no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/40-09-LV

Uitgebracht op : 20/01/2010
Publicatie datum: 20/01/2010

Ontwerp-landsverordening tot wijziging van de Landsverordening op het Notarisambt (3977/RNA, DWJ’09/235)

Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 30 oktober 2009 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 7 december 2009 en 18 januari 2010, bericht de Raad u als volgt.

De onderhavige ontwerp-landsverordening tot wijziging van de Landsverordening op het Notarisambt strekt ertoe de Landsverordening op het Notarisambt te wijzigen teneinde een voor de benoeming van een kandidaat-notaris tot notaris onevenredig belastende vereiste van drie additionele volle jaren stage voor Landskinderen die in andere Koninkrijksdelen hun ervaring hebben opgedaan weg te nemen.

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.

Inhoudelijke opmerkingen
Het ontwerp
De considerans
Blijkens de considerans strekt de onderhavige ontwerp-landsverordening (het ontwerp) ertoe een voor de benoeming van een kandidaat-notaris tot notaris onevenredig belastende vereiste van drie additionele volle jaren stage voor landskinderen die in andere delen van het Koninkrijk der Nederlanden (het Koninkrijk) hun ervaring hebben opgedaan weg te nemen.
De Raad is van oordeel dat door het bezigen van de term “landskinderen” in de considerans de indruk wordt gewekt dat het ontwerp tot doel heeft genoemd vereiste voor de benoeming tot notaris alleen voor kandidaat-notarissen geboren in het land “de Nederlandse Antillen” die hun ervaring als kandidaat-notaris in andere delen van het Koninkrijk hebben opgedaan weg te nemen. Uit het ontwerp volgt volgens de Raad dat bovengenoemd vereiste in het ontwerp wordt geëlimineerd voor de kandidaat-notaris die voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, van de Landsverordening op het Notarisambt (P.B.
1994, no. 4) genoemde vereisten en die de vereiste werkervaring of een gedeelte daarvan reeds op een notariskantoor in één van de andere delen van het Koninkrijk heeft volbracht.
De Raad adviseert op grond van het vorenstaande het hanteren van de term “landskinderen” in de considerans te heroverwegen.

De memorie van toelichting
De Raad constateert dat ook in de memorie van toelichting (pagina 1, onder het onderdeel “Algemeen”, derde alinea en pagina 2, onder het onderdeel “Artikel I, onderdeel A”, tweede volzin) de term “landskinderen” wordt gebezigd. De Raad adviseert, op grond van het door de Raad onder het onderdeel “De considerans” aangevoerde argumentatie, het gebruik van de term “landskinderen” in de memorie van toelichting te heroverwegen.

