no Download PDF Print

Adviezen

RvA no. RA/40-13-LV

Uitgebracht op : 05/02/2014
Publicatie datum: 18/02/2014

Initiatiefontwerplandsverordening tot wijziging van de Cessantia-landsverordening (P.B. 1983, no. 85) (Zitting 2013-2014-038)

Initiatiefontwerplandsverordening tot wijziging van de Cessantia-landsverordening (P.B. 1983, no. 85) (Zitting 2013-2014-038)

Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 19 november 2013 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 3 februari 2014, bericht de Raad u als volgt.

Bestudering van het onderhavige initiatiefontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken, geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

I. Algemeen

1. Adviezen van derden
Gezien het onderwerp dat geregeld wordt in de onderhavige initiatiefontwerplandsverordening (het initiatiefontwerp) en de aard van de voorgestelde wijzigingen in het initiatiefontwerp acht de Raad het van belang dat advies hierover wordt ingewonnen van de Sociaal Economische Raad, het Ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn en de Sociale Verzekeringsbank (de SVB).
De Raad adviseert om alvorens over te gaan tot goedkeuring van dit initiatiefontwerp de regering te verzoeken ten behoeve van de Staten advies van het hierboven genoemde ministerie en de organisaties in te winnen. Daarnaast verzoekt de Raad voornoemde adviezen zodra deze beschikbaar zijn aan hem toe te sturen teneinde alsnog een aanvullend advies uit te brengen indien daartoe aanleiding bestaat.

2. De financiële gevolgen van het initiatiefontwerp
a. Voor het Land
Artikel 11 van de Landsverordening comptabiliteit 2010 schrijft voor dat in de toelichting op ontwerpen van wet- en regelgeving een afzonderlijk onderdeel moet worden opgenomen waarin de financiële gevolgen voor en de dekking door het Land worden vermeld.

Hoewel de toelichting op genoemd artikel niets daarover zegt, maakt de Raad naar aanleiding van de laatste volzin daarvan op, dat het artikel alleen ministers bindt. Toch kan er naar het oordeel van de Raad een invloed hiervan naar de Staten uitgaan. Door de in het initiatiefontwerp voorgestelde aanpassingen zullen de aanspraken op het Cessantiafonds hoger worden (Zie onderdeel “I. Algemeen”, onder “3. Doelstelling van het initiatiefontwerp”). Deze aanpassingen voortvloeiende uit het initiatiefontwerp zullen reële financiële risico’s voor het Cessantiafonds met zich meebrengen, met als gevolg dat deze door de overheid afgedekt zullen moeten worden.
De verplichting van het Land om voornoemde financiële risico’s af te dekken vloeit voort uit het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de Cessantia-landsverordening in samenhang met de artikelen 1, 2 en 21 van de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank, zoals laatstelijk gewijzigd in P.B. 2013, no. 3. Aangezien het Cessantiafonds niet aangesloten is bij het
Schommelfonds Sociale Verzekeringen, bedoeld in artikel 14 van de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank, zal het Land zonder enig voorbehoud het Cessantiafonds zelf moeten aanvullen indien de gelden van dit fonds niet toereikend blijken te zijn. Een reëel financieel risico voor het Land is aanwezig in het geval de gelden van het Cessantiafonds niet toereikend blijken te zijn. De Raad kan niet uit de memorie van toelichting opmaken hoe met het bovengenoemde reële financiële risico voor het Cessantiafonds zal worden omgegaan.
De Raad adviseert een financiële paragraaf in de memorie van toelichting op te nemen en daarin in te gaan op het bovenstaande.

b. Voor het bedrijfsleven
Naast de Landsverordening comptabiliteit 2010 is ook de inachtneming van aanwijzing 157 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (noot 1)  van belang. Deze aanwijzing bepaalt dat een toelichting een verantwoording moet bevatten van de regeling. In de toelichting dient in overeenstemming met genoemde aanwijzing in ieder geval naast de lasten voor de overheid ook de lasten voor bedrijven en instellingen te worden opgenomen.
Het voorgestelde in het initiatiefontwerp zal, zoals aangegeven in onderdeel “I. Algemeen”, onder “3. Doelstelling van het initiatiefontwerp” van dit advies, financiële gevolgen hebben voor de werkgevers. Door het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Cessantia-landsverordening, zoals voorgesteld in onderdeel B, onder punt 2 van het initiatiefontwerp zullen bepaalde werkgevers meer premie moeten afdragen.
De Raad adviseert in de memorie van toelichting in te gaan op het bovenstaande.

