Adviezen
RvA no. RA/60-16-LB
Uitgebracht op : 24/01/2017
Publicatie datum: 14/06/2017
Ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, strekkende tot instelling van een economische zone te Dokweg (E-Zone Dokmaatschappij)
(zaaknummers 2016/024152, 2016/29767, 2016/30541 en 2016/030938)
Advies: Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 5 december 2016 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en naar aanleiding van de behandeling hiervan op 23 januari 2017, bericht de Raad u als volgt.
I. Algemeen
Inleiding
De Damen Shipyards Group (hierna: Damen) en de Curaçaose Dok Maatschappij Holding N.V. (hierna: CDM) zijn voornemens een leaseovereenkomst met elkaar aan te gaan inzake overname en exploitatie van de CDM-activiteiten door Damen. Een van de voorwaarden om deze samenwerking tot een succes te maken is volgens de regering het instellen van een gebied gelegen aan de Dokweg 1 tot een economische zone (hierna: e-zone). Aangezien de instelling van de e-zone en de exploitatie van CDM door Damen complementaire aspecten zijn, zal de Raad ook de gevolgen van de leaseovereenkomst in dit advies de revue laten passeren.
2. De financieel- budgettaire gevolgen van de instelling van de e-zone
Kwantificering van de derving van overheidsinkomsten in de nota van toelichting behorende bij het ontwerp
Doordat de in de e-zone te vestigen maatschappijen een aantal belastingvrijstellingen zullen krijgen, zal er volgens de financiële paragraaf in de nota van toelichting behorende bij het onderhavige ontwerplandsbesluit (hierna: het ontwerp) sprake zijn van derving van overheidsinkomsten. In de financiële paragraaf wordt echter niet aangegeven hoeveel de genoemde inkomstenderving zal bedragen en waaruit deze zullen bestaan. Gezien aanwijzingen 157, onderdeel h, en 159 van de Aanwijzingen voor de regelgeving en artikel 11 van de Landsverordening comptabiliteit 2010, dient in de financiële paragraaf tenminste een indicatie te worden gegeven van de verwachte kosten en ontvangsten verbonden aan de uitvoering van het ontwerp.
De Raad adviseert de regering – voor zover mogelijk – bovenbedoelde verwachte inkomstenderving in de financiële paragraaf in de nota van toelichting behorende bij het ontwerp (hierna: financiële paragraaf) te kwantificeren en nader te onderbouwen. Ook wordt geadviseerd aan te geven hoe deze inkomstenderving zal worden gecompenseerd.
De laatste volzin van de financiële paragraaf geeft aan dat tegenover de verwachte inkomstenderving en de extra te maken kosten staan, het behoud van werkgelegenheid, investeringen in CDM en een verdeling van de opbrengsten tussen investeerders en de overheid. Volgens de Raad kan uit het bovenstaande niet worden opgemaakt hoe groot de te behalen financiële voordelen zullen zijn, derhalve kan volgens de Raad niet worden getoetst of de laatstgenoemde voordelen voldoende zullen zijn om de eerder beschreven inkomstenderving voor de overheid en de verwachte personele- en huisvestingskosten te compenseren.
De Raad adviseert de regering in de financiële paragraaf duidelijk te onderbouwen welk financieel-budgettaire effect per saldo met de instelling van de e-zone bereikt zal worden.
b. Inkomsten uit licentierecht
De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (hierna: CBCS) is ingevolge artikel 9, tweede lid van het Centrale Bank-statuut van Curaçao en Sint Maarten de centrale deviezenbank voor Curaçao. De banken die overeenkomstig artikel 9, derde en vierde lid van het Centrale Bank-statuut van Curaçao en Sint Maarten door de CBCS zijn gemachtigd om als deviezenbank werkzaam te zijn, zijn maandelijks aan de CBCS daarvoor een licentierecht verschuldigd. De geïnde licentierechten van de deviezenbanken gevestigd in Curaçao worden door CBCS aan Curaçao afgedragen. Volgens van de CBCS verkregen informatie leveren de buitenlandse betalingstransacties van CDM, die op grond van artikel 1, eerste lid van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten als ingezetene wordt aangemerkt en daardoor licentierecht verschuldigd is, jaarlijks ongeveer NAf. 750.000 aan licentierecht op voor Curaçao. De Raad constateert dat in de administratieve voorschriften van de CBCS AAV 2009 (deel 1) Deviezenbanken & Geldtransactiekantoren, richtlijn IV, onderdeel c, staat dat een rechtspersoon die tot de e-zone is toegelaten, voor de toepassing van de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten, in de regel als een niet-ingezetene wordt aangemerkt. Dit betekent dat als ten behoeve van Damen en CDM een e-zone wordt ingesteld zij op grond van genoemde administratieve voorschriften van de CBCS geen licentierecht meer hoeven te betalen.
