Persbericht Bijdrage mr. dr. Aubrich Bakhuis

PERSBERICHT
24 Juli 2023.

Bijdrage mr. dr. Aubrich Bakhuis

Onderlinge regeling:
Meer autonomie, minder democratie?

WILLEMSTAD – In de ‘Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen’ zijn de afspraken vastgelegd die zijn gemaakt tussen de regeringen van de CAS-eilanden (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) en Nederland voor samenwerking om de in de landspakketten vervatte economische en bestuurlijke hervormingen te realiseren. Deze onderlinge regeling heeft betrekking op onderwerpen die tot de ‘eigen aangelegenheden’ of ‘autonomie’ van de eilanden behoren. Maar de vraag is gerechtvaardigd of de democratie gebaat is bij de keuze voor deze vormvrije onderlinge regeling als alternatief voor de consensusrijkswet COHO (Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling). Met deze vraag zet mr. dr. Aubrich Bakhuis de toon in zijn bijdrage aan het jaarverslag van de Raad van Advies over 2022.

De verschillende vormen van onderlinge regelingen
Onderlinge regelingen hebben hun grondslag in het Statuut en zijn bedoeld voor de samenwerking tussen de landen op onderwerpen die tot de eigen aangelegenheden van de landen behoren. De landen kunnen er onder andere voor kiezen om de afspraken voor samenwerking vast te leggen in een consensusrijkswet of een Algemene Maatregel van Rijksbestuur (AMvRB). Een derde optie voor de samenwerking is de vormvrije onderlinge regeling. Het Statuut bevat geen regels voor de procedure, inhoud en vorm van de onderlinge regeling. Deze overeenkomst komt tot stand door overleg en onderhandelingen tussen de regeringen van de betrokken landen. Zij valt onder de exclusieve verantwoordelijkheid en bevoegdheid van de betrokken bewindspersonen.

Aanleiding voor het zoeken naar een alternatieve vorm van samenwerking
Het behoud van autonomie was voor de eilanden van doorslaggevend belang in de keuze van de ‘Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen’ als alternatief voor de consensusrijkswet COHO. Mr. dr. Bakhuis bevestigt dat het regelen van eigen aangelegenheden door middel van een consensusrijkswet of AMvRB, grote gevolgen heeft voor de autonomie van de CAS-eilanden. Ten eerste omdat hun betrokkenheid bij het totstandkomingsproces aanmerkelijk beperkt is, maar ook omdat een consensusrijkswet boven de landsregelingen staat. Dat houdt in dat bij het vaststellen van autonome landsregelingen, rekening moet worden gehouden met de hogere consensusrijkswet.

Wel bepaalt het Statuut dat de parlementen van de CAS-eilanden geraadpleegd moeten worden bij de totstandkoming van een consensusrijkswet. Zo kunnen volksvertegenwoordigers van de eilanden de mondelinge behandeling in de Tweede en Eerste Kamer bijwonen, het woord voeren, amendementen voorstellen en een verzoek indienen om de stemming uit te stellen zodat eerst nader overleg in de rijksministerraad kan worden gevoerd.
Daarentegen is de vormvrije onderlinge regeling een overeenkomst tussen de regeringen van de betrokken landen en is het aan de regeringen om te bepalen of en hoe zij hun parlementen gedurende dit proces erbij betrekken.

De ‘Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen’ is in werking getreden zonder voorafgaande parlementaire goedkeuring. Het parlement heeft alleen reguliere sturingsmiddelen zoals het recht op inlichtingen en het interpellatierecht. Ook kunnen de Staten moties aannemen waarin de regering in een bepaalde richting wordt gestuurd. Zolang het geen motie van wantrouwen betreft, zijn de moties echter niet bindend voor de regering en de betrokken bewindslieden.

Anders dan een consensusrijkswet of AMvRB, werkt een onderlinge regeling niet automatisch door in de rechtsorde van de CAS-eilanden. De landen kunnen er wel voor kiezen om de afspraken van de onderlinge regeling – los van een consensusrijkswet of AMvRB – in een landsverordening om te zetten. Dat is in dit geval niet gebeurd. De hervormingsafspraken zijn vastgelegd in landspaketten en worden uitgewerkt in een uitvoeringsagenda en een plan van aanpak. Aangezien het Statuut geen duidelijke regels biedt voor de procedure, vorm of inhoud van de onderlinge regeling, hebben de betrokken regeringen daar aanzienlijke vrijheid in. Een en ander kan leiden tot vragen over de democratische legitimiteit van de onderlinge regeling, vooral als deze tot stand is gekomen zonder parlementaire goedkeuring.

Duurzame basis voor samenwerking
Mr. dr. Bakhuis benadrukt dat het belangrijk voor de landen is om afspraken te maken over tussentijdse wijziging of beëindiging, aangezien het wegvallen van de consensus tussen de landen kan leiden tot onduidelijkheid en nadelige gevolgen. De onderhavige onderlinge regeling bevat geen wijzigingsbepaling, maar biedt de landen wel de ruimte om de landspakketten in overeenstemming met elkaar te wijzigen. Hij bevat wel een regeling voor voortijdige beëindiging, maar ook daarvoor is consensus tussen de landen vereist. De vraag is wat er gebeurt als een van de landen de onderlinge regeling eenzijdig en tussentijds wil beëindigen.

“The proof of the pudding is in the eating”, besluit mr. dr. Bakhuis zijn artikel. “Vooralsnog mogen we uitgaan van het positieve gevoel dat de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister-Presidenten van de CAS-eilanden uitstraalden tijdens de presentatie van de ‘Onderlinge regeling samenwerking bij hervormingen’, en de bemoedigende woorden van de Gouverneur van Curaçao in haar toespraak van 26 april 2023.”

Voor de gehele bijdrage van mr. dr. Bakhuis wordt verwezen naar het jaarverslag 2022 van de Raad van Advies, dat vanaf 20 yuli 2023 gepubliceerd is op de website van de Raad, www.raadvanadvies.cw.

Namens de ondervoorzitter van de Raad van Advies
Mevrouw mr. C. Raphaëla, secretaris