3. Doelstelling van het initiatiefontwerp
De initiatiefnemer stelt in het initiatiefontwerp voor om aanspraak op cessantia-uitkering te geven aan werknemers die vrijwillig ontslag nemen. In de literatuur en de memorie van toelichting op de huidige Cessantia-landsverordening wordt aangegeven dat de wetgever er destijds (in de jaren tachtig) bewust voor heeft gekozen om de cessantia bij onvrijwillig ontslag te regelen en de cessantia bij vrijwillig ontslag aan de collectieve arbeidsovereenkomst over te laten. Op grond van de nog steeds geldende rechtsgrond dient de werkgever aan een werknemer, die buiten zijn toedoen wordt ontslagen, de eenmalige uitkering toe te kennen wegens vergoeding van immateriële schade en verlies van anciënniteit. De reden voor handhaving van voornoemde rechtsgrond van de cessantia was, zoals aangegeven in de memorie van toelichting, de precaire sociaal-economische toestand waarin het land (toentertijd de Nederlandse Antillen) zich toen bevond. De Raad is van mening dat met de voorgestelde wijziging de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever wordt veranderd, terwijl Curaçao zich nochtans in een precaire sociaal-economische en financiële toestand bevindt.
Het mogelijk maken dat cessantia-uitkering betaald kan worden in geval van vrijwillig ontslag gaat, zoals voorgesteld in het initiatiefontwerp, ook gepaard met aanpassing van de wijze van berekening van de cessantia-uitkering. Deze aanpassing, opgenomen in artikel 3, tweede lid, van de Cessantia-landsverordening – zoals voorgesteld in onderdeel B, onder punt 2, van het initiatiefontwerp – brengt met zich mee dat werknemers die voor een korte tijd voor een werkgever hebben gewerkt meer cessantia-uitkering zullen krijgen. De cessantia-uitkering voor bijvoorbeeld elke werknemer die tussen de vijf en 20 dienstjaren heeft opgebouwd, wordt verhoogd met een halve week per dienstjaar of een kwart week per dienstjaar. Hierdoor zal de bijdrage van de werkgever, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van voornoemde landsverordening, in deze gevallen hoger uitvallen.
De Raad is van oordeel dat voornoemde verhoging gevolgen zal hebben voor de kosten van bedrijfsvoering van de werkgever in een tijd van economische malaise. Ook de aanspraken op het Cessantiafonds zullen hoger zijn. In de memorie van toelichting wordt niet duidelijk gemaakt om welke reden de wijze van berekening van de cessantia-uitkering gewijzigd dient te worden en wat dit zal betekenen voor de werkgever, het Cessantiafonds en het Land. Om bovengenoemde redenen is de Raad van oordeel dat de in het initiatiefontwerp gemaakte keuze en de mogelijke implicaties daarvan in de memorie van toelichting moeten worden belicht.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.

4. Wijzigen of intrekken van de Cessantia-landsverordening?
De Raad constateert dat een groot aantal artikelen van de Cessantia-landsverordening middels het initiatiefontwerp gewijzigd worden. Ook worden nieuwe artikelen in de Cessantia-landsverordening ingevoegd. Door deze omvangrijke wijziging van de Cessantia-landsverordening zal deze landsverordening minder toegankelijk worden. De Raad is van oordeel dat in navolging van het bepaalde in aanwijzing 165 van de Aanwijzingen voor de regelgeving overwogen dient te worden om de Cessantia-landsverordening in te trekken en een nieuwe regeling vast te stellen.
De Raad verzoekt de aandacht voor het bovenstaande.

