie te voeren beleid en dat van andere functies, het ministerie en of het regeerprogramma wordt niet beschreven. Zie ook het hoofdstuk “Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening” en het hoofdstuk “Ministerie van Justitie”.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

Algemene visie van de regering

In de Inleiding van de Algemene Beschouwingen (pagina 2) wordt de visie van de regering voor het land Curaçao weergegeven. De Raad constateert dat bij een aantal ministeries een eigen visie is opgenomen bijvoorbeeld bij het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening (pagina 50). Bij het Ministerie van Justitie (pagina 57) is geen visie opgenomen en bij het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur (pagina 199) is de algemene visie van de regering overgenomen.

De Raad adviseert de regering erop toe te zien dat de ministeries een eigen beleidsvisie ontwikkelen en dat de visie van elk ministerie steeds gerelateerd is aan de algemene visie van de regering.

Ontbreken van informatie in grafieken

In verschillende grafieken ontbreekt de informatie over het dienstjaar 2017. Zie bijvoorbeeld grafiek 9 op pagina 35 en grafiek 14 op pagina 44 van de Nota van Financiën (hierna: Nota).

De Raad adviseert de regering de ontbrekende gegevens in de grafieken op te nemen.

 

6.   Risico’s waarmee rekening dient te worden gehouden

Overheidsbedrijven

In het onderdeel “Dividenden” op pagina’s 40 en 41 van de Nota staat dat er een traject loopt voor het wettelijk verankeren van het dividendbeleid en dat gewerkt wordt aan een efficiëntieslag die ruimte zal moeten creëren om verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening te financieren, alsmede om de financiële situatie van de overheidsentiteiten te versterken en de dividendafdracht te vergroten. Deze door de regering te realiseren taakstelling zou op termijn ten minste NAf 35 miljoen per jaar moeten opleveren.

Volgens de Raad geeft de ontwerpbegroting 2017 en de toelichting hierop echter geen inzicht in de financiële situatie van de overheidsbedrijven. Daardoor kan de Raad het realiteitsgehalte van de raming van NAf 35 miljoen en daarmee samenhangende risico’s van het niet realiseren hiervan voor de Begroting voor het dienstjaar 2017 (hierna: Begroting 2017) en voor de meerjarenbegroting, niet volledig beoordelen.

De Raad adviseert de regering om haar beleid in de memorie van toelichting duidelijk toe te lichten en aan te geven welke concrete plannen er zijn om de financiële situatie van de overheidsbedrijven duurzaam te versterken, om zodoende de in de Begroting 2017 en de meerjarenbegroting opgenomen bedragen, te kunnen verwezenlijken.

Uitvoeringscapaciteit om de beoogde beleidsdoelen te kunnen bereiken

De Raad mist in de ontwerpbegroting 2017 een onderbouwing dat de regering voldoende uitvoeringscapaciteit heeft om de voorgenomen beleidsdoelen te bereiken. Als voorbeeld geeft de Raad de na de doorlichting door de Stichting Overheidsaccountantsbureau nog uit te voeren verdere analyse door de ministeries genoemd op pagina 53, tweede tekstblok van de Nota. De Raad vraagt bijzondere aandacht voor het feit dat indien door bijvoorbeeld een gebrek aan uitvoeringscapaciteit investeringen door het Land uitblijven, dit van invloed zal zijn op de verwachte economische groei welke eveneens als grondslag dient voor de meerjarenramingen. De Raad heeft al eerder, bijvoorbeeld in zijn advies op de ontwerplandsverordening tot vaststelling van de begroting van Curaçao voor het dienstjaar 2016[1], de aandacht hiervoor gevraagd.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting op bovengenoemde punten aan te vullen en duidelijk te onderbouwen hoe zij denkt het veelvoud aan projecten en investeringen uit te zullen gaan voeren.

 

II.   Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot de memorie van toelichting

1.   Staatsorganen en overige algemene organen

Het uitvoeren van integriteitsonderzoeken (pagina 15)

Op pagina 15, voorlaatste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen wordt aangegeven dat met het uitvoeren van integriteitsonderzoeken door de Algemene Rekenkamer nog een aanvang moet worden gemaakt en dat hiervoor deskundigheid moet worden ontwikkeld. Het is niet duidelijk wanneer een aanvang hiermee zal worden gemaakt en of er hiervoor voldoende middelen op de Begroting 2017 en meerjarenbegroting beschikbaar zijn gesteld.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.

Het invullen van vacatures (pagina 16)

Uit het derde tekstblok van pagina 16 van de Algemene Beschouwingen blijkt dat bij de Algemene Rekenkamer vacatures ingevuld dienen te worden. Het is niet duidelijk of er hiervoor voldoende middelen op de Begroting 2017 en meerjarenbegroting zijn gereserveerd.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.

2.   Ministerie van Algemene Zaken

De begroting van het Ministerie van Algemene Zaken (pagina’s 28-30)

In de tabel “11. Ministerie van Algemene Zaken” op pagina’s 28 tot en met 30 van de Algemene Beschouwingen wordt een opsomming gegeven van de organisatieonderdelen van het Ministerie van Algemene Zaken. De Raad mist een specificatie in de ontwerpbegroting 2017 en meerjarenbegroting van de kosten die door organisatieonderdelen, zoals de Huurcommissie en de Directie Risicobeheersing en Rampenbeleid, gemaakt zullen worden alsmede een uiteenzetting daarover in de Algemene Beschouwingen.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting en zo nodig de ontwerpbegroting 2017 met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

b.   Uitzending van vertegenwoordigers naar koninkrijksambassades en het voeren van economische diplomatie (pagina 33)

In het laatste tekstblok op pagina 33 van de Algemene Beschouwingen wordt aangegeven dat ambtenaren naar de koninkrijksambassades gestuurd zullen worden mede ten behoeve van het voeren van economische diplomatie. Het is niet duidelijk of voor het voeren van economische diplomatie een en ander afgestemd zal worden met het Ministerie van Economische Ontwikkeling.