Indien het gewenst is dat genoemd beleid van de CBCS ten aanzien van rechtspersonen die tot de e-zone zijn toegelaten wordt gehandhaafd, adviseert de Raad de regering een wettelijke grondslag daarvoor in de Regeling Deviezenverkeer Curaçao en Sint Maarten te creëren.
c. Financiële gevolgen betreffende permanente bewaking
Om het toekomstige e-zone gebied permanent te bewaken zal volgens de nota van toelichting behorende bij het ontwerp, extra douanepersoneel beschikbaar gesteld moeten worden. Volgens het Ministerie van Financiën en de financiële paragraaf zullen de activiteiten in verband met de e-zone een vierentwintig uur-bewaking door douaneambtenaren vergen met een minimale inzet van drie douaneambtenaren. Uitgaande van het gemiddelde jaarloon en huisvestingskosten wordt in de financiële paragraaf uitgegaan van totale verwachte jaarlijkse kosten van NAf 300.000.
Aangezien door de regering uitgegaan wordt van een vierentwintig uur-bewaking door de Douane concludeert de Raad hieruit dat de douaneambtenaren met een ploegendienst rooster zullen gaan functioneren. In de financiële paragraaf en in het advies van het Ministerie van Financiën d.d. 4 november 2016 wordt uitgegaan van een inzet van drie douaneambtenaren in totaal. Dit impliceert volgens de Raad de inzet van één douaneambtenaar per diensttijd (per ploeg). Het is in deze opstelling verder onduidelijk hoe omgegaan zal worden met de vervanging van de douaneambtenaren bij afwezigheid of ontstentenis van één daarvan.
Verder constateert de Raad dat er een kwantificering van de huisvestingskosten ontbreekt.
Gelet op vooral de omvang van de in te stellen e-zone qua oppervlakte en het aantal te vestigen rechtspersonen in de e-zone vraagt de Raad zich af of de inzet van in totaal drie douaneambtenaren voor een vierentwintig uur-bewaking voldoende is. De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting de inzet van het voorgenomen aantal douaneambtenaren nader toe te lichten, de huisvestingskosten te kwantificeren en de dekking van de totale kosten aan te geven.
3. Macro-economische effecten
a. De macro-economische impactanalyse
De Raad wenst op te merken dat de instelling van de e-zone Dokmaatschappij onderdeel is van een integraal plan c.q. de leaseovereenkomst tussen Damen en CDM. Derhalve kan volgens de Raad de instelling van deze e-zone als een instrument worden aangemerkt voor het bereiken van hogere economische doelen.
Gelet hierop adviseert de Raad de regering om de uitkomsten van de impactanalyse van de exploitatie van CDM door Damen aan te halen in de financiële paragraaf opdat een beeld verkregen wordt van de doorwerking van de in te stellen e-zone in de verwachte macro-economische effecten.
Ingevolge artikel 3, tweede lid van de Landsverordening economische zones 2000 (hierna: de Landsverordening) wordt de toelating tot de e-zone verleend indien van het door de rechtspersoon uit te oefenen bedrijf verwacht kan worden dat het zal bijdragen tot de economische ontwikkeling van Curaçao. De bijdrage van de exploitatie van CDM door Damen tot de economische ontwikkeling van Curaçao blijkt uit de macro-economische impactanalyse verricht door het Ministerie van Economische Ontwikkeling (hierna: MEO). Uitgaande van de verwachte omvangrijke positieve macro-economische effecten volgens de impactanalyse lijkt het de Raad niet onwaarschijnlijk dat de instelling van de e-zone en de exploitatie van CDM door Damen, per saldo voordelen zal opleveren voor Curaçao. Opgemerkt zij dat genoemd ministerie bij het verrichten van de impactanalyse een aantal uitgangspunten heeft gehanteerd. Zo staat in die analyse dat voor de komende 10 jaar verwacht wordt dat gemiddeld NAf 3,6 miljoen per jaar geïnvesteerd wordt door CDM en Damen. Voorts wordt verwacht dat de bijdrage van CDM aan de totale uitvoer van het land in de toekomst zal groeien van NAf 78 miljoen per jaar tot NAf 121 miljoen per jaar in tien jaar. Tot slot staat er dat de uitvoer door CDM, als gevolg van de bunkeringsactiviteiten, naar verwachting gemiddeld NAf 21 miljoen per jaar zal bedragen. De Raad had op zijn minst verwacht dat genoemde uitgangspunten c.q. verwachtingen in de nota van toelichting zouden worden verwerkt. De nota van toelichting gaat daarop niet in.