5. Deugdelijke motivering van het initiatiefontwerp
In het initiatiefontwerp wordt voorgesteld om fundamentele wijzigingen in de Cessantia-landsverordening aan te brengen. In de considerans wordt aangegeven dat er sprake zou zijn van discriminatoire bepalingen in de Cessantia-landsverordening, dat deze landsverordening onduidelijk zou zijn en voor problemen in de interpretatie ervan zou zorgen. De Raad is van oordeel dat de voorgestelde wijzigingen van de Cessantia-landsverordening niet voldoende gemotiveerd worden in de memorie van toelichting. De Raad verwijst in deze naar aanwijzing 157 van de Aanwijzingen voor de regelgeving waarin wordt aangegeven aan welke eisen een memorie van toelichting dient te voldoen.
In de considerans en de memorie van toelichting wordt ook aangegeven dat de wijziging van de Cessantia-landsverordening onder meer tot doel heeft de uitgaven een meer gebalanceerd geheel te laten vormen met de inkomsten. Het is voor de Raad niet duidelijk welke uitgaven en inkomsten precies bedoeld worden en wat precies wordt verstaan onder een meer gebalanceerd geheel laten vormen van de uitgaven met de inkomsten. De Raad is van oordeel dat voornoemd doel in de memorie van toelichting eenduidig en helder toegelicht dient te worden.
De Raad adviseert de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

II. Inhoudelijke opmerkingen

1. Het initiatiefontwerp

a. De considerans
Zoals reeds is aangegeven in het algemeen gedeelte van dit advies, constateert de Raad dat de Cessantia-landsverordening door de voorgestelde wijziging een fundamentele verandering zal ondergaan. Deze fundamentele verandering betreft de invoering van de aanspraak op cessantia-uitkering bij vrijwillig ontslag. Deze beoogde verandering wordt echter niet weergegeven in de considerans van het initiatiefontwerp. Conform aanwijzing 91 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt in een considerans de strekking van en het motief tot de vaststelling van de regeling in hoofdzaak kort weergegeven. De Raad is van oordeel dat overeenkomstig aanwijzing 91 voornoemde wijziging in de considerans moet worden genoemd.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de considerans aan te passen.

b. Het begrip “werknemer”
In onderdeel A, onder punt 1, van het initiatiefontwerp wordt de definitie van werknemer (verder) beperkt door huispersoneel en thuiswerkers alsmede ouders en inwonende kinderen van de werkgever, tenzij van een normaal dienstverband tegen het gebruikelijke loon sprake is, niet als werknemers in de zin van de Cessantia-landsverordening aan te merken. De Raad constateert dat de voorgestelde aanpassing van voornoemd begrip, in het bijzonder het uitzonderen van huispersoneel en thuiswerkers van de werking van voornoemde landsverordening, niet is toegelicht.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.

c. De begrippen “gezinsleden” en “pleegkinderen”
Conform het bepaalde in aanwijzing 94 van de Aanwijzingen voor de regelgeving worden in een begripsbepaling doorgaans termen die een te weinig bepaalde of die een van het spraakgebruik afwijkende betekenis hebben, gedefinieerd. Deze begrippen worden vervolgens in de overige artikelen van de wettelijke regeling gebruikt. In onderdeel A, onder punt 2, van het initiatiefontwerp worden de begrippen “gezinsleden” en “pleegkinderen” geïntroduceerd.
In het huidige artikel 5, eerste lid van de Cessantia-landsverordening wordt bepaald dat de cessantia-uitkering, bij het overlijden van de werknemer, op het verzoek van de nagelaten betrekkingen van de werknemer aan hen wordt uitbetaald. In het tweede lid van voornoemd artikel wordt aangegeven wie deze nagelaten betrekkingen zijn. In het initiatiefontwerp is voornoemd artikel voor zover het betreft het gebruik van voornoemde nieuwe begripsbepalingen niet in overeenstemming gebracht met het bepaalde in onderdeel A.
Het initiatiefontwerp voorziet ook niet in het gebruik van bovengenoemde nieuwe begrippen in de overige artikelen van de Cessantia-landsverordening.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande het initiatiefontwerp aan te passen.