Voorts blijkt uit de tabel (onder punt 1.4.5 in de laatste kolom) op pagina’s 32 en 33 van de Algemene Beschouwingen dat voor de uitzending NAf 400.000,- is begroot. Het is niet duidelijk hoeveel ambtenaren uitgezonden zullen worden naar koninkrijksambassades waardoor niet beoordeeld kan worden of de gereserveerde middelen hiervoor toereikend zullen zijn.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.

c.   Aantrekken van wetgevingsjuristen (pagina 46)

In paragraaf “3.8 In de komende drie jaren het intern coachen van de eigen juristen voor wetgevingsleer en wetgevingstechniek” wordt op pagina 46 van de Algemene Beschouwingen aangegeven dat Wetgeving en Juridische Zaken (hierna: WJZ) al geruime tijd kampt met een tekort aan wetgevingsjuristen en dat het intern coachen van juristen van WJZ doorgang zal vinden. De Raad mist een concrete indicatie van de grootte van het tekort, de termijn waarbinnen het traject van het intern coachen voldoende uitgekristalliseerd zal zijn om dit tekort op te vullen en of het tekort in de tussentijd (gedeeltelijk) weggewerkt zal worden door het aantrekken van extra wetgevingsjuristen.

De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.

Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening

De cijfers over 2017 tot en met 2020

Uit de tabel die aangeeft hoeveel middelen per functie gereserveerd zijn (pagina 52 van de Algemene Beschouwingen) volgt dat ondanks het feit dat de totale bedragen ten aanzien van de gewone dienst in de daaropvolgende dienstjaren afnemen alle bedragen per functie in de daaropvolgende dienstjaren hetzelfde zijn, met uitzondering van het voor “08 Overig BPD” voor het dienstjaar 2020 genoemde bedrag. Omstandigheden zoals gefaseerde uitvoering van beleidsvoornemens of beleidswijzigingen als gevolg van gewijzigde omstandigheden hebben gevolgen voor de omvang van de meerjarenramingen. Aangezien de gebudgetteerde bedragen in de regel meerjarig gelijk blijven, lijkt het er op dat genoemde (voorbeeld-) omstandigheden niet zijn verwerkt in de meerjarenramingen.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting nader toe te lichten om welke redenen de gebudgetteerde bedragen per functie over de periode 2017-2020 vrijwel gelijk blijven.

Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning

Begrote uitgaven op de kapitaaldienst

Volgens de eerste tabel op pagina 95 van de Algemene Beschouwingen bedragen de voor het dienstjaar 2017 voor het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning begrote uitgaven op de kapitaaldienst NAf 60,6 miljoen. De Raad constateert echter een afwijkend bedrag in de tabel op pagina 65 van de Nota, waarin NAf 58,1 miljoen genoemd wordt.

De Raad adviseert de regering de nodige correctie in de memorie van toelichting aan te brengen, anders het verschil te verklaren.

 

Functie 24 Meteorologische aangelegenheden

Op pagina 113, eerste tekstblok worden de risico’s van functie 24 Meteorologische aangelegenheden (als enige functie) beschreven. Ten aanzien van de MDC wordt aangegeven dat ter handhaving van haar internationale verplichtingen de MDC over een minimale personeelsbezetting dient te beschikken. Vervolgens geeft de regering op dezelfde pagina in de eerste volzin van het tweede tekstblok aan dat als hieraan niet wordt voldaan, dit verstrekkende gevolgen zal hebben.

Om een beeld te krijgen van de ernst van het risico adviseert de Raad de regering aan te geven hoe groot de huidige personeelsbezetting bij de MDC is en wat de bezetting minimaal moet zijn.

Ministerie van Economische Ontwikkeling

Algemeen

In het hoofdstuk “Ministerie van Economische Ontwikkeling” worden vier algemene doelstellingen genoemd. Geconstateerd wordt dat slechts bij de derde algemene doelstelling risico’s zijn geïdentificeerd.

De Raad adviseert de regering aan te geven of bij de overige doelstellingen al dan niet risico’s bestaan.

 

Eerste tabel op pagina 125

Met betrekking tot de eerste tabel op pagina 125 van de Algemene Beschouwingen wordt geconstateerd dat bij de kapitaaldienst de kolom van het jaar 2020 ontbreekt. Ook zijn bij de functies 34 en 38 de begrote uitgaven vanaf 2017 niet ingevuld.

De Raad adviseert de regering voornoemde tabel te vervolledigen.

Tabel “Functie 01 Bestuursorganen”

Met betrekking tot de tabel “Functie 01 Bestuursorganen” (pagina 125 van de Algemene Beschouwingen) en de tabel “Functie 38 Overige Economische Ontwikkeling” (pagina 126 van de Algemene Beschouwingen) adviseert de Raad de regering na te gaan of de kapitaaldienst wellicht moet worden aangevuld met de verwachte programma- en apparaatskosten.

Instrumenten

Op pagina 131 van de Algemene Beschouwingen wordt in het eerste tekstblok een aantal instrumenten opgesomd die het Ministerie van Economische Ontwikkeling voornemens is in te zetten bij het realiseren van de vastgestelde operationele doelstellingen. In het voorlaatste tekstblok op dezelfde pagina wordt het volgende vermeld: “Met het inzetten van deze instrumenten wordt beoogd de concurrentiepositie van Curaçao te verbeteren, wat leidt tot lagere prijzen waardoor de inflatie wordt gemitigeerd.”

Ten aanzien van de in de laatste volzin aangehaalde oorzaak-gevolg relatie vraagt de Raad de regering aan te geven of daarmee bedoeld wordt dat “door het bevorderen van concurrentie lagere marktprijzen voor de producten tot stand zullen komen wat tot lagere inflatie zal leiden en uiteindelijk tot verbetering van de concurrentiepositie van Curaçao.”

Indien de regering bedoelt zoals door de Raad is verwoord, adviseert de Raad de regering de eerste volzin in het voorlaatste tekstblok op pagina 131 van de Algemene Beschouwingen aan te passen; anders uit te leggen wat de regering met de bedoelde volzin bedoelt. Ook wordt geadviseerd om nader in te gaan op de genoemde instrumenten op  pagina 131, hoe de verschillende instrumenten en met name de Fundashon Wega di Number Kòrsou kan bijdragen aan het mitigeren van de inflatie.    

De CINEX

Volgens de Algemene Beschouwingen (laatste volzin op pagina 133) is in het bijzonder voor het aantrekken en faciliteren van buitenlandse investeerders in 2014 de CINEX opgericht.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting in het kort te belichten of CINEX aan de verwachtingen van de regering heeft voldaan.

Bijdragen van de overheid

Blijkens de Algemene Beschouwingen (pagina 134, laatste volzin en pagina 135, eerste tekstblok) zijn de bijdragen die de overheid levert voor het realiseren van de operationele doelstellingen onder meer het verstrekken van financiële middelen (subsidie) aan de verschillende organisaties die actief zijn op het gebied van innovatie en die het ondernemerschap ondersteunen.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven welk bedrag begroot is voor voornoemde bijdrage van de overheid aan verschillende organisaties, of deze bijdrage een tijdelijke of structurele aard heeft en of de tot nu toe behaalde resultaten zijn geëvalueerd.