Artikel I, onderdeel A, punt 2 (artikel 9, derde lid, onder f)
Met het voorgestelde artikel I, onderdeel A, punt 2 (artikel 9, derde lid, onder f), wordt beoogd dat de werkervaring opgedaan door een kandidaat-notaris op een notariskantoor waar ook binnen het Koninkrijk in aanmerking wordt genomen bij de behandeling van een verzoek om benoeming tot notaris. Daarbij wordt wel als vereiste gesteld dat de belanghebbende ten minste één jaar voorafgaande aan zijn verzoek op een notariskantoor in de Nederlandse Antillen of Aruba werkzaam is geweest.
De Raad merkt op dat in de memorie van toelichting twee verschillende toelichtingen worden gegeven op genoemd vereiste, die niet aansluiten bij de tekst van artikel I, onderdeel A, punt 2 (artikel 9, derde lid, onder f). Op de eerste plaats wordt in het algemeen deel van de memorie van toelichting (pagina 2, tweede volzin) gesteld dat voor de kandidaat-notaris die werkervaring heeft opgedaan op een notariskantoor waar ook binnen het Koninkrijk in artikel I, onderdeel A (artikel 9, derde lid, onder f), als extra eis is opgenomen dat ten minste het laatste jaar van de stage is doorgebracht op een notariskantoor in de Nederlandse Antillen of Aruba. Op de tweede plaats blijkt uit de toelichting op artikel I, onderdeel A (artikel 9, derde lid, onder f), (pagina 2, onder “Artikel I, onderdeel A”, achtste regel van onderaan) dat minimaal één jaar werkervaring op een notariskantoor in de Nederlandse Antillen of Aruba moet zijn opgedaan.
Volgens de Raad houdt de eerstgenoemde uitleg van het in artikel I, onderdeel A (artikel 9, derde lid, onder f), opgenomen vereiste in dat genoemde werkervaring in de Nederlandse Antillen of in Aruba in ieder geval het laatste jaar van de stageperiode, zijnde de aaneengesloten periode van drie jaren, binnen een tijdbestek van vier jaren, moet zijn opgedaan. Afgaande op de laatstgenoemde uitleg van het bepaalde in artikel I, onderdeel A (artikel 9, derde lid, onder f), hoeft naar de mening van de Raad één jaar werkervaring in de Nederlandse Antillen of Aruba niet in het laatste jaar voorafgaande aan het verzoek van de belanghebbende te zijn opgedaan.
De Raad adviseert bovengenoemde toelichtingen op het vereiste opgenomen in artikel I, onderdeel A (artikel 9, derde lid, onder f), van het ontwerp in overeenstemming te brengen met de tekst van artikel I, onderdeel A, punt 2 (artikel 9, derde lid, onder f), van het ontwerp.

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting geeft de Raad aanleiding tot het maken van wetstechnische en redactionele opmerkingen.

Het ontwerp
In artikel I, onderdeel A, punt 1 (artikel 9, derde lid, onder e), wordt “drie jaren” vervangen door: een aaneengesloten periode van drie jaren, binnen een tijdbestek van vier jaren, als kandidaat-notaris.
 

De Raad vindt dat ook de definitie van de term “stageverklaring” opgenomen in artikel 1 van de Landsverordening op het Notarisambt dienovereenkomstig moet worden gewijzigd.
De Raad geeft de regering in overweging de definitie van de term “stageverklaring in artikel 1 van genoemde landsverordening aan te passen.
De Raad geeft voorts in overweging in de considerans en in artikel I, onderdeel A, punt 2 (artikel 9, derde lid, onder f), het woord “stage” te vervangen door de woorden “volbrachte werktijd”. Hiermee wordt volgens de Raad aangesloten bij de in de Landsverordening op het Notarisambt reeds gebruikte terminologie voor de aanduiding van de term “stage”.

De memorie van toelichting
De Raad stelt voor op pagina 2, onder “Artikel I, onderdeel A” in de eerste regel “Artikel 3” te wijzigen in “Artikel 9”.

Voorts stelt de Raad voor op pagina 2, eerste alinea, tweede volzin, het woord “tenminste” te wijzigen in de woorden “ten minste”.

Op pagina 2, onder “Artikel I, onderdeel A”, vierde regel van bovenaan, is naar de mening van de Raad te stellig opgenomen dat de voorwaarde van drie jaren werkervaring binnen de Nederlandse Antillen voor de benoembaarheid tot notaris niet meer stand kan houden.
De Raad merkt op dat genoemde voorwaarde slechts voor de kandidaat-notaris die de vereiste werkervaring op een notariskantoor binnen het Koninkrijk heeft volbracht niet meer stand kan houden. Voor de kandidaat-notaris die zijn werkervaring alleen op de Nederlandse Antillen heeft opgedaan, is voormelde voorwaarde niet bezwaarlijk. De Raad meent daarom dat genoemde stelling in de memorie van toelichting moet worden genuanceerd.
De Raad geeft in overweging een nuance aan te brengen in genoemde stelling.

 

De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.

Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige ontwerp-landsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 20 januari 2010

de Ondervoorzitter, de Secretaris,

 

________________________ ______________________
Prof. mr. F. B. M. Kunneman mevr. mr. C. M. Raphaëla