d. Uitsluiten van een categorie nagelaten betrekkingen van de overleden werknemer
In onderdeel D, onder punt 2, van het initiatiefontwerp wordt voorgesteld om de laatste volzin van het tweede lid van artikel 5 van de Cessantia-landsverordening te laten vervallen. Deze wijziging zal als consequentie hebben dat de kinderen van de overleden werknemer tot wie hij in familierechtelijke betrekking stond en die de leeftijd van 25 jaar nog niet hebben bereikt en die naar school gaan of die ziek of gehandicapt zijn niet in aanmerking zullen komen voor een cessantia-uitkering. Uit de memorie van toelichting is niet gebleken om welke reden deze categorie van nagelaten betrekkingen van de overleden werknemer thans uitgesloten dienen te worden van de cessantia-uitkering.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.

e. Systematiek van de landsverordening
Naar het oordeel van de Raad is in het initiatiefontwerp onvoldoende rekening gehouden met de bestaande wetsystematiek van de Cessantia-landsverordening. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in het nieuwe artikel 7, vierde lid, van de Cessantia-landsverordening, zoals voorgesteld in onderdeel E, onder punt 3, van het initiatiefontwerp in samenhang gezien met het huidige artikel 11, vierde lid, van de Cessantia-landsverordening. Beide genoemde bepalingen zijn van gelijke strekking.
Een ander voorbeeld is te vinden in het nieuwe artikel 8i, tweede lid, van de Cessantia-landsverordening, zoals voorgesteld in onderdeel G van het initiatiefontwerp in samenhang gezien met het huidige artikel 8, derde lid, van de Cessantia-landsverordening. Indien het initiatiefontwerp aldus vastgesteld zou worden, dan zou de Cessantia-landsverordening twee artikelen met dezelfde strekking bevatten.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande het initiatiefontwerp aan te passen.

2. De memorie van toelichting

a. Discriminatie
In de toelichting op onderdeel A van het initiatiefontwerp (pagina 16, derde tekstblok) wordt aangegeven dat het de bedoeling is om onder meer de discriminatoire bepalingen in de Cessantia-landsverordening op te heffen door onder andere de kring van gezinsleden van de werknemer uit te breiden. De Raad is van oordeel dat de aangegeven motivering de wijziging niet voldoende draagt.
De Raad adviseert om de memorie van toelichting met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.

b. Het voorgestelde artikel 3a van de Cessantia-landsverordening
In de memorie van toelichting (pagina 18) wordt aangegeven dat met het bepaalde in artikel 3a van de Cessantia-landsverordening, zoals voorgesteld in onderdeel C van het initiatiefontwerp, wordt beoogd verschillende uitspraken van het College van Beroep voor Cessantia te codificeren. De Raad adviseert om in de memorie van toelichting enkele van die uitspraken in de memorie van toelichting te noemen en nader toe te lichten waarom het noodzakelijk is om het bepaalde in het eerste lid van voornoemd artikel in te voeren.

c. Kosten en bevoorrechte vorderingen
In de eerste volzin van de toelichting op onderdeel E van het initiatiefontwerp (pagina 18) wordt aangegeven dat het vierde lid van artikel 7 van de Cessantia-landsverordening dient te vervallen vanwege het feit dat het bepaalde daarin al in artikel 8, derde lid van de Cessantia-landsverordening is geregeld. De Raad is van oordeel dat dit onjuist is. Het bedoelde vierde lid is in feite het huidige derde lid van artikel 7 van de Cessantia-landsverordening. Hierin wordt bepaald dat de door de SVB betaalbaar gestelde cessantia-uitkeringen als bedoeld in artikel 4 van voornoemde landsverordening, alsmede alle andere kosten verbonden aan de uitvoering van genoemd artikel ten laste van de SVB komen. Artikel 4 van de Cessantia-landsverordening ziet op de situatie waarin de werkgever geen cessantia-uitkering kan uitbetalen omdat hij failliet is of aan hem surséance van betaling is verleend. In artikel 8, derde lid van de Cessantia-landsverordening wordt bepaald welke vorderingen van de werknemer en de SVB op de werkgever bevoorrechte vorderingen zijn en welke uitzonderingen hierop gelden. De hierboven bedoelde artikelen zijn aldus niet van gelijke strekking.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.

d. Datum van voldoening van de cessantia-bijdrage door de werkgever
In de toelichting op onderdeel G van het initiatiefontwerp (pagina 19) wordt in de eerste volzin aangegeven dat met het voorgestelde artikel 8a, eerste lid van de Cessantia-landsverordening beoogd wordt een datum vast te stellen waarop uiterlijk de cessantia-bijdrage bij de SVB binnen moet zijn. In het voorgestelde artikel 8a, eerste lid wordt echter geen datum genoemd. De Raad merkt tevens op dat in artikel 7, eerste lid van de Cessantia-landsverordening wordt bepaald dat de werkgever uiterlijk in de maand juni van ieder kalenderjaar verplicht is een bijdrage ten behoeve van een in zijn dienst zijnde werknemer aan de SVB te doen.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.