De Internationale Visserijsector

In de Algemene Beschouwingen (pagina 141, tweede tekstblok) wordt ten aanzien van de Internationale Visserijsector aangegeven dat het verder ontwikkelen van de Internationale Visserijsector afhankelijk is van een uitvoeringsorganisatie die zorgdraagt voor de monitoring van de visserijvloot en visvangstquota.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting te verduidelijken of Curaçao over de bedoelde uitvoeringsorganisatie beschikt, en – voor zover dat niet het geval is – of er voornemens zijn om dit alsnog te realiseren.

Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport

Kosten per instrument

Op pagina’s 164 tot en met 166 en 169 tot en met 171 van de Algemene Beschouwingen worden algemene doelstellingen omschreven en wordt nader ingegaan op de operationele doelstellingen, welke instrumenten daartoe ingezet worden en de begrote kosten. Opvallend is echter dat de begrote kosten niet per instrument uitgesplitst zijn doch slechts een bedrag voor de operationele doelstelling is opgenomen. Terwijl de kolom “Wat gaat dat kosten” in de tabel op pagina 168 van de Algemene Beschouwingen niet ingevuld is.

De Raad adviseert de regering de begrote kosten per instrument uit te splitsen en de begrote kosten in de kolom op pagina 168 van de Algemene Beschouwingen te vermelden.

 

Actieve participatie aan sport en lichamelijke beweging

In tabel “4. Sport” op pagina 171, derde bullet, van de Algemene Beschouwingen staat dat de regering ernaar streeft dat in 2022 75% van de totale bevolking actief participeert aan sport en lichamelijke beweging. Uit de Algemene Beschouwingen kan echter niet worden opgemaakt hoeveel procent van de bevolking thans aan sport en lichamelijke beweging participeert en aan de hand waarvan het percentage van 75% is bepaald.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.

Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn

Werkloosheidscijfer

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek was het werkloosheidspercentage van Curaçao 13% in 2013[2].

De Raad adviseert de regering het werkloosheidspercentage in de tabel “Relevante sociale data” op pagina 179 van de Algemene Beschouwingen met inachtneming van het voorgaande aan te passen.

Samenwerking met verschillende ministeries

Het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn zal verschillende activiteiten ontplooien die raakvlakken vertonen met andere beleidsgebieden van de overheid waardoor de Raad van mening is dat een eventuele samenwerking met andere diensten efficiency verhogend zou kunnen werken. De Raad noemt hierbij de volgende voorbeelden.

Mogelijke samenwerking tussen de nog op te zetten Sociale Inlichtingen en opsporingsdienst (pagina 180 van de Algemene Beschouwingen, onder F) en het Ministerie van Justitie;

Mogelijke samenwerking met het Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur bij de SOAW-Brede Inspectie van tehuizen (pagina 183, laatste tekstblok, en pagina 184, eerste tekstblok, van de Algemene Beschouwingen);

Mogelijke samenwerking met het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport bij het activeringstraject om de persoonlijke weerbaarheid en economische mobiliteit van de cliënt te stimuleren (pagina 184, tweede tekstblok, van de Algemene Beschouwingen).

De Raad beveelt de regering aan het bovenstaande in overweging te nemen.

Subsidieafdeling

Op pagina 180 van de Algemene Beschouwingen staat onder F dat een subsidieafdeling zal worden opgezet en/of functionele ambtenaren zullen worden aangewezen voor het houden van controle en begeleidingstaken met betrekking tot de uitvoering van het subsidiebeleid. Uit de memorie van toelichting kan niet worden opgemaakt of het voorgaande nieuw is (nog opgezet moet worden) of dat er sprake is van een voortzetting van een reeds ingeslagen  weg.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting op het voorgaande in te gaan. Daarnaast vraagt de Raad de regering in de memorie van toelichting aan te geven waarom een dergelijke afdeling binnen een enkel ministerie wordt opgericht en niet gekozen is voor een overheid brede controleafdeling om toe te zien op de uitvoering van het subsidiebeleid.

Tabel 1

In tabel “1. Kwetsbare personen met kwaliteit van leven conform minimumstandaard” (pagina 181 van de Algemene Beschouwingen) is geen bedrag opgenomen voor “1.1.4 Voeren van inspectie”.

De Raad adviseert de regering in voornoemde tabel het ontbrekende bedrag op te nemen.

Activiteitenprogramma’s

In de Algemene Beschouwingen (pagina 185, eerste tekstblok) wordt onder andere als indicator aangegeven dat 400 ouderen structurele participatie hebben aan activiteitenprogramma’s en dat 150 personen met een beperking structureel participeren aan activiteitenprogramma’s.

De Raad adviseert de regering om aan te geven welk percentage ouderen respectievelijk personen met een beperking het in het voorgaande betreft.

Tabel 2

In tabel “2. Meer lokale werkzoekenden aan het werk, meer naleving van arbeidswet- en regelgeving door bedrijven, meer arbeidsrust en –vrede” op pagina 185 van de Algemene Beschouwingen wordt NAf 30.000 gereserveerd voor “2.2.1 Controles op de naleving van wet- en regelgeving”.

Aangezien het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn toezicht moet houden op verschillende arbeidswetten vraagt de Raad zich af of het gereserveerde bedrag voldoende is om effectief en efficiënt controle op de naleving van wet- en regelgeving uit te kunnen voeren.

Ondersteuning gezinnen

Volgens de Algemene Beschouwingen (pagina 194, eerste tekstblok, laatste alinea) zal aan 25 niet-gouvernementele jeugdorganisaties subsidie verstrekt worden. De Raad is van oordeel dat met het verstrekken van subsidies aan zoveel losse eenheden veel overheadkosten gemoeid zijn. Dit gaat ten koste van geld dat daadwerkelijk gebruikt kan worden voor de hulpverlening.

De Raad adviseert de regering in het licht van het voorgaande na te gaan of het tot de mogelijkheden behoort om slechts subsidie te verlenen aan organisaties die een nader bepaald minimum aantal gezinnen ondersteunen. Op die manier kan bereikt worden dat aan minder organisaties subsidie verleend hoeft te worden. Fusering van een aantal jeugdorganisaties behoort tot de mogelijkheden om organisatorisch het een en ander te kunnen doen.

8.   Ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuur

Op pagina’s 203 tot en met 211 en 215 tot en met 220 van de Algemene Beschouwingen wordt nader ingegaan op operationele doelstellingen, welke instrumenten daartoe ingezet worden en de begrote kosten. Opvallend is echter dat de begrote kosten niet per instrument uitgesplitst zijn doch slechts een bedrag bij de verschillende operationele doelstellingen is ingevuld.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting de begrote kosten per instrument uit te splitsen en de lege kolommen in te vullen.