De Raad meent dat genoemde uitgangspunten te summier zijn weergegeven en dat de regering daarover in de nota van toelichting moet uitweiden. Ook vindt de Raad dat de regering de macro-economische impactanalyse van MEO moet laten uitbreiden met een worst-case scenario, zodat ook de minimaal te verwachten economische impact in kaart wordt gebracht.
De Raad adviseert de regering de nota van toelichting met inachtneming van het vorenstaande aan te passen.
b. De toename van directe en indirecte arbeidsplaatsen
Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten verwacht MEO bij overname en exploitatie van de CDM-activiteiten door Damen en het spin-off effect daarvan, dat onder andere het aantal directe en indirecte arbeidsplaatsen zal toenemen met ongeveer achthonderd. Naar het oordeel van de Raad is het aantal te genereren arbeidsplaatsen echter voor jaar één afhankelijk van het territorium waar de productiewerkzaamheden zullen plaatsvinden. In een scenario waar het merendeel van de werkzaamheden in het buitenland wordt uitgevoerd, zal het aantal arbeidsplaatsen afnemen.
De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting op te nemen dat eerder bedoeld scenario alleen voor één jaar geldt en toe te lichten waarom. Voorts wordt geadviseerd om aan te geven of met het afnemen van het aantal arbeidsplaatsen bij het bedoelde scenario wordt bedoeld dat het aantal arbeidsplaatsen met minder dan achthonderd zal toenemen of dat de werkgelegenheid per saldo zal afnemen.
4. Beheerder van de e-zone
Ten aanzien van de voor de e-zone aan te wijzen beheerder(s) constateert de Raad een inconsistentie in de aan de Raad aangeboden stukken. Zo wordt in de brief van MEO aan de Raad van Advies d.d. 14 september 2016, zaaknummer 2016/024152 zowel CDM als Kòrsou Ship Repair Sales and Services B.V. als beheerder genoemd. In tegenstelling tot het vorenstaande wordt bijvoorbeeld in de nota van toelichting (pagina 6, vierde tekstblok), verder in de brief van MEO d.d. 13 september 2016 en in de brief van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (hierna: het Ministerie van VVRP) aan MEO d.d. 13 september 2016 uitgegaan van enkel Kòrsou Ship Repair Sales and Services B.V. als beheerder.
De Raad adviseert de regering in de nota van toelichting duidelijkheid te geven inzake de aan te wijzen beheerder(s).
II. Inhoudelijke opmerkingen met betrekking tot het ontwerp
1. Het begrip “perceel” (artikel 1)
In artikel 1, onderdeel d van het ontwerp wordt de definitie van het begrip “perceel” gegeven. Door de zinsnede “dan wel het geheel of gedeelte van het daarop gebouwde” in de omschrijving van “perceel” in voornoemd artikelonderdeel zou de conclusie kunnen worden getrokken dat slechts het op het perceel gebouwde of een deel daarvan als e-zone kan worden aangewezen. De Raad is van oordeel dat dit niet in overeenstemming is met de strekking van de Landsverordening.
De Raad adviseert de regering de woorden “dan wel” in onderdeel d van artikel 1 van het ontwerp te vervangen door het woord “inclusief”.