III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard

Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.

Willemstad, 5 februari 2014

de Ondervoorzitter, de Secretaris,

 

___________________________ _____________________
mevr. mr. drs. B. J. Doran-Scoop mevr. mr. C. M. Raphaëla

(1) Vastgesteld door de Raad van Ministers op 31 juli 2013 (2011/39851).

 

Zowel het initiatiefontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.

a. Het ontwerp

1. Vindplaats van wettelijke regelingen
De Raad adviseert om de vindplaats van wettelijke regelingen waarnaar wordt verwezen steeds in een voetnoot aan te geven.

2. De aanhef
De Raad adviseert om de aanhef van het initiatiefontwerp in overeenstemming te brengen met artikel 7 van de Bekendmakingsverordening en aanwijzing 86 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

3. Indeling en nummering van artikelen
In aanwijzingen 174 en 175 wordt de wijze aangegeven waarin een wijzigingsregeling ingedeeld dient te worden. De Raad adviseert om het initiatiefontwerp in overeenstemming te brengen met de betreffende aanwijzing.

4. Artikel I
De Raad stelt, met inachtneming van aanwijzingen 174, eerste lid en 175, eerste lid, voor om de aanduiding en aanhef van artikel I van het initiatiefontwerp als volgt te laten luiden:

Artikel I

De Cessantia-landsverordening wordt als volgt gewijzigd:.

5. Onderdeel A
Bij de definitie van werknemer dient de zinsnede “bedoeld in artikel 1613a ven het Burgerlijk Wetboek van Curaçao” te worden vervangen door “bedoeld in artikel 1613a van het Burgerlijk Wetboek”.

6. Onderdeel B
a. Gedeelten in vet
De Raad stelt voor geen gedeelten van onderdeel B van het initiatiefontwerp in vet op te nemen.

b. Vrijwillig en onvrijwillig ontslag
In de huidige Cessantia-landsverordening wordt in artikel 3, eerste lid de aanspraak op cessantia-uitkering bij onvrijwillig ontslag geregeld. Hierdoor krijgt een werknemer die anders dan door zijn schuld of ten gevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid door zijn werkgever wordt ontslagen een cessantia-uitkering. Door de formulering van artikel 3, eerste lid van de Cessantia-landsverordening, zoals voorgesteld in onderdeel B, onder punt 1, van het initiatiefontwerp, zal een werknemer die door zijn werkgever wordt ontslagen niet meer in aanmerking komen voor een cessantia-uitkering. Uit de memorie van toelichting (pagina 1, tweede tekstblok) blijkt echter dat dit juist niet de bedoeling is. Met andere woorden, met het initiatiefontwerp wordt beoogd het mogelijk te maken dat zowel werknemers die vrijwillig ontslag nemen als werknemers die onvrijwillig ontslagen worden aanspraak te geven op een cessantia-uitkering.
De Raad adviseert om in onderdeel B, onder punt 1, van het initiatiefontwerp de zinsnede “op zijn eigen aanvraag” te wijzigen in “al dan niet op eigen verzoek”.

c. Overige wijzigingen
In onderdeel B, onder punt 1, van het initiatiefontwerp dient:
– onder punt 1 de zinsnede “anders door zijn schuld” te worden vervangen door “anders dan door zijn schuld”;
– onder punt 2 “de woorden:” te worden vervangen door “de zinsnede”, de tweede en voorlaatste dubbele punt te worden geschrapt, “terwijl” te worden vervangen door “en” en dient de laatste twee aanhalingstekens te worden geschrapt;
– onder punt 3 “lid 2” te worden vervangen door “het tweede lid” en dient aan het slot een punt te worden geplaatst;
– onder punt 4 “lid 3” te worden vervangen door “het derde lid” en dienen de aanhalingstekens na de dubbele punt te worden geschrapt;
– onder punt 5 “lid 4” te worden vervangen door “het vierde lid” en dient “zin” te worden vervangen door “volzin” en dienen de aanhalingstekens na de dubbele punt te worden geschrapt;
– onder punt 6 “Lid 5 wordt gelezen:” te worden vervangen door “Het vijfde lid komt te luiden:” en dienen de aanhalingstekens na de dubbele punt te worden geschrapt.