9.   Ministerie van Financiën

Investeringsbehoeften van de Belastingdienst

Op pagina 248 van de Algemene Beschouwingen worden in het eerste tekstblok de risico’s weergegeven van de derde algemene doelstelling, namelijk “verhoogde tax compliance”. Volgens de Raad zijn de geïdentificeerde risico’s allen intern van aard en beheersbaar bij adequaat management en voldoende beschikbare financiële middelen.

De Raad beveelt de regering aan optimaal in te spelen op eventuele investeringsbehoeften bij de Belastingdienst ten einde te voorkomen dat het momentum dat zich nu voordoet binnen de fiscale sfeer wegebt vanwege niet gepleegde noodzakelijke investeringen.

Stelpost voor dekking personeelslasten

Met betrekking tot het derde tekstblok op pagina 253, de eerste volzin, van de Algemene Beschouwingen adviseert de Raad de regering in de memorie van toelichting aan te geven onder welke begrotingspost het bedrag van NAf 18,2 miljoen terug te vinden is op de gewone dienst en hoe het verloop van deze post in komende jaren er uit ziet.

Reservering van NAf 27,5 miljoen

Volgens de Algemene Beschouwingen (pagina 254, tweede tekstblok) staan op de kapitaaldienst middelen (NAf 27,5 miljoen) gereserveerd voor het financieren van het nieuwe gebouw voor de Nieuwe Belasting organisatie, het projectplan Optimalisatie Belastingorganisatie en middelen voor de stelpost Onvoorziene kapitaaluitgaven. Onduidelijk is welke bedragen bedoeld zijn voor de respectievelijke projecten en voorts onder welke post deze reservering terug te vinden is op de kapitaaldienst.

De Raad adviseert de regering de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te vullen.

Financial Intelligence Unit Curaçao

Indicatoren

Op pagina 262 van de Algemene Beschouwingen, in het voorlaatste tekstblok zijn de indicatoren van de Financial Intelligence Unit Curaçao (hierna: FIU) opgesomd. Volgens de door het Ministerie van Financiën vastgestelde richtlijnen voor de Begroting 2017 moeten de in de Algemene Beschouwingen te noemen indicatoren gegevens betreffen aan de hand waarvan gemeten kan worden of het vastgestelde doel is bereikt. Naar het oordeel van de Raad voldoen de ten aanzien van de FIU opgesomde indicatoren niet aan de genoemde criteria.

De Raad adviseert de regering rekening houdend met de definitie van indicatoren, de gepaste indicatoren te vermelden.

III. Nota van Financiën

Algemeen

a.   Beoordelingskader van de Raad

Volgens de Raad is de Begroting 2017 onlosmakelijk verbonden aan het in afgelopen drie à vijf jaren gevoerd beleid en met het in hierna volgende jaren te voeren beleid. Met de Begroting 2017 wordt voortgeborduurd op de consequenties van het in de afgelopen jaren gevoerde beleid en met deze begroting dient tevens de basis – die reeds is gelegd voor solide overheidsfinanciën – te worden versterkt opdat in de komende jaren een solide algemeen economische situatie kan worden bewerkstelligd.

De regering heeft in de afgelopen jaren de overheidsfinanciën drastisch gesaneerd. De sanering ging gepaard met verhoogde lasten voor werkgevers en werknemers. De regering heeft haar primaire doel – het realiseren van een evenwichtige begroting – kunnen bewerkstelligen, echter is het realiseren van dit doel niet hand in hand gegaan met het realiseren van economische groei. Het is dus zaak om gezonde overheidsfinanciën hand in hand te laten gaan met een solide algemene economische situatie, waarbij economische groei verduurzaamd is. Onder andere het Internationaal Monetaire Fonds (hierna: IMF), Standard & Poor’s (hierna: S&P), lokale ondernemers en de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) kijken uit naar de lang uitgebleven maar noodzakelijke economische groei. De Raad is van mening dat in de ontwerpbegroting 2017 de volgende impliciete uitgangspunten c.q. doelstellingen meer expliciet aan bod zouden moeten komen:

1.   het realiseren van de nodige economische groei die thans zeer cruciaal is voor Curaçao;

2.   het werken naar een gezonde schuldpositie door niet onnodig schulden aan te gaan ten behoeve van investeringen via de kapitaaldienst waarvoor geen uitvoeringsplannen bestaan en de capaciteit ontbreekt; en

3.   het leggen van de basis voor de opbouw van een weerstandsvermogen gelet op onder andere de toekomstige aflossingsverplichtingen.

De Raad adviseert de regering om in de memorie van toelichting in te gaan op de wijze waarop deze doelstellingen met de Begroting 2017 gerealiseerd zullen gaan worden.                                                                       

Vergelijking van verschillende economieën

In de Nota worden op pagina’s 9 tot en met 13 de ontwikkelingen betreffende de economie van verschillende landen besproken omdat de internationale omgeving van groot belang is voor een kleine open economie als die van Curaçao. De Raad mist evenwel een specifiek verband dat de regering wenst te leggen tussen die verschillende economieën en de economie van Curaçao.

De Raad adviseert de regering een specifiek verband aan te geven tussen de in de Nota beschreven ontwikkelingen in de economieën van verschillende landen en de economie van Curaçao. Indien geen verband wordt gelegd tussen die verschillende economieën en de economie van Curaçao heeft de informatie volgens de Raad geen toegevoegde waarde en adviseert de regering te overwegen deze te verwijderen.

2.   Financieel economische inkadering

a.   Groei- en inflatieverwachtingen Curaçao

1°. Verwachte economische groei

Met betrekking tot de in de tabel op pagina 7 van de Nota weergegeven cijfers voor Curaçao inzake economische groei wenst de Raad op te merken dat het IMF in haar Article IV Consultation rapport – welke volgens de regering de bron is voor de in de tabel opgenomen cijfers – gebruik gemaakt heeft van de groeiverwachtingen van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS).

Aangezien de CBCS recentelijk de groeicijfers voor Curaçao aangepast heeft op basis van nieuwe data, adviseert de Raad de regering de groeicijfers voor Curaçao voor de periode 2015-2017, in de eerder vermelde tabel op pagina 7 van de Nota  te actualiseren.

2°. Inflatiecijfers

Op pagina 9 van de Nota vermeldt de regering in tabel “2. Inflatie (CPI)” onder andere de inflatiecijfers voor Curaçao. Ook bij de inflatiecijfers voor Curaçao geldt volgens de Raad dat het IMF in haar Article IV Consultation rapport – welke volgens de regering de bron is voor de in de tabel opgenomen cijfers – gebruik maakt van projecties van de CBCS.