2. De begrenzing van de terreinen waar de e-zone zal worden ingesteld (artikel 2)
In het advies van het Ministerie van VVRP d.d. 13 september 2016 (pagina 5) staat dat er een aantal bestaande bedrijven aanwezig is op het terrein waar de e-zone thans zal worden ingesteld. Het gaat om een credit union, scholen, hotelfaciliteiten en een ship and travel agency. Deze bedrijven verlenen volgens voornoemd ministerie diensten die niet in een e-zone thuishoren, maar vormen geen beletsel voor de instelling van de e-zone op het betreffende terrein omdat hun aantal ruimschoots binnen het door het toenmalige bestuurscollege van het eilandgebied Curaçao vastgestelde beleid omtrent de in de e-zone gevestigde bedrijven blijft. Uit het door het toenmalige bestuurscollege vastgestelde beleid (stuknummer 2001/25774) volgt blijkens het Ministerie van VVRP immers dat minimaal negentig procent van de aanwezige bedrijven dient te zijn toegelaten als e-zone bedrijf dan wel minimaal negentig procent van het netto-oppervlakte van de e-zone in gebruik dient te zijn door bedrijven die op grond van de Landsverordening zijn toegelaten. De Landsverordening regelt in artikel 3 de toelating tot een als e-zone aangewezen terrein. Ingevolge artikel 3, eerste en tweede lid van de Landsverordening komen alleen rechtspersonen met een in aandelen verdeeld kapitaal die uitsluitend in die zone een bedrijf uitoefenen in aanmerking voor toelating tot een als e-zone aangewezen terrein. Ook kan toelating slechts plaatsvinden indien van de rechtspersoon kan worden verwacht dat haar bedrijf zal bijdragen aan de economische ontwikkeling van Curaçao.
Het is voor de Raad niet duidelijk op welke bevoegdheid genoemd beleid van bovengenoemd bestuurscollege was gebaseerd. Een bestuursorgaan kan alleen beleid vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, danwel door hem gedelegeerde bevoegdheid. Naar het oordeel van de Raad laat artikel 3, eerste lid van de Landsverordening geen ruimte voor de vaststelling van een dergelijk beleid.
De Raad is van oordeel dat bovengenoemde bestaande bedrijven die niet aan de vereisten bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid van de Landsverordening voldoen buiten de terreinen die als e-zone worden ingesteld moeten blijven. Zij zullen bij de aanduiding en begrenzing van de e-zone in het ontwerp van die zone moeten worden afgezonderd.
De Raad adviseert de regering het ontwerp met inachtneming van het vorenstaande aan te passen.
3. Evaluatie van de in de e-zone toegelaten rechtspersonen
Indien van een rechtspersoon kan worden verwacht dat deze zal bijdragen aan de economische ontwikkeling van het land kan zij – gebruikmakend van bepaalde fiscale faciliteiten – tot een e-zone worden toegelaten. De Raad deelt de mening van de Sociaal Economische Raad (hierna: SER) opgenomen in zijn advies (pagina’s 2 en 3) van 16 december 2016, met kenmerk 149/2016-SER dat de tot de e-zones toegelaten rechtspersonen periodiek dienen te worden geëvalueerd op hun totale bijdrage aan de economische ontwikkeling van Curaçao.
De Raad adviseert de regering – voor zover dit niet geschiedt – er op toe te zien dat de rechtspersonen gevestigd in de e-zones regelmatig aan evaluaties worden onderworpen opdat inzicht wordt verkregen in de door deze rechtspersonen daadwerkelijk geleverde bijdrage aan de economie van Curaçao, teneinde te beoordelen of de geleverde bijdrage waardig is om deze rechtspersonen – die een bevoorrechte marktpositie genieten – in de e-zones te behouden.
4. Regels ten behoeve van een doeltreffende douanecontrole
Ingevolge artikel 2, vierde lid van de Landsverordening worden bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels gesteld inzake de bewaking van een e-zone door ambtenaren der invoerrechten en accijnzen en de daaraan verbonden kosten, inzake de afscheiding en de afsluiting van het terrein of de terreinen behorende tot een e-zone, alsmede voorschriften ten behoeve van een doeltreffende douanecontrole. In verband met het feit dat de e-zone zal worden ingesteld voor het verlenen van diensten met een goederenstroom heeft het Ministerie van VVRP in zijn eerdergenoemd advies een zestal voorwaarden gesteld waaraan in de als e-zone aangewezen terreinen voldaan moet worden (pagina’s 4 en 5). Zo moet er rondom de hele als e-zone aan te wijzen terreinen, met uitzondering van het gedeelte van de terreinen dat direct aan het water grenzen, een omheining worden geplaatst. Genoemde voorwaarden zijn gesteld ten behoeve van een deugdelijke controle van het goederenverkeer op de terreinen door de douane. De Raad merkt op dat die regels niet in het ontwerp zijn opgenomen. Dit terwijl genoemde regels op grond van artikel 2, vierde lid van de Landsverordening bij of krachtens landsbesluit, houdende algemene maatregelen, moeten worden gesteld.