De Raad stelt voor bij de aanpassing van punt 7 aan te sluiten bij het volgende.

Onder vernummering van het zesde lid tot zevende lid wordt een lid ingevoegd luidende:
6. Het bepaalde in …………..wettelijk ouderdomspensioen.

7. Onderdeel C
De Raad adviseert de aanhef van onderdeel C van het initiatiefontwerp als volgt te doen luiden: Na artikel 3 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:.

De Raad stelt voor de nummering van het ingevoegde artikel “artikel 3A” te wijzigen in “artikel 3a”.

De Raad stelt voor in het voorgestelde artikel 3a het woord “of” aan het slot van onderdeel a van het eerste lid te schrappen. In het tweede lid dient “onder sub b en c” te worden vervangen door “in het eerste lid, onder b en c” en dient “bank” te worden vervangen door “Bank”.

8. Onderdeel D
In onderdeel D, onder punt 1, van het initiatiefontwerp wordt voorgesteld om in het tweede lid van artikel 5 van de Cessantia-landsverordening de zinsnede “de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen” te vervangen door “de kinderen”. In het tweede lid van artikel 5 van de Cessantia-landsverordening komt de zinsnede “de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen” echter niet voor.
De Raad vraagt de nodige aandacht hiervoor.

De Raad stelt voor punten 2 en 3 van onderdeel D samen te voegen en als volgt te doen luiden:
2. De laatste volzin van het tweede lid en het derde lid vervallen.

 

9. Onderdeel E
De Raad stelt voor om bij de aanpassing van onderdeel E van het initiatiefontwerp met inachtneming van aanwijzing 178 aan te sluiten bij het volgende.

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:
2. ….
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. ………

10. Onderdeel F
Conform het bepaalde in artikel 6, eerste lid van de Cessantia-landsverordening dient in onderdeel F van het initiatiefontwerp “Cessantia-fonds” te worden vervangen door “Cessantiafonds”.

11. Onderdeel G
In het vierde lid van het voorgestelde artikel 8a dient de zinsnede “een erkende particuliere bankinstelling” te worden vervangen door “op de rekening van de Bank bij door de Bank erkende en nader aan te geven particuliere bankinstellingen”. De Raad stelt voor geen gedeelten van onderdeel G in vet op te nemen.

In het vierde lid dient “derde lid” te worden vervangen door “vierde lid”.

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 8d dient “100%” te worden vervangen door “100 procent”.

In het voorgestelde artikel 8i, tweede lid dienen de juiste artikelen van het Burgerlijk Wetboek te worden genoemd.

12. Onderdeel H
In het voorgestelde artikel 9, eerste lid dient “Landsverordening Administratieve Rechtspraak” te worden vervangen door “Landsverordening administratieve rechtspraak”.

13. Onderdeel I
In onderdeel I van het initiatiefontwerp wordt voorgesteld om twee nieuwe artikelen na artikel 9 van de Cessantia-landsverordening op te nemen. De Raad constateert echter dat alleen één nieuw artikel in het initiatiefontwerp is opgenomen.

In het voorgestelde artikel 9a, eerste lid dient “Landsverordening Administratieve Rechtspraak” te worden vervangen door “Landsverordening administratieve rechtspraak”.

14. Onderdeel L
In het eerste lid van het voorgestelde artikel 15 dient “artikel 3 lid 1, 10 lid 3” te worden vervangen door “de artikelen 3, eerste lid, 10, derde lid”.

In het tiende en elfde lid van het voorgestelde artikel 15 dienen de juiste artikelen van het Wetboek van Strafvordering te worden genoemd.