Aangezien de inflatiecijfers voor de periode 2016-2017 inmiddels door CBCS aangepast zijn op basis van nieuwe data, adviseert de Raad de regering de inflatiecijfers voor de jaren 2016-2017 voor Curaçao in voornoemde tabel te actualiseren.

3°. Financieel-economische projecties

Ten aanzien van het maken van financieel-economische projecties adviseert de Raad de regering te streven naar eenduidige uitgangspunten bij de uit te voeren projecties, met andere woorden, de als input gehanteerde macro-economische cijfers door de betrokken instanties, dienen volledig overeen te stemmen.

b.   De Nederlandse economie

Op pagina 12, eerste tekstblok van de Nota is aangegeven dat de EMU-schuld, zijnde de schuld van de collectieve sectoren van alle landen die deelnemen in de Europese Monetaire Unie, tot rond de 65% eind volgend jaar zal dalen. Om de verwachte daling van de EMU-schuld vatbaar te maken voor interpretatie adviseert de Raad de regering de stand van de EMU-schuld in de uitgangssituatie te vermelden.

Kredietstatus van Curaçao

In het tweede tekstblok op pagina 15 van de Nota wordt vermeld dat begin 2016 de kredietbeoordelaar S&P de kredietstatus van Curaçao gehandhaafd heeft op A-/A-2. S&P acht de overheidsfinanciën in orde, maar de kredietbeoordelaar acht het uitblijven van economische groei een punt van zorg. “De schuldquota zal conform de kredietbeoordelaar de komende drie jaar stijgen wegens vulnerabiliteit, omdat het een kleine open economie betreft en voornamelijk kwetsbaar is voor “externe schokken” vanuit Venezuela.”

De Raad adviseert de regering de gelegde verbanden in de laatst genoemde zin in de Nota toe te lichten.

d.   Evaluatietraject van lastenverlichtingen

Op pagina 17 van de Nota handelen de derde en vierde tekstblokken over het door de regering sedert 2014 ingang gezette traject van lastenverlichtingen.

De Raad beveelt de regering aan de effecten als gevolg van de ingevoerde lasten verlichtende maatregelen te evalueren ter verificatie of de maatregelen de gewenste resultaten (hebben kunnen) opleveren.

e.   Aftrekpost betreffende onderhoud aan eigen woning

De regering bespreekt op pagina 18, in het eerste tekstblok, van de Nota onder andere de versoberde aftrekpost met betrekking tot uitgaven voor onderhoud aan de eigen woning.

De Raad beveelt de regering aan te evalueren welke effecten deze maatregel met zich mee heeft gebracht voor onder meer de taxatiewaarden van woningen en voor de kleine ondernemers die kleine (ver)bouwactiviteiten verrichten.

Inhouding inkomstenbelasting op bankrente

Met betrekking tot de heffing van inkomstenbelasting op bankrente op inwoners van Curaçao is op pagina 18, van de Nota, laatste tekstblok, aangegeven dat deze leasting door lokale banken ingehouden wordt op rente die wordt uitbetaald aan de inwoners van Curaçao.

De Raad adviseert de regering in de Nota in te gaan op de term “leasting”.

3.   Prognose opbrengsten voor 2017

Financieringsbehoefte

In tabel “2. Recapitulatie”, op pagina 23 van de Nota worden in de laatste regel de financieringsbehoeftes voor de jaren 2016 en volgende weergegeven.

Met betrekking tot deze tabel adviseert de Raad de regering in de Nota in te gaan op de verbanden tussen de verschillende bedragen en op het bedrag ad NAf 162,8 miljoen bij “Inkomsten uit Verkoop Onroerend goederen”.

Elasticiteit directe- en indirecte belastingopbrengsten

Op pagina 28 van de Nota wordt in het tweede tekstblok de relatie aangetoond die volgens de regering bestaat tussen de economische groei (1%) en de groei van de indirecte – (1,1%) en directe belastingopbrengsten (1,2%). Over het algemeen wordt verondersteld dat een economische groei een groter effect heeft op de indirecte belastingopbrengsten dan op de directe belastingopbrengsten waardoor de elasticiteit bij de indirecte belastingopbrengsten groter zou zijn dan de elasticiteit bij de directe belastingopbrengsten. De Raad vraagt zich dan ook af of de in de Nota aangegeven elasticiteiten gebaseerd zijn op een recent onderzoek op basis van de Curaçaose situatie.

De Raad adviseert de regering in de Nota toe te lichten waarom de regering vanuit gaat dat een economische groei een grotere verandering teweeg brengt bij de directe belastingenopbrengsten.

Sociale premies: Inkomsten sociale zekerheid

Volgens de Nota (pagina 39, tweede tekstblok) worden de baten van de sociale zekerheid geraamd op de post “Andere Bijdragen”.

De Raad adviseert de regering in de Nota aan te geven in welke tabel(len) de post “Andere Bijdragen” terug te vinden is en hoe deze gerelateerd is aan bijvoorbeeld de premieopbrengsten en de Landsbijdragen.

Tabel “8. Overige opbrengsten”

Met betrekking tot tabel “8. Overige opbrengsten” op pagina 39 van de Nota adviseert de Raad de regering het verloop van de verwachte inkomsten bij “Dividenden” en “Vergunningen telecommunicatie” toe te lichten.

Prognose lasten 2017

Centraal bestuurskantoor voor de overheid

Op pagina 48 van de Nota geeft de regering in het laatste tekstblok aan dat de overheid heil ziet in een centraal bestuurskantoor voor de overheid, waarmee jaarlijks NAf 30 miljoen bespaard kan worden op huisvestingskosten. Voorts blijkt uit pagina 108 van de Nota dat NAf 12,5 miljoen gereserveerd is voor financiering van een gebouwencomplex ten behoeve van het Ministerie van Financiën.

De Raad adviseert de regering in de Nota te verduidelijken of een nieuw centraal gebouw voor de totale overheid wordt gebouwd of slechts voor het Ministerie van Financiën.

 

Gemiddelde rente

Op pagina 49, derde tekstblok, van de Nota gaat de regering uit van een gemiddelde rente van 3,5%. Gelet op de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt acht de Raad de door de regering gehanteerde gemiddelde rente van 3,5% te hoog.

De Raad adviseert de regering de veronderstelde gemiddelde rente van 3,5% in de Nota toe te lichten.

