Adviezen
RvA no. RA/42-09-LV
Uitgebracht op : 10/02/2010
Publicatie datum: 29/06/2011
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 4 november 2009 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 8 februari 2010, bericht de Raad u als volgt.
De concept-nota van wijziging strekt ertoe de ontwerp-landsverordening houdende aanvulling van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake trust (Landsverordening trust) (Zitting 2001-2002-2519) (het ontwerp) te wijzigen om onder andere de testamentaire trust mogelijk te maken, specifieke bepalingen met betrekking tot de legitieme portie uit het ontwerp te schrappen, het trustregister uit het ontwerp te schrappen in verband met de Handelsregisterverordening (P.B. 2009, no. 51), de fiscale wetgeving terzake te wijzigen en de bewijsvermoedens in artikel 46 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek te verruimen.
Bestudering van de concept-nota van wijziging en de bijbehorende toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de navolgende opmerkingen.
Algemeen
Aangezien in de concept-nota van wijziging ingrijpende wijzigingen van fiscale aard in de ontwerp-Landsverordening trust zijn aangebracht, acht de Raad het gewenst dat de Sociaal-Economische Raad (SER) over de concept-nota van wijziging adviseert. De Raad kan uit de aan de Raad overgelegde stukken niet opmaken of de regering het advies van de SER over de onderhavige concept-nota van wijziging heeft ingewonnen. Ondanks het ontbreken van het advies van de SER, heeft de Raad, gezien het belang van een spoedige totstandbrenging van wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek – zoals de ontwerp-landsverordening houdende aanvulling van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek met bepalingen inzake trust (Landsverordening trust) – en wel vóór de ontmanteling van het land de Nederlandse Antillen, het adviesverzoek in behandeling genomen. Het vorenstaande dient mede in het licht te worden gezien van het gestelde in de Slotverklaring van het bestuurlijk overleg over de toekomstige staatkundige positie van Curaçao en Sint Maarten van 2 november 2006 dat ten behoeve van de rechtsprekende taak van het Hof en de Hoge Raad eenvormigheid dient te bestaan voor wat betreft het burgerlijk recht.
De Raad geeft de regering in overweging om, voor zover dat nog niet is gebeurd, alsnog advies van de SER ter zake in te winnen.
Aangezien – afgaande op de aan de Raad overgelegde stukken – door de regering geen advies is ingewonnen van de Directie Financiën, zoals vereist in artikel 2 van het Landsbesluit versterking budgetdiscipline Land, staat het voor de Raad niet onomstotelijk vast dat er geen financiële gevolgen aan de uitvoering van de concept-nota van wijziging verbonden zullen zijn. De Raad adviseert de regering om laatstgenoemde bepaling alsnog in acht te nemen.
De Raad adviseert de regering om zowel het advies van de SER als het advies van de Directie Financiën aan de Raad toe te zenden zodra deze beschikbaar zijn. Indien het advies van de SER of dat van de Directie Financiën essentiële aspecten bevat, behoudt de Raad zich het recht voor om alsnog een aanvullend nader advies over de concept-nota van wijziging uit te brengen.
Inhoudelijke opmerkingen
De concept-nota van wijziging
ARTIKEL VIII betreffende de Successiebelastingverordening 1908
Ingevolge het voorgestelde artikel 61, vierde lid, van de Successiebelastingverordening 1908 wordt, in afwijking van de Stichting Particulier Fonds (SPF), de aanslag bij de trust pas ingevorderd op het moment dat het trustvermogen wordt uitgekeerd aan een of meer begunstigden, of indien de trust niet binnen vijf jaren wordt herroepen. In de wetstekst staat een periode van vijf jaren, terwijl in de toelichting gesproken wordt over een periode van tien jaren. Tevens staat in de wetstekst dat de periode ingaat vanaf het moment van de schenking aan de trustee, terwijl in de toelichting wordt gesteld dat de periode ingaat vanaf het moment dat de trustee bevoegd is om uitkeringen te doen op grond van de trustakte.
De Raad geeft de regering in overweging om de tekst van de nota van wijziging en de toelichting met elkaar in overeenstemming te brengen.
ARTIKEL X betreffende de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943
De Raad is van oordeel dat de toepassing van de saldomethode, zoals voorgesteld in artikel 7, tweede lid, eerste volzin, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 tot praktische problemen kan leiden. Dat artikel geeft naar het oordeel van de Raad immers niet aan hoe de saldomethode moet worden toegepast als er meerdere uitkeringen worden gedaan aan verschillende personen. De Raad geeft twee scenario’s als voorbeeld. In het eerste scenario krijgt degene die als eerste een uitkering krijgt op basis van de saldomethode een onbelaste uitkering terwijl de latere verkrijgers belast worden zodra het ‘saldo’ op is. In het tweede scenario vindt een verdeling van het saldo plaats ten behoeve van de verkrijgers. Het voorgestelde artikelonderdeel geeft voor dit scenario echter niet aan op welke wijze de verdeling dan zou moeten plaatsvinden als de trustee een discretionaire bevoegdheid heeft tot het verlenen van uitkeringen. Voorts wordt geen rekening gehouden met de belasting welke wordt geheven bij inbreng in de SPF respectievelijk trust.