15. Onderdeel N
In onderdeel N van het initiatiefontwerp wordt voorgesteld om artikel 16 te vernummeren tot artikel 17 terwijl niet is aangegeven hoe het nieuwe artikel 16 moet komen te luiden.

16. De inwerkingtredingsbepaling
De Raad stelt voor om de inwerkingtredingsbepaling (onderdeel O) in een apart artikel op te nemen. Bij de formulering van de inwerkingtredingsbepaling dient aangesloten te worden bij het bepaalde in aanwijzing 140.

17. Integrale tekstpublicatie
De bepaling inzake publicatie van de integrale tekst van een regeling wordt overeenkomstig aanwijzing 96 in samenhang met aanwijzing 246 in een afzonderlijke artikel opgenomen.

18. Het onderschrift
De Raad adviseert om het onderschrift van het initiatiefontwerp in overeenstemming te brengen met artikel 10 van de Bekendmakingsverordening en om de juiste benaming voor de verantwoordelijke minister zoals aangegeven in artikel 1, onder g van de Landsverordening ambtelijk bestuurlijke organisatie te hanteren.

b. De memorie van toelichting

1. Vermelding van wettelijke regelingen
In het eerste tekstblok van paragraaf “1. Algemene Beschouwingen” van de memorie van toelichting (pagina 15) wordt verwezen naar de “Landsverordeningen Ziekte- en Ongevallenverzekering”. De Raad wijst erop dat het hierbij om twee (aparte) landsverordeningen gaat, te weten de Landsverordening Ziekteverzekering en de Landsverordening Ongevallenverzekering. De Raad adviseert om de verwijzingen naar deze twee landsverordeningen in de memorie van toelichting te corrigeren.

2. Vindplaats van wettelijke regelingen
De Raad adviseert om de vindplaats van wettelijke regelingen in voetnoten op te nemen.

3. Vetgedrukte tekst en regelafstand
Het is de Raad opgevallen dat sommige gedeelten van de tekst van de memorie van toelichting vetgedrukt zijn. Tevens wordt niet dezelfde regelafstand tussen zinnen gebruikt. De Raad adviseert om met inachtneming hiervan de memorie van toelichting aan te passen.

4. Schrijffout
In het tweede tekstblok van paragraaf “1. Algemene Beschouwingen” van de memorie van toelichting (pagina 15) dient in de eerste volzin het woord “aan” te worden vervangen door “een”.

5. Cessantiafonds
Conform het bepaalde in het eerste lid van artikel 6 van de Cessantia-landsverordening dient in de memorie van toelichting de benaming “Cessantia-fonds” te worden vervangen door “Cessantiafonds”.

6. SVB
In de vijfde volzin van het tweede tekstblok van paragraaf “1. Algemene Beschouwingen” van de memorie van toelichting (pagina 15) dient “SVB” te worden vervangen door “Sociale Verzekeringsbank (SVB)”.

7. Woordgebruik
In de eerste volzin van het laatste tekstblok op pagina 15 dient de zinsnede “stelt de ondergetekende voor” te worden vervangen door “wordt voorgesteld om”. In de tweede volzin dient de zinsnede “in het onderhavige ontwerp” te worden geschrapt. De Raad stelt voor om dezelfde correctie aan te brengen in de eerste volzin van paragraaf “2. Artikelsgewijze toelichting” bij “Artikel I, Onderdeel A” op pagina 16 van de memorie van toelichting.

8. Zelfstandige leesbaarheid
In de artikelsgewijze toelichting op de onderdelen K, L en M wordt aangegeven dat de toelichting op de betreffende artikelen te vinden is in de memories van toelichting van de Landsverordening Ziekteverzekering en van de Landsverordening Ongevallenverzekering. In aanwijzing 156, eerste lid wordt bepaald dat een landsverordening van een memorie van toelichting wordt voorzien. De Raad is van oordeel dat een memorie van toelichting zelfstandig leesbaar moet zijn en dat voor de uitleg van een artikel in een wettelijke regeling niet verwezen kan worden naar de memorie van toelichting van een andere wettelijke regeling.
De Raad adviseert om met inachtneming van het bovenstaande de memorie van toelichting aan te passen.