Schommelfonds Sociale Verzekeringen

In de tabel “13. Specificatie sociale fondsen” (pagina’s 54 en 55 van de Nota) worden de verwachte financiële ontwikkelingen bij de fondsen die door de SVB worden beheerd (hierna: sociale fondsen) weergegeven.

Aangezien de sociale fondsen sterk gerelateerd zijn aan het Schommelfonds Sociale Verzekeringen, adviseert de Raad de regering om ook het verwachte verloop bij dit schommelfonds inzichtelijk te maken in de ontwerpbegroting 2017, de meerjarenbegroting en in de memorie van toelichting daarop in te gaan.

Premielasten voor de overheid

In de tabel “13. Specificatie sociale fondsen” (pagina’s 54 en 55 van de Nota) worden onder andere de werkgeverslasten weergegeven voor de diverse sociale verzekeringen. Geconstateerd wordt dat de premielasten voor de overheid als werkgever voor de komende jaren constant worden gehouden terwijl bijvoorbeeld uit tabel “4. Gewone dienst” op pagina 25 van de Nota blijkt dat de personeelslasten in de komende jaren wel (aanzienlijk) zullen stijgen. Het ligt in de lijn der verwachting dat de nominale premielasten voor de overheid als werkgever navenant zullen veranderen met de personeelslasten.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting in te gaan op de ongewijzigde premielasten voor de overheid als werkgever in de komende jaren ondanks de verwachte toename van de personeelslasten.

e.   Basis Verzekering Ziektekosten (BVZ)

Ten aanzien van de cijfers genoemd in het derde tekstblok van het onderdeel “Basis Verzekering Ziektekosten (BVZ)” op pagina 57 van de Nota, merkt de Raad het volgende op:

De eerste volzin: “Voor 2017 worden de premie-inkomsten geraamd op NAf 247,2 miljoen”. De Raad verwijst naar onder andere tabel 13 op pagina 54 van de Nota, waaruit blijkt dat de premie-inkomsten voor 2017 geraamd zijn op NAf 270,3 miljoen (en niet NAf 247,2 miljoen).

De tweede volzin: “De overheid draagt bij aan het Fonds Basisverzekering Ziektekosten met NAf 276,9 miljoen.” De Raad wenst te verwijzen naar tabel 13 op pagina 54 van de Nota waaruit blijkt dat de Landsbijdrage NAf 269,9 miljoen bedraagt in 2017 (en niet NAf 276,9 miljoen).

De vierde en vijfde volzinnen: “De zorguitgaven zijn voor 2017 begroot op NAf 540,2 miljoen. Dit is ten opzichte van 2016 een stijging van 3%.” Met betrekking tot de verwachte stijging van de zorguitgaven in 2017 ten opzichte van 2016 wenst de Raad te verwijzen naar tabel 12 op pagina 101, waaruit de verwachte toename in 2017 ten opzichte van 2016 3,9% blijkt te bedragen (en niet 3%).

De Raad adviseert de regering bovengenoemde cijfers met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

Landsbijdrage in het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten

Op pagina 58 van de Nota geeft de regering in het eerste tekstblok aan dat ten behoeve van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten in de ontwerpbegroting 2017 rekening gehouden is met een Landsbijdrage van NAf 10 miljoen.

De Raad adviseert de regering in de Nota te verduidelijken dat de Landsbijdrage ad NAf 10 miljoen de gecumuleerde Landsbijdrage in de periode 2017-2020 betreft doch niet de jaarlijkse Landsbijdrage.

Aflossing eerste tranche van de schulden

Uit pagina’s 59 (tweede tekstblok) en 62 (laatste tekstblok) van de Nota blijkt dat de regering voornemens is in de komende jaren een reserve op te bouwen welke onder andere aangewend zal worden om de aflossing van de eerste tranche van de schulden ad NAf 100 miljoen in 2020 te voldoen (zie ook pagina 252 van de Algemene Beschouwingen).

De Raad vraagt zich af of de voorgenomen aflossing van de schuld in 2020 gestoeld is op een beleid van de regering om de schuldquote om te buigen. Indien dit het geval is, wenst de Raad in dat geval op te merken dat het verlagen van de schuldquote op verschillende manieren mogelijk is, bijvoorbeeld door: (a) het aflossen van de schuld zoals thans het voornemen van de regering is (b) een economische groei te realiseren of (c) een combinatie van (a) en (b). Het voordeel bij de keuze van mogelijkheden (a) en (b) is dat naast een verlaging van de schuldquote er ook andere positieve effecten optreden zoals de afname van de werkloosheid en extra inkomsten voor de overheid.

De Raad adviseert de regering haar beleid in de memorie van toelichting toe te lichten. Ook wordt geadviseerd om daarbij aan te geven in hoeverre een combinatie van bovengenoemde mogelijkheden (a) en (b) overwogen is, waarbij in plaats van de volledige schuld die vervalt, af te lossen, een deel van het kapitaal aangewend wordt voor het realiseren van meer economische groei.

Gelet voorts op de lage rente op de kapitaalmarkt adviseert de Raad de regering haar keuze om af te lossen middels reservevorming – in plaats van door herfinanciering – in de memorie van toelichting toe te lichten.

Subsidiebeleid

Op pagina 51 van de Nota bespreekt de regering in het derde tekstblok het voornemen om in 2017 een nieuw landsbesluit ter uitvoering van de Subsidieverordening 2007 vast te stellen. Met betrekking tot de wijze van subsidieverstrekking zal de regering onderscheid maken tussen subsidie via inschrijving en subsidie via aanvragen.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting in te gaan op de fundamentele verschillen tussen subsidie via inschrijving en subsidie via aanvraag.

Het Ziektefonds en het Ongevallenfonds

In tabel “13. Specificatie sociale fondsen” (pagina 54 e.v. van de Nota) geeft de regering onder andere de inkomsten en uitgaven van het Ziektefonds en het Ongevallenfonds weer. De Raad acht de verhouding tussen de beheerskosten en de premieopbrengsten bij deze fondsen relatief hoog. Om deze reden rijst de vraag in hoeverre deze fondsen voldoende efficiënt functioneren.

De Raad vraagt in ieder geval aandacht voor het functioneren van voornoemde fondsen en adviseert de regering een visie op de ontwikkeling en het functioneren van deze fondsen te geven.

