no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/40-11-LV

Uitgebracht op : 07/12/2011
Publicatie datum: 28/09/2012

Ontwerplandsverordening houdende regels betreffende de Postspaarbank (Postspaarbankverordening 2010) (Zaaknummer 2011/077802)

Ontwerplandsverordening houdende regels betreffende de Postspaarbank (Postspaarbankverordening 2010)
(Zaaknummer 2011/077802)

Advies: Met verwijzing naar uw spoedadviesverzoek d.d. 11 november 2011 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 5 december 2011, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

I. Beoordeling van het ontwerp
In de memorie van toelichting (pagina 2, laatste tekstblok) staat dat de thans voorliggende ontwerplandsverordening spoedheidshalve niet anders is dan een gemoderniseerde versie van de Postspaarbankverordening 1958. Gelet daarop heeft de Raad de onderhavige ontwerplandsverordening (“ontwerp”) in eerste instantie vergeleken met de Postspaarbankverordening 1958. Daar waar de betreffende teksten niet overeenstemmen met elkaar is de Raad nagegaan wat de mogelijke gevolgen daarvan kunnen zijn en of er een opmerking over moet worden gemaakt. Daarnaast zijn de bepalingen in het ontwerp die niet in de vervallen Postspaarbankverordening 1958 voorkomen nader bekeken en beoordeeld. Afhankelijk van die beoordeling heeft de Raad al dan niet een opmerking ter zake gemaakt.

II. Inhoudelijke opmerkingen
1. Het ontwerp
a. Belegging beschikbare gelden
In de aan de Minister van Financiën gerichte brief d.d. 18 oktober 2011, no. 2011/77802, van de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Financiën staat dat de in artikel 8, eerste lid, onderdeel c van het ontwerp genoemde  beurzen moet worden uitgebreid. Daartoe heeft de Secretaris-Generaal een tekstvoorstel gedaan.

De Raad adviseert in de memorie van toelichting te motiveren om welke reden het bovenbedoelde voorstel niet is overgenomen.

b. Rechtspositie personeel Postspaarbank
In artikel 14a, eerste lid van de vervallen Postspaarbankverordening 1958 is  bepaald dat het personeel van de Postspaarbank “overheidspersoneel” is in de zin van de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren. Het tweede lid van artikel 14a bepaalt vervolgens dat, op verzoek van de directeur, de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdiena-ren, van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op het personeel van de Postspaarbank.

De Raad stelt vast dat in het vergelijkbare artikel 15 van het ontwerp wel is overgenomen dat de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren op het personeel van de Postspaarbank van toepassing is, maar de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren niet.
De Raad adviseert het niet van overeenkomstige toepassing verklaren van de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren op het personeel van de Postspaarbank in de memorie van toelichting te motiveren, dan wel het ontwerp aan te passen met inachtneming van de bovenstaande opmerking.

c. Garantieverplichting voor het Land
In artikel 16 van het ontwerp is voor de gelding van de garantiebepaling van artikel 9 van het ontwerp een overgangsregeling opgenomen. Deze komt erop neer dat de garantieverplichting in vier jaar wordt afgebouwd tot nihil. De Raad maakt ten aanzien hiervan de volgende opmerkingen.
• De Raad stelt vast dat de afbouwregeling, zoals geformuleerd en toegelicht, geldt voor alle depositohouders, zowel de huidige als de toekomstige van de PSB Bank N.V., nu deze vennootschap de opvolger onder algemene titel wordt van de Postspaarbank. De Raad is van oordeel dat de overgangsregeling niet van toepassing dient te zijn op nieuwe depositohouders, maar alleen op de depositohouders tot aan opvolging van de Postspaarbank door de PSB Bank N.V. De PSB Bank N.V. heeft het immers zelf in de hand om met de nieuwe depositohouders contracten te sluiten zonder de bedoelde garantiebepaling.
De Raad adviseert artikel 16 aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.
• Omdat de Postspaarbank met de depositohouders civielrechtelijke contracten sluit, dient te worden nagegaan of voor de afbouw van de garantieverplichting kan worden volstaan met het vaststellen van de voorgestelde overgangsregeling. De Raad is van oordeel dat het antwoord daarop afhankelijk is van de individuele contracten, onder andere of er een bepaling in de contracten is opgenomen ingevolge welke de contractuele voorwaarden – eenzijdig – kunnen worden gewijzigd wanneer de publiekrechtelijke regeling waar het contract op is gestoeld  (de Postspaarbankverordening 1958), gewijzigd wordt. Uiteraard dienen daarbij van overheidswege de beginselen van behoorlijk bestuur in acht te worden genomen.
De Raad adviseert om aan de hand van de voorwaarden in de individuele contracten na te gaan of voor de afbouw van de garantieverplichting kan worden volstaan met de voorgestelde overgangsregeling van artikel 16, tweede lid.