De Raad adviseert de regering genoemde regels ten behoeve van een doeltreffende douanecontrole in het ontwerp op te nemen.
5. Gebruik van de e-zone (artikel 3)
In artikel 3 van het ontwerp wordt bepaald dat:
minimaal negentig procent van de in de e-zone gevestigde bedrijven een rechtspersoon is, of,
minimaal negentig procent van de netto-oppervlakte die in gebruik is, in gebruik is bij één of meer rechtspersonen.
Opgemerkt zij dat het voorgestelde artikel 3 de wettelijke vastlegging is van het onder onderdeel 1, sub b van dit advies genoemd beleid van het toenmalige bestuurscollege, waarvan het Ministerie van VVRP in zijn advies d.d. 13 september 2016 melding maakt. Uit artikel 3, eerste lid van de Landsverordening en de hierbij behorende memorie van toelichting (pagina 6, tweede tekstblok) volgt immers dat tot een e-zone alleen rechtspersonen (dus geen andere bedrijfsvormen) met een in aandelen verdeeld kapitaal worden toegelaten die uitsluitend in die zone een bedrijf zullen uitoefenen. De Raad is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het voorgestelde artikel 3 niet in overeenstemming is met artikel 3, eerste lid van de Landsverordening.
De Raad adviseert de regering het voorgestelde artikel 3 met inachtneming van het bovenstaande aan te passen.
6. De in de e-zone te verrichten diensten
Ingevolge artikel 4 van het ontwerp worden in of vanuit de e-zone uitsluitend diensten verleend in overeenstemming met artikel 1, eerste lid, onder d, en artikel 2 van de Landsverordening, zonder dat er daarbij sprake is van een fysieke goederenstroom. De Raad merkt op dat men in de adviezen van WJZ d.d. 13 september 2016 (pagina 2, bovenaan), het Ministerie van VVRP d.d. 13 september 2016 (pagina 2, bovenaan) en de SER d.d. 16 december 2016 (pagina 1, onderaan), in tegenstelling tot artikel 4 van het ontwerp, ervan uit gaat dat in de e-zone sprake zal zijn van een fysieke goederenstroom.
De Raad adviseert de regering het voorgestelde artikel 4 met inachtneming van het vorenstaande aan te passen.
7. Boeteclausule (artikelen 5, tweede lid en 8, tweede lid)
In het tweede lid van de artikelen 5 en 8 van het ontwerp wordt gesproken van een boeteclausule ter hoogte van een bedrag van NAf 50.000,- De boeteclausule is in het onderhavige geval kortgezegd een ingrijpen van de overheid in een privaatrechtelijke rechtsverhouding. De Raad mist in de nota van toelichting een onderbouwing voor dit ingrijpen van de overheid in een privaatrechtelijke rechtsverhouding.
Verder valt ingevolge genoemde artikelenleden van het ontwerp de boete ten gunste van de verkoper. In de nota van toelichting is niet onderbouwd waarom deze keuze is gemaakt.
De Raad adviseert de regering het voorgestelde in de artikelen 5, tweede lid en 8, tweede lid, van het ontwerp met de toelichting daarop met inachtneming van het bovenstaande te heroverwegen.
8. Kosten van deskundigen bij arbitrage (artikel 7, derde lid)
In de laatste volzin van het derde lid van artikel 7 van het ontwerp wordt bepaald dat de kosten verbonden aan de uitspraak van de (arbitrage)deskundigen ten laste komen van de verwijderde rechtspersoon en van de beheerder, ieder voor de helft.
Het bepalen van de kosten van arbitrage vormt een vast onderdeel van het arbitrageproces[1]. De Raad is van oordeel dat het aan de deskundigen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het ontwerp zelf overgelaten dient te worden om de kosten verbonden aan de uitspraak van voornoemde deskundigen te bepalen.
De Raad adviseert de regering om artikel 7, derde lid, laatste volzin van het ontwerp te schrappen.
III. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard
Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend geeft de Raad van Advies de regering in overweging conform de in het ontwerplandsbesluit, houdende algemene maatregelen, opgenomen voorstellen te besluiten, nadat met het vorenstaande rekening is gehouden.