De Raad adviseert om de nota van wijziging op dit punt te verhelderen.
Artikel XIII betreffende de inwerkingtreding
De voorgestelde wijzigingen worden geacht in werking te treden op de dag na die van uitgifte van het Publicatieblad waarin de afkondiging is geschied. De Raad merkt hierbij op dat er geen overgangsrecht is opgenomen. Daarnaast wordt ook niet aangesloten bij het begin van een kalenderjaar of boekjaar.
De Raad geeft de regering in overweging om voor de bestaande SPF’s een overgangsregeling op te nemen waarbij deze gebruik kunnen maken van een overgangsperiode. Daarbij zou om te beginnen moeten worden overwogen om de desbetreffende wijziging in de Landsverordening op de winstbelasting 1940 te laten ingaan per de aanvang van het eerstvolgende boekjaar, of in elk geval per het eerstvolgende kalenderjaar.
Voor het successierecht lijkt een dergelijke overgang naar het oordeel van de Raad niet nodig, aangezien ten aanzien van de SPF niets wijzigt, maar slechts de trust wordt toegevoegd.
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Zowel de concept-nota van wijziging als de toelichting daarop geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende wetstechnische en redactionele opmerkingen. De Raad volstaat met het geven van een aantal voorbeelden.
De concept-nota van wijziging
ARTIKEL IX betreffende de Landsverordening op de winstbelasting 1940
De voorgestelde wijziging van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 beoogt de trust als belastingplichtige in te voeren. De Raad acht de redactie van dat artikel echter verwarrend. Het gaat er immers om dat de verenigingen, waarbij het kapitaal niet in aandelen is verdeeld, trusts en stichtingen onderworpen zijn aan de winstbelasting indien en voorzover ze een bedrijf uitoefenen.
De Raad stelt voor om artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 als volgt te doen luiden:
“b. van de winst uit bedrijf van binnen de Nederlandse Antillen gevestigde verenigingen waarvan het kapitaal niet in aandelen is verdeeld, trusts en stichtingen, andere dan die uitsluitend ter behartiging van een algemeen maatschappelijk belang;“
ARTIKEL X betreffende de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943
Het voorgestelde artikel 7, eerste lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 stelt alle uitkeringen door trust en SPF aan ingezetenen belastbaar met inkomstenbelasting; ook de eenmalige uitkering. Dit laatste staat naar het oordeel van de Raad op gespannen voet met het doel en de strekking van artikel 7 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943. Immers dit artikel omschrijft de zogenaamde vierde bron van inkomen (de ‘periodieke uitkeringen’), zoals genoemd in artikel 3, vierde lid, van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943.
De Raad adviseert om de systematiek van de wet te volgen en de belastbaarheid van een eenmalige uitkering door een trust of SPF onder te brengen in artikel 11 van de Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943.
Toelichting
Artikel VIII betreffende de Successiebelastingverordening 1908
In onderdeel 1 van de toelichting op het voorgestelde artikel VIII van de ontwerp-Landsverordening trust (onderdeel FF van de concept-nota van wijziging) wordt de gekozen wetsystematiek toegelicht met een verwijzing naar besprekingen met de Directie Fiscale Zaken.
De Raad geeft in overweging om het standpunt van de regering in de toelichting aan te geven, maar om daarbij niet te verwijzen naar het advies van een ambtelijke dienst dat tot het standpunt van de regering heeft geleid.
ARTIKEL IX betreffende de Landsverordening op de winstbelasting 1940
Het gaat – zoals onder ‘De concept-nota van wijziging’ reeds opgemerkt – om de verenigingen, waarbij het kapitaal niet in aandelen is verdeeld, trusts en stichtingen indien en voorzover ze een bedrijf uitoefenen.
In onderdeel 1 van de toelichting op het voorgestelde artikel IX van de ontwerp-Landsverordening trust (onderdeel FF van de concept-nota van wijziging) wordt gesproken over ‘stichtingen uit bedrijven’. Het gaat naar het oordeel van de Raad echter om (bepaalde) bedrijven van stichtingen.
De Raad geeft in overweging om de toelichting op dat punt aan te passen en stelt de volgende aanpassing voor:
"Indien de Inspecteur concludeert dat de SPF geen winst realiseert met de uitoefening van een bedrijf, dan is deze SPF niet belast."
Beoogd wordt voorts om artikel 2, eerste lid, onderdeel k, van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 – waarin de objectieve vrijstelling van de SPF is geregeld – te doen vervallen. Volgens de geldende tekst van de Landsverordening op de winstbelasting 1940 is de vrijstelling van de SPF opgenomen in onderdeel i, en bestaat er geen onderdeel k meer in genoemd artikel 2.
De Raad geeft in overweging met het voorgaande rekening te houden.
De Raad heeft voor het overige geen opmerkingen.
Concluderend geeft de Raad de regering in overweging de onderhavige concept-nota van wijziging niet bij de Staten in te dienen, dan nadat met vorenstaande opmerkingen rekening zal zijn gehouden.
Willemstad, 10 februari 2010
de Ondervoorzitter, de Secretaris,
_____________________ ____________________
Prof mr. F.B.M. Kunneman mevr. mr. C.M. Raphaëla