Het Algemene Weduwen- en wezenfonds en het Ouderdomsfonds

Op pagina 57 van de Nota merkt de regering met betrekking tot het Algemene Weduwen- en wezenfonds en het Ouderdomsfonds op dat als gevolg van de  korting van 10% op uitkeringen van niet-ingezetenen en het afschaffen van de kerstuitkering bij niet-ingezetenen er structureel een jaarlijkse besparing van NAf 21 miljoen zal worden gerealiseerd. Volgens de Raad is de bedoelde besparing van NAf 21 miljoen niet consistent met de besparingen opgenomen in de toelichting op de nota van wijziging behorende bij de onlangs door de Staten goedgekeurde ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (Zitting 2015-2016-074). In de laatstgenoemde nota van wijziging wordt gesteld dat de afschaffing van de kerstuitkering jaarlijks NAf 5 miljoen en de 10%-korting jaarlijks NAf 6 miljoen aan besparing zal opleveren.

De Raad adviseert de regering de verwachte jaarlijkse besparing te verifiëren en eventueel de memorie van toelichting aan te passen.

k.   Reserveringen

1°. Inzichtelijk maken

Op pagina 59, tweede tekstblok, van de Nota geeft de regering aan dat in 2017 en meerjarig een buffer wordt gevormd voor economisch minder voorspoedige tijden en ter aflossing van vervallen schulden. Volgens de Raad blijkt deze reservering ook uit tabel “4. Gewone dienst” op pagina 25 van de Nota.

Aangezien de schulden die in de komende jaren vervallen bekend zijn voor de regering en dus duidelijk is voor de regering welk bedrag wanneer benodigd is voor aflossing, adviseert de Raad de regering – ter bevordering van de overzichtelijkheid bij de cijfers – de post reserveringen in tabel 4 op pagina 25 van de Nota, te splitsen in een reservering die daadwerkelijk beschikbaar is voor economisch minder voorspoedige tijden en reservering ter aflossing van schulden die in de komende jaren vervallen.

2°. Financiële risico’s

Zoals uit de ontwerpbegroting 2017 en de meerjarenbegroting blijken zal tegen (eind) 2020 een reserve van NAf 87,1 miljoen zijn gevormd in de periode 2017-2020, mits de reserve niet eerder wordt aangesproken. Aangezien deze reserve bedoeld is voor economisch minder voorspoedige tijden, is de Raad van oordeel dat rekening gehouden moet worden met de ontwikkelingen bij het Schommelfonds Sociale Verzekeringen. Het is immers niet uitgesloten dat gedurende de periode 2017-2020 de regering een (extra) dotatie aan voornoemd schommelfonds zal moeten doen. Ook wordt aanbevolen om rekening te houden met eventuele schulden voor de regering die kunnen voortvloeien uit de afronding van de boedelverdeling van de voormalige SVB van de Nederlandse Antillen.

De Raad adviseert de regering een weerstandsvermogen op te bouwen dat in goede verhouding staat tot de geïdentificeerde financiële risico’s voor het land Curaçao.

l.    Weergave verwachte schuldquote op termijn

Op pagina 63 van de Nota worden de schuldpositie en schuldquote grafisch weergegeven (in grafiek 22). Gelet op de door het IMF en het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten aanbevolen maximale schuldquote van 40% adviseert de Raad de regering de (verwachte) schuldquote tot 2020 ook procentueel weer te geven.

m. Subsidie aan de University of Curaçao

Op pagina 68 van de Nota geeft de regering in het laatste tekstblok, onder de eerste bullet, aan dat vanaf 2017 de subsidie aan de University of Curaçao verlaagd wordt met NAf 2,2 miljoen.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting in te gaan op de wijze waarop deze verlaging tot stand is gekomen en op de mogelijke gevolgen en effecten hiervan voor de (begroting van de) University of Curaçao.

n. Aandeel Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning in totale investeringsbudget

Op pagina 78, eerste tekstblok, van de Nota is, na – tabel “11. Gecorrigeerde Kapitaaldienst uitgaven per hoofdstuk” en grafiek “4. Gecorrigeerde Kapitaaldienst uitgaven per hoofdstuk” op pagina 77 van de Nota – aangegeven dat hieruit blijkt dat het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning circa 33,1% van het totale investeringsbedrag inzet. Volgens de Raad blijkt uit voornoemde tabel 11 en grafiek 4 op pagina 77 van de Nota dat genoemd percentage 36% moet zijn.

De Raad adviseert de regering de Nota op dit punt aan te passen.

o.   Tabellen op pagina’s 80 en 81

De Raad adviseert de regering aan te geven wat de regering beoogt met de op pagina’s 80 en 81 van de Nota weergegeven tabellen.

p.   Doel van de invoering van de basisverzekering ziektekosten

Aan de hand van tabel “22. Publieke uitgaven Volksgezondheid in percentage van het BBP” op pagina 83 van de Nota geeft de regering op dezelfde pagina aan dat de stijging – van publieke uitgaven betreffende volksgezondheid uitgedrukt in een percentage van het Bruto Binnenlands Product – bij Curaçao in 2013 ten opzichte van 2012 is te verklaren door de invoering van de basisverzekering ziektekosten (hierna: BVZ).

Het doel van de invoering van de BVZ was om een halt toe te roepen aan de steeds toenemende tekorten bij het Ziektefonds en om de overheidslasten met betrekking tot de gezondheidszorg te verlagen, door deze lasten deels over te hevelen naar werkgevers en werknemers. Het laatste is bereikt door premieverhoging voor werkgevers en werknemers. De eerder vermelde stijging in tabel 22 strookt volgens de Raad dus niet met het door de overheid beoogde doel bij invoering van BVZ.

De Raad adviseert de regering in de Nota op het bovenstaande in te gaan.

q.   Specificatie sociale fondsen (Fonds Basis Verzekering Ziektekosten)

De Raad constateert dat de op pagina 102 van de Nota in tabel “13. Specificatie sociale fondsen” weergegeven: “Premie opbrengsten overige” onder BVZ niet overeenstemmen met de eerder vermelde premieopbrengsten bij het Fonds Basisverzekering Ziektekosten in de tabellen “1c. Specificatie sociale zekerheid” en “5. Collectieve lasten: Belastingopbrengsten en Sociale premies”, op pagina 90 respectievelijk 94 van de Nota.

De Raad adviseert de regering in de Nota in te gaan op het bovenstaande.

Staat van gewaarborgde leningen

CDM N.V.

Uit de tabel op pagina 3 van de Staat van gewaarborgde leningen behorende bij de ontwerpbegroting 2017 blijkt een restant bedrag van NAf 6 miljoen te staan bij CDM N.V. Bij de toelichting staat aangegeven dat reeds in 2006 met de geldgever is overeengekomen dat het rekening-courant krediet waarvoor het Land garant staat verlaagd wordt tot NAf 2,9 miljoen.