Willemstad, 24 januari 2017
de fungerend Ondervoorzitter, de Secretaris,
___________________________ ____________________
mevr. mr. L.M. Dindial mevr. mr. C.M. Raphaëla
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/60-16-LB
Zowel het ontwerp als de nota van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden.
a. Het ontwerp
Het opschrift
Voorgesteld wordt in het opschrift en in artikel 13 van het ontwerp “Landsbesluit” voor “E-zone” in te voegen.
Artikel 1
Het ontwerp strekt tot uitvoering van de Landsverordening. Ingevolge artikel 2, tweede lid van de Landsverordening wordt in het instellingsbesluit een nauwkeurige aanduiding en begrenzing gegeven van het terrein of de terreinen waar de e-zone zal worden ingesteld. In artikel 1, onderdeel d, van het ontwerp wordt echter een definitie van het begrip “perceel” gegeven. Genoemde definitie komt echter niet overeen met het begrip “terrein” of “terreinen” die in de Landsverordening wordt gehanteerd. Overeenkomstig aanwijzing 42 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wordt in een uitvoeringsregeling dezelfde terminologie gebruikt als in de regeling waarop zij is gebaseerd. Bovendien wordt opgemerkt dat de regering niet consequent is in het gebruik van de begrippen in het ontwerp daar er in het voorgestelde artikel 11 de term “terrein” in plaats van “perceel” wordt gehanteerd en in de laatste volzin van artikel 6, eerste lid, “de grond” in plaats van “het perceel”.
Voorgesteld wordt het begrip “perceel” te vervangen door het begrip “terrein” en in het ontwerp en de nota van toelichting consequent te zijn in de gehanteerde begrippen.
Voorgesteld wordt in het voorgestelde artikel 1, onderdeel e te verwijzen naar artikel 3, eerste lid van de Landsverordening in plaats van naar artikel 3.
Voorgesteld wordt in het voorgestelde artikel 1, onderdeel f te verwijzen naar artikel 4, eerste lid en tweede lid van de Landsverordening in plaats van naar artikel 4.
In artikel 1, onderdelen c, e en f van het ontwerp dient het woord “landsverordening” steeds te worden vervangen door “Landsverordening”. De Raad adviseert om dezelfde aanpassing in de rest van het ontwerp (zie bijvoorbeeld het voorgestelde artikel 5, eerste lid) en de nota van toelichting (zie bijvoorbeeld het eerste tekstblok “onder § 1. Inleiding” op pagina 6) aan te brengen.
Artikel 2
In het voorgestelde artikel 2, eerste lid worden de terreinen waar de e-zone zal worden ingesteld kadastraal aangeduid met meetbrieven en een gewaarmerkte kaart genaamd “Kadastrale indeling percelen Curaçao Dry Dock Company Inc. Netherlands Antilles”, no. C-10234A, juli 2016. De Raad meent dat genoemde kaart waar de e-zone wordt aangegeven als bijlage bij het landsbesluit moet worden vastgesteld, zodat het ook kracht van wet krijgt.
De Raad adviseert daarom in het voorgestelde artikel 2, eerste lid het woord “aangeduid” te vervangen door “aangegeven” en na “Dokweg no. 1,” in te voegen “in de bijlage bij dit landsbesluit”. Voorts dient op de gewaarmerkte kaart te worden vermeld dat het de bijlage is behorende bij het onderhavige landsbesluit.
In het voorgestelde artikel 2, derde lid staat dat de in het eerste lid bedoelde e-zone in het landsbesluit nader zal worden aangeduid als: E-Zone Dokmaatschappij. De Raad merkt echter op dat bij de aanduiding van genoemde e-zone verder op in het ontwerp niet gesproken wordt van E-Zone Dokmaatschappij maar van e-zone.
Voorgesteld wordt in het ontwerp “e-zone” telkens te vervangen door “E-Zone Dokmaatschappij”
b. De nota van toelichting
Pagina 6
Voorgesteld wordt in het vijfde tekstblok “MCB bank” te vervangen door “Maduro & Curiel’s Bank N.V.”
Voorgesteld wordt het laatste tekstblok (laatste volzin op pagina 6) te herformuleren daar genoemde volzin niet goed loopt.
[1] Zie “Arbitrage en mediation regels van het Arbitrage-instituut van de Nederlandse Antillen en Aruba”.