2. De memorie van toelichting
a. Verplicht aan te houden reservebedrag (toelichting bij artikel 9, pagina 4)
In de toelichting bij artikel 9 staat dat, in verband met de garantiebepaling in artikel 9, de hoogte van de verplichte reserve maximaal 15% van de totale inleggingen bedraagt. In artikel 10 van het ontwerp staat dat bedoeld maximum ten minste 10% van de totale inleggelden bedraagt.
Hoewel het een het ander niet behoeft uit te sluiten vindt de Raad dat over de minimale- en/of de maximale hoogte van de aan te houden verplichte reserve geen misverstand mag bestaan.
De Raad adviseert om in het ontwerp op te nemen wat het minimale en/of maximale percentage van de totale ingeggelden bedraagt dat verplicht als reserve moet worden aangehouden en de memorie van toelichting daarop af te stemmen.

b.  Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (toelichting bij artikel 16, pagina 5)
In de toelichting op artikel 16 staat dat de Pensioenlandsverordening overheidsdienaren (P.B. 1997, no. 312) (“Pensioenlandsverordening”) is vermeld in Bijlage A behorende bij artikel 1, tweede lid van de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (A.B. 2010, no. 87) (“Overgangsregeling”). Om die reden zou de Pensioenlandsverordening niet tot de van het land de Nederlandse Antillen overgenomen wetgeving behoren.
De Raad merkt op dat de Pensioenlandsverordening niet voorkomt in Bijlage A van de Overgangsregeling waardoor de Pensioenlandsverordening ingevolge artikel 1 van de Overgangsregeling tot de wetgeving van Curaçao behoort.
De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te passen met inachtneming van het bovenstaande.

III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige ontwerplandsverordening bij de Staten in te dienen, nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.

Willemstad, 7 december 2011

de Ondervoorzitter,                   de Secretaris,

 

________________                  ____________________
mr. C.M. Grüning                      mevr. mr. C.M. Raphaëla

 

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

1. Het opschrift en de citeertitel
Gezien de memorie van toelichting (pagina 2, vierde tekstblok) en de redactie van de vervalbepaling in artikel 16, tweede lid van het ontwerp, heeft de Raad vastgesteld, dat de werkingsduur van de onderhavige landsverordening beperkt zal zijn. Het gaat om een tijdelijke regeling, waarvan het tijdstip waarop de regeling dient te vervallen niet vooraf kan worden vastgesteld.
De Raad adviseert de tijdelijkheid van de onderhavige landsverordening in het opschrift en de citeertitel tot uitdrukking te brengen.

2. De considerans
Volgens de Raad dient in een considerans de strekking van en, indien daartoe aanleiding is, het motief tot de vaststelling van de wet in hoofdzaak kort te worden weergegeven. In de onderhavige considerans staat dat het wenselijk is regels te stellen betreffende de Postspaarbank. De Raad is van oordeel dat daarmee niet is voldaan aan bovengenoemde eisen die aan een considerans worden gesteld.
De Raad adviseert de considerans te herformuleren met inachtneming van het bovenstaande.

3. Het ontwerp

Artikel 5
In het zesde lid dient “artikel 3” te worden vervangen door “artikel 4”.

Artikel 6
In het tweede lid dient “van de Nederlandse Antillen” te worden geschrapt.

Artikel 8
Aan het einde van het eerste lid, onderdeel d, dient de punt te worden vervangen door een puntkomma.

In onderdeel e van het eerste lid adviseert de Raad de term “verzekering” nader te specificeren. Indien daarmee een “levensverzekering” wordt bedoeld dan kan die term daarvoor in de plaats komen.

Artikel 10
In de derde regel dient “welke maximum” te worden vervangen door “welk maximum” en “tenminste” door “ten minste”.

Artikel 15
Aan het einde van onderdeel a dient de punt te worden vervangen door een puntkomma.

Artikel 18
Het opschrift “Artikel 18” dient te worden vervangen door “Artikel 17”.

3. De memorie van toelichting

Pagina2
In het derde tekstblok dienen in de vijfde regel van onderaf geteld, de woorden “niet effect” te worden vervangen door “geen effect”.

Pagina 3
Op pagina 3, tweede tekstblok staat, dat voor zover er geen artikelsgewijze toelichting is opgenomen, maar daar in de praktijk wel behoefte aan bestaat, wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij het ontwerp van de Postspaarbank 1958 en de daarop aangebrachte wijzigingen.
De Raad acht het uit het oogpunt van zelfstandige leesbaarheid van de memorie van toelichting gewenst dat hetzij in de onderhavige memorie van toelichting verwezen wordt naar de vindplaats van de parlementaire stukken waarin de toelichting op de artikelen die niet van een toelichting zijn voorzien is opgenomen, hetzij de toelichting op deze artikelen in het ontwerp inhoudelijk wordt uitgeschreven.

Pagina 4
Tussen het eerste en tweede tekstblok dient “Artikel ..” te worden geschrapt.

In de tekst bij “Artikel 9” staat “Om die reden is in artikel 17, tweede lid, […]”. Voorgesteld wordt  “artikel 17, tweede lid” te vervangen door “artikel 16, tweede lid”.

Pagina 5
De toelichting op artikel 16 moet zijn de toelichting op artikel 15.

De toelichting op artikel 17 moet zijn de toelichting op artikel 16.