De Raad adviseert de regering in de memorie van toelichting aan te geven hoe het bedrag van NAf 6 miljoen zich verhoudt tot de afspraak betreffende het bedrag van NAf 2,9 miljoen en wat de status van het bedrag van NAf 6 miljoen is.

IV. Opmerkingen van (wets)technische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging de ontwerplandsverordening niet bij de Staten in te dienen dan nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.

 

Willemstad, 24 augustus 2016

de fungerend Ondervoorzitter,                                                de Secretaris,

___________________________                                          ____________________

mevr. mr. L.M. Dindial                                                             mevr. mr. C.M. Raphaëla

[1] Advies d.d. 1 september 2015, RvA no. RA/30-15-LV (zaaknummer 2015/038823).

[2] Statistical Yearbook, Central Bureau of Statistics, Curaçao 2013

 

Zowel de ontwerpbegroting 2017 als de memorie van toelichting heeft (wets)technische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

De ontwerpbegroting 2017

De aanhef

Onder verwijzing naar artikel 7 van de Bekendmakingsverordening wordt voorgesteld om in de aanhef “IN NAAM VAN DE KONING!” te vervangen door “In naam van de Koning!”.

De memorie van toelichting

Algemene Beschouwingen

1°. Algemeen

De Raad adviseert de regering in de Algemene Beschouwingen de Nederlandse taal te controleren op spellingsfouten en grammatica.

Ten aanzien van de tabellen, opgenomen in de Algemene Beschouwingen stelt de Raad het volgende voor:

te controleren of de totaalbedragen in de tabellen overeenkomen met de optelsom van de bedragen van de onderdelen daarvan;

alle tabellen te nummeren en de eenheid waarin de cijfers zijn uitgedrukt te vermelden;

de lay-out van de tabellen consistent te maken;

consistent gebruik te maken van een streepje (-) of een nul (0) in de tabellen in geval van een nulbedrag;

te controleren of de bedragen in de tabellen overeenkomen met de bedragen in de tekst en in de andere tabellen. Geconstateerd wordt dat dit niet overal het geval is. Bijvoorbeeld op pagina 31 komen de totaalbedragen in tabel “Functie 03 Algemeen Beheer Algemene Zaken” niet overeen met de bedragen in de tabel op pagina 30. Nog een voorbeeld: het totaalbedrag van NAf 13.560 in het laatste tekstblok op pagina 40 klopt niet met het bedrag in de tabel op pagina 36.

Voorgesteld wordt in de opsommingen in de tekst van de Algemene Beschouwingen gebruik te maken van een puntkomma of een punt achter elk onderdeel.

Voorgesteld wordt bij geldbedragen van vier cijfers of meer gebruik te maken van punten om de duizendtallen te onderscheiden.

Op diverse plaatsten in de Algemene Beschouwingen staat “ministerie” gevolgd door de naam van het ministerie met een kleine letter aan het begin in plaats van “Ministerie”. Gewezen wordt op pagina 31, bij “Algemene doelstelling” (ministerie van Algemene Zaken) en pagina 92, bij “Algemene doelstellingen” (ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning).

Onder verwijzing naar aanwijzing 70 van de Aanwijzingen wordt voorgesteld in bovenbedoelde gevallen “ministerie” te vervangen door “Ministerie”.

Bij de eerste vermelding van afkortingen in de Algemene Beschouwingen dient te worden uitgeschreven waarvoor de afkortingen staan. De Raad constateert dat niet altijd rekening hiermee wordt gehouden.

2°. Inleiding

Pagina 3

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok, in de voorlaatste volzin, “uitgangspunten” te vervangen door “uitgangspunt”.

3°. Staatsorganen en overige algemene organen

Pagina 4

Voorgesteld wordt in de opsomming van organisatorische eenheden “Raad van advies” te vervangen door “Raad van Advies”.

Pagina 6

Op pagina 6 is geconstateerd dat het tekstblok onder de tabel een herhaling betreft van het tweede tekstblok op dezelfde pagina. Geadviseerd wordt om dit recht te trekken.

 

Pagina 21

Voorgesteld wordt om het woord “continue” in de derde volzin van paragraaf “2. Verbreding kennis van leden van de SER en het Secretariaat” te vervangen door  “continu”.

Pagina 24

Voorgesteld wordt om in de eerste volzin van het onderdeel “Algemene doelstellingen” het jaartal “2016” te vervangen door “2017”.

4°. Ministerie van Algemene Zaken

Pagina 36

In de tabel op pagina 36 onder punt “2.3.3 Trainingen” dient het bedrag van NAf 35.000 op gelijke hoogte gebracht te worden met de tekst.

Pagina 48

Voorgesteld wordt om in de tabel op pagina 48, al dan niet naast euro’s, de daarin vermelde bedragen omgerekend ook in Nederlands-Antilliaanse guldens aan te geven.

5°. Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening

Pagina 50

Voorgesteld wordt onder “Missie” in de eerste volzin “uitdaging van Curaçao” te vervangen door “uitdaging voor Curaçao”.

Pagina 51

Opgemerkt wordt dat niet alle functies van het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening zijn opgenomen in de tabel op pagina 51 die een uiteenzetting geeft van de functies en organisatie-eenheden per functie van genoemd ministerie. Voorgesteld wordt genoemde tabel met de ontbrekende functies aan te vullen.

6°. Ministerie van Justitie

Pagina 57

Voorgesteld wordt in tabel “13 Ministerie van Justitie”, in de laatste kolom van onderdeel “12. Politie, 02 UO Toelatingsorganisatie”, “boordeling” te vervangen door “beoordeling”.

Pagina 64

Voorgesteld wordt in de derde kolom bij:

onderdeel 5.3 “Inborging” te vervangen door “Borging”;

onderdeel 6.3. “gevangen die in maatschappij” door “gevangenen die in de maatschappij”.

Pagina 65

Voorgesteld wordt in het opschrift “1 Strafrechtelijke handhaving van rechtsorde” vóór het woord “rechtsorde” het woord “de” in te voegen.

Pagina 66

Voorgesteld wordt in het voorlaatste tekstblok “de” in te voegen tussen “van” en “regering”.

Pagina 68

Voorgesteld wordt in het onderdeel “Verkeersdoden” in de vijfde volzin “de” in te voegen tussen “onder” en “maat”.

Pagina 69

Voorgesteld wordt in het laatste tekstblok in de derde volzin aan te geven met welke instantie het Openbaar Ministerie nauwer zal samenwerken.

Pagina 71

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok “de organisatie-principe” te vervangen door “het organisatie-principe”.

Pagina 74

Voorgesteld wordt in het eerste tekstblok “ANG 295.600&rdquo